NL1034282C2 - Laad- en/of hakselwagen. - Google Patents

Laad- en/of hakselwagen. Download PDF

Info

Publication number
NL1034282C2
NL1034282C2 NL1034282A NL1034282A NL1034282C2 NL 1034282 C2 NL1034282 C2 NL 1034282C2 NL 1034282 A NL1034282 A NL 1034282A NL 1034282 A NL1034282 A NL 1034282A NL 1034282 C2 NL1034282 C2 NL 1034282C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
loading
folding part
wagon
folding
loading space
Prior art date
Application number
NL1034282A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1034282A1 (nl
Inventor
Klaus Dipl Ing Aurnayr
Franz Ing Fruehauf
Original Assignee
Poettinger Ohg Alois
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Poettinger Ohg Alois filed Critical Poettinger Ohg Alois
Publication of NL1034282A1 publication Critical patent/NL1034282A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1034282C2 publication Critical patent/NL1034282C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D33/00Superstructures for load-carrying vehicles
    • B62D33/02Platforms; Open load compartments
    • B62D33/023Sideboard or tailgate structures
    • B62D33/027Sideboard or tailgate structures movable
    • B62D33/03Sideboard or tailgate structures movable by swinging down
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D90/00Vehicles for carrying harvested crops with means for selfloading or unloading
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/04Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading with a tipping movement of load-transporting element
    • B60P1/26Means for controlling movement of tailboards or sideboards

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Loading Or Unloading Of Vehicles (AREA)

Description

Korte aanduiding: Laad- en/of hakselwagen
De uitvinding heeft betrekking op een laad- en/of hakselwagen voor het binnenbrengen van oogstgoed, met een laadruimte, die zijdelings en naar voor en/of naar achteren is 5 begrensd door laadruimtewanden, waarbij ten minste een van de laadruimtewanden meerdelig is uitgevoerd met een ondergelegen basisdeel, een bovengelegen eerste klapdeel, dat om een liggende as ten opzichte van het basisdeel kan worden omgeklapt, en met een tweede klapdeel dat om een liggende as scharnierend is verbonden met het eerste klapdeel.
Bij laadwagens voor het binnenbrengen van hooi, gras en stro wordt de laadruimte 10 aan de voorzijde en ook naar rechts en links op de gebruikelijke wijze begrensd door onbeweegbaar gelegerde laadruimtewanden, waarbij de achterste laadruimtewand kan zijn uitgevoerd in de vorm van een achterklep, om de laadruimte voor het uitladen te kunnen openen. In de zone van het voorste einde van de laadruimte is een opneemtransportorgaan in de vorm van een pick-up aangebracht, om het oogstgoed van de bodem op te nemen en in de 15 laadruimte te kunnen transporteren, waarbij het daarbij gunstig is het bovenste gedeelte van de voorste laadruimtewand uit te voeren als een schuin verdichtingsdeel, dat de laadruimte naar boven begrenst en dat het daartegen aangebrachte oogstgoed schuin naar achteren in de laadruimte drukt. Het is duidelijk dat dergelijke laadwagens gewoonlijk aanbouwtoestellen zijn, die via een dissel en dergelijke kunnen worden gecombineerd met een trekker. Het wiel-20 stel van de laadwagen is op de gebruikelijke wijze onder de laadruimte aangebracht.
Om een dergelijke laadruimte ook te kunnen gebruiken als hakseltransportwagen werd reeds voorgesteld het bovenste gedeelte van de voorste laadruimtewand omklapbaar uit te voeren, zodat het bovenste gedeelte van de voorste laadruimtewanden kan worden weggeklapt. Dit vergemakkelijkt het zogenaamd insteken, met andere woorden het wegwer-25 pen respectievelijk wegblazen van het hakselmateriaal van voren af, waarbij het hakselmate-riaal in een hoge boog over de de laadwagen trekkende trekker door een, voor de trekker rijdende hakselaar in de laadruimte wordt geworpen respectievelijk geblazen. Wanneer echter het hakselmateriaal vanaf opzij in de laadruimte moet worden geworpen, zou het ongunstig zijn het bovenste gedeelte van de voorste laadruimtewand weg te klappen, omdat hier-30 door het aanslag- respectievelijk houdvlak voor het hakselmateriaal en daarmee de opslagruimte verloren zou gaan. Daarbij moet voor een dergelijk zijdelings inwerpen van het hakselmateriaal de voorste laadruimtewand een maximale hoogte hebben, doch anderzijds het inwerpen van bovenaf door een in de laadruimte uitstekende compressieschuinte, zoals voor het bedrijf van de laadwagen gewenst, niet hinderen.
35 De tot nu toe voorgestelde oplossingen voor dergelijke combiwagens, die enerzijds kunnen worden gebruikt als laadwagen met een opnemen van het oogstgoed vanaf de bodem en anderzijds kunnen worden gebruikt als hakselmateriaaltransportwagen zijn voor wat .1 034 2 82 .
-2- betreft de in het bovenste gedeelte klapbaar uitgevoerde, voorste, laadruimtewand nog niet optimaal. Uitgaand hiervan beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterde laad- en/of hak-selwagen van de in de aanhef van de soort te verschaffen, die de nadelen van de stand van de techniek vermijdt en de stand van de techniek op gunstige wijze verder ontwikkelt. In het 5 bijzonder moet een verbeterd gebruik en een verbeterde aanpasbaarheid van de wagen aan verschillende toepassingen worden bereikt, zonder dat de geschiktheid van de wagen voor de individuele toepassingen daaronder lijdt.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een laad- en/of hakselwagen volgens conclusie 1. Gunstige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volg-10 conclusies.
Volgens de uitvinding wordt dus voorgesteld de beide bovenste klapgedeelten van de laadruimtewand door onafhankelijk van elkaar bedienbare actuatoraandrijvingen te doen dalen, welke aandrijvingen zodanig kunnen worden aangestuurd door een besturende inrichting dat de beide klapdelen van de laadruimtewand kunnen worden omgeklapt in ten minste 15 drie standen, namelijk een laadwagenstand waarin het eerste klapdeel in hoofdzaak rechtopstaand boven het basisdeel van de laadruimtewand staat en het tweede klapdeel onder een hoek met de verticaal in de laadruimte uitsteekt en deze naar boven begrenst, en een vul-stand waarin het eerste klapdeel rechtopstand boven het basisdeel staat en het tweede klapdeel in een de laadruimte niet meer naar boven begrenzende stand respectievelijk een de 20 laadruimte naar boven vrijgevende stand is verdraaid, en voorts een insteekstand waarbij de beide klapdelen in een ten opzichte van genoemde laadwagen- en vulstanden lagere stand is geklapt en boven het basisdeel een extra inwerpopening in de laadruimte ontstaat. Door een dergelijke uitvoering van de laad- respectievelijk hakselwagen kan deze goed werken voor alle drie de gewenste toepassingen. In de laadwagenstand van de beide klapdelen is de voor 25 het opnemen van het oogstgoed vanaf de bodem gewenste, verdichtende, schuine vlak aan het bovenste einde van de laadruimtewand aanwezig, dat het van onderaf in de laadruimte ingebrachte oogstgoed bij een overmatig oplopen naar boven comprimeert en dieper in de laadruimte omleidt. Wanneer anderzijds hakselmateriaal moet worden getransporteerd, dan kan dit zowel aan de zijkant, van rechts of links, en ook van vooraf in de dan als hakselwagen 30 fungerende wagen respectievelijk de laadruimten daarvan worden geworpen. In genoemde vulstand bereikt de klapbaar uitgevoerde laadruimtewand door de rechtopstaande stand van het eerste klapdeel de volle respectievelijk een voldoend grote hoogte, zonder dat het inwerpen van hakselmateriaal van bovenaf door genoemd schuin vlak wordt verhinderd. Wanneer anderzijds insteken moet plaatsvinden waarbij het hakselmateriaal in een vlakkere boog in de 35 laadruimte wordt geworpen, dan kan de effectieve hoogte van de klapbare laadruimtewand daar het naar onder klappen van de beide klapdelen worden gereduceerd en kan een aanvullende inwerpopening direct boven het basisdeel worden gevormd.
Bijzonder gunstig is het daarbij wanneer in een verdere ontwikkeling van de uitvin- -3- ding in de genoemde laadwagenstand het tweede ktapdeel ten opzichte van het onderste klapdeel onder een scherpe hoek staat en zich, daarvan uitgaand, schuin naar boven of liggend in de laadruimte uitstrekt. Als alternatief kunnen de beide klapdelen ook in een ten opzichte van elkaar gestrekte stand gemeenschappelijk schuin naar boven hellen, zodat zij ge-5 meenschappelijk fungeren als verdichtingsaanlegvlak. Daardoor wordt echter de maximaal mogelijke opneemruimte verkleind. In genoemde vulstand zou het tweede klapdeel, dat scharnierend aan het eerste klapdeel is verbonden, op de buitenkant van de laadruimte kunnen worden verdraaid, om deze van bovenaf vrij te geven. Het verdient echter de voorkeur dat het tweede klapdeel in genoemde vulstand op de naar de laadruimte toegekeerde bin-10 nenkant van het eerste klapdeel daartegen is aangeklapt, met andere woorden het tweede klapdeel wordt in de laadruimte naar onder scharnierend verbonden met het eerste klapdeel. Daardoor wordt het inwerpen van bovenaf in de laadruimte niet bemoeilijkt, waarbij dit met een zo klein mogelijke schamierbeweging van het tweede klapdeel wordt bereikt. Ook in de derde stand, namelijk de insteekstand, kan het tweede klapdeel in principe verschillende 15 standen innemen. Het heeft echter de voorkeur het tweede klapdeel eveneens tegen het eerste klapdeel aan te klappen en samen met dit naar de buitenwand weg te draaien. Op gunstige wijze worden de beide klapdelen in de insteekstand in een liggende stand tot ongeveer de hoogte van de bovenkant van het basisdeel van de laadruimtewand verdraaid, zodat de beide klapdelen zogezegd een naar de buitenkant van de laadruimte uitstekend invangvlak vormen, 20 dat verzekert dat dat niet voldoende ver over de bovenkant van het basisdeel geworpen hak-selmateriaal niet op de bodem terecht komt.
De onafhankelijk van elkaar te bedienen actuatoren kunnen in principe op diverse wijzen zijn uitgevoerd. In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de actuatoren hydraulische cilinders, waarvan een eerste enerzijds aan het eerste klapdeel van de 25 laadruimtewand en anderzijds aan een aan de basis vast scharnierpunt is gekoppeld, om dit eerste klapdeel ten opzichte van het basisdeel te kunnen verdraaien. Een tweede hydraulische cilinder is op gunstige wijze enerzijds verbonden aan het eerste klapdeel en anderzijds scharnierend verbonden aan het tweede klapdeel, om deze beide klapdelen ten opzichte van elkaar te kunnen verdraaien.
30 Op gunstige wijze heeft de laad- respectievelijk hakselwagen een laadautomatiek die in de laadwagenstand van de beide klapdelen het transporteren van het oogstgoed in de laadruimte automatisch afhankelijk van de reeds ingebrachte hoeveelheid oogstgoed respectievelijk de in de laadruimte ontstane druk van het oogstgoed bestuurt. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding is een de door het oogstgoed uitgeoefende druk detecterende inrich-35 ting voor het meten van de door het oogstgoed uitgeoefende druk op het tweede klapdeel van genoemde, meerdelige, laadruimtewand in de laadwagenstand daarvan aangebracht. Een de laadruimtetransporteur besturende inrichting stuurt een laadruimtetransporteur afhankelijk van de bovengenoemde, door het oogstgoed uitgeoefende druk, representerend signaal van -4- de de druk van het oogstgoed detecterende inrichting. In het bijzonder kan een een schraap-bodem besturende inrichting een in de laadruimte aangebrachte schraapbodem inschakelen en/of de snelheid daarvan verhogen wanneer de de druk van het oogstgoed detecterende inrichting een door het oogstgoed op het tweede klapdeel uitgeoefende druk detecteert die 5 een vooraf bepaalde grenswaarde overschrijdt. Daardoor wordt het in de laadruimte getransporteerde oogstgoed en het naar boven tegen het tweede klapdeel drukkend oogstgoed van deze laadruimtewand weg en dieper in de laadruimte naar het daartegenover gelegen einde getransporteerd, waardoor weer de door het oogstgoed uitgeoefende druk op genoemd tweede klapdeel daalt en bovendien een gelijkmatiger vulling van de laadruimte wordt gerea-10 liseerd.
De de door het oogstgoed uitgeoefende druk detecterende inrichting kan daarbij in principe op verschillende wijzen zijn uitgevoerd. Zo kan deze bijvoorbeeld een stelkrachtsen-sor omvatten die de belasting van de actuator detecteert die genoemd tweede klapdeel, dat in de laadwagenstand dient als samendrukkende klap, in stand houdt. In het bijzonder zou 15 een dergelijke stelkrachtsensor een hydraulische druksensor kunnen zijn, die de hydraulische druk van de het tweede klapdeel aandrijvende hydraulische cilinder meet. Alternatief of aanvullend kan echter ook in elke andere wijze de belasting van de actuator worden gemeten, bijvoorbeeld door meting van een op het scharnierpunt inwerkende reactiekracht, bijvoorbeeld door het meten van een het vermogen van de actuator beïnvloedde stroom etc.
20 In een verdere ontwikkeling van de uitvinding wordt de op het tweede klapdeel in werkende druk van het oogstgoed respectievelijk de in de laadruimte ingebrachte hoeveelheid oogstgoed bepaald door een bewegingssensor. Op gunstige wijze is het klapdeel in de laadwagenstand over een beperkte afstand beweegbaar vastgezet, zodat het tweede klapdeel in de laadwagenstand over een bepaalde weg kan bewegen. De bewegingssensor de-25 tecteert een bewegen van het tweede klapdeel dat zal optreden wanneer het oogstgoed in toenemende mate drukt tegen genoemd tweede klapdeel. In het bijzonder kan de bewegingssensor zodanig zijn uitgevoerd en kan het actuatormechaniek voor het tweede klapdeel zodanig zijn uitgevoerd dat het tweede klapdeel zonder door het oogstgoed uitgeoefende druk door de zwaartekracht in een onderste stand is voorgespannen en een detectering 30 plaatsvindt van de door het tegen het tweede klapdeel drukkende oogstgoed veroorzaakte klapbewegingen van het tweede klapdeel, naar boven en tegen de werking van de zwaartekracht in. Wanneer met toenemende hoeveelheid oogstgoed dit het tweede klapdeel uit de door de zwaartekracht bepaalde onderste uitgangsstand naar boven drukt, wordt dit door de bewegingssensor waargenomen die dan een geschikt signaal levert dat door de de schraap-35 bodem aansturende inrichting wordt geïnterpreteerd tot het uitschakelen van de schraapbodem respectievelijk het met een hogere snelheid bedrijven daarvan. Daardoor wordt het materiaal in de laadruimte van de gedeelde laadruimtewand weg getransporteerd, waardoor het tweede klapdeel weer kan terugbewegen. Hierdoor wordt een besturingslus gerealiseerd die -5- leidt tot een gelijkmatige verdeling van het oogstgoed in de laadruimte.
Het beweegbaar zijn van het tweede klapdeel in de laadwagenstand zou in principe kunnen worden gerealiseerd door een geschikte aansturing van de actuator. Op gunstige wijze echter zijn tussen het tweede klapdeel en de daarmee verbonden actuator vrijloopmid-5 delen aangebracht die een begrensde vrijloop van het tweede klapdeel ook zonder een beweging van de tweede actuator mogelijk maken. In het bijzonder kan in de aandrijflijn een sleufgatgeleiding zijn aangebracht die het tweede klapdeel ten opzichte van de actuator een bepaalde speling geeft en een bepaalde vrijloop van het tweede klapdeel mogelijk maakt. Alternatief of aanvullend op een dergelijke sleufgatgeleiding kunnen de vrijloopmiddelen ook 10 een in lengte veranderbare, in het bijzonder telescoperende stang omvatten of een bij voorkeur elastisch meegevend aandrijfelement in de aandrijflijn. De vrijloopmiddelen zijn dus zodanig uitgevoerd dat het tweede klapdeel bij stilstaande actuator beweegbaar is.
Om een licht te construeren uitvoering van de klapdelen en daaraan toegevoegde actuatoren mogelijk te maken is in een verdere ontwikkeling van de uitvinding voor het twee-15 de klapdeel van de meerdelige laadruimte daarvan een opvangbevestiging aangebracht die genoemd tweede klapdeel in de laadwagenstand bij een overmatig hoge druk van het oogstgoed aanvullend respectievelijk onafhankelijk van de actuatoraandrijving vasthoudt. De op-vanghouder vormt dus een zekering die het tweede klapdeel met wrijving en/of vormsluitend vasthoudt wanneer een toenemende hoeveelheid oogstgoed respectievelijk een toenemende 20 druk van het oogstgoed tracht de klapdelen van de laadruimtewand weg te drukken.
In het bijzonder kan de opvanghouder een aanslag hebben waartegen het tweede klapdeel en/of het eerste klapdeel bij een verzwaaibeweging onder de druk van het oogstgoed in de laadwagenstand komt. In het bijzonder kan de aanslag een vanghaak omvatten die het tweede klapdeel opvangt wanneer dit, in het bijzonder wanneer het door genoemde 25 vrijloopmiddelen beweegbaar is, onder de invloed van het druk van het oogstgoed naar boven verdraait. Op gunstige wijze is de vanghaak daarbij zodanig uitgevoerd dat deze het tweede klapdeel zowel tegen een beweging naar boven als tegen een beweging in horizontale richting naar de buitenkant van de laadruimte beveiligt. De opvanghouder verzekert aldus op gunstige wijze niet alleen het tweede klapdeel tegen naar boven gerichte bewegingen 30 doch ook het scharnierend daaraan verbonden eerste klapdeel tegen een omhoog scharnieren naar de buitenkant van de laadruimte. Daardoor kunnen de actuatoren en ook de beide klapdelen zelf dienovereenkomstig kleiner worden gedimensioneerd. Op gunstige wijze grijpt de opvanghouder aan aan het vrije, dus niet aan het eerste klapdeel scharnierend verbonden einde van het tweede klapdeel, waardoor gunstige hefboomverhoudingen ontstaan en ook 35 een grotere druk van het oogstgoed met kleinere vasthoudkrachten kunnen worden opgevangen.
Op gunstige wijze is de opvanghouder zelfvangend uitgevoerd, en wel zodanig dat deze het tweede klapdeel slechts dan opvangt wanneer dit in de laadwagenstand van de bei- -6- de klapdelen onder de invloed van de druk van het oogstgoed naar boven verdraait. Wanneer daarentegen de beide klapdelen door de actuatoren uit de laadwagenstand tot in de vulstand of in de insteekstand worden gedraaid, dan vangt de opvanghouder het tweede klapdeel niet. Dit kan enerzijds worden bereikt door een geschikte uitvoering van de besturende inrichting 5 die de beide actuatoren zodanig aanstuurt dat een serieel verloop van de zwaaibewegingen van de beide klapdelen plaatsvindt die een voorbij draaien van het tweede klapdeel langs de opvanghouder verzekert.
Bij voorkeur echter is genoemde vrijloop van het tweede klapdeel ten opzichte van de actuator daarvan zodanig gedimensioneerd dat bij het verzwaaien van het eerste klapdeel 10 uit de laadwagenstand het tweede klapdeel tot voorbij de opvanghouder scharniert. Daarbij is op gunstige wijze de aan het tweede klapdeel toegekende actuator voor wat betreft de bedie-ningsslag daarvan zodanig begrensd dat het tweede klapdeel onder benutting van genoemde vrijloop onafhankelijk van de stand van de aan het tweede klap toegevoegde actuator tot voorbij de opvanghouder scharniert. Daardoor worden beschadigingen als gevolg van foutie-15 ve bedieningen uitgesloten. Zelfs wanneer de aan de tweede actuator toegevoegde actuator tot in de eindstand wordt gebracht waarin het tweede klapdeel ten opzichte van het eerste klapdeel geheel naar boven is verzwaait, dan verzekert de vrijloop nog steeds dat er speling is in de opvanghouder en bij het wegzwaaien van het eerste klapdeel het tweede klapdeel tot voorbij de opvanghouder passeert.
20 In het bijzonder kan de beschreven meerdelige uitvoering van de laadruimtewand aan de voorzijde van de laadruimte zijn aangebracht, die is gericht naar de de wagen trekkende trekker, zodat de beschreven insteekstand van de klapdelen kan worden gebruikt om het hakselmaterialen in een boog over de trekker van vooraf in de laadruimte te werpen. Eventueel kunnen echter ook verdere laadruimtewanden op de beschreven wijze meerdelig 25 klapbaar zijn uitgevoerd.
De uitvinding word tin het nuvolgende aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm en de daarbij behorende tekeningen nader toegelicht. In de tekening tonen: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een laad- en hakselwagen voor het inbrengen van 30 oogstgoed volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de laad- en hakselwagen via een dissel is gekoppeld met een trekker, fig. 2 een gedeeltelijk perspectivische afbeelding van een voorste, bovenste gedeelte van een laadruimte van de laadwagen volgens fig. 1, waarbij de beide bovenste klapde-35 len van de voorste laadruimtewand zijn getoond in de laadwagenstand, fig. 3 een gedeeltelijke perspectivische afbeelding van het voorste, bovenste gedeelte van de laadruimte van de laad- en hakselwagen volgens fig. 1 waarbij de beide bovenste -7- klapdelen van de voorste laadruimtewand zijn getoond in de vulstand voor het zijdelings inwerpen van hakselmateriaal, fig. 4 een gedeeltelijk perspectivische afbeelding van het voorste bovenste deel van de 5 laadruimte van de laad- en hakselwagen volgens fig. 1, waarbij de beide bovenste klapdelen van de voorste laadruimtewand zijn getoond in de insteekstand.
De in fig. 1 getoonde laad- en hakselwagen 1 is op op zich bekende wijze uitgevoerd als aanbouwwagen en heeft een wielstel 2, dat een machineframe 3 draagt dat weer via een 10 dissel 4 is gekoppeld met een trekker 5. Op het machineframe 3 is een laadruimte 6 aangebracht die aan de onderzijde wordt begrensd door een laadruimtebodem 7 en die zijdelings en voor en achter wordt begrensd door laadruimtewanden 8, 9,10 en 11, welke in hoofdzaak dwars op de randen van genoemde laadruimtebodem 7 staan. De bovenkant van de laadruimte 6 is in hoofdzaak open uitgevoerd en dus vrij van touwen, spanbanden en dergelijke, 15 met uitzondering van een in het voorste gedeelte aangebrachte verdichtingsklep, die nog zal worden beschreven.
Op op zich bekende wijze is in de zone van het voorste einde van de laadruimte 6 een opnametransport 12 aangebracht die een hefbare en omlaag te bewegen pick-up omvat, met behulp waarvan op de bodem gelegen oogstgoed zoals hooi en gras van de bodem kan 20 worden opgenomen en op het voorste einde van de laadruimte 6 van onderaf daarin kan worden getransporteerd.
De achterste laadruimtewand 11 kan op op zich bekende wijze zijn uitgevoerd als een naar beneden scharnierbare achterklep om de laadruimte 6 te kunnen ontladen. In de laadruimte 6 is een niet verder getoond, op zich bekende schraapbodem aangebracht met 25 behulp waarvan het in de laadruimte 6 aanwezige materiaal naar achteren dus naar het achterste einde van de laadruimte 6 kan worden getransporteerd.
De voorste laadruimtewand 10 is op de in de figuren 2 t/m 4 getoonde wijze meerdelig uitgevoerd. Een star basisdeel 13, dat in de getoonde uitvoering ongeveer de onderste helft respectievelijk de onderste tweederde delen van de voorste laadruimtewand 10 vormt, is 30 vast verbonden met de zijdelingse laadruimtewanden 8 en 9. Aan de bovenkant van dit basisdeel 11 is een eerste klapdeel 14 scharnierend om een liggende dwarsas 15 aangebracht, dat ten opzichte van het basisdeel 13 klapbaar is. Met genoemd eerste klapdeel 14 is weer scharnierend om een liggende dwarsas 17 een tweede klapdeel 16 verbonden. Het tweede klapdeel 16 is daarbij aan de van het basisdeel 13 afgekeerde kant van het eerste klapdeel 35 14 scharnierend verbonden en wel zodanig dat dit tweede klapdeel 16 op de binnenkant van het eerste klapdeel 14 kan worden geklapt. De beide klapdelen 14 en 16 zijn plaatvormig respectievelijk wandvormig uitgevoerd en vormen afhankelijk van de stand ervan een voortzetting van het door het basisdeel 13 gevormde laadruimtewandgedeelte. In de getoonde -8- uitvoeringsvomn zijn de beide klapdelen 14 en 16 in hoofdzaak even groot uitgevoerd, waarbij zij beide echter duidelijk kleiner zijn dan het basisdeel 13. Elk van de klapdelen 14 heeft een hoogte die grofweg ongeveer een kwart van de totale hoogte van de laadruimte 6 is.
Zoals fig. 2 toont, zijn voor het verzwaaien van de beide klapdelen 14 en 16 actuato-5 ren 18 en 19, elk in de vorm van hydraulische cilinders 20 en 21 aangebracht. Een eerste hydraulische cilinder 20 is daarbij met het onderste einde aan een aan het basisdeel vast scharnierpunt 22 verbonden, en met een bovenste einde verbonden met het eerste klapdeel 14 respectievelijk een daarmee verbonden hefboomarm. In fig. 2 is slechts één hydraulische cilinder getekend doch het is duidelijk dat rechts en links aan de genoemde scharnierpunten 10 een paar van dergelijke eerste hydraulische cilinders 20 zal zijn aangebracht.
Een tweede hydraulische cilinder is eveneens scharnierend verbonden met het eerste klapdeel 14, ongeveer in de zone van de dwarsas 15 waarom het eerste klapdeel 14 kan scharnieren. Anderzijds is de tweede hydraulische cilinder 21 scharnierend verbonden met het tweede klapdeel 16 respectievelijk met een daarmee verbonden hefboomarm 13 om dit 15 tweede klapdeel 17 (16, vert.) ten opzichte van het eerste klapdeel 14 te kunnen verdraaien. Zoals fig. 2 toont is de genoemde hefboomarm 23 gebogen uitgevoerd zodat deze boogvormig boven de bovenkant van het eerste klapdeel 14 verloopt. Aldus kan het tweede klapdeel 16 moeiteloos tussen de in fig. 2 getoonde, vanaf het eerste klapdeel naar binnen in de laadruimte 2 uitstekende stand en in de in fig. 4 getoonde, op de binnenkant van het eerste klap- 20 deel 14 gedraaide stand heen en weer worden bewogen. Op gunstige wijze is de scharnieras 17 waarom het tweede klapdeel 16 kan worden verdraaid, aan de binnengelegen kant van de bovenkant van het eerste klapdeel 14 aangebracht om het tweede klapdeel 16 in hoofdzaak volledig op te binnenkant van het eerste klapdeel 14 te kunnen klappen - zie fig. 4.
Het is duidelijk dat ook voor het tweede klapdeel 16 een paar van dergelijke tweede 25 hydraulische cilinders 21, zowel links als rechts, kunnen zijn aangebracht, hoewel fig 2 er slechts één toont.
De hydraulische cilinders 20 en 21 kunnen onafhankelijk van elkaar worden bediend. Een slechts schematisch aangegeven besturingsinrichting 24, die kan worden gevormd door een aan de laad- en hakselwagen 1 aangebrachte speciale rekeninrichting, bestuurt de hy-30 draulische voeding van de hydraulische cilinders 20 en 21 op geschikte wijze.
Daardoor kunnen de beide klapdelen 14 en 16 in drie verschillende configuraties worden gebracht, een en ander zoals de figuren 2 t/m 4 dit tonen. In de in fig. 2 getoonde laadwagenstand is het eerste klapdeel 16 verdraaid tot in een rechtop staande stand boven het basisdeel 13, wat kan worden gerealiseerd door het uitzetten van de eerste hydraulische 35 cilinder 20. Aan het bovenste einde van het eerste klapdeel 14 kunnen aanslagen 25 zijn aangebracht die het eerste klapdeel 14 in een gedefinieerde stand in aanslag tegen de zijdelingse laadruimtewanden 8 en 9 houden. Anderzijds worden de hydraulische cilinders 21 ingetrokken om het tweede klapdeel 16 in een stand waarin het een scherpe hoek met het eer- -9- ste klapdeel maakt en naar binnen in de laadruimte uitsteekt, te brengen, zoals fig. 2 toont. In de getoonde uitvoering strekt het tweede klapdeel 16 - grofweg - zich uit onder een rechte hoek naar binnen in de laadruimte 6, zodat het tweede klapdeel 16 een liggende stand inneemt en de laadruimte 6 met het voorste einde naar boven begrenst. In deze stand van de 5 beide klapdelen 14 en 16 kan de laad- en hakselwagen 1 als een gewone laadwagen worden gebruikt. Het tweede klapdeel 16 fungeert daarbij als samendruk- of verdichtingsklep, die het door de opnametransporteur in de laadruimte gebrachte oogstgoed verdicht, wanneer dit zich aan de voorste laadruimtewand 10, nauwkeuriger aan de binnenkant daarvan, naar boven opstapelt.
10 Om hakselmateriaal van bovenaf beter in de laadruimte 6 te kunnen inbrengen, wordt het tweede klapdeel 16 weggedraaid om het van bovenaf inwerpen niet te hinderen. Een dergelijke vulstand is getoond in fig. 3, wanneer het eerste klapdeel 14 in de eerder getoonde en naar boven verdraaide stand blijft terwijl het tweede klapdeel 16 door het uitzetten van de tweede hydraulische cilinder 21 tot op de binnenkant van het eerste klapdeel 14 wordt 15 verdraaid zodat het tweede klapdeel 16 in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste klapdeel aan de binnenkant daarvan ligt. Deze stand is optimaal voor het van opzij inwerpen van hakselmateriaal wanneer bijvoorbeeld de laadwagen naast de hakselaar beweegt, zodat het hakselmateriaal in wezen via een van de beide zijwanden 8 of 9 van de laadruimte in deze laadruimte 6 wordt geworpen.
20 Om het zogenaamd insteken van het hakselmateriaal mogelijk te maken respectie velijk te begunstigen, kunnen de beide klapdelen 14 en 16 naar de buitenzijde van de laadruimte 6 omlaag worden bewogen zoals fig. 4 dit toont. Het tweede klapdeel 16 blijft daarbij in een op de binnenkant van het eerste klapdeel 14 gedraaide stand. Het eerste klapdeel wordt tezamen met het daaraan aangeklapte tweede klapdeel 16 naar voren verdraaid, zoals fig. 4 25 toont, doordat de eerste hydraulische cilinder 20 wordt ingetrokken. In deze insteekstand volgens fig. 4 strekken de beide klapdelen 14 en 16 zich in hoofdzaak liggend uit en steken, grofweg gezien, onder een rechte hoek vanaf het basisdeel 13 naar buiten uit. Daardoor kan het hakselmateriaal in een vlakke werpboog over de trekker in de inwerpopening 26, die is ontstaan door het omlaag bewegen van de beide klapdelen 14 en 16, tot direct boven het 30 basisdeel 13 worden geworpen en wel in de laadruimte 6.
Op gunstige wijze is ondanks het meervoudig schamierbaar zijn van de beide klapdelen 14 en 16 een laadautomatiek in de laad- en hakselwagen geïntegreerd die het transporteren van het oogstgoed via opnametransporteur 12 in de laadruimte 6 en in het bijzonder door de niet zelf getekende schraapbodem in de laadruimte 6 automatisch bestuurt, en wel 35 afhankelijk van de zich aan de voorste laadruimtewand accumulerende hoeveelheid oogstgoed respectievelijk de hierdoor ontstane druk van het oogstgoed. Op gunstige wijze wordt de door het oogstgoed uitgeoefende druk gedetecteerd via het tweede klapdeel 16 wanneer dit zich bevindt in de in fig. 2 getoonde laadruimtestand. Hiertoe is het tweede klapdeel 16 in - 10- de getoonde laadwagenstand volgens fig. 2 ondanks de vaststaande actuator 19 via een beperkte weg beweegbaar, nauwkeuriger gezegd verzwaaibaar. Hiertoe is tussen de actuator 19 en het tweede klapdeel16 een vrijloopmiddel 27 aangebracht dat de genoemde beperkte beweegbaarheid mogelijk maakt. In de getoonde uitvoeringsvorm worden de vrijloopmiddelen 5 27 gevormd door sleufgaten 28 waarin de scharnierpunten van de tweede hydraulische cilin der 21 beweegbaar zijn geleid zodat het tweede klapdeel 16 uit de in de fig. 2 getoonde stand enigszins naar boven kan worden verzwaaid zonder dat de hydraulische cilinder 21 een beweging behoeft uit te voeren. In tegenstelling daartoe is de laadwagenstand van de beide hydraulische cilinders 21 de eindstand daarvan zodat zij niet meer verder kunnen worden 10 ingetrokken.
De door de vrijloopmiddelen 27 mogelijk gemaakte beweging van het tweede klapdeel 16 wordt gedetecteerd door een bewegingssensor 29 die in combinatie met de gekozen uitvoeringsvorm en wijze van aanbrengen van het tweede klapdeel 16 een de door het oogst-goed uitgeoefende druk detecterende inrichting 30 vormt: zonder druk van het oogstgoed 15 wordt het tweede klapdeel 16 door de werking van de zwaartekracht in de in fig. 2 getoonde uitgangsstand naar ondereren getrokken. Drukt van onderaf het oogstgoed in toenemende mate tegen het tweede klapdeel 16 dan scharniert dit in overeenstemming daarmee naar boven. Deze verzwaaiingsbeweging wordt gedetecteerd door de genoemde bewegingssensor 29 die is gekoppeld met de schematisch getoonde besturende inrichting 24. Deze omvat 20 een de schraapbodem besturende stuurinrichting 31 die afhankelijk van het signaal van de bewegingssensor 29 de schraapbodem in de laadruimte 6 aanstuurt. Wanneer het tweede klapdeel over een bepaalde weg naar boven wordt gedrukt, dan wordt de schraapbodem ingeschakeld respectievelijk op een hogere snelheid geschakeld om de zich vormende voorraad materiaal verder naar achter in de laadruimte 6 te bewegen en daardoor de druk op het 25 klapdeel 16 te verminderen. Deze komt dan weer terug in de onderste uitgangsstand wat weer wordt gedetecteerd door de bewegingssensor 29 zodat de aandrijving van de schraapbodem kan worden uitgeschakeld respectievelijk deze langzamer kan worden geschakeld.
Zoals fig. 2 toont is voor het tweede klapdeel 16 in de laadwagenstand daarvan een opvanghouder 32 aangebracht die in de getoonde uitvoeringsvorm is aangebracht aan de 30 binnenkant van de zijdelingse laadruimtewanden 8 en 9. De opvanghouder 32 heeft een vast aangebrachte aanslag 33 die uit genoemde zijdelingse laadruimtewanden 8 en 9 naar binnen uitsteekt en zich bevindt in ongeveer de zone van de achterste kant van het tweede klapdeel 16 in de laadwagenstand daarvan. In de in fig. 2 getoonde uitgangsstand van het tweede klapdeel 16 is laatstgenoemde niet in ingrijping met de aanslagen 33. Dit ontstaat pas wan-35 neer de ontstane druk van het oogstgoed het tweede klapdeel 16 in een samenwerking met genoemde vrijloopmiddelen 27 naar boven drukt. De aanslag 33 kan zijn uitgevoerd als een vanghaak respectievelijk kan in een kinematische omkering aan het tweede klapdeel 16 een geschikte vanghaak zijn aangebracht die samenwerkt met de aanslag 33. Wanneer het twee- -11 - de klapdeel 16 met de opvanghouder 32 in ingrijping komt, dan wordt het tweede klapdeel 16 op gunstige wijze niet slechts naar boven doch ook naar voren gezekerd zodat ook het eerste 14 tegen opdrukken naar voren is gezekerd. Door deze opvanghouder 32 kan de totale constructie, dus de beide klapdelen 14 en 16 en de actuatoren 18 en 19 daarvoor klein worden 5 gedimensioneerd en dus licht worden geconstrueerd.
Op gunstige wijze is daarbij de uitvoering van de opvanghouder 32 zodanig dat deze met het tweede klapdeel 16 slechts dan in ingrijping komt wanneer laatstgenoemde uit de laadwagenstand volgens fig. 2 door de ontstane druk van het oogstgoed naar boven ver-zwaait. Wanneer daarentegen zonder druk van het oogstgoed, dus wanneer het tweede klap-10 deel 16 zich bevindt in de onderste uitgangsstand volgens fig. 2, het eerste klapdeel 14 naar voren wordt verzwaaid, dan passeert het tweede klapdeel 16 de opvanghouder 32. Daardoor zijn beschadigingen door foutieve bediening uitgesloten.
1 03 4 2 82 .

Claims (17)

1. Laad- en/of hakselwagen voor het binnenbrengen van oogstgoed, met een laadruimte (6) die wordt begrensd door een laadruimtebodem (7) en door laadruimtewanden (8, 9, 5 10, 11), waarbij ten minste één van de laadruimtewanden (10) meerdelig is uitgevoerd en omvat een onderste basisdeel (13), een bovenste eerste klapdeel (14) dat om een liggende as (15) ten opzichte van het basisdeel (13) kan worden omgeklapt en een tweede klapdeel (16) dat klapbaar scharnierend is gekoppeld met het eerste klapdeel (14) en wel om een liggende as (17), gekenmerkt door onafhankelijk van elkaar te bedienen actuatoren (18, 19) 10 voor het verzwaaien van de beide klapdelen (14,16) en een besturingsinrichting (24) voor het aansturen van de actuatoren (18, 19) en wel zodanig dat de beide klapdelen (14, 16) in ten minste drie standen kunnen worden verzwaaid, namelijk een laadwagenstand waarin het eerste klapdeel (14) zich in hoofdzaak rechtopstaand boven het basisdeel (13) uitstrekt, en het tweede klapdeel (16) onder een hoek met de verticaal in de laadruimte (6) uitsteekt en deze 15 naar boven begrenst, een vulstand, waarin het eerste klapdeel (14) in hoofdzaak boven het basisdeel (13) ligt en het tweede klapdeel (16) in een de laadruimte (6) niet naar boven begrenzende stand is gedraaid, en een insteekstand waarin de beide klapdelen (14, 16) in een ten opzichte van genoemde laadwagen en vulstanden lagere stand zijn geklapt en boven het basisdeel (13) een insteekopening ontstaat. 20
2. Laad- en/of hakselwagen volgens voorgaande conclusies, waarbij in de laadwagenstand het tweede klapdeel (13) ten opzichte van het eerste klapdeel (14) onder een scherpe hoek helt en zich uitgaand van het eerste klapdeel (14) schuin naar boven in de laadruimte (6) uitsteekt waarbij in de vulstand het tweede klapdeel (16) aan het eerste klap- 25 deel (14) is aangeklapt, bij voorkeur op diens naar de binnenruimte (6) toegekeerde binnenzijde, en waarbij in de insteekstand de beide klapdelen (14, 16) naar de buitenzijde van de laadwagen (6) zijn verdraaid en zich, liggend uitgericht, op ongeveer de hoogte van de bovenkant van het basisdeel (13) uitstrekken.
3. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de actuatoren (18, 19) hydraulische cilinders (20, 21) omvatten, waarvan een eerste hydraulische cilinder (20) enerzijds aan een eerste klapdeel (14) en anderzijds aan een aan het basisdeel vast scharnierpunt (22), en een tweede hydraulische cilinder (21) enerzijds aan het eerste klapdeel (14) en anderzijds aan het tweede klapdeel (16) scharnierend is verbonden. 35
4. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een de door het oogstgoed uitgeoefende druk detecterende inrichting (30) voor het opnemen van een door het oogstgoed op het tweede klapdeel (16) in de laadwagenstand daarvan uitgeoe- 1 034282a -13- fende druk aanwezig is met een de laadruimtetransporteur besturende inrichting (31), in het bijzonder een een schraapbodem besturende eenheid, voor het bedienen van een transporteur van het oogstgoed, in het bijzonder een schraapbodem in de laadruimte (6), dit afhankelijk van een signaal van de de door het oogstgoed uitgeoefende druk detecterende inrichting 5 (30).
5. Laad- en/of hakselwagen volgens de voorgaande conclusie, waarbij de de door het oogstgoed uitgeoefende druk detecterende inrichting (30) een actuatorkrachtsensor, in het bijzonder een sensor voor de hydraulische druk, voor het detecteren van de actuator- 10 kracht van een aan het tweede klapdeel (16) toegevoegde actuator (19) omvat en genoemde de laadruimtetransporteur besturende inrichting werkt afhankelijk van een signaal van de actuatorkrachtsensor.
6. Laad- en/of hakselwagen volgens conclusie 4, waarbij de de door het oogstgoed 15 uitgeoefende druk detecterende inrichting (30) een bewegingssensor (29) voor het detecteren van een beweging van het tweede klapdeel (16) in de laadwagenstand daarvan omvat, waarbij het tweede klapdeel (16) in de laadwagenstand beperkt beweegbaar is vastgehouden.
7. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij tus- 20 sen het tweede klapdeel (16) en de daarmee verbonden actuatoraandrijving (19) vrijloopmid- delen (26), bij voorkeur een sleufgatgeleiding (28), voor het verkrijgen van een begrensde vrijloop van het tweede klapdeel (16) zonder beweging van de daaraan toegevoegde actuator (19) in de laadwagenstand is aangebracht.
8. Laad- en/of hakselwagen volgens conclusie 6 of een daarvan afhankelijke conclu sie, waarbij de bewegingssensor (29) zodanig is uitgevoerd en aangebracht dat de bewegingssensor (29) een heffen van het tweede klapdeel (16) tegen de werking van de zwaartekracht en in de laadwagenstand detecteert en bij het bereiken van een vooraf bepaalde be-wegingshoogte een geschikt signaal levert. 30
9. Laad- en of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een opvanghouder (32) voor het tweede klapdeel (16) is aangebracht die het tweede klapdeel (16) in de laadwagenstand daarvan aanvullend en/of onafhankelijk van de actuatoraandrijving (19) bij een overmatige door het oogstgoed op het tweede klapdeel (16) uitgeoefende druk 35 vasthoudt.
10. Laad- en/of hakselwagen volgens de voorgaande conclusie, waarbij de opvanghouder (32) een aanslag (33) omvat waartegen het tweede klapdeel (16) bij een opgaande -14- beweging onder de invloed van de door het oogstgoed uitgeoefende druk in de laadwagen-stand komt.
11. Laad- en/of hakselwagen volgens de voorgaande conclusie, waarbij de aanslag 5 (33) een vanghaak omvat die het tweede klapdeel (16) tegen bewegingen naar boven en tegen beweging in horizontale richting naar de buitenzijde van de laadruimte (6) zekert.
12. Laad- en of hakselwagen volgens een van de drie voorgaande conclusies, waarbij de stuurinrichting (24) zodanig is uitgevoerd dat bij het komen in de vulstand en/of de in- 10 steekstand uitgaande van de laadwagenstand het tweede klapdeel (16) tot voorbij de op-vanghouder (32) wordt gedraaid.
13. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vrijloopmiddel (27) zodanig is bemeten en de actuatieweg van de aan het tweede klap- 15 deel (16) toegekende actuator (19) zodanig is begrensd dat bij het verzwaaien van het eerste klapdeel (14) uit de laadwagenstand het tweede klapdeel (16) onafhankelijk van de stand van de daaraan toegepaste actuator (19) tot voorbij de opvangstand (32) beweegt.
14. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 20 tweedelige laadruimtewand (10) met de beide bovengelegen klapdelen (14, 16) een voorwand van de laadruimte (6) vormt.
15. Laad- en of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een opnametransporteur voor het opnemen van oogstgoed vanaf de bodem en voor het in- 25 brengen van het oogstgoed in de laadruimte (6) is aangebracht waarbij de tweedelige laadruimtewand (10) met de beide bovengelegen klapdelen (14,16) is aangebracht aan de zijkant van de laadruimte (6) daar waar genoemde opnametransporteur (12) is aangebracht.
16. Laad- en/of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 30 deze is uitgevoerd als aanbouwtoestel en een dissel (4) omvat waarmee deze kan worden gecombineerd met een trekker.
17. Laad- en of hakselwagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bovenzijde van de laadruimte (6) afgezien van het tweede klapdeel (16) vrij is van spankoor- 35 den, geleidingsrails en andere vlaktebegrenzingen. 1034282
NL1034282A 2006-08-24 2007-08-24 Laad- en/of hakselwagen. NL1034282C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE102006039672 2006-08-24
DE102006039672.3A DE102006039672B4 (de) 2006-08-24 2006-08-24 Lade- und/oder Häckselwagen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1034282A1 NL1034282A1 (nl) 2008-02-26
NL1034282C2 true NL1034282C2 (nl) 2010-01-14

Family

ID=39133907

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034282A NL1034282C2 (nl) 2006-08-24 2007-08-24 Laad- en/of hakselwagen.

Country Status (3)

Country Link
AT (1) AT504143B1 (nl)
DE (1) DE102006039672B4 (nl)
NL (1) NL1034282C2 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2009847C2 (nl) * 2012-11-20 2013-10-15 Forage Innovations Bv Laadwagen.
DE202013010413U1 (de) 2013-11-19 2013-11-27 Forage Innovations B.V. Ladewagen
DE102015104390A1 (de) * 2015-03-24 2016-09-29 Claas Saulgau Gmbh Verfahren zum Betreiben eines landwirtschaftlichen Ladewagens und landwirtschaftlicher Ladewagen
NL2016211B1 (en) 2016-02-03 2017-08-11 Forage Co Bv Agricultural vehicle with a loading chamber and storing method with a crop material property sensor.
DE202019104154U1 (de) * 2019-07-29 2020-11-02 Pöttinger Landtechnik Gmbh Lade- und/oder Häckselwagen

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2019055A1 (de) * 1970-04-21 1971-11-11 Gruber, Otto, Saalfelden (Österreich) Landwirtschaftlicher Ladewagen
US4813842A (en) * 1988-03-28 1989-03-21 Morton R C Tail gate apparatus for pick-up trucks
US6082801A (en) * 1998-10-26 2000-07-04 Owen; James M. Tailgate extension assembly
DE20108184U1 (de) * 2001-05-15 2001-10-31 Land & Technik-Service GmbH, 06295 Volkstedt Mehrzweck-Fahrzeugaufbau zum Transport von schüttfähigen Gütern

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9105734U1 (de) * 1991-05-08 1991-07-04 B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co, 4518 Bad Laer Mehrteilige schwenkbare Fahrzeugbordwand
DE202004017852U1 (de) * 2004-11-17 2006-03-23 Bohnacker Ag Kombi-Ladewagen mit abklappbarer oberer Stirn- und Tastwand und gelenkiger Rückwand

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2019055A1 (de) * 1970-04-21 1971-11-11 Gruber, Otto, Saalfelden (Österreich) Landwirtschaftlicher Ladewagen
US4813842A (en) * 1988-03-28 1989-03-21 Morton R C Tail gate apparatus for pick-up trucks
US6082801A (en) * 1998-10-26 2000-07-04 Owen; James M. Tailgate extension assembly
DE20108184U1 (de) * 2001-05-15 2001-10-31 Land & Technik-Service GmbH, 06295 Volkstedt Mehrzweck-Fahrzeugaufbau zum Transport von schüttfähigen Gütern

Also Published As

Publication number Publication date
DE102006039672B4 (de) 2014-07-10
DE102006039672A1 (de) 2008-04-03
NL1034282A1 (nl) 2008-02-26
AT504143A2 (de) 2008-03-15
AT504143B1 (de) 2009-08-15
AT504143A3 (de) 2008-04-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7197979B2 (en) Controlled bale ejection mechanism
NL1034282C2 (nl) Laad- en/of hakselwagen.
US6421996B1 (en) Harvester with bale forming chamber having a transport mode
US3691741A (en) Machine for loading,stacking and unloading crops
US7871233B2 (en) Front load container lifter
US7000533B2 (en) Bale unloading arrangement of a large round baler
US4268199A (en) Trailer for the automatic loading and unloading of round bales
US20110038697A1 (en) Side loading refuse collection system
CA2170215C (en) Tilting bin handler
NL2009847C2 (nl) Laadwagen.
NL1034283C2 (nl) Laadwagen.
US20210370631A1 (en) Lift and tilt device, baler equipped therewith and method of its operation
US6079926A (en) Self-propelled hay bale retriever and stacker
NL2011451B1 (nl) Oogstwagen voor het opnemen en het transport van planten of plantdelen.
US6413031B1 (en) Automatic refuse container latch
NL2008875C2 (nl) Landbouwtransportwagen.
US20130243555A1 (en) Box Lifting Assembly for Dump Trucks or Similar Vehicles
BE1018759A3 (nl) Een rechthoekige balenpers met een verbeterde uitwerpgoot.
US7281975B2 (en) Quick-adjust cotton picker basket
NL2021232B1 (en) Loader wagon and method for unloading a loader wagon
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
HU216939B (hu) Bálagyűjtő berendezés és ehhez való mobil bálázó
JP4212135B2 (ja) フォーレージワゴン
US6709220B2 (en) Automatic refuse container latch
NL2013718B1 (nl) Landbouwtransportwagen.

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20091113

PD2B A search report has been drawn up