NL1031167C2

NL1031167C2 - Inrichting voor het met elkaar verbinden van stroken kunststof foliemateriaal.

Info

Publication number: NL1031167C2
Application number: NL1031167A
Authority: NL
Inventors: Pieter Jan De Roij
Original assignee: Smulders Machine En App Nbouw
Priority date: 2006-02-16
Filing date: 2006-02-16
Publication date: 2007-08-17
Also published as: WO2007094662A1

Description

. f

Korte aanduiding: Inrichting voor het met elkaar verbinden van stroken kunststof foliemateriaal.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met elkaar verbinden van stroken kunststof foliemateriaal ter verkrijging van tenminste één foiienaad omvattende toevoermiddelen voor het naar een verbindpositie voeren van de beide elkaar overlappende stroken foliemateriaal, alsmede verbindmiddelen gevormd door tenminste één samenstel bestaande uit tenminste één stempel-10 element en aambeeldelement, welk tenminste één stempelelement en tenminste één aambeeld-element elk aan weerszijden van de verbindpositie zijn opgesteld en voor de vorming van de tenminste ene foiienaad tegen elkaar plaatsbaar zijn.

Een dergelijke inrichting is algemeen bekend en wordt toegepast in de verpakkingsindustrie, waarbij producten met foliemateriaal dienen te worden 15 verpakt c.q. worden omhuld. Bij een dergelijke toepassing worden een of twee stroken foliemateriaal in een geautomatiseerd proces om het product gewikkeld, waarna met behulp van op zich bekende verbindmiddelen, bijvoorbeeld door middel van een verwarmingsdraad, de beide elkaar overlappende stroken foliemateriaal met elkaar worden verbonden ter plaatse van een verbindpositie in de inrichting.

20 Een nadeel van de thans bekende inrichtingen is dat voor het vervaardigen van een foiienaad tussen de beide stroken foliemateriaal, het van de verbindmiddelen deel uitmakende stempelelement en daarmee samenwerkend aambeeldelement een dusdanige constructieve lengteafmeting bezitten dat de kwaliteit van de aan te brengen foiienaad en in het bijzonder de hechting over de 25 volledige lengte van de foiienaad tussen de beide stroken foliemateriaal van een verminderde kwaliteit is. Dit wordt met name ingegeven bij folienaden van een aanzienlijke lengte waar het tegen elkaar aan plaatsbare stempelelement en aambeeldelement bijvoorbeeld onder invloed van de zwaartekracht vervormen en zodoende niet goed op elkaar aansluiten, gezien over de volledige lengte van de 30 aan te brengen foiienaad.

Het niet volledig op elkaar aansluiten van het aambeeldelement en het stempelelement als gevolg van vervorming c.q. doorzakking, resulteert in een ter plaatse gerealiseerde foiienaad met een zwakke hechting of, in het slechtste geval, het ontbreken van een hechting tussen de beide stroken foliemateriaal. De

| 03 VI ftTJS

2

• I

aldus gerealiseerde folienaad bezit een verminderde kwaliteit, die door de minder goede hechting tussen de beide stroken foliemateriaal ter plaatse kan losraken. Bovendien resulteert een ter plaatse niet aansluiten c.q. hechten van de beide stroken foliemateriaal in een "lekke” folienaad, hetgeen ongewenst is in het geval 5 dat het betreffende product luchtdicht dient te worden verpakt in het foliemateriaal.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een inrichting volgens de aanhef te verschaffen, waarmee verbeterde folienaden kunnen worden aangebracht tussen het foliemateriaal, welke stroken foliemateriaal over de gehele folienaadlengte met elkaar zijn verbonden, zodat de aldus verkregen 10 folienaad niet alleen sterker en derhalve minder snel loslaat, maar bovenal volledig gesloten is zonder ‘lekke’, niet op elkaar aansluiten stroken foliemateriaal.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de inrichting gekenmerkt doordat aanligmiddelen zijn voorzien welke ten behoeve van de vorming van de tenminste ene folienaad een over de gehele lengte van de te vormen folienaad 15 volledig tegen elkaar aanliggen van het tenminste ene stempelelement en het tenminste ene aambeeldelement bevorderen. Zodoende wordt een mogelijke vervorming van de verbindmiddelen over de lengte van de te vormen folienaad gecompenseerd (c.q. tegengegaan) en zal door het volledig tegen elkaar aanliggen van de verbindmiddelen een volledig gesloten folienaad tussen de beide stroken 20 foliemateriaal gerealiseerd worden, welke folienaad niet alleen sterker is maar ook minder snel loslaat.

Meer specifiek maken de aanligmiddelen deel uit van het tenminste ene stempelelement en/of het tenminste ene aambeeldelement, waar bij een bijzondere uitvoeringsvorm de aanligmiddelen meerdere over de volledige lengte-25 afmeting van het tenminste ene stempelelement en/of het tenminste ene aambeeldelement aangebrachte magneten omvatten.

Hierdoor kan een goede, over de volledige lengte realiseerbare aansluiting en derhalve inklemming van de stroken foliemateriaal worden verkregen, hetgeen de kwaliteit en sterkte van de te vormen folienaad ten goede komt. Daarbij 30 is de inklemming van de beide stroken foliemateriaal door het gebruik van magneten reproduceerbaar en over de volledige naadlengte constant en gelijk, hetgeen het vormen van opeenvolgende folie-naden van overeenkomende kwaliteit mogelijk maakt. Voorts wordt zo een inklemming van de stroken foliemateriaal met een over de gehele naadlengte constante, identieke klemkracht gerealiseerd, waardoor de te • 1 3 vormen folie-naad over de gehele lengte geen zwakke punten bezit.

In het bijzonder bezitten bij een uitvoeringsvorm het tenminste ene stempelelement en het tenminste ene aambeeldelement een lengte-afmeting tenminste gelijk aan de lengte-afmeting van de te vormen folienaad.

5 De kwaliteit van de te vormen folienaad, althans over de gehele lengte ervan, wordt verder nog gewaarborgd doordat het tenminste ene stempelelement tegen een terugstelkracht in verplaatsbaar is tegen het tenminste ene aambeeldelement. Hierdoor wordt een over de lengte van de folie-naad gezien een constante inklemming van de beidé stroken foliemateriaal gerealiseerd, 10 hetgeen een folienaad zonder zwakke punten oplevert.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm is het tenminste ene stempelelement geplaatst op een langs een geleiding verplaatsbare steundrager.

Daarbij kan om de geleiding een tegen de steundrager afsteunend veerelement zijn aangebracht.

15 Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding zijn het tenminste ene stempelelement en het tenminste ene aambeeldelement ingericht voor het vormen van twee, parallel aan elkaar verlopende folienaden. Daarbij kan het tenminste ene stempelelement zijn opgebouwd uit twee, parallel aan elkaar verlopende stempelelementdelen.

20 Meer specifiek kan tussen de twee stempelelementdelen een snijelement zijn geplaatst. Zodoende kan in één bedrijfsgang twee, parallel aan elkaar gelegen folienaden worden gevormd, die bovendien in dezelfde bedrijfsgang van elkaar kunnen worden gescheiden.

Hiertoe is het tenminste ene aambeeldelement opgebouwd uit twee, 25 parallel aan elkaar verlopende en met overeenkomende stempelelementdelen samenwerkende, aambeeldelement-delen, waarbij verder tussen de twee aambeeldelementdelen een met het snijelement samenwerkende aanslagelement kan zijn geplaatst.

Ter verbetering van de kwaliteit van de te vormen folienaad is elk 30 aambeeldelementdeel samengesteld uit een klemelement voor het inklemmen van de beide stroken foliemateriaal en een naadvormingselement voor het vormen van de folienaad.

Daarbij kan het naadvormingselement zijn voorzien van een gloeidraad.

.· » 4

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in: figuur 1 een aanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding; 5 figuur 2 een uitvergroot aanzicht van de verbindmiddelen overeenkomstig de uitvinding; figuur 3 een ander vergroot aanzicht van de verbindmiddelen overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding zullen in de navolgende 10 beschrijving de overeenkomende onderdelen van de inrichting overeenkomstig de uitvinding in de bijgevoegde figuren met identieke referentie-cijfers worden aangeduid.

In figuur 1 wordt een uitvoeringsvorm getoond van een inrichting 10 overeenkomstig de uitvinding voor het met elkaar verbinden van twee stroken 15 foliemateriaal 8a-8b (zie figuur 3) ter verkrijging van een folienaad.

Een dergelijke inrichting wordt met name gebruikt voor het met behulp van stroken foliemateriaal omhullen van verschillende producten 5-5'-5'’ die met behulp van specifieke aanvoermiddelen 20 naar een verbindpositie 6 in de inrichting 10 kunnen worden gevoegd.

20 Bij deze uitvoeringsvorm kunnen de producten 5-5'-5" aanzienlijke afmetingen bezitten en bijvoorbeeld bestaan uit dozen. Deze producten 5-5'-5" worden via een werkoppervlak 11 naar de bindpositie 6 gevoerd aan de hand van de middelen 20 welke bestaan uit een eindloze drager 21 die over rollen 22a-22b is geleid, en waarbij de rol 22a door middel van een op zich bekende aandrijfeenheid 25 23, bijvoorbeeld een elektromotor aandrijfbaar is. Met behulp van een duwelement 24 voorzien van een duwvlak 25, die met behulp van de eindloze drager 21 naar de verbindpositie 6 verplaatsbaar is, wordt het met behulp van foliemateriaal te omhullen product 5-5'-5” de inrichting ingevoerd waarbij foliemateriaal om het product wordt aangebracht.

30 Teneinde het om het product 5-5'-5M gewikkelde foliemateriaal te verbinden, zijn verbindmiddelen 30 voorzien ter plaatse van de verbindpositie 6. De verbindmiddelen 30 zijn daarbij gevormd door ten minste een samenstel bestaande uit ten minste een stempeleiement 31 en een aambeeldelement 32, die aan weerszijden van de verbindpositie 6 zijn opgesteld en met behulp van geschikte 0 t 5 verplaatsingsmiddelen van en naar elkaar verplaatsbaar zijn.

Bij deze uitvoeringsvorm is het stempelelement 31 verplaatsbaar in de inrichting 10 opgenomen. Hiertoe zijn in de inrichting geleiders 33 opgenomen, waartussen het stempelelement 31 verplaatsbaar is aangebracht. Met behulp van 5 geschikte verplaatsingsmiddelen, bijvoorbeeld een eindloze drager 34 dat over twee of meer rollen 35a-35b is aangebracht, en waarbij de rol 35a door middel van een op zich bekende aandrijfeenheid 36 (bijvoorbeeld een elektromotor) aandrijfbaar is, kan het stempelelement 31 van en naar het aambeeldelement verplaatst worden.

Bij de verplaatsing van het stempelelement 31 in de richting van het 10 aambeeldelement 32 worden de ertussen opgenomen stroken foliemateriaal 8a-8b tegen elkaar gedrukt en bijvoorbeeld met behulp van warmte met elkaar versmolten ter verkrijging van een folienaad.

Zoals Figuur 2 al openbaart kunnen de verbindmiddelen 30 en in het bijzonder het stempelelement 31 en het aambeeldelement 32 een aanzienlijke 15 constructieve lengteafmeting bezitten. Een nadeel bij deze bekende constructie is dat het stempelelement 31 en/of het aambeeldelement 32 onder invloed van hun gewicht en de zwaartekracht kunnen doorzakken en derhalve vervormen. Hierdoor vindt over de volledige lengte (welke correspondeert met de aan te brengen folienaadlengte) een onvoldoende aansluiting van het stempelelement 31 en het 20 aambeeldelement 32, zodat ook de beide stroken foliemateriaal 8a-8b onvoldoende op elkaar worden samengedrukt en de anders gerealiseerde folienaad een verminderde kwaliteit bezit en eenvoudig los kan raken. Bovenal bestaat het risico bij de bestaande constructies dat de beide stroken foliemateriaal bij het aanbrengen van de folienaad niet volledig op elkaar aansluiten, waardoor een “lekke” folienaad 25 wordt gecreëerd.

Bij de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 2 is het stempelelement 31 van en naar het stationair opgestelde aambeeldelement 32 verplaatsbaar. Hiertoe (zie ook figuur 3) omvat het stempelelement 31 een ligger 310 die met zijn einde 310a-310b verplaatsbaar is langs de geleider 33 van de 30 inrichting 10 (zie ook figuur 1). De verplaatsing van de ligger 310 vindt plaats aan de hand van de in figuur 1 weergegeven verplaatsingsmiddelen 34-35a-35b-36.

Zoals getoond zijn de verbindmiddelen 30 opgebouwd uit een tweetal samenstellen, elk bestaande uit een stempelelement 311a respectievelijk 311b en een aambeeldelement 321a respectievelijk 321b. Met deze constructie is c * 6 het mogelijk om gelijktijdig twee afzonderlijke folienader in afzonderlijke stroken foliemateriaal aan te brengen. Echter het moge duidelijk zijn dat ook een uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding mogelijk is, waarbij de verbindmiddelen 30 enkel één stempelelement 311a en één aambeeldelement 5 321a bezit.

Overeenkomstig de uitvinding is de inrichting voorzien van aanligmiddelen 50, welke ten behoeve van de vorming van de folienaad tussen de stroken foliemateriaal zorgdragen voor een over de gehele lengte van de te vormen folienaad tegen elkaar aanliggen van het stempelelement 31 en het 10 aambeeldelement 32. De aanligmiddelen 50 bestaan uit magneten, welke over de volledige lengte (langsrichting) van het aambeeldelement 32 zijn aangebracht. De magneten 50 kunnen ook op soortgelijke wijze geplaatst worden op het stempelelement 31.

Zoals getoond in de detailuitvoering van Figuur 3, worden de 15 aanligmiddelen die zorgdragen voor een volledig tegen elkaar aanliggen van het stempelelement 31 en het aambeeldelement 32 (over de volledige lengte van de aan te brengen folienaad) uit magneten 50, die bij deze uitvoeringsvorm deel uit maken van het aambeeldelement 32. Echter, bij een andere uitvoeringsvorm kunnen de aanligmiddelen 50 ook deel uit maken van het stempelelement 31.

20 Bij voorkeur, en zoals getoond in Figuur 2, is het stempelelement 31 opgebouwd uit een dunne, flexibele strip 315, welke enigszins vervormbaar is en derhalve bij plaatsing van het stempelelement 31 ter plaatse van de verbindpositie 6 tegen het aambeeldelement 32 onder invloed van de aanligmagneten 50 vormt naar de contour van het mogelijk vervormde aambeeldelement 32.

25 Door de flexibele, vervormbare strip 315 en de magneten 50 (die hetzij in het aambeeldelement 32, hetzij in het stempelelement 31 hetzij in beide onderdelen zijn aangebracht) een over de volledige lengte van de aan te brengen folienaad aanliggen van de strip 315 tegen het aambeeldelement 32 gerealiseerd, zodat de aldus te vormen folienaad een verbeterde kwaliteit bezit.

30 Doordat de magneten een constante magneetkracht uitoefenen tussen het stempelelement 31 en het aambeeldelement 32, worden de tussen de beide onderdelen ingeklemde stroken foliemateriaal 8a-8b over de volledige lengte van de aan te brengen folienaad tegen elkaar aan gedrukt. Hierdoor wordt een over de volledige lengte gesloten folienaad gerealiseerd, zonder zwakke of “lekke” 7 < * plekken.

Echter is het ook mogelijk - afhankelijk van de materiaaleigenschappen van het gebruikte foliemateriaal (zoals dikte, sterkte of verwekings-temperatuur) - de aanligmagneten 50 niet als permanente (natuurlijke) magneten uit 5 te voeren, maar als elektromagneten uit te voeren. Bij deze laatste - regelbare -uitvoering kan de magneetkracht waarmee het stempeielement tegen het aambeeld-element wordt 'gedrukt' (of 'aangetrokkén') worden ingesteld en daarmee de kwaliteit (of sterkte) van de te vormen foiienaad. Zo kan de magneetkracht over de gehele lengte van de aan te brengen foiienaad worden ingesteld (constant, dan wel 10 variabel over de lengte van de foiienaad gezien).

Zoals getoond in Figuur 3 (en gedeeltelijk in Figuur 2) is het aambeeldelement 32 geplaatst op een ligger 320, welke het aambeeldelement 32 stationair in de inrichting 10 oriënteert. Het op de ligger 320 geplaatste aambeeldelement 32 is tezamen met de op de verplaatsbare ligger 310 aangebracht stempel-15 element 31 ingericht voor het vormen van twee, parallel aan elkaar verlopende folienaden in de stroken foliemateriaal 8a, respectievelijk 8b. Hiertoe is het stempeielement 31 opgebouwd uit twee, parallel aan elkaar verlopende stempel-elementdelen 311a, respectievelijk 311b. Tussen de beide stempelelementdelen 311 a-311 b is een snijelement 316 opgenomen.

20 Zoals hierboven reeds aangegeven bezit het langgerekte stripelement 315a-315b een lengte ten minste gelijk aan de tussen de beide stroken foliemateriaal 8a-8b aan te brengen foiienaad. Dienovereenkomstig bezit elk stempelelementdeel 311 a-311b één of meerdere steundragers 313, waarop het langgerekte stripelement 315a-315b is gemonteerd. De verschillende steundragers 25 313 zijn verplaatsbaar langs een geleiding 314. Hierdoor kan de langgerekte strip 315a-315b zich vormen naar de contour van het (vervormde) aambeeldelement 32.

Zodoende kan over de volledige lengte van de aan te brengen foiienaad tussen de stroken foliemateriaal 8a-8b een adequate aansluiting van de strips 315a-315b tegen het steunelement 32 gerealiseerd worden. Hierdoor worden 30 de stroken foliemateriaal 8a-8b over de volledige lengte van de aan te brengen foiienaad tegen elkaar aangedrukt en wordt zodoende een volledig gesloten foiienaad aangebracht met een uniforme sterkte, welke foiienaad niet eenvoudig los kan laten en zeker geen zwakke c.q. “lekke” plakken kent.

Analoog aan de constructie van het stempeielement 31 dat uit C Λ 8 verschillende stempelelementdelen 311a-311b is opgebouwd, is overeenkomstig de uitvinding ook het aambeeldelement 32 op een dienovereenkomstige wijze opgebouwd uit een tweetal, parallel aan elkaar gelegen, aambeeldelementen 321a-321b. Meer specifiek is elk aambeeldelement 321a-321b samengesteld uit een 5 klemeiement 322a, respectievelijk 322b, voor het met een klemvlak 325a-325b inklemmen van de stroken foliemateriaal 8a-8b tegen de van elk stempelelement-deel 311 a-311 b deel uitmakende strip 315a-315b.

Daarnaast is elk aambeeldelement 321a-321b voorzien van een met het betreffende klemeiement 322a-322b samenwerkende naadvormingselement 10 323a respectievelijk 323b, welke eveneens de beide stroken foliemateriaal 8a-8b inklemt tüssen de strips 315a-315b en met behulp van warmte, bijvoorbeeld door middel van een in de lengterichting aangebrachte hittedraad 324a-324b, de folienaad aanbrengt. Echter ook andere mogelijkheid voor het met behulp van warmte aanbrengen van de folienaad zijn mogelijk, bijvoorbeeld met behulp van 15 ultrasoon geluid.

De functie van de beide klemelementen 322a-322b is het oriënteren c.q. fixeren van de beide stroken foliemateriaal 8a-8b ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de naadvormingselementen 323a-323b om een verschuiven c.q. losraken van de stroken foliemateriaal en een overeenkomstig incorrect aanbrengen 20 van de folienaad te voorkomen.

In Figuur 3 wordt de hittedraad waarmee de folienaad tussen de stroken foliemateriaal 8a-8b wordt aangebracht, aangeduid met het referentiecijfer 324a-324b, terwijl het klemvlak van de klemelementen 322a respectievelijk 322b wordt aangeduid met het referentiecijfer 325a-325b.

25 Zoals hierboven reeds toegelicht is elk stempelelement 31 geplaatst op een langs een geleiding 314 beweegbare steundrager 313. Deze verplaatsing van het stempelelement 31 geschiedt tegen een terugstelkracht in, die bijvoorbeeld kan bestaan uit een veerelement 317 dat om de geleiding 314 is aangebracht en afsteunt tussen de steundrager 313 en de min of meer van de vaste wereld deel 30 uitmakende (doch in de inrichting verplaatsbare) ligger 310.

Ten behoeve van het aanbrengen van de folienaad tussen de stroken foliemateriaal 8a-8b wordt de ligger 310 met behulp van de verplaatsingsmiddelen 34-35a-35b-36 langs de geleiders 36 in de inrichting 10 naar het vast in de inrichting 10 opgestelde aambeeldelement 32 verplaatst. De beide < 1 9 stoken foliemateriaai 8a-8b worden daarbij tussen de strips 315a-315b en de overeenkomende klemelementen 322a-322b en de naadvormingselementen 323a-323b, ingeklemd. Na het aanbrengen van een tweetal parallel aan elkaar verlopende folienaden (namelijk de folienaad ten behoeve van het omsluiten van foliemateriaai 5 om een product 5 en het aanbrengen van de beginnaad ten behoeve van het navolgende product 5'), wordt aan de ligger 310 een verder gaande verplaatsing in de richting van het aambeeldelement 32 opgedrongen.

De beide stempeleiementdelen 311a-311b zuilen daarbij tegen de veerkracht van het veerelement 317 in langs de geleiding 314 verplaatsen. Het 10 snijelement 316 verplaatst zich daarbij in de richting van de stroken foliemateriaai 8a-8b en zal deze doorsnijden tussen de aangebrachte folienaden A-B ter plaatse van de letter C. Hiertoe is tussen de beide aambeeldelementdelen 321a-321b een aanslagelement 326 aangebracht. Vervolgens wordt de ligger 310 omhoog verplaatst in de inrichting 10 zodat het stempelelement van het aambeeldelement 32 15 af wordt verplaatst. Zodoende wordt ruimte gecreëerd voor het afvoeren van het product 5 dat nu omhuld is met foliemateriaai dat ter plaatse van de folienaad B is verbonden.

De met elkaar verbonden stroken foliemateriaai 8a-8b ter plaatse van de folienaad A kunnen nu om het navolgende product 5' worden aangebracht. In 20 een volgende bedrijfsgang wordt de ligger 310 tezamen met het stempelelement 31 naar beneden verplaatst in de richting van het aambeeldelement 32 voor het in één bedrijfsstap aanbrengen van een eindnaad B (voor product 5') en een beginnaad A (voor het navolgende product 5"). Ook hier worden de beide folienaden A en B met het snijelement 316 van elkaar gescheiden.

25 Bij het weer omhoog verplaatsen van de ligger 310 met het stempelelement 31, zullen de beide stempeleiementdelen 311 a-311 b onder invloed van het ingedrukte veerelement 311 terug verplaatsen langs de geleiding 314, zodat het snijelement 316 zich ‘‘terugtrekt’’ tussen de beide stempeleiementdelen 311a-311b en de desbetreffende stempelstrips 315a-315b.

30 Het zal duidelijk zijn dat met behulp van deze inrichting waarbij elk stempelelement 31 door middel van magneten 50 over de volledige lengte van de aan te brengen folienaad aanligt tegen het aambeeldelement 32, folienaden van een homogene, stabiele kwaliteit kunnen worden verkregen, zonder de aanwezigheid van zwakke c.q. ‘‘lekke” plekken.

Ü03J107-

Claims

1. Inrichting voor het met elkaar verbinden van kunststof foliemateriaal ter verkrijging van tenminste één folienaad omvattende 5. toevoermiddelen voor het naar een verbindpositie voeren van de beide elkaar overlappende stroken foliemateriaal, alsmede verbindmiddelen gevormd door tenminste één samenstel bestaande uit tenminste één stempelelement en aambeeldeiement, welk tenminste één stempelelement en tenminste één aambeeldeiement elk aan weerszijden van de 10 verbindpositie zijn opgesteld en voor de vorming van de tenminste ene folienaad tegen elkaar plaatsbaar zijn, met het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement of het tenminste ene aambeeldeiement is uitgevoerd als een flexibel, langgerekt element en waarbij aanligmiddelen zijn voorzien welke ten behoeve van de vorming van de tenminste ene folienaad een over de gehele lengte 15 van de te vormen folienaad volledig tegen elkaar aanliggen van het tenminste ene stempelëlement en het tenminste ene aambeeldeiement bevorderen, zodanig dat het flexibel, langgerekt element daarbij de contour van het tenminste ene aambeeldeiement of het tenminste ene stempelelement volgt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 aanligmiddelen deel uitmaken van het tenminste ene stempelelement en/of het tenminste ene aambeeldeiement.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aanligmiddelen meerdere over de volledige lengte-afmeting van het tenminste ene stempelelement en/of het tenminste ene aambeeldeiement aangebrachte magneten 25 omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement en het tenminste ene aambeeldeiement een lengte-afmeting bezitten tenminste gelijk aan de lengte-afmeting van de te vormen folienaad.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement tegen een terugstelkracht in verplaatsbaar tegen het tenminste ene aambeeldeiement plaatsbaar is. 1031167

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement is geplaatst op een langs een geleiding verplaatsbare steundrager.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat om de 5 geleiding een tegen de steundrager afsteunend veerelement is aangebracht.

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement en het tenminste ene aambeeldelement zijn ingericht voor het vormen van twee, parallel aan elkaar verlopende folienaden.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tenminste ene stempelelement is opgebouwd uit twee, parallel aan elkaar verlopende stempelelementdelen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tussen de twee stempelelementdelen een snijelemeht is geplaatst.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het tenminste ene aambeeldelement is opgebouwd uit twee, parallel aan elkaar verlopende en met overeenkomende stempelelementdelen samenwerkende, aambeeldelement-delen.

12. Inrichting volgens conclusie 11 in combinatie met conclusie 10, met 20 het kenmerk, dat tussen de twee aambeeldelementdelen een met het snijelement samenwerkende aanslagelement is geplaatst.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat elk aambeeldelementdeel is samengesteld uit een klemelement voor het inklemmen van de beide stroken foliemateriaal en een naadvormingselement voor het vormen van 25 de folienaad omvat.

14. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het naadvormingselement is voorzien van een gloeidraad. 1031167 30