NL192699C - Geldspeelautomaat met steeds gemeenschappelijk roterende en stilstaande winstsymboolreeksen. - Google Patents

Description

1 192699

Geldspeelautomaat met steeds gemeenschappelijk roterende en stilstaande winstsymboolreeksen

De onderhavige uitvinding betreft een geldspeelautomaat met ten minste twee groepen rotatielichamen, waarbij ten minste één groep (n) rotatielichamen met afzonderlijke diameters en afzonderlijke aantallen op 5 arreteerstanden aangebrachte winstsymbolen omvat, waarbij de winstsymbolen in stilstaande toestand van de rotatielichamen als n-voudige reeks in vensters zijn getoond.

Een dergelijke geldspeelautomaat is bekend uit het Duitse "Gebrauchsmuster” 79.31812, waarbij de n rotatielichamen van de groep verschillende aantallen winstsymbolen omvatten. Na het van elkaar afhankelijk stilzetten hiervan in arreteerstanden wordt een reeks van n symbolen in vensters getoond als speelresultaat, 10 dat in combinatie met aanvullende symbolen het uiteindelijke spelresultaat vormt. Het aantal met de rotatielichamen van de groep te vormen reeksen van n symbolen, dat voor het toekennen van afzonderlijke winsten in een winstbereik voldoende groot dient te zijn, kan door vermenigvuldiging van de eventueel afzonderlijke aantallen worden berekend.

De geldspeelautomaat volgens de bekende techniek heeft als nadeel, dat afzonderlijke aandrijvingen 15 voor elk van de rotatielichamen van de groep vereist zijn om bij gelijktijdige rotatie en gelijktijdige stilstand na elk spel afzonderlijke spelresultaten te kunnen genereren aangezien de rotatielichamen, die gelijktijdig in een rotatiebeweging en gelijktijdig tot stilstand worden gebracht, voor het verkrijgen van afzonderlijke spelresultaten derhalve met afzonderlijke snelheden dienen te worden aangedreven.

De uitvinding beoogt althans het bovengenoemde bezwaar weg te nemen, en verschaft hiertoe een 20 geldspeelinrichting van het bovengenoemde soort, die zich hiervan onderscheidt, doordat geen van de aantallen arreteerstanden van de n-rotatielichamen dezelfde deler hebben en dat de n-rotatielichamen van de groep door middel van een overbrengingsdrijfwerk zijn gekoppeld, waarvan de overbrengings-verhoudingen voor elk rotatielichaam in reciproque relatie staat tot het aantal arreteerstanden hiervan.

Met een geldspeelautomaat volgens de onderhavige uitvinding is het derhalve mogelijk de rotatie-25 lichamen gelijktijdig in beweging en tot stilstand te brengen, en derhalve gedurende een zelfde periode te laten roteren, voor het verkrijgen van spelresultaten, die voor elk spel verschillend kunnen zijn, zonder hiertoe voor elk rotatielichaam een afzonderlijke aandrijving aan te brengen.

Uit de Duitse octrooiaanvrage 2.232.107 is bekend om elk rotatielichaam voor herkenning van de arreteerstanden rotatievast met een schijf te verbinden, welke schijf voorzien is van een cirkelvormig 30 gatenspoor, zodat de lichtstroom van een lichtkast éénmaal stroomt, wanneer het rotatielichaam zich met zijn symbolenreeks over één symbool verder heeft gedraaid. Eén van de gaten kan voor herkenning van de nulpositie van de andere worden onderscheiden door een andere grootte.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is weergegeven in de tekening en in de volgende beschrijving verduidelijkt.

35 Figuur 1 toont in doorsnede een groep van twee rotatielichamen in een geldspeelautomaat volgens de uitvinding, voor het weergeven van n stellen.

Figuur 2 toont alle rotatielichamen van de geldspeelautomaat met twee van de in figuur 1 weergegeven groepen in vooraanzicht.

Figuur 1 toont een met 1 aangegeven draagplaat, waarop een stappenmotor 2 met schroeven is 40 bevestigd, welke motor door een niet weergegeven stuurinrichting stapsgewijze geactiveerd kan worden voor de aandrijving van de rotatielichamen. De stappenmotor 2 dient ook voor het stilzetten van de rotatielichamen; hiertoe bekrachtigt de stuurinrichting alle poolstrengen tegelijkertijd, zodat de stappenmotor onmiddellijk stil wordt gezet.

Een binnenhuis 4 is draaibaar gelagerd om een vast met de draagplaat 1 verbonden draagas 3. Op de 45 binnenhuis 4 is een buitenhuis 5 gestoken, zodanig dat beide hulzen 4 en 5 ook ten opzichte van elkaar kunnen verdraaien. Aan hun naar de draagplaat 1 toe gekeerde einde dragen zij beide een tandwiel 6 resp. 7, dat telkens in aangrijping is met een star met de aandrijfas 8 van de stappenmotor 2 verbonden tandwiel 9 resp. 10. De tandwielen 6 en 9, die vanaf de aandrijfas 8 op de binnenhuis 4 inwerken, hebben allebei hetzelfde tandental en de tandwielen 10 en 7, die op de buitenhuis 5 inwerken, hebben een overbrengings-50 verhouding van 8:5, zodat de binnenhuis 4 1,6 maal zo snel draait als de buitenhuis 5. Een zelfde overbrengingsverhouding tussen de beide hulzen 4 en 5 wordt ook verkregen wanneer de tanden van de tandwielen 6 en 8 bijvoorbeeld in de verhouding 3:4 en die van de tandwielen 7 en 10 in de verhouding 6:5 worden gekozen.

Samenvattend kan het hier beschreven drijfwerk omschreven worden als samengesteld uit twee rechte 55 ééntrapsoverbrengingen. Afwijkend van de beschreven aandrijving is ook een direkte aandrijving van één van de hulzen 4 of 5 mogelijk onder handhaving van het drijfwerk, dat dan als rechte tweetrapsoverbrenging omschreven zou kunnen worden.

Claims (5)

192699 2 Volledigheidshalve worden bij bijzondere eisen met betrekking tot de ruimte de toepassing van een planeetdrijfwerk genoemd. Bovendien zouden afzonderlijke stappenmotoren voor direkte aandrijving in aanmerking komen, bijvoorbeeld met verschillende aantallen strengen die hierbij in de verhouding 8:5 moeten staan, om door dezelfde doorschakelimpuls van de stuurinrichting over de omtrek verschillend ver 5 gedraaid te worden. Aan de van de draagplaat 1 afgekeerde einden dragen de hulzen 4 en 5 telkens een schijf 11 en 12, die aan hun naar buiten wijzende oppervlakken een reeks 13 resp. 14 van op gelijke afstanden over de omtrek aangebrachte winstsymbolen, bijvoorbeeld 15, is voorzien. De schijf 12 van de buitenste huls 5 heeft een ongeveer met de symboolhoogte grotere straal dan de rotatievast met de binnenhuis 4 verbonden schijf 11, die in een cirkelcilindrische verdieping 16 van de grotere schijf 12 loopt, 10 zodat de naar buiten wijzende oppervlakken van de schijven 11 en 12 in één vlak liggen. De reeks 14 van de grootste schijf 12 omvat acht winstsymbolen zoals 15, en de kleinere schijf 11 vijf, waarbij het van belang is, dat de verschillende aantallen 8 en 5 geen gemeenschappelijke deler hebben. Reciprook aan de aantallen symbolen 15 op de beide schijven 11 en 12 zijn hun door de beschreven overbrenging bepaalde rotatiesnelheden, zodat de symboolsnelheid, dat wil zeggen het binnen een 15 bepaalde tijd bij een vast punt passerende aantal symbolen bij beide rotatielichamen 11 en 12 hetzelfde is. Als vaste punten zouden de in figuur 2 weergegeven vensters 17 en 18 kunnen dienen, die een stel vensters vormen, dat van beide reeksen 13 en 14 bij stilstand van de schijven 11 en 12 één symbool voor het vormen van een symbolenstel toont. Totaal kunnen veertig verschillende stellen symbolen worden getoond. 20 Voor de positiebepaling is telkens een sleuvenschijf 19 en 20 rotatievast met tandwielen 6 en 7 aan de hulzen 4 en 5 bevestigd. De sleuvenschijven 19 en 20 met dezelfde diameter zijn aan de buitenzijde van sleufsporen met vijf resp. acht sleuven 21 resp. 22 voorzien, overeenkomstig het aantal winstsymbolen op de betreffende rotatievast verbonden symbolenschijven 11 resp. 12, waarbij voor de nulpositiebepaling telkens één van de sleuven groter is dan de overigen. De sleufsporen van beide sleufschijven 19 en 20 25 sturen de lichtstroom van een lichttraject 23 tussen een lichtbron 24 en een lichtsensor 25, zodat deze laatste signalen afgeeft die de koppeling van de posities van beide symboolschijven 11 en 12 weergeven. De lichtbron 24 en de lichtsensor 25 bevinden zich in een aan de draagplaat 1 vastgeschroefde U-vormige kunststofhouder 26. Zelfs wanneer de schijven 11 en 12 over één symbool breedte verder zijn gedraaid, liggen twee sleuven 21 en 22 van de verschillende sleufsporen op één lijn, en wanneer alle veertig stellen 30 symbolen éénmaal een cyclus hebben doorlopen, hebben ook de beide bredere de nulpositie bepalende sleuven éénmaal op één lijn gelegen. Figuur 1 toont in vooraanzicht een opstelling van vijf schijven 11, 12; 11', 12' en 27 achter een voorplaat van de geldspeelautomaat, waarbij de eerder beschreven schijven 11 en 12 resp. 11' en 12' telkens bij één groep 28 resp. 28' behoren, waarvan de middelpunten 29 en 29' een horizontale lijn 30 begrenzen. Het 35 middelpunt 31 van de afzonderlijke schijf 27 met acht winstsymbolen ligt onder de horizontale lijn 30 op de middelloodlijn 31 daarvan. Door een afzonderlijk venster 32 voor de afzonderlijke schijf 27, die tussen de schijven 12 en 12' van de groepen 27 en 27' ligt, kunnen zich vier winstlijnen uitstrekken, waarvan er voor een betere overzichtelijkheid slechts twee zijn aangegeven met de verwijzingscijfers 33 en 34, welke twee uitgaan van het venster 40 18. De beide niet weergegeven winstlijnen hebben hun oorsprong in het venster 17. Met de beschreven opstelling kunnen 40 x 8 x 40, dus 12.800 verschillende symboolcombinaties worden getoond. 45

1. Geldspeelautomaat met ten minste twee groepen rotatielichamen, waarbij ten minste één groep (n) rotatielichamen met afzonderlijke diameters en afzonderlijke aantallen op arreteerstanden aangebrachte winstsymbolen omvat, waarbij de winstsymbolen in stilstaande toestand van de rotatielichamen als n-voudige reeks in vensters zijn getoond, met het kenmerk, dat geen van de aantallen arreteerstanden van 50 de n-rotatielichamen (11,12) dezelfde deler hebben en dat de n-rotatielichamen (11, 12) van de groep (28) door middel van een overbrengingsdrijfwerk (6-10) zijn gekoppeld, waarvan de overbrengingsverhoudingen voor elk rotatielichaam (11,12) in reciproque relatie staat tot het aantal arreteerstanden hiervan.

2. Geldspeelautomaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatielichamen (11, 12) van de groep onderling gekoppeld zijn door een rechte n-traps tandwieloverbrenging (6-10) en dat een uitsluitend bij de 55 groep behorende aandrijfmotor (2) is aangebracht.

3. Geldspeelautomaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het overbrengingsdrijfwerk gevormd wordt door n ééntraps rechte tandwieloverbrengingen (6-10). 3 192699

4. Geldspeelautomaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatielichamen (11, 12) van de groep (28) met elkaar gekoppeld zijn door een planetair drijfwerk.

5. Geldspeelautomaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatielichamen (11, 12) van de groep (28) aangedreven worden door afzonderlijke stappenmotoren met verschillende aantallen strengen 5 overeenkomstig het verschillend aantal symbolen op de betreffende rotatielichamen (11, 12). Hierbij 1 blad tekening