NL1034181C2

NL1034181C2 - Inrichting voor het transporteren van ronde objecten.

Info

Publication number: NL1034181C2
Application number: NL1034181A
Authority: NL
Inventors: Jan Hordijk; Peter Silvester William Ribbers; Jan Willem Pennings
Original assignee: Staalkat Internat B V
Priority date: 2007-07-24
Filing date: 2007-07-24
Publication date: 2009-01-27
Also published as: EP2019056A1; EP2019056B1; ATE549276T1; US20090026044A1; US7946413B2

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het transporteren van ronde objecten.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor in hoofdzaak ronde objecten, in het bijzonder eieren of fruit, omvattende een rollentransporteur met rollen waar 5 de objecten op rusten en een in transportrichting achter de rollentransporteur geplaatste tweede transporteur met een eindeloos element dat via omkeermiddelen omloopt, waarbij de tweede transporteur met een einde en bij dat einde behorende omkeermiddelen naar de eerste transporteur is gekeerd, en waarbij aan het eindeloze element van de tweede transporteur objecthouders zijn bevestigd die aan de van de tweede transporteur afgekeerde 10 zijde open zijn om een object op te nemen en die, althans aan het naar de eerste transporteur gekeerde einde van de tweede transporteur bij passage van de bij dat einde behorende omkeermiddelen een baan beschrijven, waarbij de stand van de objecthouders bij het doorlopen van die baan verandert, zodanig dat de objecten in gebruik vanaf de rollen van de rollentransporteur overdraagbaar zijn in de objecthouders van de tweede transporteur.

15 Een dergelijke transportinrichting is bekend uit NL 1016852. Bij de bekende transportinrichting worden eieren op een rollentransporteur toegevoerd aan een tweede transporteur met eiercups. De eiercups zijn met tussenruimte direct op rails aangebracht die door aan hun beide einden met een omloopketting zijn gekoppeld. De eieren worden overgedragen door de eieren bij het omkeerpunt van de rollentransporteur te laten vallen in 20 de bij het omkeerpunt van de tweede transporteur schuin staande eiercups. De eieren vallen hierbij over een relatief grote afstand van de rollentransporteur in de eiercups, wat een risico op breuken in de eieren met zich meebrengt.

De uitvinding beoogt een verbeterde transportinrichting te verschaffen.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt met een transportinrichting volgens de 25 aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat een objecthouder door middel van een arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur is bevestigd, waarbij het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur in bewegingsrichting van de transporteur vóór de objecthouder is gelegen.

De objecthouders kunnen eiercups zijn, maar kunnen bijvoorbeeld ook als grijpers zijn 30 uitgevoerd die geopend of vergroot kunnen worden om een rond object op te nemen en gesloten of verkleind om het object vast te grijpen.

Doordat de objecthouders, bijvoorbeeld uitgevoerd als eiercups, op een arm zijn aangebracht waardoor de objecthouder in bewegingsrichting achter het bevestigingspunt op de tweede transporteur is gelegen, beschrijft de objecthouder volgens de uitvinding een 35 cirkelbaan, die een grotere straal heeft dan de cirkelbaan die de eiercups in de uit NL

1034181 2 1016852 bekende inrichting beschrijven, en die gekanteld is ten opzichte van de cirkelbaan die de eiercups van de bekende inrichting beschrijven. Hierdoor kunnen de objecthouders volgens de uitvinding dichter bij de rollentransporteur gebracht worden en is de valhoogte van de objecten, bijvoorbeeld eieren, gereduceerd. In een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm kan 5 de valhoogte van de objecten met ongeveer 70% gereduceerd worden.

Bij voorkeur omvat de arm een zich in bewegingsrichting schuin naar achteren uitstrekkend deel. Dit biedt de mogelijkheid om de objecthouders op rechte delen van de transporteur dicht achter elkaar te plaatsen.

De uitvinding zal in de navolgende beschrijving nader worden toegelicht aan de hand 10 van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht toont van een transportinrichting bekend uit de stand der techniek, fig. 2 een zijaanzicht toont van een transportinrichting volgens de uitvinding, fig. 3 een bovenaanzicht is van een gedeelte van een inrichting voor het verpakken van eieren die een transportinrichting volgens de uitvinding omvat, 15 fig. 4 de bewegingsbaan van objecthouders van de tweede transporteur ten opzichte van de bewegingsbaan van het bevestigingspunt aan de transporteur illustreert, en fig. 5 een overdrachtsinrichting toont voor de verpakkingsinrichting van fig. 3 om eieren vanaf de transportinrichting van fig. 2 in een verpakking te plaatsen.

20 In fig. 3 is een bovenaanzicht van een deel van een verpakkingsinrichting 1 voor eieren getoond. De verpakkingsinrichting omvat een bandtransporteur 2 waar eieren 3 losliggend op aangevoerd worden. Aan het einde van de bandtransporteur 2 zijn poorten 4 met wanden 4a aangebracht waardoor de eieren 3 in rijen worden gelegd. In bewegingsrichting, die is aangeduid met pijl 10, achter de poorten 4 is een transportinrichting 5 opgesteld omvattende 25 een rollentransporteur 6 en een tweede transporteur 8. De rollentransporteur 6 is uitgerust met rollen 7 die in rijen zijn aangebracht die overeenkomen met de poorten 4. De rollen 7 zijn bij voorkeur diabolovormig. De rollen 7 zijn bijvoorbeeld cilindervormig met aan beide einden een kegelstompvormig oplopend gedeelte. De tweede transporteur 8 is in bewegingsrichting 10 achter de rollentransporteur 6 opgesteld.

30 De eieren 3 worden tijdens gebruik van de inrichting 1 in de transportinrichting 5 overgedragen van de rollentransporteur 6 op de tweede transporteur 8 wat hieronder in detail wordt beschreven aan de hand van fig. 2.

In fig. 2 is in een zijaanzicht het overdrachtsgebied tussen de rollentransporteur 6 en de tweede transporteur 8 getoond. De tweede transporteur 8 omvat zich in dwarsrichting 35 uitstrekkende staven 81 die aan hun einden telkens aan een oneindige ketting 82 zijn bevestigd (zie fig. 3). De kettingen 82 lopen over omkeertandwielen 86. De steek tussen de staven 81 bedraagt in de praktijk vaak ongeveer 50 mm (ongeveer 2 inch).

3

Op de staven 81 zijn armen 83 bevestigd. Aan het andere einde van de armen 83 is telkens een cupvormige eierhouder 84 (hierna cup 84) bevestigd waar een ei 3 in opgenomen wordt. De armen 83 zijn zodanig gevormd en aangebracht dat het hart van de cup 84 zich in bewegingsrichting 11 van de tweede transporteur 8 achter het bevestigingspunt 85 van de 5 arm aan de betreffende staaf 81 is gelegen. De armen 83 hebben in de getoonde uitvoeringsvorm een zich in horizontale richting uitstrekkend deel 83a en een zich schuin naar achteren uitstrekkend deel 83b. De getoonde vorm heeft als voordeel dat de cups 84 in de recht verlopende gedeeltes van de tweede transporteur 8 dicht achter elkaar gepositioneerd zijn wat in fig. 2 duidelijk te zien is. Het schuine gedeelte 83b van de arm 83 zorgt ervoor dat 10 de cups 84 op een hoger niveau worden gebracht waardoor een cup 84 zich boven een deel 83a van de arm 83 behorend bij de er achter gelegen cup 84 kan bevinden. Bij voorkeur wordt in de transportrichting de afstand van het bevestigingspunt van de arm 83 aan de tweede transporteur tot het hart van de bijbehorende cup 84 ongeveer 0,5 è 1,5 maal de afstand tussen twee opeenvolgende bevestigingspunten van objecthouders op de tweede 15 transporteur bedraagt. Hierdoor strekt de arm 83 zich slechts één volgende arm 83 uit. In de praktijk, met een ketting met een steek van ongeveer 50 mm (2 inch) tussen de staven 81, zal de genoemde afstand tussen het bevestigingspunt van de arm 83 en het hart van de bijbehorende cup 84 dus ongeveer 25 mm - 75 mm bedragen.

Ter plaatse van de omkeertandwielen 86 beschrijven de bevestigingspunten van de 20 armen een cirkelboog 40 van 180° wat in fig. 4 geïllustreerd is. De cups 84 beschrijven eveneens een cirkelboog 41 om hetzelfde middelpunt. De cirkelboog 41 die de cups 84 beschrijven heeft een grotere straal R dan de straal r van de cirkelbaan 40 die het bevestigingspunt ter plaatse van de omkeermiddelen 86 beschrijft. In het getoonde voorbeeld van fig. 2 is de straal R van de cirkelboog 41 van de cups 84 ongeveer twee maal zo groot als 25 de straal r van de cirkelboog 40 die de bevestigingspunten beschrijven. De cirkelboog 41 die de cups 84 beschrijven is door de toepassing van de zich naar achteren uitstrekkende armen 83 ook naar achteren gekanteld over een hoek α ten opzichte van de cirkelboog 40 die de bevestigingspunten van de armen 83 beschrijven, zoals in fig. 4 geïllustreerd is. In het getoonde geval bedraagt de hoek α ongeveer 55°.

30 De getoonde constructie volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid om een cup 84 zeer dicht langs een rol 7 van de rollentransporteur 6 te laten bewegen op het moment dat een ei vanaf de rollentransporteur 6 in de cup valt. Hierdoor wordt een kleine valhoogte d1 verkregen die in een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm 70% kleiner kan zijn dan de valhoogte d2 bij een uit NL 1016852 bekende transportinrichting die in fig. 1 schematisch is 35 weergegeven.

Bijkomend biedt de in fig. 2 getoonde constructie volgens de uitvinding het voordeel dat de cups 84 een grotere onderlinge afstand hebben op het moment dat een ei in de cup 84 4 valt dan bij de constructie volgens NL 1016852 (fig. 1). Daardoor wordt volgens de uitvinding voorkomen dat het vallende ei door de val tegen het ervoor gelegen ei botst en een van de eieren beschadigd kan raken. Bij fruit zouden de vruchten beurs kunnen worden door tegen elkaar te botsen, dus ook daar biedt de uitvinding dit voordeel.

5 Bij voorkeur is in de bewegingsrichting 11 de afstand van het bevestigingspunt van de arm 83 tot het hart van de bijbehorende eiercup 84 ten minste even groot is als de straal r van de cirkelbaan 40 die het bevestigingspunt ter plaatse van de omkeermiddelen 86 beschrijft.

Bij de rollentransporteur 6 zijn richtmiddelen voorzien om de eieren met de punt naar voren te richten alvorens ze worden overgedragen aan de tweede transporteur 8. Het 10 werkingsprincipe van de richtmiddelen is op zich bekend uit NL 1016852. Deze richtmiddelen omvatten een stervormig wiel 61 waarvan de punten tussen de rollen 7 doorsteken. Een ei 3 wordt gedwongen om ofwel aan de ene kant ofwel aan de andere kant van het wiel 61 te passeren. Verder kan boven de rollen een nokplaat 62 worden aangebracht die het ei 3 naar een kant van de rol 7 dwingt en deze dwingt om met de punt naar voren te bewegen. Bij een 15 inrichting voor het transporteren van fruit zijn deze richtmiddelen overigens over het algemeen niet nodig.

Achter de tweede transporteur 8 kan een overdrachtsinrichting 50 aangebracht zijn met zuignappen 51 of andere grijpelementen, waarmee de eieren vanuit de cups 84 opgepakt kunnen worden om vervolgens op een tray 53 of een andere verpakking te worden geplaatst 20 (zie fig. 5). Eventueel kunnen de eieren ook op een verdere transporteur worden geplaatst.

Bij voorkeur worden zuignappen 51 toegepast waarmee de eieren 3 door middel van een vacuüm dat in een zuigdoos 52 is aangelegd worden opgepakt. Bij voorkeur zijn de eiercups 84 in dwarsrichting gezien verschuifbaar op de staaf 81 aangebracht om de steek tussen naast elkaar gelegen eiercups 84 te kunnen verkleinen tot de steek van de zuignappen of 25 andere grijpelementen van de overdrachtsinrichting.

In de getoonde uitvoeringsvormen zijn de objecthouders weergegeven als cupsvormige houders 84. Het is echter ook mogelijk om grijpers als objecthouders te gebruiken die geopend worden op het moment dat er een ei of een vrucht in wordt gewipt vanaf de in transportrichting ervoor geplaatste iets hoger gelegen transporteur 6. Op het moment dat het 30 ei of de vrucht gedeeltelijk wordt opgenomen in de grijper, dan kan deze sluiten en het ei of de vrucht vastgrijpen. Hierdoor zouden de eieren of de vruchten ook bij het andere keerpunt van de transporteur vastgehouden kunnen worden wanneer ze op de kop hangen en bijvoorbeeld op een gewenst punt losgelaten kunnen worden. De grijper kan bijvoorbeeld als een cup met segmenten uitgevoerd zijn die iets uit elkaar beweegbaar zijn om te openen.

1 0 3 4 1 8 1

Claims

1. Transportinrichting voor in hoofdzaak ronde objecten, in het bijzonder eieren of fruit, omvattende een rollentransporteur met rollen waar de objecten op rusten en een in 5 transportrichting achter de rollentransporteur geplaatste tweede transporteur met een eindeloos element dat via omkeermiddelen omloopt, waarbij de tweede transporteur met een einde en bij dat einde behorende omkeermiddelen naar de eerste transporteur is gekeerd, en waarbij aan het eindeloze element van de tweede transporteur objecthouders zijn bevestigd die aan de van de tweede transporteur afgekeerde zijde open zijn om een object op te nemen 10 en die, althans aan het naar de eerste transporteur gekeerde einde van de tweede transporteur bij passage van de bij dat einde behorende omkeermiddelen een baan beschrijven, waarbij de stand van de objecthouders bij het doorlopen van die baan verandert, zodanig dat de objecten in gebruik vanaf de rollen van de rollentransporteur overdraagbaar zijn in de objecthouders van de tweede transporteur, met het kenmerk, dat een objecthouder 15 door middel van een arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur is bevestigd, waarbij het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur in bewegingsrichting van de transporteur vóór de objecthouder is gelegen.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, waarbij de arm een zich in bewegingsrichting 20 schuin naar achteren uitstrekkend deel omvat.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij in de transportrichting de afstand van het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur tot het hart van de bijbehorende objecthouder ongeveer 0,5 è 1,5 maal de afstand tussen 25 twee opeenvolgende bevestigingspunten van objecthouders op het eindeloze element van de tweede transporteur bedraagt.

4. Transportinrichting volgens conclusie 3, waarbij in de transportrichting de afstand van het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de tweede transporteur tot 30 het hart van de bijbehorende objecthouder ten minste even groot is als de straal van de cirkelbaan die het bevestigingspunt ter plaatse van de omkeermiddelen beschrijft.

5. Transportinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afstand tussen het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de tweede 35 transporteur en het hart van de bijbehorende objecthouder zodanig is dat de onderzijde van de objecthouder bij het omkeergebied van de transporteur een cirkelbaan doorloopt met een 1034181 straal die ongeveer twee maal de straal van de cirkelbaan is die het bevestigingspunt van de arm aan het eindeloze element van de transporteur beschrijft.

6. Transportinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij bij de 5 rollentransporteur richtmiddelen zijn voorzien om de objecten, in het bijzonder eieren, met de punt naar voren te richten.

7. Transportinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de objecthouders in dwarsrichting gezien verschuifbaar op de tweede transporteur zijn 10 aangebracht de steek tussen naast elkaar gelegen objecthouders te kunnen variëren.

8. Transportinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de objecthouders op het moment dat de ronde objecten vanaf de rollentransporteur worden overgedragen rakelings langs de rollen van deze laatste bewegen. 15

9. Inrichting voor het inpakken van eieren of fruit omvattende een transportinrichting volgens een van de voorgaande conclusies.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de inrichting verder een aanvoertransporteur 20 omvat die de eieren of het fruit los aanvoert naar de rollentransporteur, en waarbij met de in transportrichting gelegen rolrijen van de rollentransporteur overeenkomstige poorten zijn voorzien waardoor de eieren of het fruit in rijen op de rollentransporteur worden toegevoerd.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij in transportrichting achter de tweede 25 transporteur overdrachtsmiddelen zijn voorzien om de eieren of het fruit van de tweede transporteur te nemen en over te dragen aan een verpakking, zoals een tray of iets dergelijks, of aan een verdere transporteur. 1034181