NL193206C - Inwendige prothese voor het proximale handgewricht. - Google Patents

Description

1 193206

Inwendige prothese voor het proximale handgewricht

De uitvinding heeft betrekking op een inwendige prothese voor het proximale handgewricht met een proximaal gewichtsdeel, dat een in het kanaal van het distale spaakbeen inbrengbare steel alsmede een 5 gewrichtsholte omvat, en een tweede, distaai gewrichtsdeel, dat een in een middenhandsbeen inbrengbare steel en een, een bolvormig gewichtsvlak omvattende gewrichtskop omvat, waarbij het proximale gewrichtsdeel een de gewrichtsholte omvattend inzetstuk omvat, dat losneembaar aan het proximale gewrichtsdeel is bevestigd en uit een geschikte kunststof, bij voorkeur polyethyleen, is gevormd.

Bij een dergelijke, uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-4.784.661 bekende prothese heeft de 10 gewrichtskop in een vlak, waarin de prothese een buig- en strekbeweging kan uitvoeren, een Y-vorm en in een vlak dwars daarop een cirkelvorm. De gewrichtskop is schamierbaar gelagerd tegen het inzetstuk.

Een nadeel van een dergelijke prothese is dat de gewrichtskop van het inzetstuk af kan geraken. Daarnaast ligt het draaipunt respectievelijk de draaiïngsassen van de op zich bekende prothese vast zodat de prothese slechts geschikt is voor bepaalde handgewrichten. Het draaipunt respectievelijk de draaiïngsas-15 sen van het menselijk handgewricht verschillen namelijk per persoon wat betreft hun ligging. Aanpassen van de inwendige prothese aan de verschillende anatomieën zou echter de vervaardiging van inwendige prothesen van verschillende afmetingen met een daarbij passende bevoorrading vereisen. Dit is betrekkelijk duur.

Het doel van de uitvinding is om een inwendige prothese voor het proximale handgewricht te verschaffen 20 die aanpassing aan de anatomische ligging van de gewrichtsassen mogelijk maakt.

Dit doet wordt bij de inwendige prothese volgens de uitvinding bereikt, doordat de gewrichtskop van het distale gewrichtsdeel in de buig- en strekrichting torusvormig is en dienovereenkomstig de gewrichtsholte van het inzetstuk is gevormd, de gewrichtsholte naar boven toe, in het midden en naar kanten toe nauwer is ter vorming van een spleet en de torusvormige gewrichtskop met betrekkelijke grote speling in de gewrichts-25 holte zit.

Daardoor wordt in de buig- en strekrichting bij benadering het gedrag van een kogelgewricht bereikt. Dwars daarop, dat wil zeggen in het vlak van spaakbeen en ellepijp, is de natuurlijke afwijking betrekkelijk gering en kan deze bij het gewricht volgens de uitvinding tot 20° worden beperkt.

Er volgt derhalve zwenken van de torusvormige gewrichtskop in de gewrichtsholte van de ene naar de 30 andere kant wanneer er een zwaaiende beweging in het vlak van de ellepijp en het spaakbeen plaatsvindt.

De gewrichtsholte van het inzetstuk heeft ten minste in het middelste gebied boven respectievelijk distaai een insnoering om een spleet te vormen, zodat enerzijds de beschreven begrenzing van het zwaaien wordt bereikt en anderzijds weerstand tegen het eruit trekken van de distale gewrichtskop wordt verkregen.

Het inzetstuk wordt bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding bij voorkeur door een bakvormig 35 opneemstuk in het proximale gewrichtsdeel gehouden. Het opneemstuk kan bestaan uit een vlakke bodem met zijdelingse wanddelen, die het dienovereenkomstig gevormde gedeelte van het gewrichtsinzetstuk opnemen en begrenzen. Door verschillende hoogteafmetingen van het gewrichtsinzetstuk kan de hoogte van de gewrichtsholte van het inzetstuk worden veranderd en daardoor ook de ligging van het draaipunt respectievelijk de draaiassen. Aanpassing aan de anatomische ligging van het draaipunt vereist derhalve 40 slechts het gebruik van verschillende inzetstukken, terwijl de inwendige prothese met de overige onderdelen uniforme afmetingen kan bezitten respectievelijk slechts in grof ingedeelde groepen van afmetingen moet worden vervaardigd.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is aan de steel van het distale gewrichtsdeel een zich dwars daarop uitstrekkende flens aangebracht, die echter in de normale zwaaiposities van het distale 45 gewrichtsdeel het inzetstuk niet raakt. De flens vormt echter een begrenzing voor het zwaaien bij maximaal buigen en strekken. De flens kan ook worden gebruikt om een schroef in een passende boring op te nemen, welke schroef in het naburige middenhandsbeen, bijvoorbeeld het tweede, kan worden geschroefd. Te dien einde kan de schroef een bolvormige kop bezitten die met een bolvormige inzinking in de boring samenwerkt, zodat er een passende instelling van de hoek overeenkomstig de natuurlijke hoek kan worden 50 verkregen.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin dat aan de steel respectievelijk in het gebied van opname van het eerste gewrichtsdeel een zijdelings aanzetstuk is gevormd dat in geïmplanteerde toestand in de richting van de distale uitloper van het spaakbeen wijst. Op deze wijze wordt er beveiliging tegen draaien verkregen. Bij het dienovereenkomstig voorbereiden van het distale gebied van het spaak-55 been wordt de desbetreffende uitloper (processus styloidus) niet verwijderd.

De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aan de hand van tekening.

193206 2

Figuur 1 toont in een bovenaanzicht het skelet van een linkerhand met een inwendige prothese volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont de inwendige prothese volgens figuur 1 in hetzelfde aanzicht, maar met een deviatie in de richting van de ellepijp.

5 Figuur 3 toont de inwendige prothese volgens figuur 2 in een over 90° gedraaid aanzicht.

Figuur 4 toont het proximate gewrichtsdeel van de inwendige prothese volgens figuur 2 in een bovenaanzicht.

Figuur 5 toont het distale gewrichtsdeel van de inwendige prothese volgens figuur 2 in een bovenaanzicht.

10 Figuur 6 toont in een eindaanzicht een inzetstuk van een gewricht in dezelfde oriëntering als in figuur 2 is weergegeven.

Figuur 7 toont het inzetstuk van het gewricht volgens figuur 6 in bovenaanzicht.

Figuur 8 toont een doorsnede door de afbeelding van figuur 8 volgens de lijn 8-8.

Figuur 9 toont een doorsnede door de afbeelding van figuur 7 volgens de lijn 9-9.

15

In figuur 1 is het skelet 10 van de linkerhand weergegeven, in het proximale gewricht waarvan een inwendige prothese 12 is opgesteld. Eerst wordt aan de hand van verdere figuren de opbouw van de inwendige prothese nader beschreven en vervolgens de implantatie volgens figuur 1.

De inwendige prothese 12 bezit een proximaal gewrichtsdeel 14 met een steel 16 en een opneem-20 element 18 voor een gewrichtsinzetstuk 20. In het distale gebied vertoont de steel 16 een zijdelings aanzetstuk 22 dat aan het bakvormige opneemelement 18 grenst. Laatstgenoemd element bestaat uit een vlakke bodem 24 (figuur 4) en tegenover elkaar gelegen wanddelen 26 en 28 alsmede tegenover elkaar gelegen wanddelen 30 en 32. De wanddelen 30 en 32 strekken zich slechts over een gedeelte van de breedte van het opneemelement 18 uit. Zoals uit de figuren 2, 3 en 4 blijkt, heeft het uit een geschikt 25 kunststofmateriaal, bijvoorbeeld polyethyleen, bestaande inzetstuk 20 een blokachtig onderste gedeelte 36, dat passend door het bakvormige opneemelement 18 is opgenomen. Het blokachtige gedeelte 36 is aan drie kanten enigszins ingesprongen, zodat het bovenste gedeelte van inzetstuk 20 bij benadering overeenkomt met de contour van het opneemelement 18. Het inzetstuk 20 is daardoor zowel in proximale richting als naar de kanten toe betrouwbaar vastgezet.

30 Een distaai gewrichtsdeel 40 bezit een steel 42, waaraan een zich dwars daarop uitstrekkende flens 44 is aangebracht. Aan de van de steel 42 afgekeerde kant van de flens 44 is een gewrichtskop 46 gevormd, die in een gewrichtsholte 48 van het inzetstuk 20 zit. Een brug 70 tussen de steel 42 en de flens 44 dient als beveiliging tegen torsie.

Zoals uit het samen bekijken van de figuren 2 en 3 blijkt is de gewrichtskop 46 gemaakt in de vorm van 35 een torus, hetgeen bij de afbeelding volgens figuur 2 een eerste cirkelvormige dwarsdoorsnede en loodrecht daarop (figuur 3) een tweede cirkelvormige dwarsdoorsnede oplevert. Zoals eveneens uit de figuren 2 en 3 blijkt, is de gewrichtsholte 48 voorzien van overeenkomstige gewrichtsvlakken. De grotere cirkelachtige gewrichtsvlakken dienen voor het teweegbrengen van buigen en strekken (figuur 3), bijvoorbeeld over een hoek van maximaal 55°. Loodrecht daarop wordt draaiing in de richting van het vlak van ellepijp en 40 spaakbeen mogelijk gemaakt over maximaal 20°. Te dien einde is de in de dwarsdoorsnede volgens figuur 2 cirkelvormige holte 48 groter uitgevoerd dan de daarbij passende dwarsdoorsnede van de torusvormige gewrichtskop 46 (figuur 2), zodat zowel in het bovenste als in het onderste gebied van de holte 48 van de begrensde mogelijkheid tot draaien beschikbaar wordt gesteld. In de buig- en strekrichting heeft begrenzing door de flens 44 plaats.

45 Zoals uit het samen bekijken van de figuren 6 en 8 blijkt, loopt de bovenkant van het inzetstuk 20 op van de hoeken naar de beide orthogonale assen toe. Dit is bijvoorbeeld in figuur 6 met het verwijzingscijfer 50 aangegeven. In het middelste gebied is er eveneens een dakvormige stijging naar de holte 48 toe, zoals met het verwijzingscijfer 52 aangegeven. De holte 48 heeft verder in het middelste gebied een nauwe dwarsdoorsnede 54, die met de daarbij passende insnoering 56 van de torusvormige gewrichtskop 46 50 samenwerkt, daarom verdraaiing niet belemmert, maar wel tegenstand biedt tegen het eruit trekken van het distale gewrichtsdeel respectievelijk de gewrichtskop 46. Toch kan de gewrichtskop 46 er echter worden uitgetrokken, waarbij het uit kunststof bestaande inzetstuk 20 dienovereenkomstig zijdelings wordt vervormd. Begrenzing van zwaaien in de buig- en strekrichting vindt plaats door passende vormgeving van de gewrichtsholte 48 volgens figuur 7, die naar de einden toe kleiner wordt. Om zwaaiende beweging van het 55 distale gewrichtsdeel in de richting van de ellepijp en het spaakbeen te begrenzen, is in de nauwe dwarsdoorsnede 54 een passende afschuining 58 gevormd.

De flens 44 heeft bovendien een langwerpig gat 60 voor het opnemen van een schroef 62 met een

Claims (6)

1. Inwendige prothese voor het proximale handgewricht met een proximaal gewichtsdeel (14), dat een in het kanaal van het distale spaakbeen inbrengbare steel (16) alsmede een gewrichtsholte omvat, en een tweede, distaai gewrichtsdeel (40), dat een in een middenhandsbeen inbrengbare steel (42) en een, een bolvormig gewichtsvlak omvattende gewrichtskop (46) omvat, waarbij het proximale gewrichtsdeel (14) een de gewrichtsholte omvattend inzetstuk (20) omvat, dat losneembaar aan het proximale gewrichtsdeel (14) is 25 bevestigd en uit een geschikte kunststof, bij voorkeur polyethyleen, is gevormd, met het kenmerk, dat de gewrichtskop (46) van het distale gewrichtsdeel (40) in de buig- en strekrichting torusvormig is en dienovereenkomstig de gewrichtsholte (48) van het inzetstuk is gevormd, de gewrichtsholte (48) naar boven toe, in het midden en naar kanten toe nauwer is ter vorming van een spleet en de torusvormige gewrichtskop (46) met betrekkelijk grote speling in de gewrichtsholte (48) zit.

2. Inwendige prothese volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het proximale gewrichtsdeel (14) een bakvormig opneemelement (18) voor het inzetstuk (20) bezit.

3. Inwendige prothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan een steel (42) van het tweede gewrichtsdeel (40) een zich dwars uitstrekkende flens (44) is vastgemaakt, die gewoonlijk in alle standen van het gewricht op afstand van het inzetstuk (20) ligt.

3 193206 bolvormige kop 64. Te dien einde heeft het langwerpige gat 60 een boivormige inzinking 66. De steel van de schroef 62 kan daardoor in beperkte mate een verschillende hoek aannemen. Vermeld wordt nog dat de gewrichtsdelen 14 en 40 uit een geschikt, met het lichaam verenigbaar, metallisch materiaal kunnen bestaan, zoals een chroom-nikkel-kobaltlegering of titaan.

4. Inwendige prothese volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de flens (44) een boring (60) voor het opnemen van een schroef (62) ter bevestiging in een naburig middelhandsbeen.

5. Inwendige prothese volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de boring (60) aan de van de steel afgekeerde kant bolvormig is uitgevoerd en de schroef een bolvormig uitgevoerde kop (64) kan hebben.

5 In figuur 1 is te zien dat de steel 16 in het kanaal van het distale spaakbeen 70 is gedreven, waarbij het aanzetstuk 22 naar de processus styloidus 72 is gekeerd en daardoor rotatiestabiliteit mogelijk maakt. De opstelling van het opneemelement 18 en daarmee van het inzetstuk 20 is zodanig, dat de gewrichtsholte van het inzetstuk 20 ten opzichte van de as van de steel 16 is verplaatst. De steel 42 van het distale gewrichtsdeel is in het derde middelhandsbeen gedreven. De schroef 62 zit in het tweede middelhandsbeen 10 onder een hoek van ongeveer 20°. Door een verschillende hoogte van het onderste gedeelte 36 van het inzetstuk 20 kan het draaipunt van de holte 48 respectievelijk van de gewrichtskop 46 overigens worden gevarieerd voor aanpassing aan de anatomie van de patiënt. De prothese volgens de uitvinding wordt zonder cement geïmplanteerd. Ze heeft bovendien het voordeel 15 dat ze zeer kleine uitwendige afmetingen heeft.

6. Inwendige prothese volgens een der voorgaande conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat aan de steel 40 (16) respectievelijk in het gebied van het opneemelement (18) van het eerste gewrichtsdeel (14) een aanzetstuk (22) is gevormd, dat in geïmplanteerde toestand in de richting van de distale uitloper (72) van het spaakbeen (70) wijst. Hierbij 3 bladen tekening