NL1028504C2 - Behuizing voor elektronische apparatuur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Behuizing voor elektronische apparatuur.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een behuizing 5 voor elektronische apparatuur omvattende verticale staanders en een horizontaal georiënteerd ondersteuningsorgaan voor ondersteuning van elektronische apparatuur binnen de behuizing, welke ondersteuningsorgaan zelf wordt gedragen door de verticale staanders waartoe de verticale staanders ieder zijn voorzien van een zich in de langsrichting van de 10 respectievelijke staanders uitstrekkende rij van gaten en het ondersteuningsorgaan is voorzien van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het ondersteuningsorgaan aan de verticale staanders ter plaatse van een bevestigingsgat gekozen uit de gaten behorend bij iedere staander.

15 Een dergelijke behuizing is algemeen bekend, met name maar niet uitsluitend volgens de 19"-standaard en wordt onder andere toegepast door systeembeheerders voor het herbergen van allerhande computerapparatuur. Dergelijke apparatuur kan daarbij worden geplaatst op plateaus, die onderdeel kunnen uitmaken van of gevormd kunnen worden door 20 een ondersteuningsorgaan zoals bovenstaand omschreven, maar kan alternatief bijvoorbeeld ook worden opgehangen tussen twee horizontale geleidingen die eveneens deel kunnen uitmaken van een ondersteuningsorgaan zoals bovenstaand omschreven of deze zelf kunnen vormen. Daarnaast is het bekend om dergelijke apparatuur zelf direct van 25 bevestigingsmiddelen te voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een verbrede voorzijde met daarin gaten die in lijn worden gebracht met gaten in verticale staanders waardoor direct de bevestiging van de betreffende apparatuur aan de staanders kan plaatsvinden. Het is daarbij bekend om gebruik te maken van zogenaamde kooimoeren. Een kooimoer omvat een 30 verende kooi met daarin een moer, welke verende kooi wordt aangebracht in een vierkant bevestigingsgat. Vervolgens wordt een schroef gedraaid in de r1 fl 2 8 5 0 4_ 2 moer, met behulp waarvan de betreffende bevestiging tot stand wordt gebracht. De toepassing van kooimoeren blijkt in de praktijk tijdens het monteren van een behuizing of het ombouwen ervan een tijdrovende aangelegenheid te zijn die bovendien veelal wordt uitgevoerd door 5 hooggeschoolde IT-specialisten waardoor de daarmee gemoeide kosten relatief hoog zijn. De onderhavige uitvinding beoogt nu een behuizing volgens de aanhef te verschaffen die zich eenvoudiger* althans voor wat betreft de ophanging van de ondersteuningsorgaan in de staanders, laat samenbouwen of ombouwen. Hiertoe omvatten de bevestigingsmiddelen een 10 .bevestigingslip die zich vanaf het inwendige van de behuizing door het bevestigingsgat heen uitstrekt en aangrijpt om een aangrijpingsdeel van de omtreksrand van het bevestigingsgat alsmede een los opsluitorgaan in het bevestigingsgat voor het vullen van het bevestigingsgat aan de van het aangrijpingsdeel afgekeerde zijde van het opsluitorgaan. Aldus 15 uitgevoerde bevestigingsmiddelen die bij voorkeur per staander zijn voorzien, maken een veel snellere samenbouw en eventueel ombouw van een behuizing mogelijk, waardoor de kosten die daarmee zijn gemoeid eveneens aanzienlijk kunnen worden beperkt.

Bij grote voorkeur is het opsluitorgaan vervormbaar tussen 20 een kleine vorm voor het aanbrengen van het losse opsluitorgaan in het bevestigingsgat en een grote vorm voor het aangebracht zijn van het losse opsluitorgaan in het bevestigingsgat waarbij het opsluitorgaan enerzijds aanligt tegen de van het aangrijpingsdeel afgekeerde zijde van de bevestigingslip en anderzijds tegen een aanligdeel van de omtreksrand van 25 het bevestigingsgat. Aldus wordt een opsluiting van de bevestigingslip en de daarmee verbonden delen zoals een ondersteuningsplateau verkregen. Hierbij dient men zich te realiseren dat het falen van een bevestiging van een ondersteuningsorgaan aan een verticale staander binnen een behuizing tot grote gevolgen kan hebben. Zou bijvoorbeeld een server die 30 rust op het betreffend ondersteuningsorgaan komen te vallen en daardoor tijdelijk onbruikbaar worden, zou dit tot gevolg kunnen hebben dat £1028504 3 bijvoorbeeld een compleet kantoor tijdelijk niet meer met computerapparatuur zou kunnen werken.

Bij voorkeur geldt dat het opsluitorgaan twee opsluitorgaandelen omvat die verplaatsbaar zijn voor het kunnen vervormen 5 van het opsluitorgaan. Een dergelijke verplaatsing van de twee opsluitorgaandelen ten opzichte van elkaar zou bijvoorbeeld bereikt kunnen worden met behulp van bepaalde instelmiddelen.

Teneinde een relatief grote verplaatsing van de twee opsluitorgaandelen ten opzichte van elkaar mogelijk te maken geniet het 10 daarbij de voorkeur dat de twee opsluitorgaandelen tenminste ten dele langs elkaar verplaatsen bij het vervormen tussen de kleine vorm en de grote vorm.

Een verder zeer bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm wordt gekenmerkt doordat het opsluitorgaan veerkrachtig is. Aldus kan i 15 bijvoorbeeld op eenvoudige wijze door het indrukken van het opsluitorgaan de kleine vorm van het opsluitorgaan worden bereikt waardoor het opsluitorgaan past in het bevestigingsgat, terwijl door het eenvoudigweg loslaten van het opsluitorgaan deze de grote vorm aartneemt waardoor deze daadwerkelijk positief wordt opgesloten in het bevestigingsgat en daaruit 20 niet kan ontsnappen anders dan door eerst weer de kleine vorm aan te nemen of door een ongebruikelijk grote (destructieve) kracht op het opsluitorgaan uit te oefenen.

In combinatie met de toepassing van twee opsluitorgaandelen volgens de bovenstaand besproken voorkeursuitvoeringsvorm geniet het 25 daarbij de verdere voorkeur dat het opsluitorgaan een veerorgaan omvat dat werkzaam is tussen de twee opsluitorgaandelen. Daarbij geldt bij verdere voorkeur dat de twee opsluitorgaandelen relatief stijf van aard zijn.

Ten behoeve van het gebruiksgemak zijn de twee 30 opsluitorgaandelen verder bij voorkeur met elkaar verbonden zodat zij altijd een eenheid vormen.

Γ1028504 4

Het is daarbij gebleken dat het uitermate voordelig is indien de twee opsluitorgaandelen scharnierend met elkaar zijn verbonden waardoor de verplaatsing van de opsluitorgaandelen ten opzichte van elkaar dus scharnierend zal plaatsvinden.

5 Een constructief zeer eenvoudige en daardoor aantrekkelijke uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt doordat het opsluitorgaan een filmscharnier omvat tussen de opsluitorgaandelen.

Daarnaast geldt bij voorkeur dat het veerorgaan wordt gevormd door een verende lip die integraal is gevormd met een 10 opsluitorgaandeel.

Voor een goede borging van het opsluitorgaan in het bevestigingsgat geniet het de grote voorkeur dat het opsluitorgaan tenminste in de grote vorm een groef bezit waarin het aanligdeel van de omtreksrand is gelegen.

15 Bij toepassing van twee opsluitorganen overeenkomstig een voorgaand besproken voorkeursuitvoeringsvorm geniet het daarbij de verdere voorkeur dat twee opstaande randen van de groef deel uitmaken van verschillende opsluitorgaandelen. Aldus kan één van de opstaande randen van de groef tijdens de vervorming van de grote vorm naar de kleine vorm 20 worden verplaatst zodanig dat het aanbrengen van het opsluitorgaan in het bevestigingsgat niet wordt belemmerd door de betreffende opstaande rand, terwijl de andere opstaande rand als aanslagrand kan dienen tijdens het aanbrengen van het opsluitorgaan in het bevestigingsgat.

Bij grote voorkeur heeft het opsluitorgaan tenminste één en 25 bij verdere voorkeur tenminste twee aanslagranden voor aanslag tegen tenminste en deel van de omtreksrand van het bevestigingsgat en/of tegen de bevestigingslip. Aldus wordt bereikt dat op eenvoudige wijze in gebruik het losse opsluitorgaan tot op de juiste diepte in het bevestigingsgat kan worden gestoken zonder het risico dat het 30 opsluitorgaan daar doorheen schiet.

Ten behoeve van het aanbrengen van het opsluitorgaan geniet £1028504 5 het in zijn algemeenheid de voorkeur dat het opsluitorgaan althans in hoofdzaak de vorm van een wig heeft, terwijl in zijn algemeenheid daarbij tevens geldt dat het opsluitorgaan althans in hoofdzaak de vorm heeft van een rechthoekige driehoek. De rechte zijden van deze driehoek kunnen 5 daarbij zich parallel uitstrekken enerzijds aan de betreffende verticale staander en anderzijds aan het horizontaal georiënteerde ondersteun!ngsorgaan en daardoor tegen beide elementen aanliggen.

Uit het oogpunt van gebruiksgemak en constructieve eenvoud geniet het de voorkeur dat het opsluitorgaan uit één stuk is vervaardigd.

10 Daarnaast geldt bij voorkeur dat het opsluitorgaan bij voorkeur van kunststof is vervaardigd, welk materiaal zich met name goed leent voor de mogelijkheid om het opsluitorgaan te vervormen volgens een bovenstaand besproken voorkeursuitvoeringsvorm.

Bij verdere voorkeur geldt dat het opsluitorgaan een 15 spuitgiet-product is waardoor het opsluitorgaan zich ook op economisch verantwoorde wijze in grote aantallen laat produceren.

Het ondersteuningsorgaan omvat bij voorkeur een draagplateau-orgaan met een draagplateau waarbij het draagplateau de elektronische apparatuur kan ondersteunen.

20 Daarnaast geldt dat het draagplateau-orgaan bij verdere voorkeur een horizontaal gel eidingsorgaan omvat waarlangs het draagplateau kan worden geschoven en aan een uiteinde waarvan een bevestigingslip is voorzien. Deze voorkeursuitvoeringsvorm maakt met name een eenvoudige montage van een draagplateau in een behuizing mogelijk.

25 Bij verdere voorkeur geldt daarbij dat een bevestigingslip vast met het draagplateau is verbonden.

Het bevestigen van het ondersteuningsorgaan aan een verticale staander wordt vergemakkelijkt indien het aangrijpingsdeel aan de onderzijde van het bevestigingsgat is gelegen.

30 De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een opsluitorgaan voor toepassing in een behuizing volgens de uitvinding Π 0 2 8 5 0 4 6 zoals bovenstaand uitvoerig, al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen, omschreven.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige 5 uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:

Figuren la, 2a, 3a tonen een horizontale dwarsdoorsnede van een behuizing volgens de uitvinding in drie achtereenvolgende situaties tijdens montage van een ondersteuningsplateau daarin;

Figuren lb, 2b, 3b tonen in perspectivisch aanzicht de drie 10 achtereenvolgende situaties volgens de figuren la, 2a, 3a in de omgeving van de relevante verbinding tussen een staander van de behuizing en het draagplateau, waarbij de figuren lb, 2b een perspectivisch achteraanzicht betreffen en de figuur 3b een perspectivisch vooraanzicht betreft;

Figuur 4 toont figuur 3b maar dan in combinatie met een nog 15 aan te brengen opsluitorgaan;

Figuren 5a tot en met 5c tonen drie verschillende standen van het opsluitorgaan zoals weergegeven in figuur 4.

Figuren la, 2a en 3a tonen in horizontale dwarsdoorsnede een behuizing volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige 20 uitvinding in de vorm van een systeemkast 1 voor computerapparatuur. De systeemkast 1 omvat aan de buitenzijde een viertal staanders 2a, 2b, 2c, 2d (gezamenlijk aan te duiden als staanders 2) met daartussen zijwanden 3, 4, achterwand 5 en voorwand 6. In de praktijk zal voorwand 6 in zijn algemeenheid zijn uitgevoerd als toegangsdeur tot het inwendige van 25 behuizing 1. Staanders 2 maken deel uit van een framewerk dat systeemkast 1 de nodige stijfheid geeft. Binnen systeemkast 1 staan eveneens vier staanders 7a, 7b, 7c, 7d (gezamenlijk aan te duiden als staanders 7) opgesteld die onderling star zijn verbonden al dan niet via genoemd framewerk. Staanders 7 zijn geëxtrudeerde aluminium profiel del en met een 30 gesloten kokerdeel 8 en op kokerdeel 8 aansluitende, loodrecht op elkaar georiënteerde flenzen 9, 10. In de flenzen 9, 10 zijn rijen van zich op .Li o 28 5 0 4 7 regelmatige afstand van elkaar bevindende vierkante gaten 21, 22 aangebracht. Volgens de stand van de techniek worden in bevestigingsgaten 21' van deze vierkante gaten 21 kooimoeren aangebracht voor het bevestigen van een ondersteuningsorgaan binnen de staanders 7. De 5 onderhavige uitvinding maakt nu het gebruik van dergelijke kooimoeren, dat onhandig en tijdrovend is, overbodig zoals navolgend zal blijken.

Aan de hand van de figuren la t/m 3b zal navolgend namelijk worden uitgelegd hoe een ondersteuningsplateau 11 van een ondersteuningsplateau-samenstel 12 wordt opgehangen in systeemkast 1. 10 Ondersteuningsplateau 11 is bestemd om uiteindelijk elektronische apparatuur daarop te laten rusten. Ondersteuningsplateau-samenstel 12 omvat naast ondersteuningsplateau 11 ook twee geleiders 13, 14 aan de langsranden van het ondersteuningsplateau 11 evenwijdig aan i respectievelijk zijwanden 3, 4. Deze geleiders 13, 14 zijn vormgesloten 15 opgenomen in neerwaarts omgezette langsranden van plateau 11 waardoor de geleiders 13, 14 langs de langsranden van plateau 11 kunnen verschuiven of andersom bezien ondersteuningsplateau 11 ten opzichte van de beide geleiders 13, 14 in de langsrichting ervan kan schuiven.

Aan de achterste uiteinden van geleiders 13, 14 is ieder 20 van de geleiders 13, 14 voorzien van een neerwaarts gebogen lip waarvan slechts lip 15 behorend bij geleider 14 in de figuren lb en 2b zichtbaar is. De breedte van lip 15 is dusdanig dat deze net past in de breedte van een bevestigingsgat 21' in flenzen 9 behorende bij de achterste staanders 7a, 7b. Het spreekt daarbij voor zich dat de respectievelijke 25 bevestigingsgaten 21' in de staanders 7a, 7b op dezelfde hoogte zijn gelegen teneinde ondersteuningsplateau 11 een horizontale oriëntatie te verschaffen.

Nadat via de geopende voorwand 6 de lippen 15 behorende bij de geleiders 13, 14 van ondersteun! ngsplateau-samenstel 12 in de 30 bevestigingsgaten 21' zijn gestoken (figuur la, lb) wordt het ondersteuningsplateau 11 in horizontale richting naar de voorzijde van E-1 0 2 8 5 0 4 δ systeemkast 1 getrokken (figuur 2a, 2b).

Op de naar de voorzijde van systeemkast 1 gerichte rand van ondersteuningsplateau 11, is deze op de bodem voorzien van lippen 23, 24. Deze lippen 23, 24 worden aangebracht in bevestigingsgaten 21'', gekozen 5 uit de gaten 21 in flens 9 behorende bij staanders 7c, 7d. Lip 23 is op dezelfde wijze vormgegeven als lip 15. Aldus is de ophanging van ondersteuningsplateau-samenstel 12 tussen de staanders 7 tot stand gebracht, echter op een wijze die onvoldoende betrouwbaar is voor toepassing in een systeemkast, aangezien het risico bestaat dat vanwege 10 een onverhoedse opwaartse kracht één van de lippen 15, 23 uit het bijbehorende bevestigingsgat 2Γ, 21'' schiet waardoor de elektronische apparatuur die rust op ondersteuningsplateau 11 uiteindelijk uiteraard schade zou kunnen oplopen en (tijdelijk) on- of althans minder bruikbaar zou kunnen zijn, hetgeen grote gevolgen zou kunnen hebben voor een 15 organisatie die afhankelijk is van de betreffende apparatuur (figuur 3a, 3b).

Ten behoeve van het borgen van het ondersteuningsplateau-samenstel 12 wordt daarom gebruik gemaakt van een borgingsorgaan 25 dat in de bevestigingsgaten 2Γ, 21" vanaf de buitenzijde van de betreffende 20 staanders 7 boven de betreffende lippen 15, 23 wordt gestoken. Aldus wordt voorkomen doordat het oppervlak van de respectievelijke bevestigingsgaten 21', 21" boven de respectievelijke lippen 15, 23 wordt gevuld door het borgingsorgaan 25 dat het ondersteuningsplateau-samenstel 12 binnen de bevestigingsgaten 21', 21" omhoog zou kunnen bewegen, 25 terwijl bovendien vanwege enerzijds de neerwaarste oriëntatie van lippen 15, 23 die haken om de onderste (aangrijpings) randen van de bevestigingsgaten 21', 21" en anderzijds het feit dat de breedte van lippen 15, 23 nauw aansluit op de breedte van de bevestigingsgaten 21', 21", wordt voorkomen dat het ondersteuningsplateau-samenstel 12 30 ongewenst in het vlak van het ondersteuningsplateau 11 zou kunnen bewegen.

1102850 4 9

Aan de hand van de figuren 5a t/m 5c zal navolgend een gedetailleerdere beschrijving worden gegeven van het borgingsorgaan 25. Borgingsorgaan 25 betreft een kunststof, bijvoorbeeld polypropyleen, spuitgegoten product uit één stuk. Het borgingsorgaan 25 kan geacht 5 worden te bestaan uit een basisdeel 26 en een indrukdeel 27 die onderling zijn verbonden via filmscharnier 28 ter plaatse van locale verdunning 29.

Het basisdeel 26 omvat een liggend deel 30 dat aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een neerwaarts gerichte aanslagrand 31. Op het liggend deel 30 zijn op afstand van elkaar twee staande delen 32, 33 10 voorzien die zich in de langsrichting van borgingsorgaan 25 uitstrekken. De staande delen 32, 33 hebben respectievelijk gezien vanaf filmscharnier 28 een scheef verlopend bovenvlak 34, 35, een vlak verlopend bovenvlak 36, 37, een verticaal aanslagvlak 38, 39 en een verhoogd vlak verlopend bovenvlak 40, 41.

15 Het indrukdeel 27 heeft een op filmscharnier 28 aansluitend breed deel 42 met liggend deel 43 en scheef verlopende delen 44a, 44b. Indrukdeel 27 omvat verder een versmald deel 45 zijn oorsprong hebbende tussen de scheve delen 44a, 44b, welk versmald deel 45 is voorzien van een verende, in onbelaste toestand gekromde, lip 46 en een knijpdeel 47, 20 welk indrukdeel een verhoogd deel 48 heeft en een verlaagd deel 49 aan het vrije uiteinde daarvan.

Daar waar figuur 5a borgingsorgaan 25 toont zoals deze uit de matrijs komt na het spuitgieten ervan, toont figuur 5b het borgingsorgaan 25 nadat het indrukdeel 27 om filmscharnier 28 heen in de 25 richting van basisdeel 26 is gescharnierd dusdanig dat het vrije uiteinde van verende lip 46 juist aanligt tegen het liggende deel 30 van basisdeel 26. De breedte van het versmald deel 45 is daarbij dusdanig dat het versmald deel 45 juist past tussen de staande delen 32, 33. De bovenzijde van verlaagd deel 49 is nog net gelegen boven de vlakke bovenvlakken 36, 30 37. De afstand tussen de bovenvlakken 36, 37 enerzijds en de onderzijde van liggend deel 30 anderzijds is iets kleiner gekozen dan de hoogte van M 0 28 5 0 4 10 één van de bevestigingsgaten 2Γ, 2Γ1 voor zover nog vrijgelaten door de betreffende bevestigingslippen 15, 23, 24. Het moge duidelijk zijn dat de hoogte van het borgingsorgaan 25, meer specifiek de afstand tussen de bovenzijde van het verhoogd deel 48 en de onderzijde van liggend deel 30, 5 dusdanig groot is dat de bevestigingsgaten 2Γ, 2Γ' te weinig ruimte bieden voor doorvoer van het borgingsorgaan 25 in de toestand zoals weergegeven in figuur 5b. Vanwege de verende eigenschap echter van lip 46 die plat kan worden gedrukt tegen liggend deel 30 is het echter mogelijk om de hoogte van het borgingsorgaan 25 ter plaatse van het verhoogde deel 10 48 te verlagen tot een niveau waarbij het verhoogde deel 48 op hetzelfde niveau is gelegen (of zelfs iets lager) als vlak verlopende bovenvlakken 36, 37. In deze toestand is het mogelijk om borgingsorgaan 25 volledig in een bevestigingsgat 21', 21" te schuiven boven een lip 15, 23 totdat aanslagvlak 38, 39 en aanslagrand 31 aanslaan tegen de buitenzijden 15 respectievelijk van de desbetreffende flens 9 en van lip 15, 23.

Het inbrengen van het borgingsorgaan 25 in het bevestigingsgat 21', 21" wordt vergemakkelijkt vanwege de vorm van het borgingsorgaan 25, die in zijaanzicht wigvormig is of meer specifiek de vorm heeft van een rechthoekige driehoek althans in hoofdzaak. Bij de 20 volledig ingedrukte toestand volgens figuur 5c liggen scheve delen 44a, 44b aan op een deel van de scheef verlopende bovenvlakken 34, 35. Nadat het borgingsorgaan 25 in het betreffende bevestigingsgat 2Γ, 21" is geschoven kan de samendrukkende kracht op het borgingsorgaan 25 worden opgeheven waardoor, vanwege de werkzaamheid van verende lip 46 het 25 indrukdeel 27 weer terug naar boven schiet totdat het verlaagde deel 49 of althans de bovenzijde daarvan aanslaat tegen de bovenrand van het betreffende bevestigingsgat 2Γ, 21" waarbij deze bovenzijde op hetzelfde niveau is gelegen als de vlak verlopende bovenvlakken 36, 37. De verticale aanslagvlakken 38, 39 enerzijds en het verhoogde deel 48 30 anderzijds vormt in deze toestand een groef waarin de bovenrand van het betreffende bevestigingsgat 21', 21" verloopt, waardoor het voor het ' 1 0 28 5 0 4 11 borgingsorgaan 25 niet meer mogelijk is om uit het betreffende bevestigingsgat 2Γ, 21'' te geraken anders dan door het opnieuw indrukken van het indrukdeel 27 of door het met geweld uit het bevestigingsgat 21', 21" stoten van het borgingsorgaan 25 hetgeen 5 uiteraard in de praktijk niet zal voorkomen.

Alhoewel bovenstaand de uitvinding is toegelicht aan de hand van de beschrijving van een behuizing uitgevoerd als een systeemkast 1 voor elektronische apparatuur (m.n. betreffende apparatuur volgens de genormeerde 19"-standaard), zal het de vakman duidelijk zijn, dat de 10 uitvinding ook toepasbaar is voor andersoortige behuizingen die weliswaar geschikt zijn voor het herbergen van elektronische apparatuur maar daar niet (uitsluitend) bestemd voor zijn.

15 L1028S04

Claims (23)

1. Behuizing voor elektronische apparatuur omvattende verticale staanders en een horizontaal georiënteerd ondersteuningsorgaan 5 voor ondersteuning van elektronische apparatuur binnen de behuizing, welke ondersteuningsorgaan zelf wordt gedragen door de verticale staanders waartoe de verticale staanders ieder zijn voorzien van een zich in de langsrichting van de respectievelijke staanders uitstrekkende rij van gaten en het ondersteuningsorgaan is voorzien van 10 bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het ondersteuningsorgaan aan de verticale staanders ter plaatse van een bevestigingsgat gekozen uit de gaten behorend bij iedere staander, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen een bevestigingslip die zich vanaf het inwendige van de behuizing door het bevestigingsgat heen uitstrekt en aangrijpt om een 15 aangrijpingsdeel van de omtreksrand van het bevestigingsgat alsmede eèn los opsluitorgaan in het bevestigingsgat voor het vullen van het bevestigingsgat aan de van het aangrijpingsdeel afgekeerde zijde van het opsluitorgaan omvatten.

2. Behuizing volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 opsluitorgaan vervormbaar is tussen een kleine vorm voor het aanbrengen van het losse opsluitorgaan in het bevestigingsgat en een grote vorm voor het aangebracht zijn van het losse opsluitorgaan in het bevestigingsgat waarbij het opsluitorgaan enerzijds aanligt tegen de van het aangrijpingsdeel afgekeerde zijde van het opsluitorgaan en anderzijds 25 tegen een aanligdeel van de omtreksrand van het bevestigingsgat.

3. Behuizing volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan twee opsluitorgaandelen omvat die verplaatsbaar zijn voor het kunnen vervormen van het opsluitorgaan.

4. Behuizing volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de twee 30 opsluitorgaandelen tenminste ten dele langs elkaar verplaatsen bij het vervormen tussen de kleine vorm en de grote vorm. Γ 1 0 2 8 5 0 4

5. Behuizing volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan veerkrachtig is.

6. Behuizing volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie en conclusie 5, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan een 5 veerorgaan omvat dat werkzaam is tussen de twee opsluitorgaandelen.

7. Behuizing volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de twee opsluitorgaandelen met elkaar zijn verbonden.

8. Behuizing volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de twee opsluitorgaandelen scharnierend met elkaar zijn verbonden.

9. Behuizing volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan een filmscharnier omvat tussen de opsluitorgaandelen.

10. Behuizing volgens één van de conclusies 6 tot en met 9, met het kenmerk, dat het veerorgaan wordt gevormd door een verende lip die integraal is gevormd met een opsluitorgaandeel.

11. Behuizing volgens één van de conclusies 2 tot en met 10, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan tenminste in de grote vorm een groef bezit waarin het aanligdeel van de omtreksrand is gelegen.

12. Behuizing volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie en volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat twee opstaande 20 randen van de groef deel uitmaken van verschillende opsluitorgaandelen.

13. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan tenminste één en bij verdere voorkeur tenminste twee aanslagranden heeft voor aanslag tegen tenminste en deel van de omtreksrand van het bevestigingsgat en/of tegen de 25 bevestigingslip.

14. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan althans in hoofdzaak de vorm van een wig heeft.

15. Behuizing volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het 30 opsluitorgaan althans in hoofdzaak de vorm heeft van een rechthoekige driehoek. . 10 2 8 5 0 4. ^ --1 -----—

16. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan uit één stuk is vervaardigd.

17. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan van kunststof is vervaardigd.

18. Behuizing volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan een spuitgiet-product is.

19. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan een draagplateau-orgaan met een draagplateau omvat.

20. Behuizing volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het draagplateau-orgaan een horizontaal geleidingsorgaan omvat waarlangs het draagplateau kan worden geschoven en aan een uiteinde waarvan een bevestigingslip is voorzien.

21. Behuizing volgens conclusies 19 of 20, met het kenmerk, dat 15 een bevestigingslip vast met het draagplateau is verbonden.

22. Behuizing volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aangrijpingsdeel aan de onderzijde van het bevestigingsgat is gelegen.

23. Opsluitorgaan voor toepassing in de behuizing volgens één 20 van de voorgaande conclusies. ^1028504 <- - ___ _