NL1031575C2 - Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox. Download PDF

Info

Publication number
NL1031575C2
NL1031575C2 NL1031575A NL1031575A NL1031575C2 NL 1031575 C2 NL1031575 C2 NL 1031575C2 NL 1031575 A NL1031575 A NL 1031575A NL 1031575 A NL1031575 A NL 1031575A NL 1031575 C2 NL1031575 C2 NL 1031575C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
animal
feeding
feeding box
time period
box
Prior art date
Application number
NL1031575A
Other languages
English (en)
Inventor
Howard Sie
Lucien Eliza Niels Voogd
Karel Van Den Berg
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL1031575A priority Critical patent/NL1031575C2/nl
Priority to PCT/NL2007/000082 priority patent/WO2007117134A1/en
Priority to EP10006701.6A priority patent/EP2225936A3/en
Priority to DK07747264.5T priority patent/DK2003955T3/da
Priority to EP07747264A priority patent/EP2003955B1/en
Priority to US12/296,940 priority patent/US7987815B2/en
Priority to AT07747264T priority patent/ATE472247T1/de
Priority to DE602007007458T priority patent/DE602007007458D1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1031575C2 publication Critical patent/NL1031575C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/0209Feeding pens for pigs or cattle
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/0005Stable partitions
    • A01K1/0017Gates, doors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2201/00Constructional elements; Accessories therefor
    • E05Y2201/60Suspension or transmission members; Accessories therefor
    • E05Y2201/604Transmission members
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2201/00Constructional elements; Accessories therefor
    • E05Y2201/60Suspension or transmission members; Accessories therefor
    • E05Y2201/622Suspension or transmission members elements
    • E05Y2201/638Cams; Ramps
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2201/00Constructional elements; Accessories therefor
    • E05Y2201/60Suspension or transmission members; Accessories therefor
    • E05Y2201/622Suspension or transmission members elements
    • E05Y2201/688Rollers
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2900/00Application of doors, windows, wings or fittings thereof
    • E05Y2900/10Application of doors, windows, wings or fittings thereof for buildings or parts thereof
    • E05Y2900/11Application of doors, windows, wings or fittings thereof for buildings or parts thereof for industrial buildings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05YINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES E05D AND E05F, RELATING TO CONSTRUCTION ELEMENTS, ELECTRIC CONTROL, POWER SUPPLY, POWER SIGNAL OR TRANSMISSION, USER INTERFACES, MOUNTING OR COUPLING, DETAILS, ACCESSORIES, AUXILIARY OPERATIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, APPLICATION THEREOF
    • E05Y2900/00Application of doors, windows, wings or fittings thereof
    • E05Y2900/40Application of doors, windows, wings or fittings thereof for gates

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Feeding, Discharge, Calcimining, Fusing, And Gas-Generation Devices (AREA)

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VOEREN VAN EEN DIER IN EEN VOERBOX
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het voeren van 5 een dier in een voerbox volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijke wijze van voeren werkwijze is bekend uit DE3623816.
In de beschreven werkwijze is in het geval van een gekozen vreettijd-periode, de vreettijd van het dier hiermee grotendeels overeenkomend. De mogelijkheid bestaat dat aan de behoefte van het dier op deze wijze 10 onbevredigend wordt voldaan.
Het is een doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen waarin de behoefte van het dier wordt vervuld in combinatie met een gekozen vreettijd-periode.
De in de aanhef genoemde werkwijze bevat daartoe de maatregelen 15 van het kenmerkende deel van conclusie 1. De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat een dier dat ten dele zijn eigen vreettijd-periode kan bepalen, waarbij de vreettijd-periode een opgelegde gekozen vreetperiode en een vrij door het dier te bepalen vreetperiode omvat, respectievelijk enerzijds het dier een bewust vreetgedrag aanleert en anderzijds een stressloze voeropname bevordert.
20 Overeenkomstig een verder aspect van de uitvinding wordt voer verschaft na identificatie van het dier.
In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uitvinding wordt alleen aan een vreetgerechtigd dier voer verschaft.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding wordt voor 25 een dier dat de voerbox, na het verlopen van op de initieel gekozen vreettijd-periode volgende gekozen vreettijd-periode(n) niet verlaat, binnen de op deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) aansluitend gekozen wacht-tijdspanne(n) waarin aan het dier de mogelijkheid wordt verschaft om de voerbox te verlaten, stap c) in deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) herhaald. Doordat het dier 30 zijn eigen vreettijd kan bepalen, wordt aan de behoefte van het dier zelf tegemoet gekomen. Het dier krijgt onbeperkt voer in de voerbox, waarmee de voerbox voor het dier een duidelijke positieve associatie krijgt. Dit heeft een positieve invloed op de voeropname 1031575- 2
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding gedurende de initieel gekozen vreettijd-periode heeft een dier in de voerbox geen mogelijkheid om deze te verlaten. De werkwijze gaat aldus op een zachte manier het vormen van restvoer in een voerbox tegen. Een dier dat er voor kiest de 5 voerbox binnen te gaan, zal er aan gewend raken dat dit tot gevolg heeft dat het gedurende de initieel gekozen vreettijd-periode de voerbox niet kan verlaten. Het ongewenste gedrag van bepaalde dieren in een kudde om even vluchtig smakelijk restvoer uit verschillende voerboxen tot zich te nemen wordt nu ontmoedigd. Het dier in de voerbox krijgt gedurende de initieel gekozen vreettijd-periode 10 ruimschoots de gelegenheid om het verschafte voer geheel op te vreten. Het gedurende de gekozen vreettijd-periode opgesloten zijn met het voer zal er toe bijdragen dat de kans dat er bij het verlaten van de voerbox restvoer in de voerbox achterblijft sterk vermindert.
in een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding krijgt, na 15 het verlopen van de initieel gekozen vreettijd-periode, het dier in de voerbox de mogelijkheid om de voerbox te verlaten en blijft toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd. Het dier is gedurende zijn gehele vreettijd gevrijwaard van stressverhogende invloeden door andere (dominantere) dieren. Verdringing van vretende dieren behoort op deze wijze tot het verleden, hetgeen 20 stress en dientengevolge mogelijk slechte voeropname en dergelijke voorkomt.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding wordt de voeropname van het dier waargenomen en bij overschrijden van een gekozen tweede wacht-tijdspanne waarin geen voeropname plaats vindt, krijgt een dier buiten de voerbox toegang tot de voerbox. Door middel van deze maatregel wordt 25 voorkomen dat de voerbox inefficiënt wordt benut. Een dier dat geen vreetgedrag meer toont is blijkbaar verzadigd qua voeropname en hoeft vanaf dat moment niet langer de voerbox bezet te houden voor andere dieren uit de kudde, die nog wel voer tot zich willen nemen.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding wordt de 30 voeropnamesnelheid van het dier waargenomen en wordt bij onderschrijden van een gekozen voeropnamesnelheid-drempelwaarde, toegang tot de voerbox mogelijk voor een dier buiten de voerbox. Dit is een andere mogelijkheid om te voorkomen dat de voerbox inefficiënt wordt benut. De gekozen voeropnamesnelheid-drempelwaarde is op ieder moment instelbaar. Het 3 instelbaar zijn omvat zowel direct in een besturingseenheid van de inrichting in te voeren waarden alsook voorgeprogrammeerde waarden in de besturingseenheid.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding krijgt, na het verlopen van de initieel gekozen vreettijd-periode, het dier in de voerbox de 5 mogelijkheid om de voerbox te verlaten en krijgt een dier buiten de voerbox toegang tot de voerbox. In de voerbox kunnen middelen aanwezig zijn waardoor het (intelligente) dier de verlopen vreettijd en de nog resterende vreettijd van een vreettijd-periode kan waarnemen. Op deze wijze weet het dier aan het einde van een vreettijd-periode dat het beslissingsmoment is aangebroken. Deze middelen 10 kunnen in uitvoeringsvorm divers zijn, te denken valt aan optische, akoestische en dergelijke. Essentieel is dat de middelen het dier niet direct fysiek of anderszins dwingen de voerbox te verlaten, dat beslist het dier immers zelf. Het dier wordt nu aangeleerd een nog bewustere keuze te maken tussen in de voerbox te blijven staan na het verlopen van de gekozen vreettijd-periode, of de voerbox te verlaten. 15 Als het dier de voerbox nu niet verlaat binnen een gekozen derde wacht-tijdspanne, vinden stappen b) en c) plaats. De voerbox wordt nu wederom zodanig afgesloten dat de toegang is geblokkeerd voor een dier buiten de voerbox. Voer wordt verschaft aan het dier in de voerbox in een gekozen vreettijd-periode. Gewenning aan deze voerstrategie zal leiden tot een bewust vreetgedrag waarbij 20 het aan het (intelligente) dier wordt overgelaten of de behoefte aan een extra hoeveelheid voer op het beslissingsmoment opweegt tegen de hernieuwde isolatie ten opzichte van de kudde gedurende een opnieuw gekozen vreettijd-periode.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding vinden, als het dier de voerbox niet verlaat, de na het verlopen van op de initieel gekozen 25 vreettijd-periode volgende gekozen vreettijd-periode(n) met gekozen wacht-tijdspanne(n) waarin aan het dier de mogelijkheid wordt verschaft de voerbox te verlaten, de stappen b) en c) plaats. Deze uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding maakt het mogelijk dat het dier gedurende het vreten op meerdere beslissingsmomenten kan kiezen tussen hernieuwde isolatie en extra voer 30 tegenover het verlaten van de voerbox.
Tevens voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox, waarbij de werkwijze ten minste de stappen omvat van het identificeren van het dier in de voerbox, het afsluiten van de voerbox, zodanig dat toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox is verhinderd, het 4 verschaffen van voer aan het dier in de voerbox in een gekozen vreettijd-periode, waarbij het afsluiten van de voerbox alleen plaats vindt bij een vreetgerechtigd dier, welk dier in de voerbox wordt opgesloten en dat pas na het verlopen van een initieel gekozen vreettijd-periode het vreetgerechtigde dier in de voerbox de 5 mogelijkheid krijgt de voerbox te verlaten en de toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd blijft. De identificatie van het dier wordt gebruikt om de voerbox al dan niet af te sluiten in afhankelijkheid van het geïdentificeerde dier. In dit concept staat efficiënte tijdbenutting van de voerbox centraal, echter met behoud van de mogelijkheid tot ongestoord vreten door het dier in de voerbox. 10 In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding is voor de initieel gekozen vreettijd-periode, gekozen vreettijd-periode, volgende gekozen vreettijd-periode(n), gekozen eerste wacht-tijdspanne, gekozen tweede wacht-tijdspanne, gekozen derde wacht-tijdspanne, gekozen wacht-tijdspanne(n) op ieder moment een waarde instelbaar. Deze waarden zijn programmeerbaar in een 15 besturingseenheid van een voor de uitvoering van de werkwijze geschikte inrichting of zijn direct in een besturingseenheid in te voeren. Hierdoor is per situatie op veranderende dieromstandigheden en diergerelateerde zaken in te spelen.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding is de 20 waarde mede afhankelijk van de vastgestelde identiteit van het dier, waardoor per dier passende voerparameters van toepassing mogelijk worden.
In een uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding is de waarde mede afhankelijk van historische dierafhankelijke gegevens. Deze historische dierafhankelijke gegevens omvatten ten minste de volgende gegevens: 25 bezoekgedrag van het dier van de voerbox. het lactatiestadium van het dier, het dierras, de (verwachte) melkgift, het gedrag van het dier in het algemeen, de gezondheid van het dier, de melkkwaliteit en melkkwantiteit (onder andere het celgetal van de melk en de (verwachte) melkgift dus), de (verwachte) voeropname, het voertegoed. Natuurlijk zijn dit slechts enkele gegevens uit de 30 verzameling mogelijke, historische, dierafhankelijke gegevens.
Verder voorziet de uitvinding in een inrichting voor het voeren van een dier, welke inrichting is voorzien van een frame dat althans ten minste gedeeltelijk een frameruimte omsluit, waarbij de frameruimte geschikt is voor het opnemen van een dier, en voorzien van een toegang tot de frameruimte, welke 5 toegang ten minste één beweegbaar met het frame verbonden doorgangsmiddel omvat voor het sluiten of vrijgeven van de frameruimte, een vergrendelmiddel voor het vergrendelen van het doorgangsmiddel, een identificatiemiddel voor het identificeren van een dier, een voermiddel voor het verschaffen van voer aan een 5 dier in de inrichting, en een besturingseenheid voor het aansturen van het vergrendelmiddel en het voermiddel. De besturingseenheid is geprogrammeerd voor het uitvoeren van de eerder aangehaalde werkwijzen.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het vergrendelmiddel door de besturingseenheid aanstuurbaar voor het blokkeren van 10 de bewegingsrichting van het ten minste ene doorgangsmiddel in een richting naar de frameruimte toe en voor het tegelijkertijd vrijgeven van een bewegingsrichting van het doorgangsmiddel in een richting van de frameruimte af. Toegang tot de voerbox is nu verhinderd, zodat een dier buiten de voerbox geen toegang heeft tot de voerbox. Een dier in de voerbox is nu gevrijwaard van opdringerig gedrag van 15 andere dieren.
Overigens wordt ten overvloede opgemerkt dat de toegang tot de voerbox meerdere doorgangsmiddelen kan omvatten.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is tussen het ten minste ene doorgangsmiddel en het frame een neutraalstandmiddel 20 werkzaam, welk neutraalstandmiddel geschikt is voor het positioneren van het doorgangsmiddel naar één bepaalde neutraalpositie. Zodra een dier het doorgangsmiddel is gepasseerd moet de toegang tot de voerbox voor andere dieren worden verhinderd. Het neutraalstandmiddel zorgt ervoor dat het doorgangsmiddel snel in een neutraalpositie geraakt. Het is ook denkbaar het 25 neutraalstandmiddel zodanig uit te voeren, dat op actieve wijze de neutraalpositie van het ten minste ene doorgangsmiddel wordt bereikt.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding omvat het neutraalstandmiddel een beweeglichaam en een geleidingslichaam voorzien van een curvebaan, waarbij de curvebaan van het geleidingslichaam vanuit de 30 neutraalpositie aan weerszijden van de neutraalpositie een stijgend verloop heeft, welk beweeglichaam en de curvebaan van het geleidingslichaam in contact zijn met elkaar, zodanig dat het beweeglichaam beweegbaar is over de curvebaan, zodanig dat door het beweeglichaam onder invloed van de zwaartekracht de neutraalpositie inneembaar is. Bij draaiing van het doorgangsmiddel beweegt het 6 hiermee verbonden beweeglichaam over de curvebaan van het geleidingslichaam. Door het stijgende verloop van de curvebaan, valt het met het doorgangsmiddel verbonden beweeglichaam, na passage van een dier, snel terug naar het laagste punt van de curvebaan. Het beweeglichaam neemt onder invloed van de 5 zwaartekracht de neutraalpositie in.
in een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding heeft het geleidingslichaam voorzien van een curvebaan ter plaatse van de neutraalpositie een verdieping. Hierdoor grijpt een beweeglichaam, ten opzichte van de situatie waarin geen verdieping aanwezig is, snel in. Schommelingen rond de 10 neutraalpositie worden nu tegengegaan. Het in de neutraalpositie geraken van het beweeglichaam kost nu minder tijd.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding omvat de curvebaan een eerste deel en een tweede deel, waarbij het diepste punt van het eerste deel lager ligt dan het diepste punt van het tweede deel. Dit is slechts één 15 van de vele mogelijke uitvoeringsvormen van de verdieping in de curvebaan.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding wordt een neutraalstandmiddel toegepast. Het neutraalstandmiddel dient voor het positioneren van een doorgangsmiddel naar één bepaalde neutraalpositie, waarbij het neutraalstandmiddel een beweeglichaam en een geleidingslichaam met 20 curvebaan omvat, waarbij de curvebaan van het geleidingslichaam vanuit de neutraalpositie aan weerszijden van de neutraalpositie een stijgend verloop heeft. Beweeglichaam en geleidingslichaam zijn in contact zijn met elkaar, zodanig dat het beweeglichaam beweegbaar is over de curvebaan van het geleidingslichaam. Onder invloed van de zwaartekracht kan het beweeglichaam de neutraalpositie 25 innemen. Een neutraalstandmiddel omvattende een beweeglichaam en geleidingslichaam welke in contact zijn met elkaar, zodanig dat het beweeglichaam beweegbaar is ten opzichte van de curvebaan van het geleidingslichaam en het beweeglichaam onder invloed van de zwaartekracht één bepaalde neutraalpositie kan innemen, is, naast toepasbaar in de aangehaalde 30 inrichting voor het voeren van een dier in de aangehaalde inrichting voor het voeren van een dier, is het middel ook in diverse andere inrichtingen in de landbouw, bijvoorbeeld een melkrobot, een selectiepoort, etc. toepasbaar. Het geleidingslichaam kan ter plaatse van de neutraalpositie een verdieping hebben. Daarnaast is een uitvoeringsvorm denkbaar waarin de curvebaan een eerste deel 7 en een tweede deel omvat, waarbij het diepste punt van het eerste deel lager ligt dan het diepste punt van het tweede deel. Ook buiten de landbouw is het beschreven middel geschikt in situaties waarin het snel in een bepaalde positie geraken van een bewegend doorgangsmiddel gewenst is.
5
De uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren. Hierin toont:
Figuur 1 een vooraanzicht van een mogelijke inrichting waarin een 1 o werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast;
Figuur 2 een detailaanzicht van het neutraalstandmiddel van een voerboxdeur als gekozen doorgangsmiddel;
Figuur 3 schematisch de sturing van het vergrendelmiddel van de als boxdeuren gekozen doorgangsmiddelen.
15
In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting bestaat uit een frame 2, dat althans ten minste gedeeltelijk een frameruimte 3 omsluit. De frameruimte 3 is geschikt voor het opnemen van een dier. Indien geen dier in de frameruimte 3 van de voerbox 1 20 aanwezig is kan een dier vrij de inrichting voor het voeren van een dier binnenlopen (zie ook figuur 3a). Hierbij passeert het dier de toegang 4 tot de framemimte 3, gevormd door twee beweegbaar met het frame 2 verbonden boxdeuren als gekozen doorgangsmiddelen 5. Elke boxdeur 5 geraakt na passage van het dier door een tussen een boxdeur en het frame werkzaam 25 neutraalstandmiddel 6 in één bepaalde neutraalpositie (figuur 3b).
In figuur 2 is het neutraalstandmiddel 6 gedetailleerder weergegeven. Het neutraalstandmiddel 6 omvat een als lager gekozen beweeglichaam 7 en een geleidingslichaam 9 met curvebaan 8 welke in contact zijn met elkaar, zodanig dat het lager 7 beweegbaar is over de curvebaan 8 van 30 het geleidingslichaam. De curvebaan van het geleidingslichaam 9 heeft vanuit de neutraalpositie (weergegeven in figuur 2) aan weerszijden een stijgend verloop. Het met een boxdeur 5 verbonden lager 7 loopt, bij draaiing van de boxdeur, over de curvebaan 8 omhoog. Nadat het dier is gepasseerd valt het met deze boxdeur verbonden lager 7 door de zwaartekracht terug en wordt uiteindelijk de situatie 8 zoals weergegeven in figuur 2 bereikt. Toepassing van boxdeuren 5 met scheef geplaatste draaipunten zijn in dit verband een van de vele andere mogelijkheden om een zelfde effect te bereiken.
Een verdieping 10 ter plaatse van de neutraalpositie van het 5 geleidingslichaam 9 zorgt ervoor dat de neutraalpositie snel wordt gegrepen na het terugrollen van het lager 7 over de curvebaan 8. In deze positie is de toegang 4 tot de frameruimte 3 gesloten (niet noodzakelijk vergrendeld). De curvebaan 8 van het in deze uitvoeringsvorm gekozen geleidingslichaam 9 omvat een eerste deel en een tweede deel, waarbij het diepste punt van het eerste deel lager ligt 10 dan het diepste punt van het tweede deel. Natuurlijk zijn vele andere uitvoeringsvormen van verdiepingen 10 te kiezen.
De weergegeven uitvoeringsvorm van het neutraalstandmiddel bewerkstelligt dat het schommelen van het lager 7 rond de neutraalpositie, met name voor een na het passeren van een dier door de toegang 4 in de voerbox 15 dichtgaande beweging van de boxdeuren 5, vrij abrupt wordt tegengegaan. De weerstand tegen een beweging van de boxdeuren 5 in de richting naar de frameruimte 3 toe is bij de gekozen uitvoeringsvorm van de curvebaan 8 groter dan de weerstand van de boxdeuren 5 in de richting van de frameruimte 3 af. Het lager 7 neemt daardoor snel de neutraalpositie in. Tezamen met een snelle 20 vergrendeling van de boxdeuren 5 door een vergrendelmiddel 11 wordt verhinderd dat een ander dier, in het gekozen voorbeeld een koe, ook de voerbox 1 kan betreden.
Het vergrendelen vindt plaats doordat een besturingseenheid (niet weergegeven in de figuren) een actuator 12 van het vergrendelmiddel 11 zodanig 25 aanstuurt dat de boxdeuren 5 in de richting naar de frameruimte 3 toe en in de richting van de frameruimte 3 af worden geblokkeerd. Een U-vormig profiel 13 met ongelijke zijden wordt vanuit een eerste positie (figuur 3a) waarin de boxdeuren in geen enkele draairichting worden geblokkeerd, over aan de bovenzijde van de boxdeuren verbonden strippen 14, 15 gepositioneerd (figuur 3b). In deze tweede 30 positie van het vergrendelmiddel 11 is het dier is nu opgesloten in de voerbox 1. Het dier kan de voerbox niet verlaten, en een ander dier buiten de voerbox heeft geen toegang tot de voerbox (figuur 1, waarin voor de duidelijkheid het dier is weggelaten en figuur 3b). Opgemerkt wordt dat door de gekozen constructieve uitvoeringsvorm van het vergrendelmiddel 11 belastingen op de boxdeuren 5 niet 9 op de actuator 18 van het vergrendelmiddel 11 werken, maar, veel gunstiger, op het frame 2 van de voerbox 1.
Het dier in de voerbox 1 wordt geïdentificeerd door een identificatiemiddel 16. Aan het dier wordt nu voer in een voermiddel 17 verschaft 5 gedurende een initieel gekozen vreettijd-periode. Twintig minuten is voor een koe een normale vreettijd-periode. De verschaffing van het voer geschiedt nu in afhankelijkheid van de vastgestelde identiteit van het dier en de daarmee gekoppelde, historische, dierafhankelijke gegevens. In de figuren is het voermiddel 17 slechts schetsmatig aangegeven. Het is duidelijk dat het voermiddel op zichzelf 10 een geavanceerde inrichting kan zijn, omvattende een voertrog. Het verschaffen van voer moet worden uitgelegd in de meest brede zin. Het voer kan binnen de vreettijd-periode bijvoorbeeld in porties, periodiek, continu, op random gekozen tijdstippen worden verstrekt. Naast het actief verstrekken omvat het in deze vinding gehanteerde begrip verschaffen van voer het passief verstrekken van 15 voer. Hiermee wordt restvoer bedoeld. Men kan de krachtvoer/ruwvoerverdeling afstemmen op het betreffende dier. Hoogproductieve koeien ontvangen gewoon krachtvoer. Laagproductieve koeien, welke geen krachtvoer meer nodig hebben, ontvangen in verhouding een grotere hoeveelheid ruwvoer (bijproducten) met wat krachtvoer om het voor het dier smakelijker te maken. Men kan deze wijze van 20 voeren zien als kostenverlagend voeren. Bij continu voeren kan men de voersamenstelling wijzigen om toch “calorisch” goed uit te komen per “lang” gekozen tijdvak, bijvoorbeeld 48 uur. Meer consumeren impliceert meer laagwaardig voer verstrekken. Daarbij wordt verder rekening gehouden met de verwachte opname van het voer door het dier, de opnamesnelheid, de verwachte 25 honger, de tijdsduur die verstreken is sinds de laatste voerbeurt, het rantsoentype, het vreetgedrag van het dier etc. Het geïdentificeerde dier wordt nu mede in afhankelijkheid van zijn identiteit passend gevoerd. Ook wordt rekening gehouden met restvoer dat na een vorige voerverschaffing aan een ander dier is achtergebleven in het voermiddel 17. Men kan bijvoorbeeld een drempelwaarde 30 voor het gewicht van het restvoer hanteren, waarbij er in de situatie dat het gewicht van het restvoer lager is dan de drempelwaarde, voer bij gegeven wordt en er in de situatie dat het gewicht van het restvoer groter dan de drempelwaarde, geen voer verder verstrekt wordt. Essentieel is dat het dier te allen tijde voer wordt verschaft en het dier tijdens het vreten niet fysiek contactueel gestoord wordt door 10 andere dieren. Onmiddellijk na het opsluiten van het dier in de voerbox vangt een geprogrammeerde of direct in de besturingseenheid ingevoerde vreettijd-periode aan. Gedurende de initieel gekozen vreettijd-periode heeft een dier in de voerbox geen mogelijkheid om deze te verlaten. Na het verlopen van de initieel gekozen 5 vreettijd-periode krijgt het dier in de voerbox gedurende een gekozen eerste wacht-tijdspanne de mogelijkheid om de voerbox te verlaten en blijft de toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd. Het vergrendelmiddel 11 is daartoe vanuit de tweede positie in een derde positie gestuurd (fig. 3b fig. 3c). Het U-profiel 13 met de ongelijke zijden, waarbij de langste zijde aan de zijde 10 van de frameruimte aanwezig is en de kortste zijde aan de zijde van de toegang van de voerbox, is nu zodanig gepositioneerd dat draaiing van de boxdeuren 5 naar de frameruimte 3 toe wordt geblokkeerd. De strippen 14, 15 aan de bovenzijde van de boxdeuren 5 worden bij draaiing geblokkeerd door de lange zijde van het U-profiel 13. De strippen 14, 15, en dus de boxdeuren 5, worden in 15 de richting van de frameruimte 3 af niet geblokkeerd. Als het dier de voerbox 1 niet verlaat na het verlopen van deze initieel gekozen vreettijd-periode, binnen een op deze periode aansluitend gekozen eerste wacht-tijdspanne, wordt het verschaffen van voer aan het dier in de voerbox in een gekozen vreettijd-periode herhaald. De lengte van de nu opnieuw gekozen vreettijd-periode is nu opnieuw instelbaar. Het 20 verschaffen van voer betekent nu dus dat, indien er nog een hoeveelheid voer in het voermiddel aanwezig is die groter is dan een drempelwaarde er niet bijgevoerd wordt, en indien er een hoeveelheid voer in het voermiddel aanwezig is kleiner dan een drempelwaarde er opnieuw voer verstrekt wordt. Men kan deze voerstrategie nu gewoonweg herhalen: indien het dier na het verlopen van op de 25 initieel gekozen vreettijd-periode (na de gekozen eerste wacht-tijdspanne dus ook) volgende gekozen vreettijd-periode(n) niet verlaat, binnen op deze volgende gekozen vreettijdperiode(n) aansluitend gekozen wacht-tijdspanne(n), kan de stap van het verschaffen van voer in deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) worden herhaald. Voor de initieel gekozen vreettijd-periode, gekozen vreettijd-30 periode, volgende gekozen vreettijd-periode(n), gekozen eerste wacht-tijdspanne, gekozen wacht-tijdspanne(n) is op ieder moment een waarde instelbaar.
Binnen de na het verlopen van de initiële vreettijd-periode gekozen volgende gekozen vreettijd-periode kan de voeropname van het dier kan worden waargenomen en bij overschrijden van een gekozen tweede wacht- 11 tijdspanne waarin geen voeropname plaats vindt of bij het onderschrijden van een gekozen voeropnamesnelheid-drempelwaarde, kan een dier buiten de voerbox toegang tot de voerbox krijgen. Men kan er ook voor kiezen om na het verlopen van de initieel gekozen vreettijd-periode het dier in de voerbox de mogelijkheid te 5 geven om de voerbox te verlaten en een dier buiten de voerbox toegang te geven tot de voerbox. Als het dier de voerbox nu niet verlaat binnen een gekozen derde wacht-tijdspanne, vindt het afsluiten van de voerbox wederom zodanig plaats dat toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox wordt verhinderd. Er wordt nu weer voer aan het dier in de voerbox in een gekozen vreettijd-periode 10 verschaft. Ook nu geldt dat de eerder aangehaalde voerstrategie is te herhalen.als het dier de voerbox niet verlaat na het verlopen van op de initieel gekozen vreettijd-periode (na de gekozen eerste wacht-tijdspanne dus ook) gekozen derde wacht-tijdspanne, volgende gekozen vreettijd-periode(n) met gekozen wacht-tijdspanne(n) vinden voomoemde de stappen opnieuw plaats.
15 Men kan er voor kiezen om de voerbox alleen af te sluiten bij een vreetgerechtigd dier. Daartoe wordt de vastgestelde identiteit van een dier gebruikt. Voer wordt verschaft aan het dier in de voerbox in een gekozen initiële vreettijd-periode. Pas na het verlopen van een initieel gekozen vreettijd-periode krijgt het vreetgerechtigde dier in de voerbox de mogelijkheid de voerbox te 20 verlaten, waarbij de toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd blijft. Zodra het dier de voerbox verlaat wordt het dier afgemeld in een besturingseenheid en vindt tevens restvoerregistratie plaats.
Tenslotte wordt opgemerkt dat met de geschetste inrichting ook concepten worden omvat waarin de gedachte van de uitvinding in losstaande 25 onderdelen is uitgevoerd. Men kan hierbij denken aan een opstelling waarbij de voerbox bestaat uit een althans ten minste gedeeltelijk omsloten frameruimte omvattende een frame met een toegang via ten minste één doorgangsmiddel, waarbij het voermiddel deel uitmaakt van een losstaande voerinrichting, bijvoorbeeld een voerinrichting waarin de voermiddeien rondom een centrale as 30 zijn gepositioneerd, en de voerbox niet direct met de losstaande voerinrichting is verbonden. De voerbox volgens de uitvinding kan ook deel uitmaken van een inrichting voor het melken van een dier of vice versa. De voerbox kan meerdere in-en uitgangen omvatten waarbij de vinding kan worden toegepast.
1031575

Claims (22)

1. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox, waarbij de werkwijze tenminste de volgende stappen omvat, waarbij de stappen a-c niet 5 noodzakelijkerwijze in de gegeven volgorde plaatsvinden: a) het identificeren van het dier in de voerbox, b) het afsluiten van de voerbox, zodanig dat toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox is verhinderd, c) het verschaffen van voer aan het dier in de voerbox in een gekozen 10 vreettijd-periode, met het kenmerk, dat voor het dier dat de voerbox niet verlaat na het verlopen van een initieel gekozen vreettijd-periode, waarbij de initieel gekozen vreettijd-periode onmiddellijk aanvangt na uitvoering van stap b), binnen een op deze periode aansluitend gekozen eerste wacht-tijdspanne waarin aan het dier de 15 mogelijkheid wordt verschaft om de voerbox te verlaten, stap c) ten minste eenmaal wordt herhaald.
2. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het dier dat de voerbox, na het verlopen van op de initieel gekozen vreettijd-periode volgende gekozen vreettijd-periode(n), 20 niet verlaat, binnen de op deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) aansluitend gekozen wacht-tijdspanne(n) waarin aan het dier de mogelijkheid wordt verschaft om de voerbox te verlaten, stap c) in deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) wordt herhaald.
3. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens 25 conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gedurende de initieel gekozen vreettijd- periode het dier in de voerbox geen mogelijkheid heeft deze te verlaten.
4. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat na het verlopen van de initieel gekozen vreettijd-periode het dier in de voerbox de mogelijkheid krijgt de voerbox te 30 verlaten en toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd blijft.
5. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de voeropname van het dier wordt 1031575 waargenomen en bij overschrijden van een gekozen tweede wacht-tijdspanne waarin geen voeropname plaats vindt, toegang tot de voerbox mogelijk wordt.
6. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de voeropnamesnelheid van het dier wordt 5 waargenomen en bij onderschrijden van een gekozen voeropnamesnelheid-drempeiwaarde, toegang tot de voerbox mogelijk wordt.
7. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het verlopen van de initieel gekozen vreettijd-periode het dier in de voerbox de mogelijkheid krijgt de voerbox te 10 verlaten en een dier buiten de voerbox toegang krijgt tot de voerbox.
8. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens een of meer der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat, als het dier de voerbox niet verlaat binnen een gekozen derde wacht-tijdspanne, stappen b) en c) plaats vinden.
9. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat, als het dier de voerbox niet verlaat na het verlopen van op de initieel gekozen vreettijd-periode volgende gekozen vreettijd-periode(n), binnen de op deze volgende gekozen vreettijd-periode(n) aansluitend gekozen wacht-tijdspanne(n) waarin aan het dier de mogelijkheid wordt verschaft 20 de voerbox te verlaten, stappen b) en c) plaats vinden.
10. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox waarbij de werkwijze ten minste de volgende stappen omvat: a) het identificeren van het dier in de voerbox, b) het afsluiten van de voerbox, zodanig dat toegang tot de voerbox 25 voor een dier buiten de voerbox is verhinderd, c) het verschaffen van voer aan het dier in de voerbox in een gekozen vreettijd-periode, met het kenmerk, dat stap b) alleen plaats vindt bij een vreetgerechtigd dier, welk dier in de voerbox wordt opgesloten en dat pas na het verlopen van een initieel 30 gekozen vreettijd-periode het vreetgerechtigde dier in de voerbox de mogelijkheid krijgt de voerbox te verlaten en toegang tot de voerbox voor een dier buiten de voerbox verhinderd blijft
11. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens een of meer der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat voor de initieel gekozen vreettijd-periode, de gekozen vreettijd-periode, de volgende gekozen vreettijd-periode(n), de gekozen eerste wacht-tijdspanne, de gekozen tweede wacht-tijdspanne, de gekozen derde wacht-tijdspanne, de gekozen wacht-tijdspanne(n), gekozen voeropnamesnelheid-drempelwaarde op ieder moment een waarde 5 instelbaar is.
12. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de instelbare waarde mede afhankelijk is van de vastgestelde identiteit van het dier.
13. Werkwijze voor het voeren van een dier in een voerbox volgens een 10 der conclusies 11 of 12, met het kenmerk, dat de waarde mede afhankelijk is van historische, dierafhankelijke gegevens.
14. Inrichting voor het voeren van een dier, welke inrichting is voorzien van een frame (2) dat althans ten minste gedeeltelijk een frameruimte (3) omsluit, waarbij de frameruimte (3) geschikt is voor het opnemen van een dier, en voorzien 15 van een toegang tot de frameruimte (3), welke toegang (4) ten minste één beweegbaar met het frame (2) verbonden doorgangsmiddel (5) omvat voor het sluiten of vrijgeven van de frameruimte (3), een vergrendelmiddel (11) voor het vergrendelen van het doorgangsmiddel (5), een identificatiemiddel (16) voor het identificeren van een dier, een voermiddel (17) voor het verschaffen van voer aan 20 een dier in de inrichting, een besturingseenheid voor het aansturen van het vergrendelmiddel (11) en het voermiddel (17), met het kenmerk, dat de besturingseenheid is geprogrammeerd voor het uitvoeren van een werkwijze volgens één der conclusies 1-13.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het 25 vergrendelmiddel (11) door de besturingseenheid aanstuurbaar is voor het blokkeren van de bewegingsrichting van het ten minste ene doorgangsmiddel (5) in een richting naar de frameruimte (3) toe en voor het tegelijkertijd vrijgeven van een bewegingsrichting van het doorgangsmiddel (5) in een richting van de frameruimte (3) af.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat tussen het ten minste ene doorgangsmiddel (5) en het frame(2) een neutraalstandmiddel (6) werkzaam is, welk neutraalstandmiddel geschikt is voor het positioneren van het doorgangsmiddel (5) naar één bepaalde neutraalpositie. 9
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het neutraalstandmiddel (6) een beweeglichaam (7) en een geleidingslichaam (9) voorzien van een curvebaan (8) omvat, waarbij de curvebaan van het geleidingslichaam vanuit de neutraalpositie aan weerszijden van de 5 neutraalpositie een stijgend verloop heeft, welk beweeglichaam (7) en curvebaan (8) van het geleidingslichaam (9) in contact zijn met elkaar, zodanig dat het beweeglichaam beweegbaar is over de curvebaan (8), zodanig dat door het beweeglichaam (7) onder invloed van de zwaartekracht de neutraalpositie inneembaar is.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de curvebaan van het geleidingslichaam ter plaatse van de neutraalpositie een verdieping heeft
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de curvebaan (8) een eerste deel en een tweede deel omvat, waarbij het diepste punt van het eerste deel lager ligt dan het diepste punt van het tweede deel.
20. Neutraalstandmiddel (6) voor het positioneren van een doorgangsmiddel (5) naar één bepaalde neutraalpositie, waarbij het neutraalstandmiddel (6) een beweeglichaam (7) en een geleidingslichaam (9) met curvebaan (8) omvat, waarbij de curvebaan van het geleidingslichaam (9) vanuit de neutraalpositie, aan weerszijden van de neutraalpositie een stijgend verloop 20 heeft, welk beweeglichaam (7) en curvebaan (8) van het geleidingslichaam (9) in contact zijn met elkaar, zodanig dat het beweeglichaam beweegbaar is over de curvebaan (8), zodanig dat door het beweeglichaam (7) onder invloed van de zwaartekracht de neutraalpositie inneembaar is.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de curvebaan 25 van het geleidingslichaam ter plaatse van de neutraalpositie een verdieping heeft.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de curvebaan (8) een eerste deel en een tweede deel omvat, waarbij het diepste punt van het eerste deel lager ligt dan het diepste punt van het tweede deel. 1031575
NL1031575A 2006-04-12 2006-04-12 Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox. NL1031575C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031575A NL1031575C2 (nl) 2006-04-12 2006-04-12 Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox.
PCT/NL2007/000082 WO2007117134A1 (en) 2006-04-12 2007-03-23 A method of and an installation for feeding an animal in a feeding box
EP10006701.6A EP2225936A3 (en) 2006-04-12 2007-03-23 A method of and an installation for feeding an animal in a feeding box
DK07747264.5T DK2003955T3 (da) 2006-04-12 2007-03-23 Fremgangsmåde og installation til fodring af dyr i en fodringsboks
EP07747264A EP2003955B1 (en) 2006-04-12 2007-03-23 A method of and an installation for feeding an animal in a feeding box
US12/296,940 US7987815B2 (en) 2006-04-12 2007-03-23 Method of and an installation for feeding an animal in a feeding box
AT07747264T ATE472247T1 (de) 2006-04-12 2007-03-23 Verfahren und einrichtung zur tierfütterung in einem futterkäfig
DE602007007458T DE602007007458D1 (de) 2006-04-12 2007-03-23 Verfahren und einrichtung zur tierfütterung in einem futterkäfig

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031575 2006-04-12
NL1031575A NL1031575C2 (nl) 2006-04-12 2006-04-12 Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1031575C2 true NL1031575C2 (nl) 2007-10-15

Family

ID=37195103

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031575A NL1031575C2 (nl) 2006-04-12 2006-04-12 Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US7987815B2 (nl)
EP (2) EP2003955B1 (nl)
AT (1) ATE472247T1 (nl)
DE (1) DE602007007458D1 (nl)
DK (1) DK2003955T3 (nl)
NL (1) NL1031575C2 (nl)
WO (1) WO2007117134A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2458161A (en) * 2008-03-07 2009-09-09 William Taylor Cattle power generation and feeding arrangement
NL1035289C2 (nl) 2008-04-14 2009-10-15 Lely Patent Nv Voorzieningen en werkwijze voor het scheiden en het sorteren van vee.
US10506793B2 (en) 2016-09-30 2019-12-17 Precisionzx Inc. System and method for feeding animals
EP4021170A4 (en) * 2019-08-28 2022-11-30 Dairycs Automatic Milking Ltd DAIRY FARM WITH SINGLE OR MULTIPLE FRONT RAISED ROADS
NL2025007B1 (nl) * 2020-02-27 2021-10-14 Dlc Éénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee
CN113115718A (zh) * 2021-04-29 2021-07-16 禹州市瑞和农牧设备有限公司 一种饲喂***的采食通道

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3714736A (en) * 1971-05-26 1973-02-06 G Weaver Gate structure
NL7900426A (nl) * 1979-01-19 1980-07-22 Antonius Adrianus Johannes Mar Voerbox.
EP0205219A1 (en) * 1985-06-10 1986-12-17 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek NEDAP A cattle feeding station
DE3623816A1 (de) 1985-07-16 1987-01-22 Vogl Gerhard Fuetterungsanlage fuer tiere
EP0610171A2 (de) * 1993-02-02 1994-08-10 Gerhard Dipl.-Ing. Vogl Fütterungsanlage für Schweine
NL1007632C1 (nl) * 1997-11-27 1999-05-31 Lee Stalinrichting & Voersyste Centraal bedienbare 3-standen vergrendeling voor zelfsluitende achterdeuren van voerligboxen.

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3157157A (en) * 1961-11-20 1964-11-17 Clay Equipment Corp Method and apparatus for dispensing feed to livestock
GB1273345A (en) * 1968-05-09 1972-05-10 Teledictor Ltd Identification and feeding apparatus
BE758687A (fr) * 1969-11-12 1971-04-16 Teledictor Ltd Installations de commande d'alimentation pour troupeaux d'animaux
US3699922A (en) * 1970-08-10 1972-10-24 Holm Tractor & Equipment Co Automatic milking barn
US4049950A (en) * 1975-09-29 1977-09-20 Universal Identification Systems, Inc. Animal food consumption monitor
SE430559B (sv) * 1982-04-08 1983-11-28 Alfa Laval Ab Sett att mjolka och anordning herfor
US4513687A (en) * 1984-01-31 1985-04-30 Jong Walter J De Method and apparatus for feeding livestock
NL9002465A (nl) * 1990-11-12 1992-06-01 Nedap Nv Voersysteem voor dieren.
DE69523628T2 (de) * 1994-12-28 2002-05-16 Delaval Holding Ab Vorrichtung und verfahren zur verwaltung von tieren
US5653192A (en) * 1996-03-06 1997-08-05 Alfa Laval Agri Inc. Livestock identification apparatus
EP1535510A3 (en) * 1999-09-02 2008-07-16 Kristoffer Larsen Innovation A/S Method for controlled breeding of free-range animals
CA2430179C (en) * 2002-06-05 2011-01-18 Osborne Industries, Inc. Swinging gate assembly, electronic livestock feeding station, and automated sorting system
NL1024518C2 (nl) * 2003-10-13 2005-04-14 Lely Entpr Ag Samenstel en werkwijze voor het voederen en melken van dieren, voederplatform, melksysteem, voedersysteem, melkvoorbehandelingsinrichting, melknabehandelingsinrichting, reinigingsinrichting en separatie-inrichting, alle geschikt voor gebruik in een dergelijk samenstel.
US20080236500A1 (en) * 2007-02-20 2008-10-02 Hodges Terry E Apparatus, system, and method for animal monitor

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3714736A (en) * 1971-05-26 1973-02-06 G Weaver Gate structure
NL7900426A (nl) * 1979-01-19 1980-07-22 Antonius Adrianus Johannes Mar Voerbox.
EP0205219A1 (en) * 1985-06-10 1986-12-17 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek NEDAP A cattle feeding station
DE3623816A1 (de) 1985-07-16 1987-01-22 Vogl Gerhard Fuetterungsanlage fuer tiere
EP0610171A2 (de) * 1993-02-02 1994-08-10 Gerhard Dipl.-Ing. Vogl Fütterungsanlage für Schweine
NL1007632C1 (nl) * 1997-11-27 1999-05-31 Lee Stalinrichting & Voersyste Centraal bedienbare 3-standen vergrendeling voor zelfsluitende achterdeuren van voerligboxen.

Also Published As

Publication number Publication date
DE602007007458D1 (de) 2010-08-12
EP2225936A2 (en) 2010-09-08
EP2003955B1 (en) 2010-06-30
WO2007117134A1 (en) 2007-10-18
EP2003955A1 (en) 2008-12-24
DK2003955T3 (da) 2010-10-04
US20090133635A1 (en) 2009-05-28
EP2225936A3 (en) 2013-05-01
ATE472247T1 (de) 2010-07-15
US7987815B2 (en) 2011-08-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031575C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het voeren van een dier in een voerbox.
DE60205556T2 (de) Vorrichtung zum automatischen Zuführen einer vorgegebenen Futtermenge zu einem Tier in einem vorgegebenen Zeitraum
US6019061A (en) Arrangement for and a method of managing a herd of freely walking animals
DE69534863T3 (de) Ein Gerät für und ein Verfahren zum Halten von Tieren
NL9401238A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
DE60216685T2 (de) Vorrichtung zum automatischen Zuführen von Futter zu Tieren
EP2161985A1 (en) Method and arrangement for animal management
US20140299061A1 (en) Gate arrangement to a fenced area for at least one animal
AU2002314651B2 (en) Selection system and method for milking animals
NL1010764C2 (nl) Werkwijze voor het automatisch melken en voeren van dieren en inrichting en voerplaats geschikt voor de werkwijze.
DE60212287T2 (de) Anordnung zum automatischen Zuführen einer Futtermenge zu einem milchgebenden Tier in einem vorgegebenen Zeitraum
AU2002314651A1 (en) Selection system and method for milking animals
Stefanowska et al. Dairy cow interactions with an automatic milking system starting withwalk-through'selection
NL1016835C2 (nl) Boerderijmanagementsysteem.
NL2008005C2 (nl) Werkwijze en systeem voor het beheren van een groep melkdieren.
CA2560976C (en) Method and milking station for milking animals
NL2019130B1 (nl) Melksysteem
WO2005112613A1 (en) Arrangement and methods for automatic milking of animals
DE60203460T2 (de) Vorrichtung und Verfahren zum automatischen Zuführen von mindestens zwei Futtersorten zu Tieren
DE602004004971T2 (de) Vorrichtung und Verfahren zum automatischen Zuführen von Futter für Tiere
Ketelaar-de Lauwere Cow behaviour and managerial aspects of fully automatic milking in loose housing systems
NL1024997C2 (nl) Samenstel en werkwijze voor het beheren van een kudde vrij rond lopende dieren.
AT405006B (de) Abruffütterungsstation für in gruppen gehaltene tiere, insbesondere schweine und rinder
NL1043080B1 (nl) Reinigende en/of desinfecterende behandelinrichting
EP1727419B1 (en) Behavioural milking

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20121101