NL1036403C2 - Montage-inrichting met montage grondplaat. - Google Patents

Description

Montage-inrichting met montage grondplaat.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van flitslampen, sirenekasten, dome-camera’s en dergelijke volgens de aanhef van 5. conclusie 1, welke door één opening ( b.v. buis doorvoer) gemonteerd kunnen worden zonder verdere montagegaten in de gevel te boren. In het bijzonder bij alarm installaties worden flitslampen en sirenekasten aan de buitengevel van een gebouw (woning) gemonteerd, op een zodanige hoogte dat hiervoor een ladder, hoogwerker of stellage gebruikt moet worden. Door gebruik te maken van de uitvinding volgens conclusie 1, is 10. het niet meer noodzakelijk om een ladder, hoogwerker of stellage te gebruiken bij het monteren van de in de handel verkrijgbare flitslampen of sirenekasten en dergelijke, welke zowel bedraad als draadloos geleverd kunnen worden. Hierdoor wordt bereikt dat het monteren van dergelijke objecten op een veilige manier kan worden uitgevoerd. In het Engelse patentschrift GB 2389946 A wordt gesproken over een alarm box met 15. een grondplaat (backplate), maar deze grondplaat wordt op de conventionele manier op een wand of muur gemonteerd. Tevens wordt in het Duitse patentschrift (DE 20 2004 019 995.5) een montage grondplaat besproken, welke grondplaat doormiddel van kleefiniddelen aan plafond of wand gemonteerd kan worden. Het gebruik van kleefmiddelen voor montage van dergelijke grondplaten is een in de installatie techniek 20. algemeen bekend en een veel voorkomende montage techniek.

Omdat de vraag naar draadloze beveiligings apparatuur groeiende is, welke componenten en in het bijzonder flitslampen en sirenekasten door batterijen gevoed worden, moeten deze batterijen gemiddeld tussen de één en twéé jaar vervangen worden.

25. De onderhavige uitvinding beoogt nu een montage inrichting met montage grondplaat te verschaffen, welke een volledige beveiliging verschaft tegen het verwijderen door onbevoegde, robuust is uitgevoerd en het mogelijk maakt om het vervangen van b.v. de batterijen of het onderhouden en repareren van deze apparatuur op een snelle en veilige manier uit te voeren.

30.

1036403 2

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door middel van de montage-inrichting met montage grondplaat 1, die de in conclusie 1 aangegeven kenmerken bevat. Doordat de montage-inrichting met montage grondplaat 1 een grondplaat met trekkabel, een kogel scharnier met geleidingsas heeft, welke zich in de grondplaat kan S. roteren op een zodanige manier dat het mogelijk is om de inrichting aan een trekkabel, via de binnenzijde van een wand of muur op b.v. de zolderverdieping van een gebouw of woning, door een doorlopende opening in deze wand of muur naar boven te trekken tot aan de opening, en daarna met deze trekkabel via de opening door de wand of muur heen te trekken, op een zodanige manier dat de grondplaat aan de buitenzijde, en de 10. geleidingsas in de opening en door de binnenzijde van de wand of muur gepositioneerd is, en welke geleidingsas met blokkeermiddelen geborgd kan worden zodat de montage-inrichting met montage grondplaat 1 opgesloten zit tussen de twéé zijden.

De resterende conclusies 2-12 geven verdere doelmatige ontwikkelingen, varianten en details van de uitvinding aan.

15. Hoewel de inrichting volgens de uitvinding zich uitstrekt tot een montage- inrichting met montage grondplaat 1 voor flitslampen, sirenekasten, dome-camera's en dergelijke zal de inrichting hierna voor het gemak van de beschrijving slechts worden aangeduid als montage-inrichting.

De uitvinding wordt hierna meer in detail toegelicht aan de hand van de 20. bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 schematisch een doorsnede van de montage-inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 een gedeeltelijke schematische doorgesneden vooraanzicht toont van de montage-inrichting waarin zichtbaar is dat de montage-inrichting kan roteren in zijn 25. grondplaat 2.

Figuur 3 schematisch een dwarsdoorsnede C-C van borgplaat 30 Figuur 4 schematisch een dwarsdoorsnede B-B van klemblok 25

Figuur 5 schematisch een dwarsdoorsnede A-A van grondplaat 2 Figuur 6 toont een dwarsdoorsnede van een wand of muur 38, met een compleet 30. geïnstalleerde montage-inrichting volgens conclusie 1 welke voorzien is van een flitslamp 39 met voedingskabel 43.

Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van een wand of muur 38, met een variant van de montage-inrichting volgens conclusie 1 waarbij draadstang 17 is weggelaten, 3 hierdoor wordt de montage-inrichting door kabel 33 geborgd. Waarbij in deze variant grondplaat 2 voorzien is van een draadloze sirenekast 40.

Figuur 8 toont de montage-inrichting en flitslamp 39 volgens fig.6, welke men via een opening in de wand of muur naar beneden kan laten zakken of omhoog 5. getrokken kan worden door gebruik te maken van trekkabel 33.

Figuur 1 toont de verschillende componenten waaruit de montage-inrichting kan bestaan, waaronder grondplaat 2 met een kogelschamier welke gevormd wordt door kogelvoering 4 en kogel 8. Door draadstang 15 in draadgat 10 van kogel 8 te draaien, en het andere uiteinde van draadstang 15 in draadgat 14 van geleidingsbus 12 te 10. draaien, wordt balhoofd 45 gevormd. Balhoofd 45 kan in zijn geheel door gat 3 van grondplaat 2 tegen kogelvoering 4 geplaatst worden, op een zodanige manier dat stift 9 van kogel 8 in langsleuf 6 van grondplaat 2 opgesloten zit, maar zich wel in deze langsleuf 6 kan verplaatsen. Draadstang 17 wordt daarna in draadgat 14 van geleidingsbus 12 gedraaid, vervolgens wordt het andere uiteinde van draadstang 17 in 15. draadgat 23 van borgbus 20 gedraaid, waardoor nu geleidingsas 44 is gevormd.

Door gebruik te maken van een in de handel verkrijgbare borgpen, en deze in borggat 5 van grondplaat 2 of borggat 11 van kogel 8 of borggat 22 van borgbus 20, en door het borgoog 35 van trekkabel 33 te plaatsen, bestaat de mogelijkheid om trekkabel 33 aan grondplaat 2 of kogel 8 of borgbus 20 te bevestigen. Het is tevens ook mogelijk om 20. trekkabel 33 door de kabeldoorvoer gaten 16,18 en draadgat 23 van geleidingsas 44 te voeren, waardoor trekkabel 33 en lus 34 zich aan de andere zijde van de geleidingsas 44 bevinden. Hierdoor is het nu mogelijk om grondplaat 2 met geleidingsas 44 horizontaal en/of verticaal te verplaatsen.

Nu bestaat de mogelijkheid om dit gedeelte van de montage-inrichting te 25. verplaatsen op een zodanige manier, dat de montage-inrichting via één opening in een wand of muur 38 vanuit de binnenzijde naar de buitenzijde van deze opening getrokken kan worden, en omdat de montage-inrichting een kogelschamier heeft welke to.v. grondplaat 2 draaibaar (a) en/of zwenkbaar (y) is, kan deze openingen in de wand of muur 38 onder een bepaalde hoek aangebracht zijn.

30. Figuur 8 toont één opening in de wand of muur 38 waar doorheen een in de handel verkrijgbare (pvc) buis 41 is geplaatst, waardoor de montage-inrichting door middel van b.v. een touw of kabel door deze buis 41 naar boven getrokken kan worden. Als de trekkabel 33 door buis 41 de ruimte aan de binnenzijde van de wand of muur 38 heeft bereikt, is het nu mogelijk om door middel van deze trekkabel 33 de geleidingsas 4 44 van de montage-inrichting welke nu de buitenzijde van de buis 41 heeft bereikt door deze buis 41 heen te trekken, op een zodanige manier dat de grondplaat 2 aan de buitenzijde, en de geleidingsas 44 in buis 41 en door de binnenzijde van de wand of muur 38 gepositioneerd is, en welke geleidingsas 44 met blokkeenniddelen geborgd 5. kan worden zodat de montage-inrichting opgesloten zit tussen de twéé zijden.

Door een touw of kabel aan lus 34 van trekkabel 33 vast te maken is het mogelijk om grote hoogten te bereiken terwijl trekkabel 33 zelf in een standaard lengte kan worden uitgevoerd.

Fig.4 en fig.3 tonen de blokkeenniddelen die bestaan uit klemblok 25 en 10. borgplaat 30, door gebruik te maken van de gaten 28 en 29 van klemblok 25 is het mogelijk om klemblok 25 over de geleidingsas 44 te schuiven. Omdat in borgbus 20 de borggroef 21 aanwezig is en borgplaat 30 een sleuf 31 heeft, welke klem in de borggroef 21 geschoven kan worden, is het mogelijk om de montage-inrichting te vergrendelen. Drukveer 36 welke tussen de wand of muur 38 en in gat 29 van klemblok 15. 25 opgesloten zit, zorgt er voor dat grondplaat 2 en klemblok 25 in samenwerking met borgplaat 30 de montage-inrichting tussen de voorzijde en achterzijde van de wand of muur 38 klemt. Door gebruik te maken van langsleuf 24 van borgbus 20 is het mogelijk door de geleidingsas 44 op een zodanige manier te verdraaien, dat hierdoor grondplaat 2 door de overbrenging van stift 9 in langsleuf 6 ook verdraaid. Waardoor het mogelijk 20. is om een sirenekast welke aan grondplaat 2 gemonteerd is waterpas te stellen.

Om hierna de montage-inrichting vast te klemmen zodanig dat de montage-inrichting zich niet meer kan verdraaien, wordt gebruik gemaakt van afstandhouders zoals b.v. stelhouten, welke in de gaten 26 gedraaid kunnen worden en hierdoor bij het aandraaien van deze stelhouten de montage-inrichting tussen de binnen en buitenzijde van de wand 25. of muur 38 klemt. Het mag duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvorm, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies voor de vakman een groot aantal varianten en wijzigingen mogelijk zijn. Dat de vorm en omvang van grondplaat 2 aangepast kan zijn aan de in de handel verkrijgbare flitslampen, sirenekasten en dergelijke, dat de montage-inrichting 30 geïntrigeerd kan worden in grondplaten van fabriekanten van dergelijke apparaten.

Dat de montage-inrichting uit verschillende materialen kan bestaan, b.v. kunstof, roest vast staal (rvs), aluminium, enz. Zo kan een variant van de montage-inrichting zijn, met grondplaat 2, trekkabel 33 en kogel 8 waarin alleen draadstang 17 gedraaid is, en 5 vervolgens met een in de handel verkrijgbare vleugelmoer klem tussen de binnenzijde en de buitenzijde van wand of muur 38 kan worden gedraaid.

Of grondplaat 2, trekkabel 33 en geleidingsas 44 zonder gebruik te maken van draadstang 17 ( fig7), waardoor het balhoofd 45 met langsleuf 13 van 5. geleidingsbus 12 verdraaid kan worden, en vervolgens trekkabel 33 in langsleuf 24 van borgbus 20 te leggen waardoor deze tegen klemblok 25 aan getrokken wordt. En daarna tussen klemblok 25 en borgplaat 30 vast te klemmen, en vervolgens met de schroefverbindingen 27 en 32 te borgen. Om vervolgens de montage-inrichting doormiddel van de afstandhouders van klemblok 25 tussen de binnenzijde en de 10. buitenzijde van wand of muur 38 vast te klemmen. Of trekkabel 30 met een kabelklem vast te klemmen op een zodanige manier dat deze tegen borgbus 20 geklemd zit.

Zo is het ook mogelijk om over de vejjongingen 19a en 19b één in de handel verkrijgbare buis 37 te plaatsen om b.v. voedingskabel 43 af te schermen. Dat draadstang 17 en buis 37 (fig.6) in het werk op maat gemaakt kunnen worden, dit i.v.m.

15. variabele maatvoering van een wand of muur 38.

Het is ook denkbaar dat het balhoofd 45 niet uit drie onderdelen bestaat, maar uit een onderdeel gemaakt wordt, welke de zelfde eigenschappen en wraking heeft als kogel 8, draadstang 15 en geleidingsbus 12.

Voor het installeren van de uitvinding kan ook gebruik gemaakt worden van 20. hulpmiddelen, door gebruik te maken van buis 42 welke in buis 41 wordt geschoven en zo naar de buitenzijde wordt door gevoerd, en door deze buis 42 verder naar buiten toe door te voeren, is het mogelijk om de montage-inrichting verder van de wand of muur af tegen buis 42 aan te trekken, zodat deze buis 42 met de montage-inrichting door buis 41 terug getrokken kan worden.

25. Tenslotte is het ook denkbaar om met behulp van een in de handel verkrijgbare lichtgewicht telescoopstok met houder, waarin b.v. een sirenekast met montage-inrichting is geplaatst, welke montage-inrichting tot op een hoogte van 10 meter gebracht kan worden, en daarna aan trekkabel 33 de geleidingsas 44 van de montage-inrichting door een opening in een wand of muur heen te trekken.

30.

1036403

Claims (12)

1. Inrichting voor het monteren van flitslampen, sirenekasten, dome-camera’s en dergelijke, omvattende een grondplaat met trekkabel, een kogelschamier met 5. geleidingsas welke zich in de grondplaat kan roteren, welke geleidingsas met blokkeermiddelen geborgd kan worden, met het kenmerk, dat grondplaat (2) een kogelvoering (4) heeft, waarin kogel (8) draaibaar (a) en/of zwenkbaar (y) is ten opzichte van grondplaat (2). 10.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de trekkabel 33 bestaat uit een kabel met een borg oog (35) en een lus (34) waardoor de inrichting volgens conclusie 1 omhoog getrokken kan worden en/of met deze trekkabel (33) geborgd kan worden. IS.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat balhoofd 45 wordt gevormd door geleidingsbus (12), draadstang (15) en kogel (8) welke doormiddel van de draadgaten (10) en (14) aan elkaar gekoppeld zijn.

4. Inrichting volgens conclusies 1 en 3, met het kenmerk, dat er in kogel (8) een stift 20. (9) aangebracht is die in de langsleuf (6) van grondplaat (2) opgesloten wordt, op een zodanige manier dat bij het verdraaien van kogel (8), grondplaat (2) zich ook verdraaid.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-4, met het 25. kenmerk, dat zowel kogel (8), geleidingsbus (12) en borgbus (20) de draadgetapte gaten (10), (14) en (23) hebben, waarin de draadstangen (15) en/of (17) gedraaid kunnen worden.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-5, met het 30. kenmerk, dat de geleidingsas 44 wordt gevormd door balhoofd (45), draadstang (17) en borgbus (20) welke doormiddel van de draadgaten (14) en (23) aan elkaar gekoppeld zijn. 1036403

7. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat er in grondplaat (2), kogel (8) en borgbus (20) de borggaten (5), (11) en (22) aanwezig zijn, waarmee het borgoog (35) van trekkabel (33) doormiddel van een borgpen aan de grondplaat (2) of kogel (8) of borgbus (20) geborgd kan worden. 5.

8. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de draadstangen (15) en (17) de doorlopende gaten (16) en (18) hebben, waardoor trekkabel (33) geheel door de inrichting volgens conclusie 1 kan worden doorgevoerd. 10.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de blokkeermiddelen bestaan uit een klemblok (25), borgplaat (30) en borgbus 20. 15.

10. Inrichting volgens de conclusie 9, met het kenmerk, dat borgbus(20) de borggroef(21) heeft, waartussen de sleuf(31) van borgplaat(30) geschoven wordt en hierdoor zit opgesloten in de borggroef(21).

11. Inrichting volgens de conclusies 9 en 10, met het kenmerk, dat trekkabel (33) 20. tussen klemblok (25) en borgplaat (30) kan worden geklemd, welke vervolgens met de schroef verbindingen (27) en (32) kan worden geborgd.

12. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 9-11, met het kenmerk, dat er in klemblok (25) de bevestigingsgaten (26) aanwezig zijn waarin 25. afstandhouders gemonteerd kunnen worden, zodat het mogelijk is om de inrichting volgens conclusie 1 tussen de binnen en buitenzijde van de muur of wand (38) vast te klemmen. 1036403