NL1029661C2 - Kunststof pothanger en matrijs voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

. ί

KUNSTSTOF POTHANGER EN MATRIJS VOOR HET VERVAARDIGEN DAARVAN

De uitvinding heeft betrekking op een kunststof 5 pothanger, welke een aantal langwerpige draagorganen omvat, die met een pot verbonden kunnen worden, teneinde deze pot op te kunnen hangen.

Dergelijke pothangers worden in grote getale gebruikt in de tuinbouw. Een plant die in een van een dergelijke 10 pothanger voorziene pot is geplant, kan op een gewenste plaats worden opgehangen.

Het aanbrengen van pothangers aan potten is lastig en tijdrovend werk. Het doel van de uitvinding is een kunststof pothanger van de hierboven omschreven soort te verschaffen, 15 die deze nadelen niet heeft.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met de kunststof pothanger, zoals gekenmerkt in conclusie 1. Doordat de draagorganen één geheel vormen met de draagrand, hoeven de draagorganen niet stuk voor stuk vast gezet te worden. De pot 20 kan eenvoudig in de draagrand worden geplaatst, terwijl de draagorganen zich in de ruststand bevinden. De draagorganen kunnen vervolgens uit het vlak van de bovenrand van de draagrand opgeklapt worden in de draagstand waarna de pot met pothanger gereed is voor verder gebruik. Het aanbrengen van 25 de pothanger op deze wijze kan zowel gebeuren als de pot nog van een plant moet worden voorzien, of wanneer dit reeds is gebeurd.

Doordat de draagorganen in het vlak van de bovenrand van de draagrand liggen, hinderen deze het oppotten niet.

30 De vervormbare verbindingen kunnen op geschikte wijze gevormd worden door op zichzelf bekende filmscharaieren. Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 3 toegepast.

1029661- 't 1 2

Volgens een verdere geschikte ontwikkeling worden de vervormbare verbindingen uitgevoerd als penvormige elementen. Bij het opklappen van de draagorganen uit de ruststand in de draagstand, torderen de penvormige elementen om een langsas.

5 Op geschikte wijze wordt de maatregel van conclusie 5 toegepast. De draagorganen blijven hierdoor zowel goed in hun ruststand, als in hun opgeklapte draagstand staan. Het is gunstig wanneer de draagorganen gearreteerd in een ruststand blijven, omdat deze dan het oppotten op zekere wijze niet 10 hinderen. Bovendien is het gunstig wanneer de draagorganen op gearreteerde wijze in de opgeklapte stand blijven staan, omdat voorkomen wordt dat de draagorganen vanuit de opgeklapte stand, door elastische verschijnselen in het materiaal, vanzelf geleidelijk terug bewegen naar de 15 ruststand.

Een geschikte uitvoering van de arreteerorganen is gekenmerkt in conclusie 6.

Bij voorkeur worden de draagorganen met hun niet met de draagrand verbonden einde met elkaar verbonden. Het 20 opklappen van de draagorganen vanuit een ruststand in de draagstand, kan dan eenvoudig gebeuren door het met elkaar verbonden einde van de draagarmen vast te grijpen en dit omhoog te trekken.

Daarbij wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 25 8 toegepast. De pot met pothanger kan dan met behulp van de haak worden opgehangen.

Teneinde een goed bewegingsverloop van de draagorganen vanuit de ruststand in de opgeklapte draagstand te verkrijgen, wordt bij voorkeur ten minste één van de 30 langwerpige draagorganen door een scharnierverbinding met de andere draagorganen respectievelijk het haakorgaan verbonden. Bovendien wordt hierdoor verzekert dat in de opgeklapte draagstand de draagorganen zich in aanzienlijke mate recht 102966J- 3 « ' uitstrekken van de bovenrand tot aan het met elkaar verbonden einde.

In het geval dat de vrije einden van de draagorganen met elkaar respectievelijk met een haakorgaan zijn verbonden, 5 zal in ruststand tenminste één van de draagorganen vrij sterk samen gebogen zijn. Om een goede beweging vanuit de ruststand naar de draagstand te verzekeren en te verzekeren dat in de draagstand de draagorganen zich in hoofdzaak recht uitstrekken, wordt verder bij voorkeur de maatregel van 10 conclusie 10 toegepast.

In een geschikte uitvoeringsvorm van de pothanger volgens de uitvinding is de draagrand wat zijn vorm betreft aangepast aan de vorm van de bovenkant van een op te nemen pot en kan de op te nemen pot in de draagrand rusten.

15 Volgens een verdere ontwikkeling is het echter ook mogelijk dat de draagrand deel uitmaakt van een pot en dat dus de potdrager als één geheel met de bijbehorende pot door spuitgieten wordt gevormd.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een 20 matrijs voor het vervaardigen van een kunststof pothanger volgens één van de uitvoeringsvormen, zoals hierboven omschreven. Een dergelijke matrijs omvat een vormholte voor het vormen van de draagrand, waarbij het de bovenrand van de draagrand vormende deel van de vormholte en de vormholte voor 25 het minste éne draagorgaan zich bevinden aan een scheidingsvlak van de matrijs, welke enkelvoudig is.

De vervaardigingskosten van de matrijs zijn hierdoor relatief beperkt. De draagorganen en de scharnierende verbindingen, waarmee deze met de draagrand zijn verbonden, 30 kunnen in het scheidingsvlak van de matrijs zijn gevormd.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving, aan de hand van de bijgevoegde figuren.

1029661-

f I

4

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een pothanger volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 2 toont de pothanger van figuur 1, waarbij de 5 draagorganen in de ruststand verkeren.

Figuur 3 toont een scharnierverbinding op een tussenliggende plaats in één van de draagorganen.

Figuur 4 toont een aanzicht volgens pijl IV in figuur 2 .

10 Figuur 5 a en 5 b tonen de scharnierende verbinding V

in figuur 1 in respectievelijk de ruststand en de opgeklapte stand van het bijbehorende draagorgaan.

Figuur 6 toont een detailaanzicht volgens VI in f iguur 1.

15 Figuur 7 toont een detailaanzicht volgens pijl VII in figuur 1.

Figuur 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de pothanger volgens de uitvinding.

De in figuur 1 getoonde pothanger 1 volgens de 20 uitvinding, omvat een draagrand 2, waarin een te dragen pot gehangen kan worden. De draagrand 2 is voorzien van een aantal langwerpige draagorganen 3, 4, 5, die elk door middel van een scharnierbare verbinding 10 met deze draagrand 2 zijn verbonden.

25 Om nog nader te beschrijven redenen is het draagorgaan 5 halverwege zijn lengte voorzien van een scharnier 8, waardoor de delen 6, 7 van het draagorgaan 5 ten opzichte van elkaar kunnen zwenken.

De vrije einden van de draagorganen 3-5 zijn met 30 elkaar en met een haakorgaan 11 verbonden.

De pothanger 1 wordt in figuur 1 getoond in een situatie, waarbij de draagorganen 3-5 in een opgeklapte draagstand zijn. Hiertoe zijn de draagorganen 3-5 omhoog | 1029661- 4 1 5 gezwenkt ten opzichte van de situatie, zoals getoond in figuur 2, waarbij de met de draagrand 2 verbonden einden van de draagorganen ter plaatse van de scharnieren 10 ten opzichte van de draagrand 2 zijn verdraaid.

5 De toestand, zoals getoond in figuur 2, wordt de ruststand van de draagorganen 3-5 genoemd. Hierbij liggen de draagorganen in het vlak van de bovenrand van het draagorgaan 2, zodat deze de toegang tot de binnenruimte van de draagrand 2 niet belemmeren. In deze toestand kan eenvoudig een pot in 10 de draagrand 2 worden geplaatst en kunnen planten in de pot worden gepoot zonder hinder van de draagorganen. Zodra dit is geschiedt, kan de pothanger in de in figuur 1 getoonde toestand worden gebracht door het haakorgaan 11 omhoog te trekken. Daarbij zwenken de draagorganen 3-5 om hun 15 respectieve scharnieren 10.

De situatie, zoals getoond in figuur 2, is die waarin de pothanger 1 in een matrijs wordt gevormd. Het zal duidelijk zijn dat alle onderdelen van de hier getoonde pothanger 1, nagenoeg in één vlak liggen, althans vanuit één 20 vlak, het scheidingsvlak van de matrijs, aangespoten kunnen worden. Aldus kan de pothanger 1 volgens de uitvinding in één geheel door spuitgieten worden gevormd.

Het scharnier 8 is in het draagorgaan 5 opgenomen om het uitklappen van dit draagorgaan 5 te vergemakkelijken en 25 teneinde ervoor te zorgen dat in de draagstand, zoals getoond in figuur 1, het draagorgaan 5 relatief recht is. Het is namelijk nodig om, zoals getoond is in figuur 2, tenminste één van de draagorganen, in dit geval het draagorgaan 5, in de samengevouwen vorm te spuitgieten.

30 Het scharnier 8 kan uitgevoerd zijn op de wijze zoals getoond in figuur 1 en 2 en meer in het bijzonder in figuur 6, doch kan ook uitgevoerd zijn, zoals getoond in figuur 3, als een eenvoudig filmscharnier 15. Het scharnier 8 heeft 1029661·: 6 echter de voorkeur, omdat dit de mogelijkheid biedt om de delen 6, 7 van het draagorgaan 5 in eikaars verlengde te arreteren.

Bij het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het 5 draagorgaan 3 door middel van ook een scharnierende verbinding 16 met het haakorgaan 11 verbonden. De met figuur 2 overeenkomende matrijsholte is zodanig vormgegeven dat het haakorgaan 11 dicht tegen de draagrand 2 aanlicht, waarbij tegelijkertijd het draagorgaan 4 en het deel 7 van het 10 draagorgaan 5 recht met het ondereinde van de haak 11 zijn verbonden. Om bij het uitvouwen van de draagorganen 3-5 naar de in figuur 1 getoonde positie ervoor te zorgen dat het draagorgaan 3 ook recht van de haak 11 tot aan de draagrand 2 zich uitstrekt, is een scharnierende verbinding 16 toegepast. 15 Bij het hier getekende uitvoeringsvoorbeeld, dat meer in detail in figuur 4 is weergegeven, omvat het bovenste einde van het draagorgaan 3 een plat gedeelte 17 dat via twee filmscharnieren 18 met het haakorgaan 11 is verbonden. Zoals figuur 7 laat zien, strekt dit gedeelte van het draagorgaan 3 20 zich, zodat in de in figuur 7 weergegeven draagstand, het draagorgaan 3 zich recht van de haak 11 naar de draagrand uitstrekt.

De in de figuren 1 en 2 getoonde voorkeursuitvoeringsvormen van de scharnieren van de 25 draagorganen 3-5, zijn in figuur 5 a en 5 b weergegeven. In de figuren 1 en 2 is te zien dat de eigenlijke scharnierverbinding gevormd wordt door een penvormig element 20 dat bij de scharnierbeweging kan torderen. Dit penvormige element 20 is enerzijds verbonden met een schijfvormig deel 30 22 dat via wanddelen 24 verbonden is met de draagrand 2 en anderzijds met een plaatdeel 23 aan het ondereinde van het betreffende draagorgaan 3-5.

1029601a 7

Aan dit plaatorgaan 23 zijn aan weerseinden verende beugels 25, 26 gevormd. Deze beugels 25, 26 vormen tezamen met de wanddelen 24 arreteermiddelen, die het scharnier 10 , of meer in het bijzonder het ondereinde van het betreffende 5 draagorgaan 3-5 in de ruststand van figuur 5 a en de draagstand van figuur 5 b kunnen arreteren. De wanddelen 24 hebben een hoogte die in hoogte gelijk is aan de onderlinge afstand van de buitenvlakken van de wanddelen 24. In de figuur 5 a getoonde stand, zijn de verende beugels 25, 26 10 tenminste nagenoeg in contact met deze buitenvlakken van de wanddelen en in de draagstand van figuur 5 b zijn de verende beugels 25, 26 in contact met de kopse kanten van de wanddelen 24. Voor het verdraaien van het scharnier 10 vanuit de situatie in figuur 5 a naar figuur 5 b en weer terug 15 moeten de beugels 25, 26 worden uitgebogen. Door het terugveren wordt de arreterende werking bereikt.

Het scharnier 8 in het draagorgaan 5 heeft een overeenkomstige constructie. Ook in figuur 6, dat dit scharnier meer in detail toont, is te zien dat het eigenlijke 20 scharnier gevormd wordt door het penvormige element 30, dat op dezelfde wijze tordeerbaar is. Aan het bovenste deel 7 van het draagorgaan 5 is een plaatdeel gevormd met de daarvan uitstekende wanddelen 31, die weer een schijfvormig element 32 dragen, waarneer het penvormige element aan die zijde is 25 verbonden. Het penvormige element 30 is aan de andere zijde verbonden met het deel 6 van het draagorgaan. Aan het einde van dit deel 6 is ook een verende beugel 33 gevormd, die op overeenkomstige wijze aangrijpt op de zijvlakken van de wanddelen 31. In de in figuur 6 getoonde stand zal hierdoor 30 de situatie worden gearreteerd, waarin de delen 6 en 7 in eikaars verlengde liggen en bij een rotatie over 180* zal de verende beugel 33 tegen het tegenoverliggende zijvlak van het '1029661- 8 andere wanddeel 31 liggen, teneinde die situatie te arreteren.

Figuur 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de bovenrand 41 deel vormt van een pot 5 42. Aldus kan volgens de uitvinding uit één geheel door spuitgieten een pot met één geheel daarmee vormende pothanger 40 worden gevormd. De pothanger omvat verder draagorganen 43, 44, 45, die doormiddel van scharnieren 46 met de draagrand 41 van de pot 42 zijn verbonden. Ook hier kan de pothanger in de 10 in figuur 8 getoonde draagstand worden gebracht door, vanuit de situatie overeenkomend met figuur 2, de haak 47 omhoog te trekken. In de met figuur 2 overeenkomende ruststand is de toegang tot de pot 42 geheel vrij en kan bijvoorbeeld op onbelemmerde wijze een plant in de pot 42 worden gezet. Nadat 15 dit is gebeurd, kan door de haak 47 omhoog te trekken de toestand van figuur 8 worden verkregen.

I029661m

Claims (12)

1. Kunststof pothanger omvattende een draagrand, j 5 welke een in een vlak liggende bovenrand heeft en van een aantal langwerpige draagorganen is voorzien, waarbij elk draagorgaan door een vervormbare verbinding nabij de bovenrand met de draagrand is verbonden en scharnierbaar is tussen een ruststand waarin dit ten minste nagenoeg in het 10 vlak van de bovenrand ligt en een uit dit vlak opgeklapte draagstand en waarbij de draagrand en de draagorganen in een geheel door spuitgieten zijn gevormd.

2. Kunststof pothanger volgens conclusie 1, waarbij de vervormbare verbindingen filmscharnieren zijn.

3. Kunststof pothanger volgens conclusie 2, waarbij de filmscharnieren telkens gevormd zijn tussen een uitsteeksel aan de bovenrand en een einde van een draagorgaan.

4. Kunststof pothanger volgens conclusie 1, waarbij 20 de vervormbare verbindingen penvormige elementen zijn.

5. Kunststof pothanger volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ter plaatse van de scharnierverbinding arreteerorganen zijn gevormd die het draagorgaan in ten minste de draagstand of de ruststand kunnen arreteren.

6. Kunststof pothanger volgens conclusie 4 en 5, waarbij de arreteerorganen gevormd worden door een paar aan weerszijden van het penvormige element liggende wanddelen aan de draagrand en een paar aan weerszijden van het penvormige element liggende wanddelen aan het draagorgaan, waarbij de 30 wanddelen van het ene paar binnen de wanddelen van het andere paar vallen en een breedte hebben die in hoofdzaak gelijk is aan de afstand tussen de wanddelen van het andere paar. 102966H

7. Kunststof pothanger volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de draagorganen met hun niet met de draagrand verbonden einde, met elkaar verbonden zijn.

8. Kunststof pothanger volgens conclusie 7, waarbij 5 de met elkaar verbonden einden verbonden zijn met een haakorgaan.

9. Kunststof pothanger volgens conclusie 7 of 8, waarbij ten minste één van de langwerpige draagorganen door een scharnierverbinding is verbonden.

10. Kunststof pothanger volgens één van de conclusies 7-9, waarbij ten minste één van de langwerpige draagorganen op een tussenliggende plaats van een scharnier is voorzien.

11. Kunststof pothanger volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de draagrand deel uitmaakt van een pot.

12. Matrijs voor het vervaardigen van een kunststof pothanger volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een vormholte voor het vormen van de draagrand, waarbij het de bovenrand van de draagrand vormende deel van de vormholte en de vormholte voor het ten minste éne 20 draagorgaan zich bevinden aan een scheidingsvlak van de matrijs welke enkelvoudig is. j 1029661“