NL1032908C2 - Kindervoertuigstoel. - Google Patents

Description

Kindervoertuigstoel

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een kindervoertuigstoel geschikt voor plaatsing op een van een hoofdsteun voorziene voertuigstoel welke hoofdsteun met ten minste twee staanders met de voertuigstoel is verbonden, welke kindervoertuigstoel ten minste is voorzien van een rugleuning en middelen voor het in bedrijf koppelen van de rugleuning met de hoofdsteun.

10 Bij een dergelijke, uit US-A-5.332.285 bekende kindervoertuigstoel, is de kindervoertuigstoel voorzien van een frame en een op het frame geplaatste zitting alsmede een daarmee verbonden rugleuning. Het frame is aan een van de zitting afgekeerde zijde van de rugleuning voorzien van een zich horizontaal uitstrekkende stang.

15 De kindervoertuigstoel is geschikt voor plaatsing op een voertuig stoel die is voorzien van een hoofdsteun, welke met behulp van twee staanders losneembaar met de voertuigstoel is verbonden.

Voor het koppelen van de kindervoertuigstoel met de voertuigstoel, wordt de hoofdsteun van de voertuigstoel verwijderd. Vervolgens wordt de 20 kindervoertuigstoel op de voertuigstoel geplaatst, waarna de hoofdsteun weer met de voertuigstoel wordt gekoppeld. Hierbij strekt het frame zich tussen de staanders heen uit en komt de stang aan een van de rugleuning afgekeerde zijde van de staanders te liggen. De stang vormt hierbij een middel voor het koppelen van de rugleuning met de hoofdsteun. Door deze koppeling wordt een relatief eenvoudige 25 wijze het ongewenst verplaatsen van de kindervoertuigstoel ten opzichte van de voertuigsstoel verhinderd.

Een nadeel van de bekende kindervoertuigstoel is echter dat voor het losnemen van de kindervoertuigstoel van de voertuigstoel, eerst de hoofdsteun moet worden verwijderd.

30 De uitvinding beoogt een kindervoertuigstoel te verschaffen waarmee op eenvoudige wijze de rugleuning van de kindervoertuigstoel met de hoofdsteun van de voertuigstoel kan worden gekoppeld en ontkoppeld.

Dit doel wordt bij de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding bereikt doordat de middelen in bedrijf koppelbaar zijn met de twee staanders, welke 0 3 2 9 0 8 2 middelen ten minste een ten opzichte van de rugleuning verplaatsbaar haakvormig element omvatten, waarbij in bedrijf tijdens het koppelen en/of ontkoppelen van de middelen met respectievelijk van de twee staanders, de hoofdsteun met de voertuigstoel verbonden kan blijven.

5 Doordat het haakvormige element ten opzichte van de rugleuning verplaatsbaar is, kan het haakvormige element eenvoudig met de hoofdsteun of de staanders waarmee de hoofdsteun met de voertuigstoel is verbonden, worden gekoppeld en ervan worden ontkoppeld. Bovendien kan, doordat het haakvormige element verplaatsbaar is, het haakvormige element diverse verschillende posities 10 innemen ten opzichte van de kindervoertuigstoel, waardoor het koppelen en ontkoppelen relatief eenvoudig is. De hoofdsteun hoeft hierbij niet van de voertuigstoel te worden verwijderd.

Opgemerkt wordt dat uit FR-2.814.994, DE-49.73.238 en FR-2.870.487 kindervoertuigstoelen bekend zijn waarbij aan de staanders een 15 constructie wordt bevestigd, waarbij voor het bevestigen van de constructie de hoofdsteun van de voertuigstoel dient te worden verwijderd. Met deze constructie kan vervolgens de rugleuning van de kinderstoel worden gekoppeld. Een nadeel van deze bekende kindervoertuigstoelen is echter dat voor gebruik van de kindervoertuigstoel in een ander voertuig, eerst de hoofdsteun moet worden 20 verwijderd om de constructie los te nemen. Vervolgens dient in het andere voertuig wederom de hoofdsteun te worden losgemaakt, de constructie te worden bevestigd waarna de hoofdsteun weer dient te worden aangebracht. Hierdoor is het gebruik van de kindervoertuigstoel in verschillende voertuigen omslachtig. Bovendien heeft een van de kindervoertuigstoel gescheiden constructie het nadeel dat deze kwijt kan 25 raken etcetera.

Een uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het haakvormige element een plaatvormig element omvat dat in bedrijf koppelbaar is met de twee staanders waarmee de hoofdsteun met de voertuigstoel is verbonden.

30 Het plaatvormige element wordt voor het koppelen met de staanders door de tussen de twee staanders gelegen opening heen geleid, waarbij het plaatvormige element een ten opzichte van de kindervoertuigstoel enigszins schuinstaande positie inneemt. Nadat het plaatvormige element door de tussen de twee staanders aanwezige opening heen is geleid, wordt het plaatvormige element 3 vanaf een van de rugleuning afgekeerde zijde van de hoofdsteun, tegen de staanders aan gepositioneerd. Het is ook mogelijk dat het haakvormige element om de staanders heen wordt aangebracht.

Een verdere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de 5 uitvinding wordt gekenmerkt doordat het plaatvormige element een lengte heeft die groter is dan de afstand tussen de twee staanders.

Bij een dergelijke lengte strekt het plaatvormige element zich in bedrijf aan weerszijden uit voorbij de staanders. Op deze wijze wordt een relatief eenvoudige, stevige koppeling van de rugleuning met de hoofdsteun verkregen.

10 Een weer andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de middelen ten minste twee haakvormige elementen omvatten die elk koppelbaar zijn met naast elkaar gelegen staanders, waarmee de hoofdsteun met de voertuigstoel is verbonden.

Hierbij kan elk haakvormig element afzonderlijk met een van de 15 staanders worden gekoppeld, waardoor een stabiele koppeling wordt verkregen die onafhankelijk is van de afstand tussen de staanders.

Het is ook mogelijk om de twee haakvormige elementen om de staanders heen te slaan en aan een van de rugleuning afgekeerde zijde van de hoofdsteun met elkaar te koppelen.

20 Een nog andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het haakvormige element met een elastisch element met de rugleuning is verbonden.

Door het elastisch element is het haakvormige element eenvoudig verplaatsbaar en aanpasbaar aan verschillende voertuigstoelen en daarbij 25 behorende hoofdsteunen. Bovendien kan door het elastisch element het haakvormige element eenvoudig door of om de staanders heen worden geleid, waarbij na het loslaten van het haakvormige element onder veerkracht van het elastische element, het haakvormige element stevig tegen de hoofdsteun of de staanders van de hoofdsteun aan wordt getrokken.

30 Een nog andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat bij een van de hoofdsteun ontkoppeld haakvormig element, het haakvormige element onder veerkracht van het elastische element aanligt tegen de rugleuning.

Op deze wijze is het haakvormige element op eenvoudige wijze 4 opgeborgen tegen de rugleuning en vormt het geen uitstekend onderdeel aan de kindervoertuigstoel.

Hierdoor kan het haakvormige element eenvoudig om de hoofdsteun of de staanders van de hoofdsteunen worden aangebracht.

5 Een verdere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het haakvormige element scharnierbaar met de rugleuning is verbonden.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de rugleuning is voorzien van een 10 uitsparing waarin ten minste het haakvormige element is op te bergen.

Hierbij is het haakvormige element eenvoudig op te bergen indien de kindervoertuigstoel bijvoorbeeld buiten het voortuig wordt gebruikt.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin 15 fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een kindervoertuigstoel volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch achteraanzicht toont van een deel van de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel volgens de uitvinding, fig. 3 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel volgens de 20 uitvinding toont tijdens het remmen van een voertuig, fig. 4 een met fig. 2 overeenkomend perspectivisch achteraanzicht toont tijdens het bevestigen van het haakvormige element van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding, fig. 5 een andere uitvoeringsvorm toont van het haakvormige 25 element volgens de uitvinding, fig. 6 en 7 perspectivische aanzichten tonen van een nog andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding met respectievelijk een van de hoofdsteun ontkoppeld en een met de hoofdsteun gekoppeld haakvormig element, 30 In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 toont een voertuigstoel 1 die is voorzien van een zitgedeelte 2, een ruggedeelte 3 en een via twee staanders 4 met het ruggedeelte 3 gekoppelde hoofdsteun 5. Tussen de hoofdsteun 5, de staanders 4 en het 5 ruggedeelte 3 is een doorgang 6 gelegen. Een dergelijke voertuigstoel is op zich bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht.

Op de voertuigstoel 1 is een kindervoertuigstoel 7 geplaatst, welke kindervoertuigstoel 7 is voorzien van een zitting 8 en een daarop aansluitende 5 rugleuning 9. Een in de kindervoertuigstoel 7 zittend kind wordt met behulp van een in het voertuig aanwezige driepuntsgordel (niet weergegeven) met de voertuigstoel 1 verbonden. Een heupgordel van de driepuntsgordel strekt zich hierbij uit langs geleidingen 10 die aan weerszijden van de zitting 8 zijn voorzien. Een dergelijke kindervoertuigstoel 7 is geschikt voor kinderen vanaf bijvoorbeeld vier 10 jaar.

Voor het uit de kindervoertuigstoel 7 nemen van het kind, wordt de driepuntsgordel ontkoppeld, waarna het kind de kindervoertuigstoel 7 kan verlaten. Gebruikelijk wordt de driepuntsgordel pas weer gebruikt, zodra het kind wederom in de kindervoertuigstoel 7 plaatsneemt.

15 De tot dusver beschreven kindervoertuigstoel 7 is op zich bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht. Een nadeel van een dergelijke bekende voertuigstoel 7 is dat na het losnemen van de driepuntsgordel, de kindervoertuigstoel 7 los op de voertuigstoel 1 staat. Bij het remmen van het voertuig of het nemen van een scherpe bocht, zal de kindervoertuigstoel over de voertuigstoel 20 verplaatsen en, in geval van een botsing, zelfs door het voertuig naar voren schieten.

De kindervoertuigstoel 7 volgens de uitvinding is, om het bijvoorbeeld bij het remmen of het rijden door bochten ongecontroleerd door het voertuig verplaatsen van de kindervoertuigstoel 7 te vermijden, voorzien van een 25 elastisch element vormende flexibele band 11 die aan een uiteinde met de rugleuning 9 is verbonden en aan een van de rugleuning 9 afgekeerde zijde is voorzien van een plaatvormig element 12. Het plaatvormige element 12 vormt een haakvormige element, waarbij de lengte L van het plaatvormige element 12 langer is dan de afstand tussen de staanders 4 van de hoofdsteun 5. De lengte L is zodanig 30 gekozen dat deze groter is dan de afstand tussen de staanders 4 van alle gebruikelijke modellen hoofdsteunen 5.

Zoals duidelijk weergegeven in fig. 2 strekt het plaatvormige element 12 zich aan een van de rugleuning 9 afgekeerde zijde van de hoofdsteun 5 uit over de staanders 4 en ligt onder veerkracht van de elastische flexibele band 11 6 aan tegen de staanders 4.

Het aanbrengen van het plaatvormige element 12 tussen en achter de staanders 4 is weergegeven in fig. 4. Het plaatvormige 12 wordt zodanig ten opzichte van de rugleuning 9 gedraaid dat een uiteinde 13 van het plaatvormige 5 element door de doorgang 6 heen kan worden gestoken, totdat ook het andere uiteinde 14 van het plaatvormige element 12 door de doorgang 6 heen is gegaan. Vervolgens wordt het plaatvormige element 12 gekanteld naar de in fig. 2 weergegeven positie. Voor het ontkoppelen van het plaatvormige element 12 van de voertuigstoel 1, wordt het plaatvormige element 12 eerst van de staanders 4 af 10 verplaatst totdat een uiteinde 13, 14 in de doorgang 6 kan worden gestoken en vervolgens het gehele plaatvormige element 12 door de doorgang 6 heen kan worden geleid.

Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt tijdens het gebruik van de kindervoertuigstoel 7 door een kind, het kind tezamen met de kindervoertuig-15 stoel 7 met behulp van een driepuntsgordel met de voertuigstoel 1 verbonden. Bij een eventuele botsing worden op het kind en de kindervoertuigstoel 7 uitgevoerde krachten met name door de driepuntsgordel opgevangen. Door de koppeling van de rugleuning 9 met de hoofdsteun 5 wordt bovendien op eenvoudige wijze een zijwaartse verplaatsing van de kindervoertuigstoel voorkomen.

20 Zodra het kind uit de kindervoertuigstoel 7 is gegaan, blijft de kindervoertuigstoel 7 achter in het voertuig, maar wordt gebruikelijk de driepuntsgordel niet gebruikt voor het vastzetten van de lege kindervoertuigstoel 7. Zodra het voertuig plotseling remt of een scherpe bocht maakt, zal de kindervoertuigstoel 7 volgens de uitvinding in de door pijl P1 aangegeven richting 25 worden verplaatst, waarbij de flexibele band 11 elastisch wordt vervormd. Het verder in de door pijl P1 aangegeven richting verplaatsen van de kindervoertuigstoel 7 wordt echter door de flexibele band 11 en het met de staanders 4 in aangrijping zijnde plaatvormige element 12 op effectieve wijze verhinderd. Hierdoor zal de kindervoertuigstoel 7 niet op ongewenste wijze door het voertuig worden verplaatst. 30 Het is ook mogelijk dat de flexibele band 11 niet elastisch is maar een zodanig lengte heeft dat het plaatvormige element 12 op eenvoudige wijze door de doorgang 6 van voertuigstoelen 1 met verschillende afmetingen te geleiden is.

Bij voorkeur is de rugleuning 9 voorzien van een uitsparing 15 waarin een van de hoofdsteun 5 ontkoppeld plaatvormig element 12 onder 7 veerkracht van de elastische band 11 ligt. Hierdoor is het plaatvormige element 12 eenvoudig opgeborgen en aan het zicht onttrokken.

Fig. 5 toont een andere uitvoeringsvorm van middelen voor het in bedrijf koppelen van de rugleuning 9 met de hoofdsteun. De middelen omvat twee 5 flexibele elementen vormende banden 21, 22 die elk met een uiteinde zijn verbonden met een langszijde van de rugleuning 9. Een van de langszijden afgekeerde uiteinde van elke band 21 is voorzien van een haakvormig element vormende gesp 22 die losneembaar koppelbaar zijn met een koppelstuk 23.

In een van het koppelstuk 23 ontkoppelde positie van de gespen 22 10 worden de banden 21 om de staanders 4 heen geslagen, waarna aan een van de rugleuning 9 afgekeerde zijde van de hoofdsteun 5 de gespen 22 met het koppelstuk 23 worden verbonden.

Het is uiteraard ook mogelijk een band 22 is voorzien van een gesp 22, terwijl de andere band 21 is voorzien van het koppelstuk 23.

15 Fig. 6 en 7 tonen een verdere uitvoeringsvormen van een kindervoertuigstoel volgens de uitvinding, waarbij de rugleuning 9 is voorzien van een haakvormig element 31 dat via een zich nagenoeg verticaal uitstrekkende scharnieras 32 met de rugleuning 9 is verbonden. In het haakvormige element 31 is een zich nagenoeg horizontaal uitstrekkende sleuf 33 gelegen. Vanaf het midden 20 van de rugleuning 9 strekt zich een plaatvormige strip 34 uit die is voorzien van vertandingen. Aan een van de rugleuning 9 afgekeerd uiteinde is de strip voorzien van een oog 35. Voor het bevestigen van de kindervoertuigstoel met de hoofdsteun 5 wordt de strip 34 door de staanders 4 heen gestoken terwijl het haakvormige element om beide staanders 4 heen wordt gezwenkt. Hierbij wordt de 25 strip 34 door de sleuf 33 heen gestoken. De rand van de strip 33 wordt hierbij in aangrijping gebracht met de vertanding op de strip 34. Desgewenst kan door het oog 35 een slot worden aangebracht waardoor op eenvoudige wijze wordt voorkomen dat de kindervoertuigstoel van de voertuigstoel af kan worden genomen. De sleuf 33 en de vertanding op strip 34 werken als een soort tandheugel waarbij de 30 rugleuning 9 stevig tegen de voertuigstoel 3 aan kan worden getrokken.

Het is ook mogelijk dat het haakvormige element met een flexibel doch niet-elastisch element met de rugleuning is verbonden.

Het i$ ook mogelijk om een soort rolautomaat in de bovenzijde van de kindervoertuigstoel te bevestigen die de band 11 op lengte houdt.

n * ? o n ft

Claims (8)

1. Kindervoertuigstoel geschikt voor plaatsing op een van een hoofdsteun voorziene voertuigstoel welke hoofdsteun met ten minste twee 5 staanders met de voertuigstoel is verbonden, welke kindervoertuigstoel ten minste is voorzien van een rugleuning en middelen voor het in bedrijf koppelen van de rugleuning met de hoofdsteun, met het kenmerk, dat de middelen in bedrijf koppelbaar zijn met de twee staanders, welke middelen ten minste een ten opzichte van de rugleuning verplaatsbaar haakvormig element omvatten, waarbij in bedrijf 10 tijdens het koppelen en/of ontkoppelen van de middelen met respectievelijk van de twee staanders, de hoofdsteun met de voertuigstoel verbonden kan blijven.

2. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het haakvormige element een plaatvormig element omvat dat in bedrijf koppelbaar is met de twee staanders waarmee de hoofdsteun met de voertuigstoel is verbonden.

3. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het plaatvormige element een lengte heeft die groter is dan de afstand tussen de twee staanders.

4. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen ten minste twee haakvormige elementen omvatten die elk koppelbaar zijn 20 met naast elkaar gelegen staanders, waarmee de hoofdsteun met de voertuigstoel is verbonden.

5. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het haakvormige element met een elastisch element met de rugleuning is verbonden.

6. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat bij een van de hoofdsteun ontkoppeld haakvormig element, het haakvormige element onder veerkracht van het elastische element aanligt tegen de rugleuning.

7. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het haakvormige element scharnierbaar met de rugleuning is 30 verbonden.

8. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rugleuning is voorzien van een uitsparing waarin, ten minste het haakvormige element is op te bergen. 032908