NL1029709C1 - Werkwijze voor het vervaardigen van een diepwand, alsmede afstandhouder. - Google Patents

Description

*

Werkwijze voor het vervaardigen van een diepwand. alsmede afstandhouder

De uitvinding heeft betrekking op het vervaardigen van een diepwand in een ondergrond. Een dergelijke diepwand kan verschillende functies vervullen. Als voorbeeld 5 wordt genoemd een diepwand die gebruikt wordt voor het aanleggen van een kademuur. Een dergelijke diepwand wordt aan één zijde uitgegraven, zodanig dat een havenbassin kan worden gevormd. Een ander voorbeeld is een diepwand die wordt toegepast bij de bouw van kelders en dergelijke, zoals parkeerkelders.

De diepwand wordt vervaardigd door in een ondergrond een sleuf te graven, die 10 gevuld wordt met bijvoorbeeld bentoniet teneinde instorten van de sleufwanden tegen te gaan. Volgens wordt in de aldus vervaardigde sleuf een wapening geplaatst, waarna de betonspecie wordt gestort die men vervolgens laat verharden. Daarbij is het van groot belang dat de wapening, die meestal uit staal bestaat, goed omhuld is in de verharde beton. Zoals bekend treedt bij staal sterke roestvorming op wanneer dat wordt 15 blootgesteld aan de zuurstof, hetgeen te allen tijde moet worden voorkomen. Aangetaste delen in de wapening vormen een ernstige verzwakking van de betonconstructie, in het onderhavige geval van de diepwand.

Met als doel ervoor te zorgen dat de stalen wapening steeds voldoende diep is opgenomen in de betonspecie, worden afstandhouders aan de wapening bevestigd. Het 20 kan daarbij gaan om kunststofringen, die tegen de bekisting afsteunen waarbinnen de betonspecie wordt gestort. Het probleem bij het vervaardigen van diepwanden is dat dergelijke kunststofringen geen voldoende afsteuning kunnen vinden in de sleuf. Er bevindt zich immers in de sleuf geen bekisting, zodat de kunststofringen tegen de vrij zachte sleufwand zouden moeten steunen. Onder invloed van het hoge gewicht van de 25 wapening zouden de kunststofringen gemakkelijk in de sleufwand kunnen worden gedrukt, waardoor de wapening alsnog aan het oppervlak van de gerede diepwand komt te liggen.

De oorzaak van deze indrukking van de kunststofringen in de sleufwand is de hoge contactdruk. Het zou daarom wenselijk zijn die contactdruk te verlagen door het 30 steunoppervlak van de kunststofringen te vergroten. Dat is echter niet haalbaar, omdat daardoor de betonconstructie verzwakt zou worden.

Het doel van de uitvinding is derhalve een werkwijze van het hiervoor genoemde type te verschaffen waarbij op betrouwbare wijze verzekerd kan worden dat de wape- 1029709 2 ning volledig beschermd is opgenomen in de verharde betonspecie. Dat doel wordt bereikt door middel van een werkwijze voor het vervaardigen van een diepwand in een ondergrond, omvattende de stappen van: -het graven van een sleuf in de ondergrond, 5 -het vullen van de sleuf met een steunvloeistof, zoals bentoniet, -het in de sleuf inbrengen van een wapening, -het in de sleuf inbrengen van een afstandhouder zodanig dat deze zich bevindt tussen de wapening en een sleuiwand, -het storten van een betonspecie in de sleuf, 10 -het verwijderen van de afstandhouder uit de sleuf voordat de betonspecie is uit gehard.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt het voordeel verkregen dat, zoals vereist, de wapening in de sleuf gecentreerd wordt door de afstandhouders. Die af-standhouders kunnen een vrij groot oppervlak bezitten: zij worden immers verwijderd 15 voordat de betonspecie verhardt, zodat zij geen afbreuk doen aan de samenhang van de gerede betonconstructie. Anderzijds leiden die grote contactoppervlakken ertoe dat de indrukking van de afstandhouders in de zachte sleuiwand achterwege blijft. Weliswaar worden de afstandhouders reeds verwijderd wanneer de betonspecie nog niet is verhard doch dat vormt geen probleem aangezien de gecentreerde, reeds voor een deel in de 20 gestorte betonspecie opgenomen wapening inmiddels een vrij stabiele positie heeft verkregen.

Zoals reeds genoemd kunnen de afstandhouders uit de sleuf verwijderd worden tijdens het vullen daarvan met betonspecie. Bij voorkeur wordt daarbij zo te werk gegaan dat de betonspecie tot een zodanige hoogte in de sleuf wordt gestort dat het onder-25 ste einde van de afstandhouders) niet in de betonspecie reikt, waarna vervolgens het storten van betonspecie en het verwijderen van de afstandhouder(s) uit de sleuf zodanig op elkaar worden afgestemd, dat het onderste einde van de afstandhouder(s) voortdurend niet in de betonspecie reikt.

Een dergelijke gang van zaken heeft het voordeel dat de betonspecie de ruimte in 30 de sleuf rondom de wapening volledig op betrouwbare wijze kan vullen. Bedacht moet namelijk worden dat de betonspecie slechts matige stromingseigenschappen bezit. Verder begint de betonspecie na het storten daarvan in de sleuf reeds enigszins harder te verstijven, hetgeen het betrouwbaar vullen van de sleuf verder bemoeilijkt. Indien dan 1029709 3 de onderzijde van de afstandhouders in de vers gestorte betonspecie zou reiken, bestaat het gevaar dat niet de hele ruimte volledig gevuld wordt. In dat geval zouden insluitsels met bentoniet achterblijven, welke insluitsels in de gerede constructie tot gaten zouden leiden. Door nu de afstandhouders zodanig te verwijderen dat deze niet in de vers ge-5 storte betonspecie reiken, wordt het risico van insluitsels met bentoniet vermeden.

De werkwijze volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het vervaardigen van diepwanden die een vrij grote diepte zitten. In dat geval omvat de werkwijze de stap van het samenstellen van de afstandhouder(s) uit achtereenvolgende afstand-houderdelen. Dat samenstellen vindt plaats tijdens het aanbrengen van de afstandhou-10 ders in de sleuf. Omgekeerd worden de afstandhouders gedemonteerd in de afzonderlijke afstandhouderdelen bij het verwijderen daarvan uit de sleuf.

De werkwijze volgens de uitvinding kan verder het aanbrengen omvatten van steunrails langs de bovenranden van de sleuf, alsmede het ophangen van de afstandhouders aan die steunrails. Zoals hiervoor al genoemd zal bij een diepwand met een vrij 15 grote diepte de afstandhouder worden samengesteld uit afzonderlijke afstandhouderdelen met een beperkte lengte. In dat geval moet het reeds gerede gedeelte van de afstandhouder telkens tijdelijk worden ondersteund, om het mogelijk te maken vervolgens het volgende afstandhouderdeel aan te brengen dan wel te verwijderen.

In dat verband omvat de werkwijze volgens de uitvinding verder de stap van het 20 plaatsen van een frame schrijlings over de sleuf, alsmede het ondersteunen van de afstandhouders op dat frame tijdens het inbrengen van de afstandhouders in de sleuf. In het bijzonder kan dat frame worden gebruikt bij het samenstellen van de afstandhouders uit afstandhouderdelen, het ondersteunen van telkens het bovenste afstandhouderdeel op het frame, alsmede het bevestigen van een verder afstandhouderdeel aan de 25 bovenzijde van het ondersteunde afstandhouderdeel. Daarbij kan het frame worden ondersteund op de steunrails.

Zoals hiervoor beschreven wordt de wapening bij voorkeur ingebracht nadat de afstandhouders zijn ingebracht. Deze volgorde zou echter ook kunnen worden omgedraaid.

30 De uitvinding betreft verder een afstandhouder voor gebruik bij de werkwijze zoals hiervoor beschreven, omvattende tenminste een in wezen vlak steunoppervlak dat bestemd is voor afsteuning tegen tenminste een der sleufwanden. Verder kan die afstandhouder een geleidingsoppervlak bezitten dat is afgekeerd van het steunoppervlak 1029709

V

4 en dat bestemd om daarlangs de wapening te geleiden bij het inbrengen daarvan. De beide vlakken zijn evenwijdig aan elkaar, zodanig dat de afstandhouders op een eenvoudige wijze in de sleuf kunnen worden ingebracht.

De afstandhouder is bij voorkeur samengesteld uit een reeks achter elkaar gekop-5 pelde afstandhouderdelen. Het bovenste eind van de afstandhouder kan zijn voorzien van ophanghaken, terwijl het onderste eind, gezien in langsdoorsnede, smaller wordend is afgeschuind of terugwijkend is uitgevoerd. Dat onderste eind heeft daardoor een enigszins spitse vorm, waardoor wordt vermeden dat dat eind de sleufwand zou beschadigen bij het inbrengen van de afstandhouder. Ook de langsranden kunnen om die 10 reden smaller wordend zijn afgeschuind of terugwijkend zijn uitgevoerd, gezien in dwarsdoorsnede.

De uitvinding betreft verder een afstandhouderdeel voor een afstandhouder zoals hiervoor beschreven, omvattende een steunplaat die onderdeel vormt van het steunop-pervlak van de afstandhouder. Verder kan dat afstandhouderdeel een geleidingsplaat 15 omvatten die onderdeel vormt van het geleidingsoppervlak van de afstandhouder. In verband met het aan elkaar koppelen van de afstandhouderdelen zijn aan de twee tegenover elkaar liggende dwarsranden daarvan koppelmiddelen voorzien.

Aan de langsranden van de afstandhouderdelen kunnen ophangmiddelen zijn voorzien voor het tijdelijk ophangen van die afstandhouderdelen aan het hiervoor be-20 schreven frame. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om inkepingen in de langsranden.

De uitvinding betreft tevens een frame voor gebruik bij de hiervoor beschreven werkwijze, omvattende steunmiddelen voor het ondersteunen van een afstandhouder. Dat frame kan in het bijzonder tenminste twee tegenover elkaar liggende steunplaten omvatten die verdraaibaar zijn tussen een vrijgeefstand waarin de afstandhouder op en 25 neer beweegbaar is in de sleuf, en een blokkeerstand waarin de afstandhouder en het betreffende afstandhouderdeel zijn opgehangen aan het frame. De steunplaten grijpen in de inkepingen in het afstandhouderdeel, zodanig dat een betrouwbare ophanging verzekerd is.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de figuren. 30 Figuur 1 toont een aanzicht van een sleuf met daarin aangebracht een wapening en afstandhouders volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede volgens I-I van figuur 1.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op de sleuf volgens figuur 1.

<10 2 9 7 0 9 5

Figuur 4 toont een vergroot detail van het bovenaanzicht van figuur 3.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van figuur 4,

Figuur 6 toont het zijaanzicht van figuur 5, tijdens het inbrengen respectievelijk verwijderen van een afstandhouder.

5 Figuur 7 toont een vooraanzicht van een afstandhouderdeel.

Figuur 8 toont een zijaanzicht van het afstandhouderdeel van figuur 7.

Figuur 9 toont een bovenaanzicht van het afstandhouderdeel van figuur 7.

Figuur 10 toont een zijaanzicht van een bovenste afstandhouderdeel.

Figuur 11 toont een zijaanzicht van een onderste afstandhouderdeel.

10 In de figuren 1-3 is een bepaalde fase weergegeven van de werkwijze volgens de uitvinding voor het vervaardigen van een diepwand. In die fase is in de ondergrond 1 een sleuf 2 gegraven. In de sleuf 1 is een tweetal langwerpige wapeningen 3 geplaatst tot op de bodem 4 van de sleuf (2). In een volgende, niet weergegeven fase wordt in de sleuf 2 een betonspecie gestort. Het is daarbij van belang dat de wapeningen 3 volledig 15 omhuld worden door die betonspecie. Dat is nodig om de wapeningen 3, die uit staal bestaan, betrouwbaar te beschermen tegen corrosie.

In dat verband is het noodzakelijk om de wapeningen 3 steeds op enige afstand te houden van de sleufwanden 5 van de sleuf 2. Het zal duidelijk zijn dat die afstand van de wapeningen 3 tot de sleufwanden 5 over de gehele hoogte moet worden gehand-20 haafd. Volgens de uitvinding wordt dat bereikt door middel van de afstandhouders 6, die aan weerszijden tegen de sleufwanden 6 worden geplaatst. De afstandhouders 6 laat men daartoe in de sleuf 2 zakken en vervolgens worden daartussen de wapeningen 3 geplaatst.

Nadat de wapeningen 3 en de afstandhouders 6 in de sleuf 2 zijn geplaatst, kan de 25 betonspecie worden gestort. Men gaat daarbij zo te werk dat allereerst een hoeveelheid betonspecie in de sleuf 2 wordt gestort. Daarbij wordt er bij voorkeur voor gezorgd dat het onderste eind van de afstandhouders 6 niet tot in de betonspecie reikt. Bij het verder storten van betonspecie in de sleuf 2 worden de afstandhouders 6 regelmatig omhoog getrokken zodanig dat de onderkant daarvan op afstand boven de betonspecie blijft. 30 Daardoor wordt een volledige vulling van de sleuf rondkomen de wapening verzekerd, zonder dat insluitsels met bentoniet kunnen worden gevormd. Voor de positie van de wapeningen 3 is dat geen probleem, aangezien deze reeds voldoende gestabiliseerd zijn door de gestorte hoeveelheid betonspecie.

1029709 6

Wanneer aldus de gerede sleuf 2 geheel gevuld is met betonspecie, zijn de af-standhouders 6 verwijderd en kan de betonspecie verharden. De wapeningen 6 zijn daarbij volledig omhuld in de betonspecie, aangezien zij tijdens het storten daarvan op afstand gehouden werden van de sleufwanden 5 door middel van de afstandhouders 6.

5 Aangezien de werkwijze volgens de uitvinding geschikt is voor het vervaardigen van diepwanden met een grote diepte, is het van belang dat de afstandhouders 6 elk zijn opgebouwd uit afzonderlijke afstandhouderdelen 7. Een dergelijk afstandhouderdeel 7 is weergegeven in figuur 7-9. Elk afstandhouderdeel 7 bestaat uit een steunplaat 8 en een geleidingsplaat 9, die respectievelijk een steunoppervlak en een geleidingsopper-10 vlak vormen. Aan de dwarsranden 10 zijn de afstandhouderdelen 7 elk voorzien van koppelbussen 11,12, door middel waarvan de afstandhouderdelen aan elkaar bevestigd kunnen worden. Zoals te zien is in het bovenaanzicht van figuur 9 zijn de langsranden 12 van de afstandhouderdelen 7 enigszins terugwijkend, smaller wordend uitgevoerd. Doel daarvan is te verhinderen en dat de afstandhouders 6, bij het inbrengen in respec- 15 tievelijk verwijderen uit de sleuf 2, de sleufwanden 5 zouden beschadigen.

In de figuren 1-6 is te zien dat aan de bovenranden van de sleuf 2 zich steunrails 13 bevinden. Aan deze steunrails 13 kunnen de afstandhouders 6 worden opgehangen door middel van de haken 14. Zoals weergegeven in figuur 4 kan op deze steunrails 13 het in zijn geheel met 15 aangeduide frame worden geplaatst. Dit frame bezit een twee- 20 tal onderling verbonden dwarsbalken 16,16, waarop de draaibare steunplaten 17, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld twee paren daarvan, zijn gemonteerd.

Zoals weergegeven in figuur 6 dienen deze steunplaten 17 ertoe om telkens een afstandhouderdeel 7 te ondersteunen. De steunplaten 17 worden daartoe naar de in figuur 6 weergegeven positie verdraaid, zodanig dat zij in de inkepingen 18 terechtge-25 komen die zich in de langsranden 12 van het afstandhouderdeel 7 bevinden. In die toestand kan een verdere afstandhouderdeel 17 aangekoppeld worden dan wel losgenomen worden. Daartoe worden de in figuur 6 weergegeven borgpennen 19 in de koppelbussen 11,12 gestoken, dan wel daaruit verwijderd.

Aldus kan elke afstandhouder 6 stap voor stap worden samengesteld, waarbij tel-30 kens gebruikgemaakt wordt van de steunplaten 16. Nadat een verder afstandhouderdeel 7 op de hierboven beschreven wijze is aangekoppeld, tilt men de reeks afstandhouderdelen 7 enigszins op zodanig dat de steunplaten 17 naar de in figuur 5 weergegeven stand kunnen worden gedraaid. Vervolgens kan de reeks afstandhouderdelen 7 verder 1029709 7 naar beneden in de sleuf 2 worden bewogen, en het dan bovenste afstandhouderdeel 7 weer worden ondersteund door de steunplaten 17 in verband met het aankoppelen van een verder afstandhouderdeel 7 enzovoorts. Bij het verwijderen van de afstandhouders 6 uit de sleuf 2 gaat men omgekeerd te werk.

5 In figuur 10 is op grotere schaal het bovenste afstandhouderdeel 7’ weergegeven, aan de bovenzijde waarvan zich een versmald dan wel terugwijkend gedeelte 20 bevindt. Aan het geleidingsoppervlak 9 van dat bovenste afstandhouderdeel 7’ zijn bovendien de haken 13 bevestigd.

| In figuur 11 is op grotere schaal het onderste afstandhouderdeel 7” weergegeven, ! 10 dat aan de onderzijde een smaller wordend of terugwijkend gedeelte 21 bezit. Een der gelijke vorm is geschikt om te verhinderen dat bij het inbrengen van de afstandhouder in de sleuf 2, de sleufwanden 5 beschadigd zouden raken.

! 1029701

Claims (35)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een diepwand in een ondergrond (1), omvattende de stappen van: 5 -het graven van een sleuf (2) in de ondergrond (1), -het vullen van de sleuf (2) met een steunvloeistof, zoals bentoniet, -het in de sleuf inbrengen van een wapening (3), -het in de sleuf (2) inbrengen van een afstandhouder (6) zodanig dat deze zich bevindt tussen de wapening (3) en een sleufwand (5), 10 -het storten van een betonspecie in de sleuf (2), -het verwijderen van de afstandhouder (6) uit de sleuf (2) voordat de betonspecie is uitgehard.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het inbrengen van de wapening 15 (3) tussen ten minste twee afstandhouders (6), welke afstandhouders (6) zich elk naast een bijbehorende sleufwand (5) bevinden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende het verwijderen van de af-standhouder(s) (3) uit de sleuf (2) tijdens het vullen van de sleuf (2) met betonspecie. 20

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het storten van de betonspecie tot een zodanige hoogte in de sleuf (2) dat het onderste einde van de afstandhouder(s) (6) niet in de betonspecie reikt, alsmede het zodanig op elkaar afstemmen van het storten van betonspecie en het verwijderen van de afstandhouder(s) 25 (6) uit de sleuf (2), dat het onderste einde daarvan voortdurend niet in de betonspecie blijft reiken.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het inbrengen van meerdere afstandhouders (6) het aan één en dezelfde zijde van de wapening. 30

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het samenstellen van de afstandhouder(s) uit achtereenvolgende afstandhouderdelen. 1029709 !

7. Werkwijze volgens conclusie 6, omvattende het samenstellen van de afstand-houder(s) (6) tijdens het aanbrengen daarvan in de sleuf (2).

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, omvattende de stap van het uit elkaar ne-5 men van de afstandhouder(s) (6) tijdens het uit de sleuf (2) verwijderen daarvan.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het stapsgewijze verwijderen van de afstandhouder(s) (6) uit de sleuf (2).

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het aanbren gen van tenminste een stortpijp of tremiepijp in de sleuf tot nabij de bodem daarvan, alsmede het storten van de betonspecie door de stortpijp.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het aanbren- 15 gen van een steunrail (13) langs een bovenrand van de sleuf (2), alsmede het ophangen van tenminste een afstandhouder (6) aan die steunrail (13).

12. Werkwijze volgens conclusie 11, omvattende het aanbrengen van telkens een steunrail (13) aan beide bovenranden van de sleuf (2), alsmede het ophangen van af- 20 standhouders (6) aan die beide steunrails (13).

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het plaatsen van een frame (15) schrijlings over de sleuf (2), alsmede het ondersteunen van de af-standhouder(s) (6) op dat frame (15) tijdens het inbrengen van de afstandhouder(s) (6) 25 in de sleuf (2).

14. Werkwijze volgens conclusie 13, omvattende het samenstellen van de af-standhouder(s) (6) uit afstandhouderdelen (7), het ondersteunen van telkens het bovenste afstandhouderdeel óp het frame (15), alsmede het bevestigen van een verder af- 30 standhouderdeel aan de bovenzijde van het ondersteunde afstandhouderdeel. 1029709

15. Werkwijze volgens conclusie 14, omvattende het ondersteunen van het af-standhouderdeel (7) aan beide in de langsrichting van de sleuf (2) tegenover elkaar liggende randen.

16. Werkwijze volgens een der conclusies 13-15 wanneer afhankelijk van een der conclusies 11 of 12, omvattende het ondersteunen van het frame (15) op de steunrails (13).

17. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende het aanbrengen van de wapening (3) in de sleuf (2) nadat de afstandhouders (6) in de sleuf (2) 10 zijn gebracht.

18. Afstandhouder (6) voor gebruik bij de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende tenminste een in wezen vlak steunoppervlak (8) dat bestemd is voor afsteuning tegen tenminste een der sleufwanden (5). 15

19. Afstandhouder (6) volgens conclusie 18, omvattende een geleidingsoppervlak (9) dat is afgekeerd van het steunoppervlak (8) en dat bestemd is voor geleiding langs de wapening (6).

20. Afstandhouder (6) volgens conclusie 18 of 19, samengesteld uit een reeks achter elkaar gekoppelde afstandhouderdelen (7).

21. Afstandhouder (6) volgens een der conclusies in 18-20, waarbij het bovenste eind (20) is voorzien van ophanghaken (13). 25

22. Afstandhouder (6) volgens een der conclusies 18-21, waarbij het onderste eind (21), gezien in langsdoorsnede, smaller wordend is afgeschuind.

23. Afstandhouder (6) volgens een der conclusies 18-22, waarbij de langsranden 30 (12), gezien in dwarsdoorsnede, smaller wordend zijn afgeschuind.

24. Afstandhouderdeel (7) voor een afstandhouder volgens conclusie 20, omvattende een steunplaat (8) die onderdeel vormt van het steunoppervlak. Ί I £ 9 ί? I δ·

25. Afstandhouderdeel (7) volgens conclusie 24, omvattende een geleidingsplaat (9) die onderdeel vormt van het geleidingsoppervlak.

26. Afstandhouderdeel (7) volgens conclusie 24 of 25, omvattende twee tegen over elkaar liggende dwarsranden (10), welke dwarsranden elk zijn voorzien van koppelmiddelen (11,12).

27. Afstandhouderdeel (7) volgens conclusie 26, waarbij de koppelmiddelen 10 complementair geplaatste koppelhulzen (11,12) omvatten.

28. Afstandhouderdeel (7) volgens een der conclusies 24-27, omvattende twee tegenover elkaar liggende langsranden (12), aan welke langsranden ophangmiddelen (18) zijn voorzien voor het ophangen aan een frame (15). 15

29. Afstandhouderdeel (7) volgens conclusie 28, waarbij de ophangmiddelen inkepingen (18) in de langsranden omvatten.

30. Afstandhouderdeel (7) volgens een der conclusies 24-29, waarbij de langs- 20 randen (12), gezien in dwarsdoorsnede, smaller wordend of terugwijkend zijn uitgevoerd.

31. Afstandhouderdeel (7”) volgens een der conclusies 24-30, bestemd om toegepast te worden aan het onderste eind van de afstandhouder (6) volgens conclusie 21, 25 omvattende een onderste eind (21) dat, gezien een langsdoorsnede, smaller worden of terugwijkend is uitgevoerd.

32. Afstandhouderdeel (7’) volgens een der conclusies 24-30, bestemd om toegepast te worden aan het bovenste eind van de afstandhouder (6) volgens conclusie 20, 30 omvattende ophanghaken (13).

33. Frame (15) voor gebruik bij de werkwijze volgens een der conclusies 13-16, omvattende steunmiddelen (17) voor het ondersteunen van een afstandhouder (6). 1029709 t

34. Frame (15) volgens conclusie 32, voor gebruik bij een afstandhouder (6) die afstandhouderdelen (7) omvat volgens conclusie 28, omvattende tenminste twee tegenover elkaar liggende steunplaten (17) die verdraaibaar zijn tussen een vrijgeefstand 5 waarin de afstandhouder (6) op en neer beweegbaar is in de sleuf (2), en een blokkeer-stand waarin de afstandhouder (6) en het betreffende afstandhouderdeel (7) zijn opgehangen aan het frame (15).

35. Frame volgens conclusie 33, omvattende twee paren tegenover elkaar liggen-10 de steunplaten (17) voor het evenwijdig op afstand van elkaar ondersteunen van twee afstandhouders (6). 1029709