NL1035120C2 - Inrichting voor het verouderen van relatief grote stenen. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het verouderen van relatief grote stenen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verouderen van stenen, in het bijzonder relatief grote stenen, dat wil zeggen stenen die groter zijn dan conventionele bakstenen. De relatief grote stenen kunnen bijvoorbeeld natuurstenen, gebakken stenen 5 of betonstenen zijn.

Voor diverse toepassingen van stenen is het gewenst dat de stenen in plaats van een glad, afgewerkt uiterlijk een verouderd uiterlijk hebben. Dit brengt met zich mee dat een vervaardigingsproces van stenen in vele gevallen ook stappen voor het versneld en kunst-10 matig verouderen van de stenen dient te omvatten. Het is gebruikelijk om hiertoe een zogeheten trommelproces uit te voeren, waarbij een roteerbaar opgestelde buis wordt toegepast. Een pakket stenen kan dan worden verouderd door het in de buis te plaatsen en de buis te roteren. Met name door een onderlinge beweging van de stenen die 15 dan als gevolg van de rotatiebeweging van de buis wordt veroorzaakt, wordt bereikt dat er stukjes van de hoeken en de randen van de stenen af springen, en dat er krassen op de vlakke zijden van de stenen ontstaan. Na de behandeling in de buis worden de stenen met de hand of met behulp van een sorteer-/opstapelsysteem gesorteerd en op-20 gestapeld om opnieuw een pakket te vormen.

Het hierboven beschreven trommelproces is niet geschikt om relatief grote stenen te verouderen. Dergelijke stenen omvatten stenen in de vorm van tegels, muurelementen en palissaden. Wanneer relatief grote stenen aan een trommelproces worden onderworpen, dan zijn de 25 beschadigingen die optreden, te groot, en kan er zelfs breuk van de stenen optreden, waardoor deze niet meer bruikbaar zijn. Daarnaast vormt het uitvoeren van een trommelproces voor relatief grote stenen een zware belasting voor het bedienend personeel, vanwege lawaai en vorming van grote hoeveelheden stof. Wanneer de stenen machinaal ge-30 sorteerd en opgestapeld worden, dan is hierbij manuele assistentie vereist die de nodige tijd kost. Het met de hand sorteren en opstapelen van relatief grote stenen is zeer zwaar en gevaarlijk werk. Het is een doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen waarmee het mogelijk is om relatief grote stenen een natuurlijk ver-35 ouderd uiterlijk te geven zonder te grote beschadigingen en/of 1035120 2 breuk, en zonder zware belasting voor het bedienend personeel. Dit doel wordt bereikt door een inrichting die de volgende onderdelen omvat: - ten minste één drager en ten minste één schraapelement dat verend 5 met de drager is verbonden; - steengeleidingsmiddelen voor het ondersteunen van de stenen, en voor het in contact brengen van ten minste één te verouderen gedeelte van de stenen met het schraapelement; en - aandrijfmiddelen voor het teweegbrengen van een onderlinge bewe-10 ging van de stenen en de drager met het schraapelement.

Volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van ten minste één verend opgesteld schraapelement om de hoeken, de randen en de vlakke zijden van relatief grote stenen te bewerken. Tijdens de behandeling van stenen in de inrichting volgens de uitvinding worden de stenen 15 door de steengeleidingsmiddelen ondersteund en in contact met het schraapelement gebracht, terwijl de stenen en het schraapelement ten opzichte van elkaar worden bewogen. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat op een beheerste wijze beschadigingen op het oppervlak van de stenen worden verkregen. Door de verende opstelling van het schraap-20 element wordt bereikt dat tijdens de behandeling het contact tussen de stenen en het schraapelement op willekeurige wijze plaatsvindt, waardoor gewaarborgd wordt dat het verouderde uiterlijk van de stenen natuurlijk lijkt.

In een praktische uitvoeringsvorm omvat de inrichting volgens 25 de uitvinding ten minste één buis die roteerbaar rond zijn lengte-as is opgesteld, waarbij de drager van het schraapelement deel uitmaakt van de buis, waarbij het schraapelement vanaf een omtrek van de buis naar binnen toe gericht is, en waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht om de buis te laten roteren en de stenen en de buis in 30 lengterichting van de buis ten opzichte van elkaar te laten bewegen. De buis kan een instelbare diameter hebben, zodat het mogelijk is één en dezelfde inrichting voor het verouderen van diverse formaten stenen toe te passen.

In de inrichting volgens de uitvinding kunnen ten minste twee 35 buizen zoals hierboven genoemd worden toegepast. Deze kunnen dan in lengterichting achter elkaar zijn opgesteld. In dat geval heeft het voor het verkrijgen van een zo natuurlijk mogelijk verouderingsbeeld de voorkeur wanneer rotatierichtingen van opeenvolgende buizen tegenovergesteld aan elkaar zijn. Ook kunnen meerdere, parallelle 3 lijnen voor het verouderen van de stenen worden gecreëerd door buizen naast elkaar op te stellen.

Voor het schraapelement geldt, dat het gunstig is wanneer dit aan een zijde die bestemd is om met de stenen in aanraking te komen, 5 voorzien is van een grove structuur van slijtvast materiaal. Hierdoor is het schraapelement goed in staat de gewenste beschadigingen op het oppervlak van de stenen aan te brengen, waarbij het gedurende langere tijd effectief kan blijven. Ten behoeve van het realiseren van de verende opstelling van het schraapelement ten opzichte van de 10 drager wordt bij voorkeur een instelbare veer toegepast, zodat voor elk type steen dat behandeld wordt, de inwerking van het schraap-element op de steen optimaal kan worden gemaakt door een toepasselijke instelling van de veer te kiezen en te realiseren.

Voor de steengeleidingsmiddelen zijn diverse uitvoeringsvormen 15 denkbaar. Zo kunnen deze middelen een goot met ten minste drie gesloten zijden omvatten, waarbij zich ter plaatse van overgangen tussen de zijden openingen in de goot bevinden. In een dergelijke goot zijn alle randen van de stenen goed bereikbaar. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk dat de steengeleidingsmiddelen een aantal aan-20 gedreven wielen omvatten.

Het kan wenselijk zijn kopse kanten van de stenen apart aan een verouderingsbewerking te onderwerpen, bijvoorbeeld in het geval dat de stenen palissaden zijn. Met het oog daarop kan de inrichting volgens de uitvinding verder de volgende onderdelen omvatten: een 25 trechtervormig mondstuk; middelen voor het aandrukken van stenen tegen het mondstuk; en middelen zoals een motor voor het doen bewegen van het mondstuk. Het mondstuk kan op diverse geschikte manieren vormgegeven zijn. Zo kan het plaatelementen hebben waarvan een onderlinge configuratie in hoofdzaak overeenkomt met de onderlinge 30 configuratie van zijden van een afgeknotte piramide. Voorts kan het mondstuk een centraal draagstuk hebben, waarbij de plaatelementen beweegbaar aan het draagstuk zijn opgehangen. Het draagstuk kan bijvoorbeeld een plaat met een vierkante omtrek zijn, waarbij elk plaatelement zich onder een hoek van ongeveer 135° ten opzichte van 35 dit plaatelement uitstrekt. Bij voorkeur is een oppervlak van het mondstuk dat bestemd is om met de stenen in aanraking te komen, voorzien van een grove structuur van slijtvast materiaal, zoals dat ook geldt voor de zijde van het schraapelement die bestemd is om met de stenen in aanraking te komen.

4

Volgens de uitvinding wordt een verouderd uiterlijk van grote stenen verkregen door met één of meer elementen over het oppervlak van de stenen, in het bijzonder over randen van de stenen, te schrapen. Hierbij is het mogelijk de mate van beschadiging van de stenen 5 goed te beheersen. Tevens kan breuk van de stenen praktisch niet optreden. De nadelen van een conventioneel trommelproces zijn bij toepassing van de uitvinding derhalve niet van toepassing, terwijl een verouderingsresultaat kan worden verkregen dat volledig aan de wensen voldoet. Bovendien wordt het sorteren en opstapelen van de ste-10 nen aanzienlijk vergemakkelijkt, omdat de stenen en de middelen voor het uitvoeren van de schraapbewerking op een beheerste wijze ten opzichte van elkaar worden bewogen tijdens het verouderingsproces dat met behulp van de inrichting volgens de uitvinding wordt uitgevoerd.

15 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving. Er zal hierbij worden verwezen naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een zijaanzicht toont van een inrichting vol-20 gens de uitvinding en een palissade die in de inrichting is geplaatst; figuur 2 schematisch een vooraanzicht toont van de inrichting zoals getoond in figuur 1 en de daarin geplaatste palissade; figuur 3 schematisch een vooraanzicht toont van een mondstuk en een 25 trilmotor, die als extra onderdelen aan de inrichting volgens de uitvinding toegevoegd kunnen zijn; figuur 4 schematisch een zijaanzicht toont van het mondstuk en de trilmotor zoals deze in figuur 3 getoond zijn; en figuur 5 schematisch een zijaanzicht toont van het mondstuk en de 30 trilmotor zoals deze in figuur 3 getoond zijn, alsmede van een palissade, transportrollen voor het ondersteunen en voortbewegen van de palissade, en een mechanisme voor het aandrukken van de palissade op het mondstuk.

35 In de hiernavolgende beschrijving van een inrichting 1 volgens de uitvinding wordt er van uit gegaan dat deze wordt toegepast voor het verouderen van palissaden 30, dat wil zeggen palen die bedoeld zijn om te worden toegepast om naast elkaar te worden opgesteld en daarmee een palissade te vormen. Dat neemt echter niet weg, dat de 5 inrichting 1 volgens de uitvinding tevens geschikt is om voor het verouderen van vele andere types stenen te worden toegepast.

De inrichting 1 volgens de uitvinding omvat één of een aantal in lengterichting achter elkaar geplaatste buizen 10. In figuur 1 5 zijn twee van dergelijke buizen 10 getoond. Aan elk van de buizen 10 zijn stalen schraaplippen 20 gemonteerd. In het bijzonder zijn de schraaplippen 20 verend aan de buizen 10 opgehangen, op een zodanige wijze, dat ze zich vanaf de buiswand 11 naar binnen toe uitstrekken. Voor de schraaplippen 20 geldt, dat aan een naar het inwendige van 10 de buis 10 toegekeerde zijde 21 een grove structuur van slijtvast materiaal is voorzien.

De diameter van de buizen 10 is afgestemd op het formaat van de te behandelen palissaden 30. Om de buizen 10 voor het behandelen van stenen van diverse formaten te kunnen toepassen, heeft het de voor-15 keur wanneer de diameter van de buizen 10 instelbaar is.

Ten behoeve van de verende ophanging van de schraaplippen 20 is elke schraaplip 20 met een veer 22 verbonden, terwijl de schraaplip 20 tevens via een scharnier 23 aan de buis 10 is bevestigd. Bij voorkeur is de veer 22 instelbaar, zodat het mogelijk is voor elk te 20 behandelen type steen de inwerking van de schraaplippen 20 op de stenen optimaal te laten zijn. Eigenschappen van het materiaal van de stenen, bijvoorbeeld de hardheid, bepalen bijvoorbeeld of de vering stugger of juist slapper zou moeten zijn om een goed veroude-ringsbeeld te kunnen verkrijgen.

25 De buizen 10 zijn roteerbaar rond hun lengte-as opgesteld. Ten behoeve van het realiseren van een rotatiebeweging van de buizen 10 omvat de inrichting 1 volgens de uitvinding geschikte middelen zoals een motor (niet getoond). Met het oog op de wens om de palissaden 30 zo divers en willekeurig mogelijk te bewerken teneinde een natuur-30 lijk verouderingsbeeld te verkrijgen, heeft het de voorkeur wanneer opeenvolgend opgestelde buizen 10 in tegenovergestelde richtingen roteerbaar zijn.

De inrichting 1 volgens de uitvinding omvat een steengelei-dingsgoot 40 met ten minste drie zijden 41 zoals getoond in figuur 35 2, die zich door de buizen 10 heen uitstrekt. Ter plaatse waar de zijden 41 op elkaar aansluiten, is de steengeleidingsgoot 40 voorzien van openingen 42, zodat randen 31 van de te behandelen palissaden 30 vrij bereikbaar zijn. Een alternatief voor de steengeleidingsgoot 40 zijn rijen wielen (niet getoond), die aangedreven kun-40 nen worden.

6

Het is mogelijk dat de inrichting 1 volgens de uitvinding is voorzien van ten minste twee rijen buizen 10, zodat meerdere rijen palissaden 30 tegelijkertijd aan een verouderingsproces kunnen worden onderworpen. Door het gewenste aantal rijen te verschaffen, kan 5 de inrichting 1 een gewenste capaciteit worden gegeven.

Wanneer het palissaden 30 zijn die worden verouderd, dan zijn de buizen 10 met de schraaplippen 20 bijzonder geschikt om de lange randen 31 van de palissaden 30 te verouderen. Voor het verouderen van de randen 32 aan de kopse kanten kan een apart onderdeel worden 10 toegepast, bijvoorbeeld een trechtervormig mondstuk 50 zoals getoond in figuren 3-5, dat geschikt is voor het opnemen van een eindgedeel-te van een palissade 30. In het getoonde voorbeeld heeft het mondstuk 50 een centraal draagstuk 51 met een vierkante omtrek en vier plaatelementen 52, waarbij elk plaatelement 52 zich vanaf een zijde 15 van het centrale draagstuk 51 uitstrekt, onder een hoek van ongeveer 135° met het centrale draagstuk 51.

De plaatelementen 52 van het mondstuk 50 dienen om raakvlakken voor de te verouderen randen 32 van de palissade 30 te vormen. Tijdens bedrijf wordt het mondstuk 50 een trilbeweging gegeven, zodat 20 de plaatelementen 52 de randen 32 op willekeurige wijze raken. Hiertoe is een trilmotor 60 verschaft. De plaatelementen 52 zijn voorzien van een grove structuur van slijtvast materiaal. Tevens zijn de plaatelementen 52 beweegbaar aan het centrale draagstuk 51 opgehangen teneinde repetitie in het verouderingsbeeld nog verder te 25 voorkomen.

In figuur 5 is te zien, dat geschikte middelen als transportrollen 70 kunnen worden toegepast om de palissade 30 naar het mondstuk 50 toe te bewegen, en dat een aandrukmechanisme 80 kan worden toegepast om de palissade 30 op het mondstuk 50 te drukken. Bij 30 voorkeur is een lengte van het aandrukmechanisme 80 verstelbaar, zodat dit geschikt is om voor palissaden 30 van verschillende lengtes te worden toegepast. In het getoonde voorbeeld omvat het aandrukmechanisme 80 een zuiger-/cilinderinrichting 81 en een tuimelnok 82 om de aandrukkende werking te realiseren. Binnen het kader van de 35 uitvinding zijn echter ook andere uitvoeringsvormen van het aandrukmechanisme 80 denkbaar.

Wanneer de inrichting 1 volgens de uitvinding met buizen 10 en trilmond 50 zoals hierboven beschreven voor het verouderen van palissaden 30 wordt toegepast, dan worden de volgende stappen door-40 lopen.

7

De palissaden 30 worden achter elkaar op een rollenbaan (niet getoond) of een andere geschikte transportbaan geplaatst en in de richting van een eerste buis 10 bewogen. Vervolgens worden de palissaden 30 over de steengeleidingsgoot 40 door de buizen 10 heen 5 bewogen, bijvoorbeeld door een geschikt schuifsysteem (niet getoond) toe te passen, waarbij de palissaden 30 elkaar voortbewegen. Ondertussen worden de buizen 10 geroteerd, zodat wordt bewerkstelligd dat de schraaplippen 20 over de lange randen 31 van de palissaden 30 heen schrapen, waarbij er grote en kleine stukjes en schilfers van 10 de lange randen 31 loskomen. Hierdoor worden de randen 31 gebroken en onregelmatig rond. Om alle zijden van de palissade 30 gelijkmatig te behandelen, kan er voor gekozen worden de palissade 30 meerdere malen door de buizen 10 heen te voeren, waarbij de palissade 30 dan steeds met een andere zijde boven in de steengeleidingsgoot 40 wordt 15 gelegd.

In het algemeen geldt, dat de snelheid waarmee de palissaden 30 door de buizen 10 heen worden bewogen, mede bepalend is voor de veroudering op de randen van de palissaden 30. In de praktijk wordt hiervoor derhalve een geschikte waarde gekozen, en worden de midde-20 len voor het voortbewegen van de palissaden 30 overeenkomstig aangestuurd.

Wanneer een palissade 30 de buizen 10 heeft gepasseerd, wordt deze verder getransporteerd naar het mondstuk 50 dat door middel van de trilmotor 60 een trilbeweging wordt gegeven. De palissade 30 25 wordt met behulp van het aandrukmechanisme 80 zoals getoond in figuur 5 of een ander geschikt mechanisme op het mondstuk 50 gedrukt, zodat wordt bereikt dat de randen 32 en de hoeken aan de kopse kant van de palissade 30 die zich daarbij in het mondstuk 50 bevindt, gebroken en onregelmatig afgerond worden. Vervolgens kan de palissade 30 30 zijwaarts worden verplaatst, zodat de palissade 30 op een stapel kan worden gelegd en er ruimte komt voor een volgende palissade 30. Eventueel kan ten behoeve van het onderwerpen van beide kopse kanten van de palissade 30 aan een verouderingsproces een tweede mondstuk 50 worden toegepast, of kunnen middelen zijn voorzien om de palissa-35 de 30 180° te draaien en zodoende een andere kopse kant voor het mondstuk 50 te brengen.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voor-40 beelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk 8 zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

In het voorgaande is een inrichting 1 voor het verouderen van 5 relatief grote stenen zoals palissaden 30 omschreven. Deze veroude-ringsinrichting 1 omvat ten minste één buis 10 en ten minste één schraaplip 20 die verend aan de buis 10 opgehangen is, op een zodanige wijze, dat deze zich vanaf de buiswand 11 naar binnen toe uitstrekt. Tijdens bedrijf van de verouderingsinrichting 1 worden de 10 stenen 30 door de buis 10 heen gevoerd, in lengterichting van de buis 10, en wordt de buis 10 geroteerd, waarbij de schraaplip 20 over het oppervlak van de stenen 30 schraapt. Als gevolg hiervan worden stukjes van de randen 31 van de stenen 30 verwijderd en krassen op de zijden van de stenen 30 aangebracht, zodat de stenen 30 15 een gewenst verouderd uiterlijk krijgen.

Eventueel omvat de verouderingsinrichting 1 ten minste één extra onderdeel dat speciaal bedoeld is om kopse kanten van de stenen 30 te bewerken. Dit onderdeel kan bijvoorbeeld een trechtervormig mondstuk 50 zijn, dat plaatelementen 52 heeft die zich schuin 20 ten opzichte van een lengterichting van de te behandelen stenen 30 uitstrekken, en dat door middel van een trilmotor 60 wordt bewogen.

Anders dan bij een conventioneel trommelproces, waarin stenen in een buis langs elkaar worden bewogen, wordt onder toepassing van een verouderingsinrichting 1 met ten minste één schraaplip 20 voor 25 het bewerken van het oppervlak van de stenen 30 bereikt dat de mate van beschadiging van grote stenen 30 binnen acceptabele grenzen kan blijven en dat breuk van de stenen 30 praktisch niet kan voorkomen.

1035120

Claims (12)

1- Inrichting (1) voor het verouderen van stenen (30), in het bijzonder relatief grote stenen (30), dat wil zeggen stenen (30) die groter zijn dan conventionele bakstenen, omvattende: - ten minste één drager en ten minste één schraapelement (20) dat 5 verend met de drager is verbonden; - steengeleidingsmiddelen (40) voor het ondersteunen van de stenen (30), en voor het in contact brengen van ten minste één te verouderen gedeelte (31) van de stenen (30) met het schraapelement (20); en - aandrijfmiddelen voor het teweegbrengen van een onderlinge bewe-10 ging van de stenen (30) en de drager met het schraapelement (20) .

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, omvattende ten minste één buis (10) die roteerbaar rond zijn lengte-as is opgesteld, waarbij de drager van het schraapelement (20) deel uitmaakt van de buis 15 (10), waarbij het schraapelement (20) vanaf een omtrek van de buis (10) naar binnen toe gericht is, en waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht om de buis (10) te laten roteren en de stenen (30) en de buis (10) in lengterichting van de buis (10) ten opzichte van elkaar te laten bewegen. 20

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij de buis (10) een instelbare diameter heeft.

4. Inrichting (1) volgens conclusie 2 of 3, omvattende ten minste 25 twee buizen (10) die in lengterichting achter elkaar zijn opgesteld, waarbij rotatierichtingen van opeenvolgende buizen (10) tegenovergesteld aan elkaar zijn.

5. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-4, 30 waarbij het schraapelement (20) aan een zijde (21) die bestemd is om met de stenen (30) in aanraking te komen, voorzien is van een grove structuur van slijtvast materiaal.

6. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-5, 35 waarbij ten behoeve van het realiseren van de verende opstelling van het schraapelement (20) ten opzichte van de drager een instelbare veer (22) is toegepast. 1035120

7. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, waarbij de steengeleidingsmiddelen een goot (40) met ten minste drie gesloten zijden (41) omvatten, en waarbij zich ter plaatse van over-gangen tussen de zijden (41) openingen (42) in de goot (40) bevin- 5 den.

8. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, waarbij de steengeleidingsmiddelen een aantal aangedreven wielen omvatten.

9. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-8, voorts omvattende een trechtervormig mondstuk (50); middelen (80) voor het aandrukken van stenen (30) tegen het mondstuk (50); en middelen zoals een motor (60) voor het doen bewegen van het mondstuk 15 (50).

10. Inrichting (1) volgens conclusie 9, waarbij het mondstuk (50) plaatelementen (52) heeft waarvan een onderlinge configuratie in hoofdzaak overeenkomt met de onderlinge configuratie van zijden van 20 een afgeknotte piramide.

11. Inrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij het mondstuk (50) een centraal draagstuk (51) heeft, en waarbij de plaatelementen (52) beweegbaar aan het draagstuk (51) zijn opgehangen. 25

12. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 9-11, waarbij een oppervlak van het mondstuk (50) dat bestemd is om met de stenen (30) in aanraking te komen, voorzien is van een grove structuur van slijtvast materiaal. 1035120