NL1029829C2 - Werkwijze en systeem voor het bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en systeem voor het bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk, bijvoorbeeld een zich in een stad uitstrekkend 5 laagspanningsdeel van dat netwerk.

Elektriciteitstransportnetwerken zijn uit de praktijk bekend. Bij dergelijke netwerken is doorgaans een relatief groot aantal eindverbruikers via bijvoorbeeld diverse verdeelstations, transformatorstations en dergelijke aan een of meer elektriciteitscentrales gekoppeld.

10 Met name in steden of andere dichte bebouwing, waar relatief veel netwerk-eindverbruikers in een relatief klein gebied aanwezig zijn, is doorgaans niet bekend, hoe die eindverbruikers precies op het netwerk zijn aangesloten. Zo zijn bijvoorbeeld in bepaalde gevallen nog wel kaarten beschikbaar van locaties van bepaalde netwerkonderdelen, zoals 15 tussenstations, ondergrondse elektriciteittransportkabels en dergelijke. Een gedetailleerde netwerkstructuur, althans lay-out, van het netwerk, in het bijzonder bij een zeer uitgebreid netwerk in een dichtbebouwd gebied, is niet beschikbaar. Daarnaast is het, bij meerfases-elektriciteitstransport, doorgaans niet bekend, hoe diverse eindgebruikers op de verschillende fasen 20 van het netwerk zijn aangesloten.

De onderhavige uitvinding beoogt genoemde problemen op te heffen. In het bijzonder beoogt de uitvinding een nieuwe werkwijze om bijvoorbeeld de netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteitstransportnetwerk nauwkeurig te bepalen.

25 Volgens een aspect van de uitvinding wordt de werkwijze hiertoe gekenmerkt, doordat deze omvat: 1 0 ? 9 8 2 9_ 2 -het op ten minste een eerste netwerklocatie aan het netwerk toevoeren van een testsignaal; en - nagaan of genoemd testsignaal, dat aan de eerste netwerklocatie is toegevoerd, ten minste een tweede netwerklocatie bereikt, in het 5 bijzonder onder gebruikmaking van ten minste één detector.

Op deze manier kan bijvoorbeeld de netwerkstructuur/lay-out van ten minste een deel van een elektriciteitstransportnetwerk relatief eenvoudig en nauwkeurig worden bepaald, bij voorkeur tijdens normaal gebruik van het netwerk, opdat levering van elektriciteit aan 10 eindgebruikers gewoon kan doorgaan.

Genoemde eerste netwerklocatie kan zich bijvoorbeeld in of nabij een verdeelstation van het netwerk bevinden, bijvoorbeeld in of nabij een transformatorstation dat is ingericht om hoog- of middenspanning in laagspanning om te zetten. Verder kan genoemde tweede netwerklocatie ! 15 zich bijvoorbeeld in of nabij een eindgebruikerlocatie, zoals een woning of ' degelijke bevinden, in het bijzonder bijvoorbeeld in of nabij een j elektriciteitsmeter die elektriciteitsverbruik van de eindgebruiker

registreert. De eerste netwerklocatie kan bijvoorbeeld hiërarchisch hoger in J

het netwerk liggen dan de tweede netwerklocatie. Op deze manier kan j 20 bijvoorbeeld op efficiënte wijze op een relatief groot aantal verschillende tweede netwerklocaties worden bepaald, of die locaties in verbinding staan met genoemde eerste locatie.

Omgekeerd kan een genoemde tweede netwerklocatie zich bijvoorbeeld in of nabij een genoemd verdeelstation van het netwerk 25 bevinden, en kan genoemde eerste netwerklocatie zich bijvoorbeeld in of nabij genoemde eindgebruikerlocatie bevinden. In een dergelijk geval kan de tweede netwerklocatie bijvoorbeeld hiërarchisch hoger in het netwerk liggen dan de eerste netwerklocatie. Genoemde eerste netwerklocatie kan zich dan bijvoorbeeld in of nabij een eindgebruikerlocatie, zoals een woning of 30 degelijke bevinden, in het bijzonder bijvoorbeeld in of nabij een 1029829 3 elektriciteitsmeter die elektriciteitsverbruik van de eindgebruiker registreert.

Verder kunnen tijdens gebruik bijvoorbeeld testsignalen in verschillende richtingen door het elektriciteitsnetwerk worden verzonden 5 om de netwerkstructuur of lay-out van het netwerk te achterhalen.

Testsignalen kunnen bijvoorbeeld zowel vanuit een of meer hiërarchisch hoger liggende netwerklocaties worden verzonden als vanuit hiërarchisch lager liggende netwerklocaties. Verder kan bijvoorbeeld zowel in hiërarchisch hoger liggende netwerklocaties als in hiërarchisch lager 10 liggende netwerklocaties worden bepaald, of testsignalen de respectieve locaties bereiken, en optioneel om welke testsignalen het dan bijvoorbeeld gaat.

Voorts kunnen resultaten van de werkwijze, bijvoorbeeld resultaten van door een detector of detectoren uitgevoerde 15 testsignaaldetecties, bijvoorbeeld worden gebruikt om vast te leggen, bijvoorbeeld in een geheugen en/of schriftelijk en/of cartografisch, welke tweede netwerklocatie via het netwerk aan welke eerste netwerklocatie is gekoppeld.

Bovendien is het volgens een aspect van de uitvinding voordelig, 20 wanneer genoemd testsignaal wordt voorzien van bepaalde informatie. Genoemde informatie kan diverse gegevens omvatten, en bijvoorbeeld betrekking hebben op de eerste locatie netwerklocatie waar het respectieve testsignaal aan het netwerk wordt toegevoerd. Zo kan genoemde informatie bijvoorbeeld gegevens omtrent identificatieinformatie, een positie en/of 25 adresinformatie van die eerste locatie omvatten. Verder kan de informatie bijvoorbeeld een unieke code omvatten. Op deze manier kan eenvoudig bijvoorbeeld op een tweede locatie worden bepaald, na ontvangst van een testsignaal op die tweede locatie, van welke eerste locatie dat testsignaal afkomstig is.

1 102 9 8 2 9__ i 4

Een aspect van de uitvinding verschaft verder een systeem voor het | bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk, bijvoorbeeld een zich in een stad uitstrekkend laagspanningsdeel van dat netwerk, omvattende: 5 -ten minste één zender die is ingericht om ten minste één testsignaal bij of nabij ten minste een eerste netwerklocatie het netwerk in te voeren; en -ten minste één detector die is ingericht om de aanwezigheid van genoemd testsignaal op ten minste een tweede netwerklocatie van het 10 netwerk te detecteren, waarbij het systeem in het bijzonder geschikt is voor gebruik in een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies. Door gebruik te maken van dit systeem kunnen bovengenoemde voordelen worden verkregen.

Verder verschaft een aspect van de uitvinding een gegevensdrager, 15 bijvoorbeeld een kaart, ten minste voorzien van gegevens die zijn verkregen met een werkwijze volgens de uitvinding. De netwerkstructuur/lay-out van het netwerk kan bijvoorbeeld nauwkeurig op de kaart worden aangegeven.

Genoemde gegevens kunnen bijvoorbeeld digitale en/of analoge gegevens omvatten.

20 Voorts verschaft de uitvinding een zender van een systeem volgens de uitvinding, en een ontvanger van een systeem volgens de uitvinding.

Genoemde zender kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een datacollectieapparaat of verdeelstation, of van een elektriciteitsmeter van een eindgebruiker, of op een andere wijze zijn uitgevoerd. Genoemde 25 ontvanger kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een datacollectieapparaat of verdeelstation, respectievelijk van een genoemde elektriciteitsmeter van een eindgebruiker, of op andere wijze zijn uitgevoerd.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand 30 van een niet limitatief uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont: 1029829 5

Fig. 1 een schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;

Fig. 2 een perspectivisch zijaanzicht van een deel van een 3-fase stroomkabel van het uitvoeringsvoorbeeld; en 5 Fig. 3 schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een gegevensdrager.

Figuur 1 toont schematisch een deel van een elektriciteitstransportnetwerk N. Het netwerkdeel omvat bijvoorbeeld een zich in een stad uitstrekkend laagspanningsdeel van het elektriciteitstransportnetwerk. Onder de term laagspanning kan 10 bijvoorbeeld worden verstaan een wisselspanning in het bereik van circa 100-1000 V, bijvoorbeeld een wisselspanning van circa 110 Volt, of circa 220V. Het netwerkdeel N kan bijvoorbeeld zijn ingericht om een meerfasestroom, in het bijzonder een driefasestroom, aan eindverbruikers toe te voeren.

15 Het uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van een aantal, schematisch met driehoeken weergegeven eindverbruiker-locaties B van eindgebruikers. De eindverbruiker-locaties B, althans eindverbruikers, zijn op een aantal, schematisch met cirkels weergegeven, verdeelstations A (in het bijzonder Al-An) aangesloten via laagspannings-elektriciteitstransportkabels K. De 20 verdeelstations A zijn bijvoorbeeld gekoppeld aan een of meer hoofdverdeelstations en/of electriciteitscentrales C, bijvoorbeeld door middel van middenspannings- of hoogspanningsgeleiders L. De verdeelstations A zijn bijvoorbeeld ingericht om van hiërarchisch hoger gelegen netwerkdelen, zoals genoemde hoofdverdeelstations en/of electriciteitscentrales C, 25 afkomstige elektriciteit over hiërarchisch lager gelegen netwerkelementen, bijvoorbeeld over genoemde eindverbruikers te verdelen. Genoemde verdeelstations B verder kunnen bijvoorbeeld transformatorruimtes of dergelijke omvatten, en zijn ingericht om hoog- of middenspanning in genoemde laagspanning om te zetten.

1029829 6

Figuur 2 toont schematisch een deel van een uitvoering van een genoemde laagspanningskabel K, welke -bij het uitvoeringsvoorbeeld- in het bijzonder is voorzien van drie evenwijdig verlopende kernen 11 om bijvoorbeeld driefasestroom te transporteren.

5 Het in Fig. 1 weergegeven netwerkdeel N is bijvoorbeeld representatief voor de situatie die zich kan voordoen in een dichtbevolkt of dichtbebouwd gebied, met veel eindverbruikers in een relatief klein gebied. In dat geval kunnen bepaalde eindverbruiker-locaties B zich bijvoorbeeld op relatief grote afstand bevinden van het bijbehorende, hiërarchisch hoger 10 liggende verdeelstation A. Verder kan een eindverbruikerlocatie zich bijvoorbeeld dichter bij een ander, niet bij de respectieve eindverbruiker behorend verdeelstation A bevinden. De locatie van een dergelijke eindverbruiker die op een eerste verdeelstation Al is aangesloten, maar zich dichter bij een tweede verdeelstation A2 bevindt, is in Fig. 1 met een zwarte 15 driehoek B? weergegeven.

Verder toont Fig. 1 schematisch een systeem voor het bepalen van de netwerkstructuur/lay-out van ten minste een deel van het elektriciteittransportnetwerk N. Het systeem omvat een of meer zenders 1, waarvan één schematisch is ingetekend. Bij het uitvoeringsvoorbeeld is elke 20 zender 1 ingericht om ten minste één testsignaal aan of nabij ten minste een eerste netwerklocatie A het netwerk N in te voeren, bijvoorbeeld aan of nabij een op zichzelf bekende concentrator van een genoemd verdeelstation A. De zender 1 kan hiertoe op verschillende manieren zijn uitgevoerd. De zender 1 kan bijvoorbeeld in elektrische verbinding met een respectieve 25 transportkabel K, of datacollectieapparaat of -onderdeel, brengbaar zijn om genoemd testsignaal aan het respectieve netwerkdeel N over te dragen. Op voordelige wijze kan de zender 1 zijn ingericht om het netwerk ter plekke B te voorzien van genoemd signaal door gebruikmaking van inductieve en/of capacitieve koppeling. In Fig. 1 is genoemde zender 1 aangesloten op een 30 netwerkaftakking van genoemd eerste verdeelstation Al.

1029820_ 7

Het genoemde systeem is voorts voorzien van één of meer detectoren 2, waarvan één schematisch is weergegeven. In Fig. 1 is deze detector opgesteld nabij de locatie B? van de met de zwarte driehoek weergegeven eindverbruiker, die zich nabij genoemde tweede verdeelstation A2 bevindt.

5 De zender 2 is ingericht om de aanwezigheid van genoemd testsignaal op de respectieve tweede netwerklocatie B? te detecteren. De tweede netwerklocatie B? is bijvoorbeeld een locatie bij of nabij een niet weergegeven (op zichzelf bekende), aan het netwerk gekoppelde elektriciteitsmeter die elektriciteitsverbruik van die eindgebruiker 10 registreert. De detector 2 kan bijvoorbeeld in elektrische verbinding met een netwerkdeel nabij of van die eindgebruikerlocatie B? brengbaar zijn. De genoemde detector 2 kan voorts bijvoorbeeld ingericht om genoemd testsignaal door middel van inductieve en/of capacitieve koppeling uit een of meer stroomgeleiders van genoemd netwerk te ontvangen, bij of nabij de 15 eindgebruikerlocatie B?.

Bij voorkeur zijn genoemde zender 1 en detector 2 elk relatief lichtgewicht en draagbaar uitgevoerd. Daardoor kunnen de zenders 1 gemakkelijk tussen diverse verdeelstations A worden verplaatst, en kunnen detectoren 2 gemakkelijk tussen verschillende eindgebruikerlocaties B 20 worden verplaatst, om netwerkstructuurbepaling uit te voeren.

Volgens een aspect van de uitvinding zijn genoemde zender 1 en detector 2 ingericht om gebruik te maken van een of meer laagfrequente testsignalen, bijvoorbeeld een of meer signalen met een frequentie die ligt in het bereik van circa 50 of 60 Hz tot circa 10 kHz, in het bijzonder een 25 frequentie die hoger is dan 50 Hz en lager dan 9 kHz. Dergelijke signalen kunnen goed via een elektriciteitstransportnetwerk worden doorgegeven, waarbij bijvoorbeeld overspraak van testsignalen tussen mogelijk dicht bij elkaar gelegen netwerkdelen kan worden tegengegaan.Verder kunnen dergelijke laagfrequente signalen bijvoorbeeld als draaggolf worden 30 gebruikt om genoemde informatie uit te wisselen met hiërarchisch lager 1029829 8 liggende netwerklocaties of netwerkelementen. Elk testsignaal kan bijvoorbeeld diverse 'piloottonen' omvatten, bijvoorbeeld een wisselspanningssignaal met een bepaalde geschikte golfvorm, of informatie gemoduleerd op een bepaalde draaggolf of draaggolven, of een ander 5 geschikt signaal.

Verder is het voordelig wanneer genoemde zender 1 is ingericht om genoemd testsignaal te voorzien van informatie, waarbij genoemde detector 2 bij voorkeur is ingericht om genoemde informatie op of nabij de tweede netwerklocatie B beschikbaar te maken, op te slaan en/of weer te geven, in 10 het bijzonder tijdens en/of na ontvangst van genoemd testsignaal. Dergelijke informatie kan diverse gegevens omvatten, zoals in het bovenstaande reeds is omschreven. Voor de vakman zal duidelijk zijn, dat de zender 1 en ontvanger 2 op diverse manieren kunnen worden uitgevoerd om gebruik te maken van informatiebevattende testsignalen. De zender 1 kan bijvoorbeeld 15 zijn voorzien van invoermiddelen, zoals een toetsenbord, om dergelijke informatie in te voeren, en de ontvanger 2 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van uitvoermiddelen, zoals een display, om de informatie uit te voeren.

Verder kan dergelijke informatie bijvoorbeeld in de zender 1 zijn voorgeprogrameerd.

20 Tijdens gebruik van het systeem kunnen een of meer testsignalen aan bijvoorbeeld een eerste netwerklocatie A, in het bijzonder een verdeelstation A, door één of meer zenders 1 aan het netwerk worden toegevoerd. Elk signaal kan bijvoorbeeld continu, periodiek of op een andere wijze worden verzonden. Zoals genoemd kan koppeling tussen een zender 1 en het 25 netwerk op verschillende manieren worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door middel van inductieve en/of capacitieve koppeling. Bij voorkeur kan het netwerkdeel N hierbij in gebruik blijven voor het leveren van elektriciteit aan de eindgebruikers.

Het testsignaal kan bijvoorbeeld worden voorzien van informatie, 30 zoals gegevens of identificatieinformatie betreffende dat verdeelstation A, j 1029829 9 een adres, naam en/of locatie van dat verdeelstation A, en/of gegevens betreffende de locatie van de zender, bijvoorbeeld GPS (Global Positioning System) gegevens, coördinaten, of dergelijke. De informatie kan bijvoorbeeld een unieke code omvatten, bijvoorbeeld een aan de respectieve zender 1 5 gerelateerde code. Het testsignaal kan bijvoorbeeld continu, periodiek of op een andere worden voorzien van dergelijke informatie.

Geschikte testsignalen kunnen bijvoorbeeld achtereenvolgens of tegelijkertijd bij verscheidene verdeelstations A door zenders 1 het netwerkdeel N worden ingestuurd, bijvoorbeeld verschillende testsignalen 10 met verschillende frequenties, en/of verschillende testsignalen die zijn voorzien van verschillende informatie, om de testsignalen van elkaar te kunnen onderscheiden. Zoals genoemd kunnen de testsignalen bijvoorbeeld laagfrequent signalen zijn, bijvoorbeeld in bovengenoemde frequentie* bereiken. Verder kan een genoemd testsignaal bijvoorbeeld een digitaal of 15 analoog signaal omvatten.

Verder worden tijdens gebruik één of meer detectoren 2 aangebracht op één of meer tweede netwerklocaties B, bijvoorbeeld eindgebruikerlocaties. Elke detector 2 kan worden gebruikt om na te gaan of genoemd testsignaal, dat aan een eerste netwerklocatie A is toegevoerd, ook 20 een bepaalde tweede netwerklocatie B bereikt, en/of om te interpreteren welk testsignaal het is indien verschillende testsignalen worden toegepast. Zo kan een detector 2 bijvoorbeeld genoemde, in een testsignaal voorziene informatie beschikbaar maken, opslaan en/of weergeven, in het bijzonder tijdens en/of na ontvangst van genoemd testsignaal, althans indien de 25 detector 2 daartoe is ingericht.

In een uitwerking van de uitvinding worden een of meer detectoren 2 op een groot aantal tweede netwerklocaties B aangebracht om te detecteren of genoemd, aan één eerste netwerklocatie A toegevoerd testsignaal die tweede netwerklocaties B via het netwerkdeel N bereikt. Anderzijds kan 30 bijvoorbeeld één detector 2 worden gebruikt om op verschillende 1 0? 9 8 2 9___ 10 netwerklocaties te meten, of een testsignaal die netwerklocatie B bereikt, en/of welk testsignaal afkomstig van welke eerste netwerklocatie A of respectieve zender 1 het is. Verder kan een genoemde detector 2 bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een elektriciteitsmeter van genoemde 5 eindverbruiker.

Bij voorkeur worden resultaten van door de detector(en) 2 uitgevoerde testsignaaldetecties gebruikt om vast te leggen, bijvoorbeeld in een geheugen en/of schriftelijk en/of cartografisch, welke tweede netwerklocatie B via het netwerkdeel N aan welke eerste netwerklocatie A is gekoppeld.

10 Figuur 3 toont schematisch een plattegrond van een gebied, voorzien van huizenblokken H omvattende diverse eindgebruikerlocaties, waarbij voor elk huis met symbolen *, +, # is ingetekend op welk verdeelstation Al, A2, A3 dat huis is aangesloten. Deze op het plattegrond aangebrachte informatie met betrekking tot de netwerkstructuur/lay-out van het 15 elektriciteitsnetwerk, is bijvoorbeeld verkregen door gebruikmaking van een bovenbeschreven systeem en werkwijze volgens de uitvinding.

Zoals genoemd, kan genoemd netwerkdeel N bijvoorbeeld zijn voorzien van meerfase-stroomgeleiders K, bijvoorbeeld omvattende verschillende kernen 11 om verschillende fasen te transporteren (zie Fig. 2). 20 In dat geval kunnen op een eerste locatie A bijvoorbeeld verschillende genoemde testsignalen tegelijkertijd aan de verschillende kernen 11 van de stroomgeleiders worden toegevoerd, bijvoorbeeld door een of meer geschikte zenders 1. Alternatief kan een genoemd testsignaal bijvoorbeeld achtereenvolgens aan de verschillende kernen 11 worden toegevoerd.

25 Op een tweede locatie B kan vervolgens, onder gebruikmaking van een of meer geschikte ontvangers 2 en genoemde door de zender(s) verzonden testsignalen, worden nagegaan op welke van de verschillende fase(n), afkomstig van een eerste locatie A, een respectieve eindgebruiker is aangesloten. Dergelijke fase-informatie kan bovendien bijvoorbeeld worden 30 opgeslagen, op een kaart worden aangegeven en/of dergelijke. Bovendien 1029829 11 kan dergelijke fase-informatie bijvoorbeeld worden gebruikt om na te gaan, of de levering van de verschillende fasen evenredig over een aantal eindgebruikers is verdeeld. Bij een onevenredige verdeling, bijvoorbeeld wanneer een relatief groot deel van de gebruikers op dezelfde fase van het 5 netwerk of een netwerkaftakking is aangesloten, kan de verdeling bijvoorbeeld eenvoudig worden aangepast door eindgebruikers op een andere fase aan te sluiten. Zo kan bijvoorbeeld overbelasting van een deel van het netwerk worden tegengegaan.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot het 10 beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.

Zo kunnen een genoemde zender en ontvanger elk op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Verder kan bijvoorbeeld een aantal zender/meetmodules zijn voorzien, waarbij elke module zowel een 15 zenderdeel omvat om signalen een elektriciteitsnetwerk in te zenden als een ontvangerdeel om signalen uit het netwerk te ontvangen.

Zo worden tweede netwerklocaties in het uitvoeringsvoorbeeld specifiek met eindvebruikerlocaties geassocieerd. Echter, de locaties van andere delen of elementen van het netwerk, bijvoorbeeld netwerkkabels, 20 hiërarchisch relatief laag liggende kabeldelen of dergelijke vallen ook binnen de term "tweede netwerklocaties".

Verder kan de term "netwerkstructuur" ruim worden opgevat, en bijvoorbeeld topografie of lay-out betekenen, of dergelijke.

25 1029829

Claims (21)

1. Werkwijze voor het bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk (N), bijvoorbeeld een zich in een stad uitstrekkend laagspanningsdeel van dat netwerk, omvattende: 5 -het op ten minste een eerste netwerklocatie (A) aan het netwerk toevoeren van een testsignaal; en - nagaan of genoemd testsignaal, dat aan de eerste netwerklocatie (A) is toegevoerd, ten minste een tweede netwerklocatie (B) bereikt, in het bijzonder onder gebruikmaking van ten minste één detector (2).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij genoemde eerste netwerklocatie (A) of tweede netwerklocatie (B) zich in of nabij een verdeelstation van het netwerk (N) bevindt, bijvoorbeeld een transformatorstation dat is ingericht om hoog- of middenspanning in laagspanning om te zetten, waarbij genoemde tweede netwerklocatie 15 respectievelijk eerste netwerklocatie (A) zich in of nabij een eindgebruikerlocatie bevindt, bijvoorbeeld nabij een eindgebruiker-elektriciteitsmeter.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij een of meer detectoren op een groot aantal tweede netwerklocaties (B) wordt aangebracht om te 20 detecteren of genoemd, aan een eerste netwerklocatie (A) toegevoerd testsignaal die tweede netwerklocaties via het netwerk bereikt.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij resultaten van op genoemde tweede netwerklocatie (B) verrichte testsignaaldetecties worden vastgelegd, bijvoorbeeld in een geheugen en/of 25 schriftelijk en/of cartografisch, waarbij genoemde resultaten bij voorkeur worden gebruikt om vast te leggen welke tweede netwerklocatie (B) via het netwerk aan welke eerste netwerklocatie (A) is gekoppeld. 1029829

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemd testsignaal een laagfrequent signaal is , bijvoorbeeld een signaal met een frequentie die ligt in het bereik van circa 50 of 60 Hz tot circa 10 kHz, in het bijzonder een frequentie die hoger is dan 50 Hz en lager dan 9 kHz.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemd testsignaal door middel van inductieve en/of capacitieve koppeling aan een of meer stroomgeleiders (K) van genoemd netwerk (N) wordt toegevoerd.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemd testsignaal wordt voorzien van informatie, waarbij genoemde informatie bij 10 voorkeur beschikbaar wordt gemaakt, opgeslagen en/of weergegeven, in het bijzonder tijdens en/of na ontvangst van genoemd testsignaal.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij genoemde informatie betrekking heeft op de eerste locatie netwerklocatie (A) waar het respectieve testsignaal aan het netwerk (N) wordt toegevoerd, waarbij genoemde 15 informatie bijvoorbeeld gegevens omtrent identificatie informatie, een positie en/of adresinformatie van die eerste locatie omvat.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemd netwerkdeel is voorzien van meerfase-stroom geleiders (K), om vattende verschillende kernen (11) om verschillende fasen te transporteren, waarbij: 20 -één testsignaal achtereenvolgens aan verschillende kernen (11) van de stroomgeleiders (K) wordt toegevoerd; of -meer testsignalen in hoofdzaak tegelijkertijd aan verschillende kernen (11) van de stroomgeleiders (K) worden toegevoerd.

10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij aan 25 verschillende eerste netwerklocaties verschillende testsignalen, bijvoorbeeld signalen van verschillende frequenties en/of signalen voorzien van verschillende informatie, worden toegevoerd.

11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het genoemde deel van het elektriciteitsnetwerk in gebruik is voor het leveren 1029829 van elektriciteit aan bijvoorbeeld eindgebruikers tijdens het aan dat netwerkdeel toevoeren van genoemd testsignaal.

12. Systeem voor het bepalen van een netwerkstructuur of lay-out van ten minste een deel van een elektriciteittransportnetwerk, bijvoorbeeld een 5 zich in een stad uitstrekkend laagspanningsdeel van dat netwerk, omvattende: -ten minste één zender (1) die is ingericht om ten minste één testsignaal bij of nabij ten minste een eerste netwerklocatie (A) het netwerk (N) in te voeren; en 10 -ten minste één detector (2) die is ingericht om de aanwezigheid van genoemd testsignaal op ten minste een tweede netwerklocatie (B) van het netwerk te detecteren, waarbij het systeem in het bijzonder geschikt is voor gebruik in een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies.

13. Systeem volgens conclusie 12, waarbij genoemde zender (1) en/of 15 detector (2) elk draagbaar zijn uitgevoerd.

14. Systeem volgens conclusie 12 of 13, waarbij genoemde zender (l)en detector (2) zijn ingericht om gebruik te maken van een of meer laagfrequente testsignalen, bijvoorbeeld een of meer signalen met een frequentie die ligt in het bereik van circa 50 of 60 Hz tot circa 10 kHz, in het 20 bijzonder een frequentie die hoger is dan 50 Hz en lager dan 9 kHz.

15. Systeem volgens één der conclusies 12-14, waarbij genoemde zender (1) is ingericht om genoemd testsignaal door middel van inductieve en/of capacitieve koppeling aan een of meer stroomgeleiders van genoemd netwerk toe te voeren.

16. Systeem volgens één der conclusies 12-15, waarbij genoemde detector (2) is ingericht om genoemd testsignaal door middel van inductieve en/of capacitieve koppeling uit een of meer stroomgeleiders van genoemd netwerk te ontvangen.

17. Systeem volgens één der conclusies 12-16, waarbij genoemde 30 zender (1) is ingericht om genoemd testsignaal te voorzien van informatie, 102982 waarbij genoemde detector is ingericht om genoemde informatie beschikbaar te maken, op te slaan en/of weer te geven, in het bijzonder tijdens en/of na ontvangst van genoemd testsignaal.

18. Gebruik van een systeem volgens één der conclusies 12-17 om te 5 bepalen welke tweede netwerklocaties (B), bijvoorbeeld eindgebruikerlocaties of verdeelstations, op welke eerste netwerklocaties (A), bijvoorbeeld verdeelstations respectievelijk eindgebruikerlocaties, van een elektriciteitsnetwerk (N) zijn aangesloten.

19. Gegevensdrager, bijvoorbeeld een kaart, ten minste voorzien van 10 gegevens die zijn verkregen met een werkwijze volgens één der conclusies 1- 11.

20. Zender van een systeem volgens één der conclusies 12-17, waarbij de zender bijvoorbeeld deel uitmaakt van een datacollectieapparaat of verdeelstation, respectievelijk van een elektriciteitsmeter van een 15 eindgebruiker.

21. Ontvanger van een systeem volgens één der conclusies 12-17, waarbij de ontvanger bijvoorbeeld deel uitmaakt van elektriciteitsmeter van een eindgebruiker, respectievelijk een datacollectieapparaat of verdeelstation. 20 102982