NL1030547C2 - Auxiliary brake for trailer overrun brake system, comprises first mechanism for transmitting overrun shaft movement to control device for pneumatic drive used to activate brakes - Google Patents

Abstract

A first transmission mechanism (11) is used to transmit movement of the overrun shaft (12) to a control device (13) which is connected to a pressurized fluid source (15, 18a-18c) and to a pneumatic drive (21) operated by this device. The pneumatic drive engages with a second transmission mechanism for activating the wheel brake system. The second mechanism can be controlled independently of the overrun shaft operation. The control device comprises a variable reducing valve. The second mechanism comprises a parallel plate guide (23) which is connected to the brakes via brake cables (25) and is freely movable relative to the shaft. The guide is pivotally and eccentrically connected to an axle (24) which is rotated by the pneumatic drive. The overrun shaft acts upon the wheel brakes and is connected to the hitch on the towing vehicle.

Description

Hulpreminrichting voor een aanhangwagenAuxiliary braking device for a trailer

De uitvinding betreft een hulpreminrichting voor een aanhangwagen met een oplooprem.The invention relates to an auxiliary brake device for a trailer with an overrun brake.

55

Aanhangwagens zijn doorgaans voorzien van een oplooprem. Een dergelijke oplooprem omvat een met de wielremmen verbonden oploopremstang. Bij afremmen van het trekvoertuig wordt de koppeling tussen trekvoertuig en aanhanger ingedrukt waardoor via een op zich bekend mechanisme aan de oploopremstang wordt getrokken, die 10 vervolgens de wielremmen aanspant. De oplooprem zorgt dus voor een autonome remkracht op de wielen van de aanhanger. Hoewel de oplooprem op zich voldoende remkracht biedt zijn hulpreminrichtingen ontwikkeld om de werking van de oplooprem aan te vullen. Een dergelijke hulpreminrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP-A-0319970. De bekende hulpreminrichting omvat een pneumatische aandrijving die via 15 een overbrengingsmechanisme gekoppeld is aan de oploopremstang. De pneumatische aandrijving oefent hierop een trekkracht uit zodra van het trekvoertuig het rempedaal wordt ingetrapt en de remlichtschakelaar wordt geactiveerd. Door via het overbrengingsmechanisme aan de oploopremstang te trekken worden de wielremmen van de aanhanger in werking gesteld, waardoor deze afremt.Trailers are usually equipped with an overrun brake. Such an overrun brake comprises an overrun brake rod connected to the wheel brakes. When the towing vehicle brakes, the coupling between the towing vehicle and trailer is depressed, so that the ramp brake rod is pulled via a mechanism known per se, which then tightens the wheel brakes. The overrun brake therefore provides an autonomous braking force on the wheels of the trailer. Although the overrun brake per se provides sufficient braking force, auxiliary brake devices have been developed to supplement the operation of the overrun brake. Such an auxiliary brake device is known, for example, from EP-A-0319970. The known auxiliary brake device comprises a pneumatic drive which is coupled to the ramp brake rod via a transmission mechanism. The pneumatic drive applies a pulling force to this as soon as the brake pedal of the towing vehicle is depressed and the brake light switch is activated. By pulling on the overrun brake rod via the transmission mechanism, the wheel brakes of the trailer are put into action, causing it to brake.

2020

Met de bekende hulpreminrichting wordt het weggedrag van het trekkend voertuig met aanhanger verbeterd. Zo kan bijvoorbeeld door toepassing van de hulpreminrichting bij plots remmen vanaf hoge snelheid en/of bij het afdalen van steile hellingen het gevaar van slingeren worden verminderd. De bekende hulpreminrichting heeft echter als nadeel 25 dat de door de pneumatische aandrijving opgebrachte remkracht niet gemakkelijk instelbaar is, bijvoorbeeld met de rembehoefte. Bovendien wordt de remkracht via de oploopremstang overgebracht op de wielen, wat ongewenst is. Hierdoor kan bijvoorbeeld onrustig rijgedrag ontstaan waarbij de aanhangwagen soms harder afremt dan strikt noodzakelijk is.With the known auxiliary brake device the road handling of the towing vehicle with trailer is improved. For example, the use of the secondary braking device in the event of sudden braking from a high speed and / or when descending steep slopes can reduce the risk of swinging. However, the known auxiliary braking device has the drawback that the braking force applied by the pneumatic drive is not easily adjustable, for example with the braking requirement. Moreover, the braking force is transmitted to the wheels via the overrun brake rod, which is undesirable. For example, this can lead to restless driving behavior in which the trailer sometimes brakes harder than is strictly necessary.

De uitvinding beoogt een hulpreminrichting van het hierboven beschreven soort verder te verbeteren. De hulpreminrichting volgens de uitvinding heeft hiertoe de kenmerken zoals beschreven in conclusie 1.It is an object of the invention to further improve an auxiliary brake device of the type described above. To this end, the auxiliary brake device according to the invention has the features as described in claim 1.

30 1 0305 47 2 t ^30 1 0305 47 2 t ^

Door de hulpreminrichting voor een aanhangwagen met oplooprem volgens de uitvinding te voorzien van een eerste overbrengingsmechanisme voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang op een regelinrichting, welke regelinrichting is verbonden met een bron van drukmedium en een door haar aanstuurbare 5 pneumatische aandrijving, welke pneumatische aandrijving aangrijpt op een tweede overbrengingsmechanisme voor het aantrekken van het wielremsysteem, waarbij het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de werking van de oploopremstang regelbaar is wordt bereikt dat de remwerking van de hulpreminrichting volledig onafhankelijk kan plaatsvinden van de remwerking van de oplooprem. De 10 remwerking van de oplooprem is immers afhankelijk van de indrukking van de koppeling zoals hierboven werd aangegeven. Door de hulpreminrichting te laten aansturen door de beweging van de oploopremstang, en bijvoorbeeld niet door de indrukking van de koppeling wordt bovendien de mogelijkheid geschapen de hulpreminrichting dusdanig in of aan de aanhangwagen te positioneren, dat deze laatste 15 een voor de wegligging ervan optimale gewichtsverdeling krijgt. Doorgaans loopt de oploopremstang van een aanhangwagen immers vanaf de voorzijde ervan (ter hoogte van de koppeling met het trekkend voertuig) tot tenminste aan de wielbasis waar zich de wielremmen bevinden. Deze grote lengte biedt veel mogelijkheden voor optimale plaatsing van de hulpreminrichting. Een verder voordeel is dat aldus het weggedrag van 20 de combinatie van trekvoertuig en aanhangwagen aanmerkelijk wordt verbeterd.By providing the auxiliary brake device for a trailer with an overrun brake according to the invention with a first transmission mechanism for transferring a movement of the overrun brake rod to a control device, which control device is connected to a source of pressure medium and a pneumatic drive which it can control, which pneumatic drive engages a second transmission mechanism for tightening the wheel brake system, the second transmission mechanism being adjustable independently of the action of the overrun brake rod, it is achieved that the braking action of the auxiliary brake device can take place completely independently of the braking action of the overrun brake. After all, the braking action of the overrun brake depends on the depression of the clutch as indicated above. Moreover, by having the auxiliary brake device controlled by the movement of the overrun brake rod, and not, for example, by the depression of the clutch, the possibility is created to position the auxiliary brake device in or on the trailer in such a way that the latter receives an optimum weight distribution for its road holding. . After all, the overrun brake rod of a trailer usually runs from its front (at the level of the coupling with the towing vehicle) to at least the wheelbase where the wheel brakes are located. This large length offers many possibilities for optimum placement of the auxiliary brake device. A further advantage is that the road behavior of the combination of towing vehicle and trailer is thus considerably improved.

In een voorkeursuitvoering wordt de hulpreminrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de beweging van de oploopremstang regelbaar is, en derhalve onafhankelijk op de 25 wielremmen inwerkt. Hierdoor kan de oplooprem ook in een toestand waarbij de hulpreminrichting is uitgeschakeld of anderszins onklaar is toch de normale remwerking vertonen, zonder dat deze wordt gehinderd door de hulpreminrichting.In a preferred embodiment the auxiliary brake device according to the invention is characterized in that the second transmission mechanism is adjustable independently of the movement of the overrun brake rod, and therefore acts independently on the wheel brakes. As a result, the overrun brake can still exhibit the normal braking effect even in a state in which the auxiliary brake device is switched off or otherwise inoperative, without this being hindered by the auxiliary brake device.

Met voordeel wordt de hulpreminrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het 30 tweede overbrengingsmechanisme een evenaar omvat, die middels trekkabels is verbonden met de wielremmen en vrij kan bewegen ten opzichte van de oploopremstang. Een evenaar wordt standaard toegepast onder aanhangwagens om hieraan de remkabels te bevestigen. Door de hulpreminrichting te laten inwerken op de evenaar, die bovendien vrij wordt gemaakt van de oploopremstang wordt een bijzonder 1 0305 47 3 j eenvoudige constructie verkregen die niet veel aanpassingen vergt aan een aanhangwagen die van de hulpreminrichting moet worden voorzien. Het moge duidelijk zijn dat desgewenst meerdere evenaars in combinatie kunnen worden toegepast, zoalng het maar mogelijk blijft een beweging van de stang van de pneumatische aandrijving 5 om te zetten in een remkracht.The auxiliary brake device according to the invention is advantageously characterized in that the second transmission mechanism comprises an equator which is connected to the wheel brakes by means of tension cables and can move freely relative to the overrun brake rod. An equator is used as standard among trailers to attach the brake cables to it. By allowing the auxiliary brake device to act on the equator, which is moreover released from the overrun brake rod, a particularly simple construction is obtained which does not require many modifications to a trailer which must be provided with the auxiliary brake device. It will be clear that, if desired, several equalizers can be used in combination, as long as it remains possible to convert a movement of the rod of the pneumatic drive 5 into a braking force.

In een verdere voorkeursuitvoering is de evenaar scharnierend en excentrisch verbonden met een as, welke roteerbaar is door de pneumatische aandrijving. De verplaatsing van de stang van de pneumatische aandrijving wordt bij voorkeur via een 10 drijfstangmechanisme omgezet in een rotatie van de as. De rotatie van de as zorgt voor een relatief kleine verplaatsing van de evenaar, die voldoende is om de wielremmen aan te trekken. Een dergelijke constructie is bedrijfszeker en kan de doorgaans bij het remmen optredende krachten, die gemakkelijk tot 5000 N kunnen oplopen, gemakkelijk opnemen. Het heeft hierbij de voorkeur wanneer het drijfstangmechanisme dusdanig is 15 geplaatst dat doorbuiging van de as als gevolg van de remkrachten zo veel als mogelijk wordt vermeden. In de hieronder besproken voorkeursuitvoering, waarin de essentiële componenten van de hulpreminrichting in een kader of gestel zijn opgenomen, zal de as zich van één zijde van het kader naar de overliggende zijde uitstrekken. Het drijfstangmechanisme, of elk ander geschikt overbrengingsmechanisme, zal dan bij 20 voorkeur zo dicht mogelijk tegen een dwarszijde van het kader worden gepositioneerd.In a further preferred embodiment, the equator is hinged and eccentrically connected to a shaft which is rotatable by the pneumatic drive. The displacement of the rod of the pneumatic drive is preferably converted via a connecting rod mechanism into a rotation of the shaft. The rotation of the shaft causes a relatively small displacement of the equator, which is sufficient to attract the wheel brakes. Such a construction is reliable and can easily absorb the forces usually occurring during braking, which can easily rise to 5000 N. It is preferred here if the connecting rod mechanism is positioned such that deflection of the shaft as a result of the braking forces is avoided as much as possible. In the preferred embodiment discussed below, in which the essential components of the auxiliary brake device are included in a frame or frame, the axle will extend from one side of the frame to the opposite side. The connecting rod mechanism, or any other suitable transmission mechanism, will then preferably be positioned as close as possible to a transverse side of the frame.

In een andere voorkeursvariant wordt althans een deel van de componenten van de hulpreminrichting samengebouwd op een gestel, welk samenstel een op de aanhangwagen aanbrengbaar geheel vormt. Dit heeft als grote voordeel dat de 25 hulpreminrichting eenvoudig plaatsbaar wordt, en daar kan worden aangebracht waar deze de gewichtsverdeling, en derhalve ook de wegligging van de aanhangwagen ten goede komt. Bij voorkeur wordt in een dergelijke variant tenminste het eerste en tweede overbrengingsmechanisme samengebouwd op het gestel. Het heeft verder voordelen als het gestel tevens althans één bron van een drukmedium omvat. Een dergelijk drukvat 30 vormt dan bij voorkeur tenminste één zijde van het gestel. Hierdoor wordt plaats bespaart en daarnaast tegelijkertijd een stijve constructie verkregen. Door zoveel mogelijk componenten in het gestel op te nemen wordt bovendien bereikt dat het hulpremsysteem in reactiesnelheid toeneemt. De gemiddeld afstand die het drukmedium dient af te leggen wordt immers aanzienlijk verkort.In another preferred variant, at least a part of the components of the auxiliary brake device is assembled on a frame, which assembly forms a whole that can be applied to the trailer. This has the great advantage that the auxiliary brake device can be easily placed, and can be fitted where it benefits the weight distribution and therefore also the road holding of the trailer. Preferably, in such a variant, at least the first and second transmission mechanism is assembled on the frame. It is furthermore advantageous if the frame also comprises at least one source of a printing medium. Such a pressure vessel 30 then preferably forms at least one side of the frame. This saves space and at the same time results in a rigid construction. By including as many components as possible in the frame, it is furthermore achieved that the auxiliary brake system increases in reaction speed. The average distance that the printing medium has to travel is, after all, considerably shortened.

1 0305 dl_ ψ- 41 0305 dl_ ψ- 4

De regelinrichting die wordt toegepast in de hulpreminrichting volgens de uitvinding omvat bij voorkeur een variabele reduceerklep. Door toepassing van de variabele reduceerklep wordt bereikt dat de druk in de hulpreminrichting toeneemt, en dus de 5 remwerking eveneens, wanneer de oploopremstang verder wordt ingedrukt doordat het trekvoertuig afremt. Hierdoor kan de inrichting nagenoeg proportioneel remmen met de oplooprem, hetgeen gunstig is voor de wegligging van de combinatie van aanhanger en trekvoertuig. Het heeft hierbij de voorkeur als het eerste overbrengingsmechanisme een geleiding omvat voor de oploopremstang die door een axiale beweging van de 10 oploopremstang kan roteren en aldus de pen van de reduceerklep tussen een eerste positie, overeenkomend met minimale druk, en een tweede positie, overeenkomend met maximale druk kan bewegen. De tweede positie kan zeer eenvoudig instelbaar worden gemaakt door een stelring te voorzien op de pen van de reduceerklep.The control device which is used in the auxiliary brake device according to the invention preferably comprises a variable reducing valve. By using the variable reducing valve, it is achieved that the pressure in the auxiliary brake device increases, and thus also the braking effect, when the ramp brake rod is further depressed by the towing vehicle braking. This allows the device to brake almost proportionally with the overrun brake, which is favorable for the road holding of the combination of trailer and towing vehicle. It is preferred here if the first transmission mechanism comprises a guide for the inertia brake rod which can rotate through an axial movement of the inertia brake rod and thus the pin of the reducing valve between a first position corresponding to minimum pressure and a second position corresponding to maximum pressure can move. The second position can be made very easily adjustable by providing an adjusting ring on the pin of the reducing valve.

15 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de hulpreminrichting volgens de uitvinding tevens een snelontluchtventiel, bij voorkeur in de leiding tussen de reduceerklep en de pneumatische aandrijving. Snelontluchtventiel zorgt er voor dat in de leidingen aanwezige overtollige lucht snel kan worden afgevoerd, zodat de rembekrachtiging in hoofdzaak evenredig verloopt met de werking van de oplooprem. 20 In een verdere voorkeursvariant omvat de hulpreminrichting tevens een waterafscheider. Deze wordt bij voorkeur in de leiding tussen het drukvat en de reduceerklep gepositioneerd en zorgt ervoor dat de in de leidingen aanwezige lucht relatief droog blijft. Dit komt de werking van het hulpremsysteem verder ten goede.In another preferred embodiment, the auxiliary brake device according to the invention also comprises a rapid vent valve, preferably in the line between the pressure reducing valve and the pneumatic drive. Rapid bleed valve ensures that excess air present in the pipes can be quickly discharged, so that the braking assistance is substantially proportional to the action of the overrun brake. In a further preferred variant, the auxiliary brake device also comprises a water separator. This is preferably positioned in the line between the pressure vessel and the pressure reducing valve and ensures that the air present in the lines remains relatively dry. This further benefits the operation of the auxiliary brake system.

25 De uitvinding zal nu verder worden verduidelijkt aan de hand van een in de figuren beschreven niet-limiterend uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: - figuur 1 een schematisch perspectivisch zicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 2 schematisch een gedeelte van een aanhangwagen met oplooprem; 30 - figuur 3 een schematisch onderaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 4 een schematisch bovenaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 5 een schematisch bovenaanzicht van het eerste overbrengingsmechanisme; 1 0305 47 ï *" * 5 - figuur 6 een schematisch zicht in perspectief van een gedeelte van het tweede overbrengingsmechanisme.The invention will now be further elucidated on the basis of a non-limiting exemplary embodiment described in the figures. Herein: - figure 1 shows a schematic perspective view of a preferred embodiment of the auxiliary brake device according to the invention; figure 2 schematically a part of a trailer with an overrun brake; Figure 3 shows a schematic bottom view of the preferred embodiment of the auxiliary brake device according to the invention; figure 4 shows a schematic top view of the preferred embodiment of the auxiliary brake device according to the invention; figure 5 shows a schematic top view of the first transmission mechanism; Figure 6 is a schematic perspective view of a portion of the second transmission mechanism.

Onder verwijzing naar figuur 2 wordt een koppeling 2 en dissel 3 van een 5 aanhangwagen getoond, die is gekoppeld aan de trekkogel 1 van een trekkend voertuig.With reference to figure 2, a coupling 2 and drawbar 3 of a trailer are shown, which is coupled to the tow ball 1 of a towing vehicle.

De aanhanger is voorzien van een op zich bekende oplooprem, die als volgt werkt. Een schuifstanggedeelte van de koppeling 2 van de aanhanger is in de rijrichting R verschuifbaar in de dissel 3 gemonteerd. De verschuifbare koppeling 2 rust aan haar uiteinde tegen een in de dissel 3 aangebrachte hefboom 4, die zwenkbaar is gelagerd ten 10 opzichte van de dissel 3 en aan het andere uiteinde is verbonden met een oploopremstang 5. Oploopremstang 5 is verbonden met de wielremmen 7, en wel dusdanig dat deze in werking treden als op de oploopremstang 5 een trekkracht in de aangegeven richting T wordt uitgeoefend. Naarmate de trekkracht groter is zal de remwerking sterker zijn. De dissel 3 is tevens voorzien van een veer/dempercombinatie 15 6 om de schuifstang van koppeling 2 in de uitgeschoven stand te dwingen. Wanneer in beweging het trekkende voertuig afremt, zal door de traagheid van de aanhangwagen de schuifstang van koppeling 2 ten opzichte van de dissel 3 worden ingeschoven. Hefboom j 4 zal hierdoor in wijzerzin worden verdraaid en op de oploopremstang 5 een trekkracht j in de richting T uitoefenen. Hierdoor zullen de wielremmen worden aangetrokken en de i 20 aanhanger affemmen. Bestaande hulpreminrichtingen worden aangestuurd door een beweging van de schuifstang van koppeling 1. Volgens de uitvinding wordt nu een hulpreminrichting 10 voorzien die, onder verwijzing naar figuren 1, 3 en 4, een eerste overbrengingsmechanisme 11 voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang 12 (in figuur 1 met stippellijn weergegeven omdat deze geen deel 25 uitmaakt van de hulpreminrichting) op een regelinrichting (13,49) welke regelinrichting (13,49) is verbonden met een bron voor een drukmedium. Deze bron omvat in het aangegeven uitvoeringsvoorbeeld een compressor 15, die door een elektromotor 14 wordt aangedreven en die via een terugslagklep 16 via leiding 17 in verbinding staat met een drukvat 18. In de getoonde voorkeursuitvoering omvat het drukvat twee, door 30 middel van buis 18a, onderling verbonden opslagcilinders 18b en 18c, die tezamen met een bevestigingsplaat 29 een relatief stijf frame vormen. Door de hulpreminrichting 10 op deze wijze als een compact geheel uit te voeren is deze eenvoudig aanbrengbaar op een aanhangwagen, en bovendien dusdanig plaatsbaar dat een optimale gewichtsverdeling wordt bereikt. De enige eis die aan een dergelijke positie wordt 1 0305 4 7The trailer is provided with an acceleration brake known per se, which works as follows. A sliding rod part of the coupling 2 of the trailer is slidably mounted in the drawbar 3 in the direction of travel R. The displaceable coupling 2 rests at its end against a lever 4 arranged in the drawbar 3, which is pivotally mounted with respect to the drawbar 3 and is connected at the other end to an overrun brake rod 5. Overrun brake rod 5 is connected to the wheel brakes 7, and in such a way that they come into effect if a pull-out force in the indicated direction T is exerted on the inertia brake rod 5. The greater the pulling force, the stronger the braking effect. The drawbar 3 is also provided with a spring / damper combination 6 to force the sliding rod of coupling 2 into the extended position. When the towing vehicle slows down in motion, the slowness of the trailer will push the sliding rod of coupling 2 relative to the drawbar 3. Lever j 4 will hereby be rotated clockwise and exert a pull force j in direction T on the ramp brake rod 5. This will cause the wheel brakes to be tightened and the trailer to brak. Existing auxiliary brake devices are controlled by a movement of the sliding rod of coupling 1. According to the invention, an auxiliary brake device 10 is now provided which, with reference to figures 1, 3 and 4, a first transmission mechanism 11 for transmitting a movement of the overrun brake rod 12 ( is shown in dotted line in Figure 1 because it is not part of the auxiliary brake device) on a control device (13,49), which control device (13,49) is connected to a source for a printing medium. In the exemplary embodiment shown, this source comprises a compressor 15, which is driven by an electric motor 14 and which is connected via a non-return valve 16 via line 17 to a pressure vessel 18. In the preferred embodiment shown, the pressure vessel comprises two, by means of tube 18a interconnected storage cylinders 18b and 18c, which together with a mounting plate 29 form a relatively rigid frame. By designing the auxiliary brake device 10 as a compact unit in this way, it can be easily mounted on a trailer and, moreover, can be placed in such a way that an optimum weight distribution is achieved. The only requirement for such a position is 1 0305 4 7

I II I

6 gesteld is dat de hulpreminrichting 10 op enige wijze met de oploopremstang 12 moet verbonden kunnen worden, om deze via de beweging van de remstang 12 aan te kunnen sturen. Elektromotor 14 wordt in- en uitgeschakeld met een drukschakelaar of prestostaat 19, die van elektrische stroom wordt voorzien via de op de contactdoos van 5 een trekkend voertuig aansluitbare aansluitstekker 20 van de aanhangwagen.6 it is stated that the auxiliary brake device 10 must be able to be connected in some way to the overrun brake rod 12 in order to be able to control it via the movement of the brake rod 12. Electric motor 14 is switched on and off with a pressure switch or prestostat 19, which is supplied with electrical power via the connecting plug 20 of the trailer that can be connected to the socket of a towing vehicle.

Drukschakelaar 19 schakelt elektromotor 14 in zodra de druk in het drukvat 18 beneden een bepaalde minimum waarde daalt. Zodra de druk door de werking van de compressor 15 een bepaalde maximumwaarde heeft bereikt schakelt de drukschakelaar 19 de elektromotor 14 weer af. De hulpreminrichting is verder voorzien van een door 10 regel inrichting (13,49) aanstuurbare pneumatische aandrijving 21, bij voorkeur een membraancilinder. De regelinrichting (13,49) omvat een reduceerklep 13 en een hiermee in verbinding staande elektrische klep 49. Met behulp van de reduceerklep 13 worden de minimale en de maximale druk ingesteld. Bij activeren van de remlichten door intrappen van het rempedaal van het trekvoertuig opent de elektrische klep 49 15 waardoor de leidingen die zich achter de klep 49 bevinden onder druk komen te staan en de membraancilinder 21 wordt geactiveerd. De stang van de membraancilinder 21 is via een tweede overbrengingsmechanisme gekoppeld met een evenaar 23, die op haar beurt via remkabels 25 (getoond op figuur 6) is verbonden met het wielremsysteem (niet getoond). Wanneer aan de membraancilinder 21 via de regelinrichting (13,49) perslucht 20 uit het drukvat 18 wordt toegevoerd, wordt op de evenaar 23 (en dus ook op de remkabels 25) een trekkracht uitgeoefend, waardoor de remmen worden aangetrokken. Essentieel voor de uitvinding is dat het tweede overbrengingsmechanisme in gebruik onafhankelijk van de werking van de oploopremstang 12 op de wielremmen inwerkt. Hiertoe omvat het tweede overbrengingsmechanisme in de getoonde uitvoeringsvariant 25 een evenaar 23, die scharnierend en excentrisch is verbonden met een as 24, welke kan worden geroteerd door de pneumatische aandrijving 21 via een mechanisme 26. Wanneer aan de membraancilinder 21 via de regelinrichting (13,49) perslucht uit het drukvat 18 wordt toegevoerd, wordt het mechanisme 26 in werking gesteld. De axiale verplaatsing van de stang van membraancilinder 21 wordt door mechanisme 26 30 (bijvoorbeeld een krukstang mechanisme) omgezet in een rotatie van de as 24. Zoals in detail getoond in figuur 6 wordt de rotatie van de as 24 via stijf met de as 24 verbonden steunarmen 27 overgebracht op een geleidingsblok 28 voor de oploopremstang, dat scharnierend is opgehangen aan de steunarmen 27 door middel van verbinding 29. Het geleidingsblok 28 is voorzien van een opening 31 waarin de oploopremstang van de 1 030547 i * 7 aanhangwagen kan worden opgenomen. Doordat het geleidingsblok 28 rond as 29 kan scharnieren kan de oploopremstang 12 in hoofdzaak ongehinderd verplaatsen in axiale richting, en dit onafhankelijk van de rotatiestand van as 24. Een evenaar 23 is door middel van bouten 32 schamierbaar rond as 33 verbonden met geleidingsblok 28. De 5 evenaar 23 is voorzien van remkabels 25 die naar het wielremsysteem leiden, en van een opening 34 waar doorheen de oploopremstang kan worden geleid, zonder dat deze noemenswaardig in haar axiale beweging wordt gehinderd. Door bouten 32 wordt de axiale verplaatsing van het geleidingsblok 28 doorgegeven aan de evenaar 23, waardoor de remkabels worden aangetrokken en aldus het wielremsysteem wordt 10 geactiveerd. Het moge duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van het tweede overbrengingsmechanisme voor het in gebruik onafhankelijk van de werking van de oploopremstang op de wielremmen kunnen laten inwerken hierop slechts een voorbeeld is en eventueel door andere mechanismen kan worden vervangen.Pressure switch 19 switches on electric motor 14 as soon as the pressure in pressure vessel 18 falls below a certain minimum value. As soon as the pressure has reached a certain maximum value as a result of the operation of the compressor 15, the pressure switch 19 switches off the electric motor 14 again. The auxiliary brake device is furthermore provided with a pneumatic drive 21 that can be controlled by control device (13,49), preferably a diaphragm cylinder. The control device (13,49) comprises a reducing valve 13 and an electric valve 49 connected thereto. The minimum and the maximum pressure are set with the aid of the reducing valve 13. When the brake lights are activated by depressing the brake pedal of the towing vehicle, the electric valve 49 opens, so that the lines behind the valve 49 come under pressure and the diaphragm cylinder 21 is activated. The rod of the diaphragm cylinder 21 is coupled via a second transmission mechanism to an equator 23, which in turn is connected to the wheel brake system (not shown) via brake cables 25 (shown in Figure 6). When compressed air 20 is supplied from the pressure vessel 18 to the membrane cylinder 21 via the control device (13,49), a tensile force is exerted on the equator 23 (and therefore also on the brake cables 25), whereby the brakes are applied. It is essential for the invention that the second transmission mechanism, in use, acts on the wheel brakes independently of the action of the overrun brake rod 12. For this purpose, the second transmission mechanism in the embodiment 25 shown comprises an equator 23, which is hinged and eccentrically connected to a shaft 24, which can be rotated by the pneumatic drive 21 via a mechanism 26. When on the diaphragm cylinder 21 via the control device (13, 49) compressed air is supplied from the pressure vessel 18, the mechanism 26 is actuated. The axial movement of the rod of diaphragm cylinder 21 is converted by mechanism 26 (for example a crank rod mechanism) into a rotation of the shaft 24. As shown in detail in Figure 6, the rotation of the shaft 24 is rigidly connected to the shaft 24 support arms 27 transferred to a guide block 28 for the overrun brake rod, which is hinged to the support arms 27 by means of connection 29. The guide block 28 is provided with an opening 31 into which the overrun brake rod of the trailer can be received. Because the guide block 28 can pivot about shaft 29, the ramp brake rod 12 can move substantially unimpeded in the axial direction, and this independently of the rotational position of shaft 24. An equator 23 is hingedly connected to shaft block 28 by means of bolts 32. Equator 23 is provided with brake cables 25 leading to the wheel brake system, and with an opening 34 through which the overrun brake rod can be guided, without being significantly impeded in its axial movement. Bolts 32 transmit the axial movement of the guide block 28 to the equator 23, whereby the brake cables are tightened and thus the wheel braking system is activated. It will be clear that the embodiment of the second transmission mechanism described above for allowing it to act on the wheel brakes independently of the operation of the inertia brake rod is only an example of this and may be replaced by other mechanisms.

15 De regelinrichting (13,49) omvat in de getoonde voorkeursuitvoering een variabele reduceerklep 13, hoewel dit niet noodzakelijk is. Het is eveneens mogelijk een aan/uit toevoerklep te voorzien. De variabele reduceerklep 13 is verbonden aan de bevestigingsplaat 29, zoals in detail getoond in figuur 5. In de plaat 29 is aan de bovenzijde ervan een opening 40 gelaten, om hierin de oploopremstang 12 te kunnen 20 laten verlopen. Het eerste overbrengingsmechanisme 11 omvat een geleidingsprofiel 41, waarmee de remstang 12 kan worden verbonden. De reduceerklep 13 is voorzien van een in de aangegeven richting S indrukbare pen 42, die tussen twee uiterste posities kan worden ingedrukt. De twee posities komen overeen met een minimale en maximale stand van de reduceerklep, en definiëren de minimale en maximaal aan te leggen druk 25 op de membraancilinder 21. De met het maximale drukniveau overeenkomende positie wordt op eenvoudige wijze ingesteld door aanslagring 43, die bij maximale indrukking van pen 42 als aanslag dient voor stelring 44. Het minimale drukniveau komt overeen met de meest uitgeschoven stand van pen 42. Zodra de rem door de bestuurder van het trekkend voertuig wordt ingetrapt brengt de variabele reduceerklep 13 een verbinding 30 tot stand naar de membraancilinder 21, waardoor hieraan perslucht onder de minimale druk wordt toegevoerd. Membraancilinder 21 oefent daardoor een door het minimale drukniveau bepaalde kracht uit op het tweede overbrengingsmechanisme, dat vervolgens zoals hierboven reeds werd beschreven de remmen aantrekt. Als de oploopremstang 12 bovendien aan geleidingsprofiel 41 wordt verbonden zal bij 1030547In the preferred embodiment shown, the control device (13,49) comprises a variable reducing valve 13, although this is not necessary. It is also possible to provide an on / off supply valve. The variable reducing valve 13 is connected to the mounting plate 29, as shown in detail in Figure 5. An opening 40 is left in the plate 29 at the top thereof to allow the ramp brake rod 12 to run therein. The first transmission mechanism 11 comprises a guide profile 41, to which the brake rod 12 can be connected. The reducing valve 13 is provided with a pin 42 which can be pressed in the indicated direction S and which can be pressed between two extreme positions. The two positions correspond to a minimum and maximum position of the reducing valve, and define the minimum and maximum pressure 25 to be applied to the diaphragm cylinder 21. The position corresponding to the maximum pressure level is easily adjusted by stop ring 43, which at maximum depression of pin 42 serves as stop for adjusting ring 44. The minimum pressure level corresponds to the most extended position of pin 42. As soon as the brake is applied by the driver of the towing vehicle, the variable reducing valve 13 establishes a connection 30 to the diaphragm cylinder 21, whereby compressed air is supplied to it under the minimum pressure. Membrane cylinder 21 thereby exerts a force determined by the minimum pressure level on the second transmission mechanism, which then, as already described above, applies the brakes. If the overrun brake rod 12 is additionally connected to guide profile 41, then at 1030547

L JL J

8 achterwaartse verplaatsing van de oploopremstang 12 geleidingsprofiel 41 worden geroteerd in de in figuur 5 middels V aangegeven rotatierichting, aldus de pen 42 indrukkend. De beweging van de pen 42 zorgt er vervolgens voor dat in de leiding naar de membraancilinder 21 een hogere druk wordt ingesteld, die vervolgens wordt 5 omgezet door membraancilinder 21 en het tweede overbrengingsmechanisme in een hogere trekkracht op de remkabels 25, waardoor de aanhangwagen sterker zal afremmen. Het grote voordeel van de hulpreminrichting volgens de uitvinding is dat deze rembekrachtiging onafhankelijk kan optreden van de normale werking van de oplooprem. Een verder voordeel van de hulpreminrichting is dat deze eenvoudig kan 10 worden ingesteld of zelfs buiten werking gesteld door de aanslagring 43 en stelring 44 ten opzichte van elkaar te verplaatsen.8 rearward displacement of the overrun brake rod 12 guide profile 41 are rotated in the direction of rotation indicated by V in Figure 5, thus depressing the pin 42. The movement of the pin 42 then causes a higher pressure to be set in the line to the diaphragm cylinder 21, which pressure is then converted by diaphragm cylinder 21 and the second transmission mechanism to a higher tensile force on the brake cables 25, whereby the trailer will become stronger brake. The major advantage of the auxiliary brake device according to the invention is that this brake assistance can occur independently of the normal operation of the overrun brake. A further advantage of the auxiliary brake device is that it can be easily adjusted or even put out of operation by moving the stop ring 43 and adjusting ring 44 relative to each other.

Bij afnemende remwerking zal de oploopremstang voorwaarts bewegen en zal de indrukking van pen 42 verminderen. Hierbij zal de door reduceerklep 13 in de leiding 15 naar membraancilinder 21 ingestelde druk nagenoeg op hetzelfde niveau blijven.With decreasing braking effect, the overrun brake rod will move forward and the depression of pin 42 will decrease. Hereby, the pressure set by reducing valve 13 in the line 15 to membrane cylinder 21 will remain virtually at the same level.

Reduceerklep 13 is bij voorkeur van het type dat in staat is een opgebouwde druk althans tijdelijk vast te houden. Ook is het mogelijk hiertoe een eenrichtingsventiel toe te passen. Door deze maatregelen toe te passen wordt vermeden dat bij het affemmen van de combinatie van trekvoertuig en aanhangwagen de remmende werking als het 20 ware gaat oscilleren, waarbij trekvoertuig en aanhangwagen afwisselend dichterbij en verder van elkaar af bewegen. Slechts bij loslaten van het rempedaal zal de elektrische klep 49 worden gedeactiveerd waardoor de druk althans in de erachter liggende leidingen zal afhemen. Om deze drukverlaging zo snel mogelijk uit te voeren wordt de hulpreminrichting bij voorkeur voorzien van een snelontlastventiel 50, dat in de leiding 25 tussen reduceerklep 13 en membraancilinder 21 kan worden geplaatst.Reducing valve 13 is preferably of the type capable of at least temporarily retaining a built-up pressure. It is also possible to use a one-way valve for this. By applying these measures, the braking effect is prevented from oscillating, as it were, when the combination of towing vehicle and trailer is compressed, whereby the towing vehicle and trailer alternately move closer and further away from each other. Only when the brake pedal is released will the electric valve 49 be deactivated, as a result of which the pressure will decrease at least in the lines behind it. In order to effect this pressure reduction as quickly as possible, the auxiliary brake device is preferably provided with a rapid relief valve 50, which can be placed in the line 25 between reducing valve 13 and diaphragm cylinder 21.

Snelontlastventiel 50 wordt door de drukafname geactiveerd. Snelontlastventiel 50 zorgt er voor dat in de leidingen aanwezige overtollige lucht snel kan worden afgevoerd, j i zodat de rembekrachtiging in hoofdzaak evenredig verloopt met de werking van de oplooprem. Verder is de in de figuren getoonde voorkeursvariant van de uitvinding 30 voorzien van een waterafscheider 51. Deze wordt bij voorkeur in de leiding tussen drukvat 18 en reduceerklep 13 geplaatst en zorgt ervoor dat de in de leidingen aanwezige lucht relatief droog blijft. j 10305 47 9Rapid relief valve 50 is activated by the pressure drop. Rapid relief valve 50 ensures that excess air present in the pipes can be quickly discharged, so that the braking assistance is substantially proportional to the action of the overrun brake. Furthermore, the preferred variant of the invention shown in the figures is provided with a water separator 51. This is preferably placed in the line between pressure vessel 18 and pressure reducing valve 13 and ensures that the air present in the lines remains relatively dry. j 10305 47 9

De hulpreminrichting kan in beginsel worden toegepast voor elk type aanhangwagen, en in combinatie met elk trekkend voertuig. Zo is de hulpreminrichting bijvoorbeeld geschikt voor montage onder een caravan, open aanhangwagen, vrachtwagen, trailer voor een boot, enzovoorts. Hoewel het de voorkeur heeft alle essentiële onderdelen van 5 de hulpreminrichting op te nemen in een frame zodat een eenvoudig aanbrengbaar geheel ontstaat, kan het in bepaalde gevallen voordelig zijn sommige componenten niet in het frame op te nemen, maar op afstand hiervan aan de aanhangwagen te bevestigen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een boottrailer, waarbij onderdelen die bij voorkeur niet worden blootgesteld aan water, zoals bijvoorbeeld de elektrische 10 onderdelen, dusdanig worden aangebracht dat zij niet gemakkelijk in aanraking kunnen komen met water.The secondary braking device can in principle be used for any type of trailer and in combination with any towing vehicle. For example, the auxiliary brake device is suitable for mounting under a caravan, open trailer, truck, trailer for a boat, and so on. Although it is preferable to include all essential components of the auxiliary brake device in a frame so that an easily attachable whole is created, it may in certain cases be advantageous not to include some components in the frame, but to remotely attach them to the trailer. confirm. This may for instance be the case for a boat trailer, in which parts which are preferably not exposed to water, such as for instance the electrical parts, are arranged such that they cannot easily come into contact with water.

15 10305 4715 10305 47

Claims (11)

1. Hulpreminrichting voor een aanhangwagen met oplooprem en bijbehorende, op de wielremmen inwerkende en met de koppeling van een trekvoertuig verbonden 5 oploopremstang, omvattende een eerste overbrengingsmechanisme voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang op een regelinrichting, welke regelinrichting is verbonden met een bron van een drukmedium en een door haar aanstuurbare pneumatische aandrijving, welke pneumatische aandrijving aangrijpt op een tweede overbrengingsmechanisme voor het aantrekken van het wielremsysteem, 10 waarbij het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de werking van de oploopremstang regelbaar is.1. Auxiliary brake device for a trailer with an overrun brake and associated overrun brake rod acting on the wheel brakes and connected to the coupling of a towing vehicle, comprising a first transmission mechanism for transmitting a movement of the overrun brake rod to a control device, which control device is connected to a source of a pressure medium and a pneumatic drive that can be controlled by it, which pneumatic drive engages a second transmission mechanism for attracting the wheel brake system, wherein the second transmission mechanism is adjustable independently of the operation of the inertia brake rod. 2. Hulpreminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de beweging van de oploopremstang 15 regelbaar is.Auxiliary brake device according to claim 1, characterized in that the second transmission mechanism is adjustable independently of the movement of the overrun brake rod 15. 3. Hulpreminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het tweede overbrengingsmechanisme een evenaar omvat, die middels trekkabels is verbonden met de wielremmen en vrij kan bewegen ten opzichte van de oploopremstang. 20Auxiliary brake device as claimed in claim 1 or 2, characterized in that the second transmission mechanism comprises an equator, which is connected to the wheel brakes by means of tension cables and can move freely relative to the overrun brake rod. 20 4. Hulpreminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de evenaar scharnierend en excentrisch is verbonden met een as, welke roteerbaar is door de pneumatische aandrijving.Auxiliary braking device according to claim 3, characterized in that the equator is hinged and eccentrically connected to a shaft which is rotatable by the pneumatic drive. 5. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat althans een deel van de componenten van de hulpreminrichting is samengebouwd op een gestel, welk samenstel een op de aanhangwagen aanbrengbaar geheel vormt.Auxiliary braking device according to one of the preceding claims, characterized in that at least a part of the components of the auxiliary braking device is assembled on a frame, which assembly forms a whole that can be applied to the trailer. 6. Hulpreminrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat tenminste het 30 eerste en tweede overbrengingsmechanisme zijn samengebouwd op het gestel.6. Auxiliary brake device as claimed in claim 7, characterized in that at least the first and second transmission mechanism are assembled on the frame. 7. Hulpreminrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat het gestel althans één bron van een drukmedium omvat. 1 0305 47 «. >7. Auxiliary brake device as claimed in claim 5 or 6, characterized in that the frame comprises at least one source of a printing medium. 1 0305 47 «. > 8. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de regelinrichting een variabele reduceerklep omvat.Auxiliary braking device according to one of the preceding claims, characterized in that the control device comprises a variable reducing valve. 9. Hulpreminrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het eerste 5 overbrengingsmechanisme een geleiding omvat voor de oploopremstang die door een axiale beweging van de oploopremstang kan roteren en aldus de pen van de reduceerklep tussen een eerste positie, overeenkomend met minimale druk, en een tweede positie, overeenkomend met maximale druk kan bewegen.9. Auxiliary brake device as claimed in claim 8, characterized in that the first transmission mechanism comprises a guide for the ramp brake rod which can rotate through an axial movement of the ramp brake rod and thus the pin of the reducing valve between a first position corresponding to minimum pressure, and a second position, corresponding to maximum pressure. 10. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze tevens een snelontluchtventiel omvat.10. Auxiliary brake device according to any one of the preceding claims, characterized in that it also comprises a rapid vent valve. 11. Aanhangwagen, voorzien van een hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies. 15 i 1 03Π5 4.7_Trailer, provided with an auxiliary brake device according to one of the preceding claims. 15 i 1 03Π5 4.7_