NL1027661C2 - Luchtregeling. - Google Patents

Description

LUCHTREGELING

De uitvinding betreft een werkwijze voor het regelen van een vuurbed.

In een verbrandingsoven wordt afval in een vuurbed verbrand. De rookgassen van dit vuurbed worden via een 5 schoorsteen afgevoerd naar de open lucht. De rookgassen bevatten een grote hoeveelheid koolstofdioxide, maar als gevolg van onvolledige verbranding bevatten deze rookgassen ook schadelijke stoffen zoals bijvoorbeeld koolmonoxide. Het is bij dergelijke afvalverbrandingsovens van groot belang dat 10 de hoeveelheid schadelijke stoffen, die afgevoerd worden in de buitenlucht, zo klein mogelijk gehouden wordt.

Bij afvalverbrandingsovens is het bekend om bij het vuurbed lucht in te blazen, welke nodig is voor een volledige verbranding. Gewoonlijk wordt deze hoeveelheid lucht 15 afgestemd op de hoeveelheid te verbranden materiaal. Om de benodigde hoeveelheid lucht te bepalen wordt de samenstelling van de rookgassen gemeten en aan de hand daarvan wordt de hoeveelheid in te blazen lucht op het vuurbed bepaald.

De verbranding van afval is nooit homogeen, waardoor 20 er zones in het vuurbed zijn, die beter, sneller en schoner verbranden, dan andere zones in het vuurbed. Deze laatste zones produceren vaak een hoger gehalte koolmonoxide dan de zones waar de verbranding goed plaatsvindt.

Bij het inblazen van extra lucht om schadelijke 25 gassen tegen te gaan treedt het probleem op dat de hoeveelheid rookgassen in kilo's per kilogram afval toeneemt, wat weer hogere kosten voor de rookgasreiniging met zich meebrengt.

1027661 4 2

Verder zijn de kosten voor onderhoud en aanschaf van de installatie om lucht in te blazen afhankelijk van de benodigde hoeveelheid lucht. Deze installatie verbruikt tijdens gebruik ook energie, die het rendement van de gehele 5 afvalverbrandingsoven vermindert. Het is daarom van belang om de lucht voorzieningsinstallatie zo klein mogelijk te houden, terwijl toch een laag niveau van schadelijke stoffen in de verbrandingsgassen verkregen wordt.

Het is nu een doel van de uitvinding om een regeling 10 te verschaffen, die het mogelijk maakt om met een minimale hoeveelheid lucht een laag gehalte schadelijke stoffen verkregen kan worden.

Dit doel wordt bereikt met een werkwijze volgens de uitvinding, welke werkwijze de stappen omvat: 15 - het scannen van de intensiteit van het vuurbed; en - het inblazen van lucht ter hoogte van een zone met verhoogde intensiteit.

Met deze werkwijze wordt het vuurbed gecontroleerd en zodra er een zone in het vuurbed aanwezig is, waar de 20 verbranding onvolledig verloopt, wordt ter hoogte van deze zone een gas, zoals lucht ingeblazen om ervoor te zorgen dat er voldoende lucht lokaal aanwezig is om de verbranding volledig te laten verlopen en waardoor de hoeveelheid schadelijke stoffen geminimaliseerd wordt.

25 De uitvinding omvat verder een inrichting voor het regelen van een vuurbed in een verbrandingskamer, welke inrichting omvat: - boven het vuurbed aangebrachte scanmiddelen voor het scannen van de intensiteit van het vuurbed; 30 - inblaasmiddelen voor het lokaal boven het vuurbed inblazen van lucht; 1 02766 1 3 - besturingsmiddelen voor het besturen van de inblaasmiddelen aan de hand van de gescande intensiteit van het vuurbed.

Met de scanmiddelen wordt gecontroleerd of het 5 vuurbed gelijkmatig is en zodra er een uitschieter in het vuurbed zit, worden de inblaasmiddelen aangestuurd om lokaal een gas, zoals lucht in te blazen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de scanmiddelen een matrix voor het optisch registreren van de 10 intensiteit van het vuurbed. Daarbij kunnen sensoren bij voorkeur een optische vezel en een daarmee verbonden lichtgevoelig element omvatten.

Vanwege de hoge temperaturen in een verbrandingsoven moeten de sensoren aan hoge eisen voldoen. Door toepassing 15 van optische vezels is het mogelijk om de meer gevoelige apparatuur buiten de verbrandingsgassen te plaatsen.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de inblaasmiddelen een matrix van mondstukken. Met deze mondstukken kan lokaal 20 lucht ingeblazen worden.

In zeer geprefereerde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze een aantal, zich in hoofdzaak horizontaal boven het vuurbed uitstrekkende en met koelmiddel doorstroomde pijpen, welke door 25 scheidingswanden met elkaar tot een hol element zijn verbonden. Doordat de pijpen doorstroomd worden met een koelmiddel, is de temperatuur in het holle element aanzienlijk lager, dan de temperatuur van de rookgassen net buiten de holle elementen.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting volgens de uitvinding een aantal van dergelijke holle elementen, waarin de scanmiddelen en de inblaasmiddelen zijn aangebracht. Doordat de temperatuur in deze holle elementen 1027661 4 laag is, is het mogelijk om meer gevoelige apparatuur toch in de rookgassen te plaatsen.

Wanneer de holle elementen een grote breedte hebben ten opzichte van het kanaal waarin de elementen zijn 5 aangebracht, dan wordt verder het voordeel verkregen van een goede menging van de rookgassen. Het inblazen van lucht draagt daarin ook bij.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

10 Figuur 1 toont in zijaanzicht een verbrandingsoven met daarin een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht en vanaf onder gezien een hol element van de inrichting volgens figuur 1.

15 Figuur 3 toont in perspectivisch bovenaanzicht twee tegenover elkaar liggende holle elementen volgens figuur 2.

Figuur 4 toont in bovenaanzicht de inrichting volgens de uitvinding.

In figuur 1 is een verbrandingsoven getoond met 20 zijwanden 2, een vuurrooster 3 waarop brandend afval V

verbrand wordt. Boven dit rooster 3 is een inrichting volgens de uitvinding geplaatst, die uit holle elementen 1 bestaat. Deze holle elementen 1 zijn aan de zijwanden 2 verbonden.

In figuur 2 is in meer detail een hol element 1 25 volgens de uitvinding getoond. De zijwanden 2 bestaan uit pijpen 4 en tussenschotten 5. Door de pijpen 4 loopt een koelmiddel om zo de zijwanden op een redelijke temperatuur te houden. Deze pijpen 4 zijn uit het vlak van de zijwand 2 gebogen zodat de pijpen 6 en 7 samen met tussenschotten 8 en 30 9 een hol element vormen. In het tussenschot 9 zijn openingen 10 voorzien, waardoorheen bijvoorbeeld lucht geblazen kan worden of achter welke openingen bijvoorbeeld een sensor geplaatst kan worden.

1027661 5

In figuur 3 is in perspectivisch aanzicht een tweetal holle elementen tegenover elkaar geplaatst getoond. Door de holle elementen 1 wordt een opening 11 voorzien, zodat vanaf buiten de zijwanden 2 toegang gecreëerd wordt tot de holle 5 elementen 1. Via deze opening 11 kan bijvoorbeeld lucht L worden ingeblazen of kunnen de kabels voor de sensoren lopen.

In figuur 4 is een bovenaanzicht getoond van de gehele inrichting volgens de uitvinding. Deze inrichting bestaat uit een onderste laag van holle elementen 12, die op 10 de verschillende punten L1-L12 lucht kunnen inblazen gericht naar het vuurbed, zoals getoond in figuur 1. Boven deze laag luchtinblazende holle elementen 12 is een tweede laag holle elementen 13 geplaatst, waarin sensoren zijn verwerkt. Deze sensoren S1-S12 detecteren de intensiteit van het daaronder 15 liggende vuurbed. Wanneer bijvoorbeeld de sensor S2 een verhoogde intensiteit van het vuurbed detecteert, wat betekent dat de verbranding niet volledig plaatsvindt en er aldus schadelijke stoffen vrijkomen, kan de besturing via de gaten LI, L2, L5 en L6 lucht inblazen, waardoor lokaal extra 20 lucht voorzien wordt en waardoor de verbranding alsnog volledig kan verlopen, zodat de vorming van schadelijke gassen verminderd wordt. In de meest eenvoudige vorm van de holle elementen wordt bij het lucht inblazen tegelijkertijd lucht via twee openingen uitgeblazen. Het is echter ook 25 mogelijk om kleppen te voorzien, waardoor meer lokaal ingeblazen kan worden. Wanneer bijvoorbeeld sensor S9 een verhoogde vuurintensiteit meet, kan met van kleppen voorziene holle elementen 12 ervoor gezorgd worden dat alleen via de openingen L6, L7, L10 en Lil lucht ingeblazen wordt. Op deze 30 wijze kan het vuurbed gecontroleerd worden door op de juiste plaatsen extra lucht in te blazen en wordt de uitstoot van schadelijke rookgassen verminderd.

1027661

Claims (7)

1. Werkwijze voor het regelen van een vuurbed, welke werkwijze de stappen omvat: - het scannen van de intensiteit van het vuurbed; en - het inblazen van lucht ter hoogte van een zone met 5 verhoogde intensiteit.

2. Inrichting voor het regelen van een vuurbed in een verbrandingskamer, welke inrichting omvat: - boven het vuurbed aangebrachte scanmiddelen voor het scannen van de intensiteit van het vuurbed; 10. inblaasmiddelen voor het lokaal boven het vuurbed inblazen van lucht; - besturingsmiddelen voor het besturen van de inblaasmiddelen aan de hand van de gescande intensiteit van het vuurbed.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de scanmiddelen een matrix van sensoren omvat voor het optisch registreren van de intensiteit van het vuurbed.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de sensoren een optische vezel en een daarmee verbonden 20 lichtgevoelig element omvat.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 2-4, waarbij de inblaasmiddelen een matrix van mondstukken omvat.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 2-5, omvattende een aantal, zich in hoofdzaak horizontaal boven 25 het vuurbed uitstrekkende en met koelmiddel doorstroomde pijpen, welke door scheidingswanden met elkaar tot een hol element zijn verbonden. 1027661 »

7. Inrichting volgens conclusie 6, omvattende een aantal holle elementen, waarin de scanmiddelen en de inblaasmiddelen zijn aangebracht. i 1027661