NL1027815C2 - Lamel voor een reflector van een verlichtingsarmatuur met een buislamp. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Lamel voor een reflector van een verlichtingsarmatuur met een buislamp.

De uitvinding heeft betrekking op een lamel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een lamel van de bovengenoemde soort is bekend uit bijvoorbeeld NL 8200926, EP 0122972 en EP 0271150.

Hierna wordt voor de eenvoud van de beschrijving aangenomen dat de hartlijnen van de buislamp en van de reflector horizontaal zijn.

Een raaklijn aan de buislamp die tevens de onderkant van de reflector raakt bepaalt aan de zijkant van de reflector met een horizontale lijn, die de onderranden van de reflector raakt, een afschermhoek van kleiner dan 90°. Wanneer een waarnemer met de ogen vanuit een positie binnen de afschermhoek naar het armatuur kijkt zal deze de lamp niet zien. Omdat de bovenkanten van de bekende lamellen vlak zijn zullen zij van een op een kleine afstand gelegen punt van de lamp ontvangen licht onder overbrugging van een eveneens kleine afstand naar de reflector reflecteren. Hierdoor belicht de bovenkant van elke lamel in een verticaal vlak door de lamel een smalle strook van de reflector sterker dan de omgeving ervan. Het verschil in belichting is waarneembaar en is storend. Afhankelijk van de hoogte van de lamp in de reflector kan een dergelijke sterker belichte strook zelfs binnen de afschermhoek waargenomen worden. In het bijzonder dicht boven de overgang van de bovenkant van de lamel en de reflector en in een lage positie van de lamp ten opzichte van de reflector kan binnen de afschermhoek een fel oplichtende vlek op de reflector waargenomen worden. Afhankelijk van de toepassing kunnen dergelijke felle lichtvlekken als zeer storend ervaren worden.

Volgens EP 0271150 is voorgesteld de hellingshoeken van de beide, tot onder de lamp neergaande hellingen van de bovenkant van de lamel kleiner dan de afschermhoek en verder zodanig te maken dat door de lamel gereflecteerd licht niet binnen de afschermhoek waargenomen kan worden. De praktijk heeft uitgewezen dat niet altijd aan deze wens voldaan kan worden.

De uitvinding heeft daarom als doel de bovengenoemde bezwaren op te heffen.

1027815 ' - 2 -

Daartoe verschaft de uitvinding een lamel als beschreven in conclusie 1. Elk punt aan het oppervlak van de lamp kan opgevat worden als een rondom stralende puntlichtbron. Een door een dergelijke puntbron uitgestraalde lichtbundel zal divergeren. Nadat 5 de bundel een zich schuin naar binnen de lamel uitstrekkend gedeelte van de bovenkant van de lamel getroffen heeft zal de bundel een grotere afstand dan bij een bekende lamel met een horizontale bovenkant afleggen alvorens het de reflector treft. Hierdoor is de bundel bij het treffen van de reflector meer gespreid dan voorheen en 10 worden grote verschillen in de sterkte van door de reflector gereflecteerd licht tegengegaan. Zelfs bij een lage positie van de lamp binnen de reflector worden binnen de afschermhoek geen opvallende lichtstroken of vlekken waargenomen. Bovendien wordt een gedeelte van het op deze wijze verspreide licht door naburige 15 lamellen aan het zicht onttrokken.

De voordelen van de lamel volgens de uitvinding zijn van toepassing voor alle locaties van de buis binnen de reflector en ongeacht of het stralingspatroon van het armatuur symmetrisch of asymmetrisch is.

20 De uitvinding zal hierna toegelicht worden met verwijzing naar de bij gevoegde tekeningen. In de tekeningen:

Fig. 1 toont schematisch een doorsnede van een bekende reflector van een verlichtingsarmatuur met daarin een buislamp èn (in aanzicht) dwarslamellen; 25 Fig. 2 toont een doorsnede van een lamel volgens de lijn II-IÏ van Fig. 1;

Fig. 3 toont een doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een lamel volgens de uitvinding volgens de lijn II-II van Fig. 1;;

Fig. 4 toont in perspectief een combinatie van een gedeelte van 30 de reflector van Fig. 1 en een tweede uitvoeringsvorm van een lamel volgens de uitvinding;

Fig. 5 toont in perspectief een eindgedeelte van een derde uitvoeringsvorm van een lamel volgens de uitvinding;

Fig. 6 toont in perspectief een eindgedeelte van een vierde 35 uitvoeringsvorm van een lamel volgens de uitvinding; en

Fig. 7 toont in perspectief een eindgedeelte van een vijfde uitvoeringsvorm van een lamel volgens de uitvinding.

1027815 » - 3 -

Fig. 1 toont schematisch in doorsnede een bekende langwerpige reflector 2 van een lichtarmatuur. De reflector heeft bijvoorbeeld een parabolische vorm die in Fig. 1 aan de onderzijde tussen onderste randen 3 open is. Hierna wordt voor het gemak deze oriëntatie van de 5 reflector 2 aangenomen. De reflector 2 kan echter elke andere gewenste vorm en elke andere oriëntatie ten opzichte van de verticaal hebben.

Binnen de reflector 2 is een evenwijdig aan de lengterichting van de reflector 2 een buislamp 4 aangebracht. Fig. 1 toont in een 10 verticaal vlak loodrecht op de langsrichting van de reflector 2 een raaklijn 5 aan de lamp 4 en aan een onderrand 3 van de reflector 2. Een scherpe hoek α tussen de raaklijn 5 en een (horizontaal) vlak door de onderranden 3 van de reflector 2 wordt afschermhoek of blinderinghoek genoemd. Wanneer men vanuit een door de afschermhoek α 15 begrensd gebied in de reflector kijkt is de lamp 4 niet te zien. Daarbuiten is de lamp 4 wel te zien.

Onder de buislamp 4 zijn op regelmatige afstanden in de lengterichting van de reflector 2 een aantal dwarslamellen 6 aangebracht. Elke dwarslamel 6 heeft een smalle onderzijde 8 en een 20 bredere bovenzijde. De bovenzijde volgt van het ene uiteinde ervan (links of rechts in Fig. 1) naar het andere uiteinde ongeveer een V-vorm. De benen van de V-vorm en een overgangsgedeelte tussen de benen kunnen een gebogen verloop hebben. Vanaf een hoogte tussen de onderzijde 8 en het diepste punt van de bovenzijde 10 van de lamel 25 heeft de lamel 6 in hoofdzaak een constante breedte. Daaronder neemt de breedte van de lamel 6 volgens een gebogen vlak af naar de breedte van de onderzijde 8. De buitenzijden van de lamel 6 zijn lichtreflecterend. De lamel 6 bestaat bijvoorbeeld uit dun plaatmateriaal van aluminium. De dwarslamellen 6 bepalen in een 30 verticaal vlak evenwijdig aan de langsrichting van de reflector 2 een andere blinderinghoek of afschermhoek die ongeveer even groot als de genoemde afschermhoek α is.

Elk punt van de buitenkant van de lamp 4 kan aangemerkt worden als een puntvormige lichtbron die in alle richtingen licht uitzendt. 35 In Fig. 1 is voor een emissiepunt 12 van de lamp 4 een enkele uitgezonden lichtstraal 14 getoond. De lichtstraal wordt door de bovenzijde 10, bijvoorbeeld in een punt 16 ervan, van de lamel 6 gereflecteerd. Vanuit reflectiepunt 16 gaat de straal 18 voor een 1027815 - 4 - * groot gedeelte door als een straal 18 die de binnenzijde van de reflector 2 in een punt 20 treft. Vanuit reflectiepunt 20 gaat de straal 18 voor een groot gedeelte door als een naar beneden gerichte straal 22. Zoals in Fig. 1 te zien treedt de straal 22 binnen de 5 afschermhoek a, dus voor een waarnemer zichtbaar binnen die hoek, naar buiten. Omdat er veel meer lichtstralen van de lamp 4 op deze wijze naar buiten treden zijn in een klein gebied boven de uiteinden van de lamel 6 binnen de afschermhoek α lichtvlekken zichtbaar. Dergelijke lichtvlekken worden als storend ervaren.

10 Fig. 2 toont een doorsnede van de bekende lamel 6 volgens de lijn II-II van Fig. 1. De bovenzijde 10 van de lamel is vlak en horizontaal. De lamp 4 is door middel van streepjeslijnen aangegeven. Fig. 2 toont op enige afstand van een verticaal symmetrievlak door de lamel 6 een emissiepunt 28 van de lamp 4. Een vanuit het emissiepunt 15 28 uitgezonden lichtstraal 30 treft de bovenzijde 10 van de lamel 6 in een punt 32. Een van het reflectiepunt 32 uitgaande straal 34 treft de binnenzijde van de reflector 2 in een punt 36. Een van het reflectiepunt 36 uitgaande straal 38 is naar beneden gericht en kan langs de lamel 6 gaan. Het reflectiepunt 32 van de bovenzijde 10 van 20 de lamel wordt door een groot gedeelte van de lamp 4 belicht. Vooral licht dat van emissiepunten van de lamp 4 dichtbij de lamel 6 afkomstig is, en meer nog wanneer dit licht een bovenste gedeelte van de bovenzijde 10 van de lamel 6 treft, zal na reflectie door de bovenzijde 10 van de lamel 6 een relatief korte afstand tot 25 reflectiepunten van de reflector 2 afleggen. Het is gebleken dat het licht dat vervolgens vanuit de genoemde reflectiepunten van de reflector 2 komt als een felle lichtvlek op de binnenzijde van de reflector 2 boven de lamel 6 zichtbaar kan zijn, zelfs binnen de afschermhoek a. Dergelijke lichtvlekken boven de uiteinden van alle 30 lamellen 6 worden als storend ervaren.

De uitvinding heeft als doel het optreden van de genoemde lichtvlekken boven de uiteinden van de lamellen te voorkomen. Dit doel wordt en bereikt door de bovenzijde van de lamellen zodanig vorm te geven dat van de lamp 4 komend licht dat de bovenzijde van een 35 lamel treft verschillende, grotere afstanden dan voorheen aflegt voordat het de reflector 2 treft. Hierdoor wordt dit door de lamel gereflecteerde licht over een groter oppervlak van de binnenzijde van de reflector 2 dan voorheen gespreid, waardoor de genoemde 1027815 - 5 - * lichtvlekken minder sterk zijn en zelfs in het overige directe licht vanaf de lamp 4 en in het overige gereflecteerde licht opgaan. Bovendien wordt een gedeelte van het op deze wijze verspreide licht door naburige lamellen tegen direct zicht binnen een afschermhoek in 5 de langsrichting van de reflector 2 afgeschermd.

Fig. 3 toont op dezelfde wijze als de doorsnede van de bekende lamel 6 in Fig. 2 een doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm 40 van een lamel volgens de uitvinding. De bovenzijde van de lamel 40 is nu niet vlak. In het bijzonder bestaat de bovenkant uit twee 10 reflecterende randgedeelten 42 die schuin naar binnen, tussen de hoofdvlakken van de lamel 40 gebogen zijn. De vanuit het emissiepunt 28 uitgezonden lichtstraal 30 treft nu de bovenzijde van de lamel 6 in een reflectiepunt 44 dat verder van de lamp 4 ligt dan het reflectiepunt 32 van Fig. 2. Een van het reflectiepunt 44 uitgaande 15 straal 46 treft de binnenzijde van de reflector 2 in een reflectiepunt 48. De afstand tussen de reflectiepunten 44 en 48 van Fig. 3 is groter dan de afstand tussen de reflectiepunten 32 en 36 van Fig. 1. Een van het reflectiepunt 48 uitgaande straal 50 is naar beneden gericht en gaat op grotere afstand langs de lamel 40 dan de 20 straal 38 van Fig. 2 langs de lamel 6 gaat. Stralen die vanuit andere emissiepunten van de lamp 4 het reflectiepunt 44 treffen volgen net als de straal 30 van Fig. 3 een langere weg en over een grotere afstand in de lengterichting van de reflector 2 dan in het geval met de bekende lamel 6. Dit geldt voor al het licht dat vanaf de lamp 4 25 de bovenzijde van de lamel 40 treft. Hierdoor wordt het optreden van storende lichtvlekken boven de uiteinden van de lamel 40 voorkomen.

Fig. 4 toont in perspectief een tweede uitvoeringsvorm 52 van een lamel volgens de uitvinding. De lamel 52 verschilt van de lamel 40 doordat de bovenzijde in de lengterichting van de lamel een 30 afgeronde V-vorm heeft en het geen of nagenoeg geen spleet tussen de naar binnen gebogen reflecterende randgedeelten 54 heeft. Hierdoor wordt een grotere lichtopbrengst verkregen. De streep-stip lijn 56 stelt de hartlijn van de lamp 4 voor. De getoonde pijlen 58 en 60 stellen lichtstralen voor die vergelijkbaar zijn met respectievelijk 35 de lichtstralen 30 en 46 van Fig. 3.

Fig. 5 toont in perspectief een eindgedeelte van een derde uitvoeringsvorm 62 van een lamel volgens de uitvinding. De lamel 62 verschilt van de lamel 52 doordat de reflecterende schuine gedeelten 1027815 ’ - 6 -9 54 van de bovenzijde gevormd worden door de bovenzijde van een stuk 64 dat in de lamel 62 is geplaatst. Het stuk, of inzetstuk, 64 kan uit elk geschikt materiaal, massief of gebogen plaat bestaan. De lamel 62 kan eenvoudiger vervaardigd worden dan de lamellen 40 en 52.

5 Fig. 6 toont in perspectief een eindgedeelte van een vierde uitvoeringsvorm 66 van een lamel volgens de uitvinding. De lamel 66 verschilt van de lamel 62 doordat het inzetstuk 64 vervangen is door een inzetstuk 68 dat zich tot buiten de ruimte van de lamel 66 uitstrekt, zodanig dat elk schuin reflecterend gedeelte 54 van de 10 bovenzijde aan de zijkant van het stuk 68 eindigt in een scherpe punt en de genoemde zijkant vlak met de ernaast liggende buitenzijde van de lamel ligt. Een dergelijke punt 70 is scherper dan een vouw van plaatmateriaal zoals voor de lamellen 40 en 52 en dan een overgang met een breedte gelijk aan een plaatdikte zoals voor de lamel 62. De 15 scherpe hoek gaat de zichtbaarheid van dergelijke vouwen en overgangen als lichtstrepen op de binnenzijde van de reflector 2 tegen.

Het inzetstuk 68 van de lamel 66 heeft verder een kleinere hoogte dan het inzetstuk 64 van de lamel 62. Hierdoor kan op 20 materiaal en dus kosten voor het inzetstuk bespaard worden. Het inzetstuk 68 steunt met de overhangende bovenranden op de bovenranden van de evenwijdige opstaande gedeelten van de lamel 66, zodat een goede oriëntatie van het inzetstuk 68 gewaarborgd wordt.

Fig. 7 toont in perspectief een eindgedeelte van een vijfde 25 uitvoeringsvorm 72 van een lamel volgens de uitvinding. De lamel 72 verschilt van de lamel 52 doordat het inzetstuk 64 vervangen is door een inzetstuk 74 waarvan de schuine gedeelten 54 zich verlaagd tussen de opstaande evenwijdige gedeelten van de lamel 72 uitstrekken. Hierdoor wordt de bovenzijde van de lamel 72 begrensd door het 30 plaatmateriaal van de lamel 72. Omdat het plaatmateriaal zeer dun is, dunner dan 1 mm, wordt ook met de lamel 72 tegengegaan dat de overgang van een zijkant naar de bovenkant van de lamel als lichtstrepen op de binnenkant van de reflector 2 zichtbaar is.

Het is gebleken dat een hellingshoek tussen de gedeelten 42, 54 35 van de bovenzijde en de horizontaal van meer dan 30 graden al goede resultaten geeft.

Door toepassing van een lamel volgens de uitvinding wordt het optreden van lichtvlekken op de binnenkant van de reflector 1027815 • - 7 - * voorkomen, zodat onder geen enkele waarnemingshoek lichtvlekken zichtbaar zijn, zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan het uiterlijk van de lamel ten opzichte van bekende lamellen.

Er wordt opgemerkt dat binnen de door de conclusies bepaalde 5 omvang van de uitvinding verschillende modificaties mogelijk zijn.

In plaats van twee schuine gedeelten voor de bovenkant van de lamel kan bijvoorbeeld een enkel schuin vlak toegepast worden. De bovenkant kan, gezien in de doorsnede van de lamel, ook gebogen uitgevoerd zijn. Verder kan de lamel massief zijn in plaats dat het, 10 zoals gebruikelijk, uit plaatmateriaal bestaat.

1027815

Claims (6)

1. Lamel (40, 52, 62, 66, 72) voor een reflector (2) van een verlichtingsarmatuur voor een buislamp (4), omvattende twee 5 tegenoverliggende hoofdzijden, een bovenzijde (10) en een onderzijde (8), waarbij de zijden een lichtreflecterend oppervlak hebben, een bovenrand van een hoofdzijde bij de bovenzijde vanaf uiteinden van de hoofdzijde een afnemende afstand tot de onderzijde heeft, en een bovenrand van de andere 10 hoofdzijde zich tegenover de bovenrand van de ene hoofdzijde uitstrekt, met het kenmerk, dat de bovenzijde zich vanaf de hoofdzijden in een richting naar de onderzijde (8) uitstrekt.

2. Lamel (40, 52, 62, 66, 72) volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de bovenzijde verdeeld is in een of meer gedeelten (42, 54) die van de hoofdzijden uitgaan.

3. Lamel (66, 72) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de bovenzijde zich aanvangend op afstand van de 20 bovenranden van de hoofdzijden in een richting naar de onderzijde (8) uitstrekt.

4. Lamel (62, 66, 72) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat bovenzijde gevormd wordt door een bovenzijde van 25 een tussen de hoofdzijden aangebracht inzetstuk (64, 68, 74).

5. Lamel (66) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat bovenzijde van het inzetstuk (68) in een richting naar de hoofdzijden eindigt in puntige randen (70) die zich boven de bovenranden van 30 de hoofdzijden uitstrekken.

6. Lamel volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat een hellingshoek van een hoofdgedeelte van de bovenzijde groter dan 30 graden is. 35 1027815