NL1026769C2

NL1026769C2 - Gordelgeleidingsmechanisme alsmede kindervoertuigstoel.

Info

Publication number: NL1026769C2
Application number: NL1026769A
Authority: NL
Inventors: Martinus Theodorus Fransen; Gert Arien Luc Rijsdijk
Original assignee: Maxi Miliaan Bv
Priority date: 2004-08-02
Filing date: 2004-08-02
Publication date: 2006-02-06
Also published as: ES2297607T3; US20080179927A1; EP1625983B1; US7506929B2; PT1625983E; ATE380724T1; DE602005003726T2; US7350862B2; DE602005003726D1; EP1625983A1; PL1625983T3; US20060103229A1

Description

»

Gordelgeleidingsmechanisme alsmede kindervoertuigstoel

De uitvinding heeft betrekking op een gordelgeleidingsmechanisme geschikt voor het geleiden en blokkeren van een zich door het 5 gordelgeleidingsmechanisme uitstrekkende gordel, welk gordelgeleidings mechanisme is voorzien van een ten opzichte van een aanlegvlak verplaatsbare nok, waarbij de gordel in en tegengesteld aan een opspanrichting verplaatsbaar is door een tussen de nok en het aanlegvlak gelegen doorvoeropening, welke nok verplaatsbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting voor het blokkeren 10 van de gordel.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een kindervoertuigstoel voorzien van een dergelijk gordelgeleidings-mechanisme.

Bij een dergelijk, uit het Europees octrooi EP-B1-0.173.726 bekend gordelgeleidingsmechanisme dat wordt toegepast in een voertuig, is de gordel in de 15 opspanrichting verplaatsbaar om de gordel stevig tegen een in het voertuig zittende persoon op te spannen. De gordel is in aan de opspanrichting tegengestelde richting verplaatsbaar om de persoon toe te staan enigszins naar voren te verplaatsen.

Indien dit naar voren verplaatsen het gevolg is van een plotseling afremmen of het botsen van het voertuig, worden op de persoon en derhalve door 20 de persoon op de gordel relatief grote krachten uitgeoefend ten gevolge waarvan de nok in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting wordt verplaatst. Hierbij wordt de gordel tussen de nok en het aanlegvlak geklemd, zodat een verplaatsing van de gordel in een aan de opspan-richting tegengestelde richting wordt geblokkeerd.

Bij een dergelijke botsing wordt tevens een uiteinde van de gordel in 25 een gordeloprolautomaat tegen verplaatsing in een aan de opspanrichting tegengestelde richting geblokkeerd.

Een nadeel van het bekende gordelgeleidingsmechanisme is dat het blokkeren van de gordel zowel geschiedt door middel van de gordeloprolautomaat als door het zwenken van de nok en het tussen nok en het 30 aanlegvlak blokkeren van de gordel. De door het gordelgeleidings-mechanisme verplaatsende gordel is relatief glad om een eenvoudig oprollen in de gordeloprolautomaat mogelijk te maken. Een nadeel van een dergelijk relatief gladde gordel is dat deze relatief eenvoudig over bijvoorbeeld een schouder van een in het voertuig zittende persoon glijdt. In het geval van een botsing zal de schouder 1 0267 69 k ft 2 eerst ten opzichte van de gordel verplaatsen, voordat de gordel in een aan de opspanrichting tegengestelde richting wordt verplaatst en een blokkering van de gordel kan optreden.

De uitvinding beoogt een gordelgeleidingsmechanisme te 5 verschaffen waarbij een gordel relatief snel in een aan de opspanrichting tegengestelde richting kan worden geblokkeerd.

Dit doel wordt bij het gordelgeleidingsmechanisme volgens de uitvinding bereikt doordat de nok is verbonden met een tegen een schouder van een persoon aan positioneerbare huls, waarbij de gordel verschuifbaar in de huls is 10 gelegen.

Zodra op de huls een kracht in de aan de opspanrichting tegengestelde richting wordt uitgeoefend die groter is dan een voorafbepaalde kracht, zal de huls in de aan de opspanrichting tegengestelde richting worden verplaatst, waarbij de nok in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting wordt 15 verplaatst en de gordel tussen de nok en het aanlegvlak wordt afgeklemd en geblokkeerd.

De huls rust in gebruik op de schouder van een in het voertuig zittende persoon, waarbij het materiaal van de huls relatief ruw is zodat het met een gebruikelijk kledingstuk van een persoon een relatief hoge wrijvingscoëfficiënt heeft. 20 Doordat de gordel verschuifbaar is gelegen in de huls, kan de gordel bij een niet naar het aanlegvlak toe verplaatste nok, eenvoudig in de opspanrichting en in een daaraan tegengestelde richting worden verplaatst.

Een uitvoeringsvorm van het gordelgeleidingsmechanisme volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de huls aan een van de gordel afgekeerde 25 buitenzijde is voorzien van een bekleding die een hogere wrijvingscoëfficiënt heeft dan de gordel.

Door een dergelijke bekleding dat met een kledingstuk van een gebruiker een relatief hoge wrijvingscoëfficiënt heeft, wordt het glijdend verplaatsen van een schouder van een persoon ten opzichte van de huls voorkomen. Zodra de 30 persoon bij bijvoorbeeld een botsing naar voren verplaatst, wordt door de relatief hoge wrijvingscoëfficiënt meteen ook de huls verplaatst en de gordel geblokkeerd.

Een andere uitvoeringsvorm van het gordelgeleidings-mechanisme volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de huls aan een naar de gordel toegekeerde binnenzijde is voorzien van een bekleding die een relatief lage 1026769 è 3 wrijvingscoëfficiënt met de gordel heeft.

Op deze wijze is het in of tegengesteld aan de opspan-richting verplaatsen van de gordel ten opzichte van de huls relatief eenvoudig.

Een verdere uitvoeringsvorm van het gordelgeleidings-mechanisme 5 volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de nok via een band met de huls is verbonden, welke band tussen een zwenkas van de nok en het aanlegvlak met de nok is verbonden.

Met behulp van de band is een eenvoudige verbinding tussen de nok en de huls mogelijk. Doordat de band aangrijpt tussen de zwenkas waar de nok 10 omheen zwenkbaar is en het aanlegvlak, wordt op een eenvoudige wijze bewerkstelligd dat bij het verplaatsen van de band in een aan de opspanrichting tegengestelde richting de nok naar het aanlegvlak toe wordt gezwenkt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een kinder-voertuigstoel die is voorzien van een zitting, een rugleuning en ten minste een zich door de 15 rugleuning heen uitstrekkende schoudergordel.

De kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kindervoertuigstoel is voorzien van een gordei-geleidingsmechanisme dat is voorzien van een ten opzichte van een aanlegvlak verplaatsbare nok, waarbij de schoudergordel in en tegengesteld aan een opspanrichting verplaatsbaar is door 20 een tussen de nok en het aanlegvlak gelegen doorvoeropening, welke nok verplaatsbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting voor het blokkeren van de schoudergordel, waarbij de nok is verbonden met een huls die aan een naar de zitting toegekeerde zijde van de rugleuning is gelègen, waarbij de schoudergordel verschuifbaar in de huls is gelegen.

25 Een dergelijke kindervoertuigstoel wordt met op zich bekende middelen in een voertuig bevestigd, waarna een kind met behulp van gordels in de kindervoertuigstoel wordt vastgezet. Bij een relatief grote versnelling van het kind ten opzichte van de kindervoertuigstoel, bijvoorbeeld in het geval van een botsing, wordt de huls die aanligt tegen de schouder van het kind in een aan de 30 opspanrichting tegengestelde richting verplaatst, waardoor de nok naar het aanlegvlak toe wordt verplaatst en de schoudergordel tussen de nok en het aanlegvlak wordt geklemd en geblokkeerd.

Een uitvoeringvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat nok aan een naar het aanlegvlak toegekeerde zijde is 1026769 « 4 voorzien van tanden.

Door de tanden wordt een goede aangrijping van de nok met de gordel gewaarborgd, waardoor verplaatsing van de gordel op effectieve wijze wordt geblokkeerd.

5 Een verdere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de nok tegen veerkracht in zwenkbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting.

Op deze wijze zal de nok bij voorkeur van het aanlegvlak af zijn gezwenkt zodat de gordel eenvoudig door de tussen de nok en het aanlegvlak 10 aanwezige doorvoeropening verplaatsbaar is.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de nok bij het verplaatsen van de gordel in de opspanrichting zwenkbaar is in een van het aanlegvlak afgekeerde richting.

15 Doordat de nok van het aanlegvlak af wordt gezwenkt, wordt de doorvoeropening vergroot waardoor de gordel eenvoudig in de opspanrichting verplaatsbaar is.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin: 20 fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een kindervoertuigstoel volgens de uitvinding toont dat is voorzien van een gordelgeleidingsmechanisme volgens de uitvinding, waarbij de gordels vrijelijk verplaatsbaar zijn, fig. 2 een detail van de in fig. 1 weergegeven kinder-voertuigstoel toont, 25 fig. 3 een perspectivisch aanzicht van de in fig. 1 weer-gegeven kindervoertuigstoel toont, waarbij de gordels zijn geblokkeerd, fig. 4 een detail van de in fig. 3 weergegeven kindervoertuigstoel toont, fig. 5 een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een 30 gordelgeleidingsmechanisme volgens de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 toont een kindervoertuigstoel 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een onderstel 2 en een kantelbaar met het onderstel 2 verbonden 1 0267 69 5 ψ stoel 3. De stoel 3 omvat een zitting 4 en een daarmee verbonden rugleuning 5. De zitting 4 wordt aan beide langszijden begrensd door armsteunen 6. De kindervoertuigstoel 1 is voorzien van een kruisdeel 7 dat met een uiteinde is verbonden met de zitting 4 en aan een van de zitting 4 afgekeerde zijde is voorzien 5 van een gordelslot 8. De kindervoertuigstoel 1 is verder voorzien van twee gordels 9, 10 die elk met een uiteinde bij een overgang tussen de zitting 4 en de armleuningen 6 met de stoel 3 zijn verbonden. De uiteinden van de gordels 9,10 kunnen ook onder de zitting 4 met elkaar zijn verbonden. De van de zitting afgekeerde uiteinden van de gordels 9, 10 strekken zich door de rugleuning 5 heen uit en zijn 10 aan de achterzijde van de rugleuning 5 verbonden met een opspangordel 11. De opspangordel 11 is in de door pijl P1 aangegeven opspanrichting verplaatsbaar voor het opspannen van de gordels 9, 10. Over de gordels 9, 10 zijn gordelgespen 12, 13 verschuifbaar, welke gordelgespen 12, 13 elk zijn voorzien van een gordeltong die koppelbaar zijn met het gordelslot 8. De onderste gedeeltes van de gordels 9, 10 15 vormen heupgordels terwijl de bovenste gedeeltes schoudergordels vormen.

De tot dusver beschreven kindervoertuigstoel is op zich bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht.

De kindervoertuigstoel 1 volgens de uitvinding is aan een van de zitting 4 afgekeerde zijde van de rugleuning 5 voorzien van twee om zwenkassen 14 20 zwenkbare nokken 15 die elk een van uitstekende tanden 16 voorzien gedeelte tegenover een star met de rugleuning 5 verbonden aanlegvlak 17 zijn gelegen. Tussen de nok 15 en het aanlegvlak 17 is een doorvoeropening 18 gelegen waar de gordel 9 respectievelijk 10 zich doorheen uitstrekt. Elke nok 15 is tussen de zwenkas 14 en het van tanden 16 voorziene gedeelte verbonden met een band 19. 25 De band 19 is aan een van de rugleuning 5 afgekeerde zijde met een vergrendeling 20 met de nok 15 verbonden. De band 19 strekt zich door de rugleuning 5 heen uit naar een naar de zitting toegekeerde zijde en is met een van de nok 15 afgekeerd uiteinde verbonden met een huls 21. De gordel 9, 10 strekt zich door de huls 21 heen uit. De huls 21 is aan een naar de gordel 9, 10 toegekeerde 30 binnenzijde voorzien van een bekleding die met de gordel 9, 10 een relatief lage wrijvingscoëfficiënt heeft. De huls 21 is aan een van de gordel 9, 10 afgekeerde buitenzijde voorzien van een bekleding 22 die met een kledingstuk van een in de kindervoertuigstoel 1 zittend kind een relatief hoge wrijvingscoëfficiënt heeft.

De werking van de kindervoertuigstoel 1 volgens de uitvinding is als 1 02 67 6 9 ψ * 6 volgt. Nadat een kind in de kindervoertuigstoel 1 heeft plaatsgenomen en de gordeltongen van de gordelgespen 12, 13 met het gordelslot 8 zijn verbonden, wordt de opspangordel 11 in de door pijl P1 aangegeven richting verplaatst ten gevolge waarvan de daarmee verbonden gordels 9, 10 tegen het kind aan worden getrokken 5 en worden opgespannen. De over de nok 15 heen verplaatsende gordel 9, 10 zwenkt hierbij de nok 15 in de door pijl P2 aangegeven richting, waardoor het van tanden 16 voorziene gedeelte van het aanlegvlak 17 af wordt verplaatst en de doorvoeropening 18 wordt vergroot. Hierdoor is het verplaatsen van de gordel 9, 10 door de doorvoeropening 18 relatief eenvoudig. De tanden 16 strekken zich bij 10 voorkeur uit in een van de huls 21 af gekeerde richting, waardoor de tanden 16 het verplaatsen van de gordel 9, 10 in de door pijl P1 aangegeven opspanrichting niet hinderen.

De hulzen 21 liggen met de bekledingen 22 aan tegen de schouders van het kind. Indien het kind zich van de rugleuning 5 af verplaatst, zal er door de 15 relatief hoge wrijvingscoëfficiënt een relatief grote wrijvingskracht optreden tussen de huls 21 en de schouders. Indien deze wrijvingskracht voldoende groot is, zal de huls 21 in de door pijl P4 aangegeven richting worden verplaatst, waardoor de nok 15 in een aan pijl P2 tegengestelde, door pijl P3 aangegeven richting zal worden gezwenkt (fig. 3, 4). Hierbij wordt het van tanden 16 voorziene gedeelte naar het 20 aanlegvlak 17 toe verplaatst en wordt de daartussen liggende gordel 9, 10 tussen de nok 15 en het aanlegvlak 17 geklemd en geblokkeerd tegen verplaatsing in de door pijl P4 aangegeven richting.

Bij voorkeur is de nok 15 voorzien van een veer, waarbij ten gevolge van de door de veer opgewekte veerkracht de nok 15 bij voorkeur de in fig. 2 25 weergegeven, van het aanlegvlak 17 afgekeerde vrijlooppositie inneemt. Voor het verplaatsen van de nok 15 in de door pijl P3 aangegeven richting naar de in fig. 4 weergegeven blokkeerpositie dient derhalve eerst de door de veer opgewekte veerkracht te worden overwonnen.

Fig. 5 toont een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van 30 een gordelgeleidingsmechanisme 31 volgens de uitvinding. Het gordelgeleidingsmechanisme 31 omvat een van tanden 16 voorziene nok 32 die verschuifbaar is gelagerd in een geleiding 32. De nok 31 is via een band 19 verbonden met een huls 21 waar een gordel 9, 10 zich doorheen uitstrekt. Aan een van de band 19 afgekeerde zijde van de gordel 9, 10 is een aanlegvlak 17 gelegen.

1026769 % « 7

De nok 31 is tegen veerkracht van een veer 33 in in de door pijl P5 aangegeven richting naar het aanlegvlak 17 toe verplaatsbaar, waarbij de grootte van de doorvoeropening 18 wordt verkleind en de gordel 9, 10 tussen tanden 16 van de nok 31 en het aanlegvlak 17 wordt geklemd en geblokkeerd.

5 De huls 21 is bij voorkeur aan een binnenzijde voorzien van een relatief glad materiaal ten gevolge waarvan de wrijvingscoëfficiënt met de door de huls 21 heen verplaatsende gordel 9,10 relatief laag is.

De huls 21 is aan een van de gordel 9, 10 afgekeerde buitenzijde 22 bij voorkeur voorzien van een materiaal, zoals een thermoplastische elastomeer, 10 een getextureerde stof, en een van wrijvingsnoppen voorzien weefsel, dat met een door een kind gedragen kledingstuk een relatief hoge wrijvingscoëfficiënt heeft.

Het is ook mogelijk om het in fig. 2, 4 weergegeven gordelgeleidingsmechanisme toe te passen bij een autogordel, waarbij de nok 15 in het frame van het voertuig is gelegen en de huls 21 aan een naar een zitting 15 toegekeerde zijde van een rugleuning is gelegen.

Het is ook mogelijk om slechts een enkele nok aan de achterzijde van de rugleuning te voorzien die tegelijkertijd beide schoudergordels kan blokkeren.

Het is ook mogelijk om het gordelgeleidingsmechanisme volgens de 20 uitvinding toe te passen bij de heupgordels 9,10.

De nok kan een willekeurige vorm hebben, die geschikt is om een gordel af te klemmen.

1026769

Claims

1. Gordelgeleidingsmechanisme geschikt voor het geleiden en blokkeren van een zich door het gordelgeleidingsmechanisme uitstrekkende gordel, 5 welk gordelgeleidingsmechanisme is voorzien van een ten opzichte van een aanlegvlak verplaatsbare nok, waarbij de gordel in en tegengesteld aan een opspanrichting verplaatsbaar is door een tussen de nok en het aanlegvlak gelegen doorvoeropening, welke nok verplaatsbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting voor het blokkeren van de gordel, met het kenmerk, dat de nok 10 is verbonden met een tegen een schouder van een persoon aan positioneerbare huls, waarbij de gordel verschuifbaar in de huls is gelegen.

2. Gordelgeleidingsmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huls aan een van de gordel afgekeerde buitenzijde is voorzien van een bekleding die een hogere wrijvingscoëfficiënt heeft dan de gordel.

3. Gordelgeleidingsmechanisme volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de huls aan een naar de gordel toegekeerde binnenzijde is voorzien van een bekleding die een relatief lage wrijvingscoëfficiënt met de gordel heeft.

4. Gordelgeleidingsmechanisme volgens een der voorgaande 20 conclusies 1 -3, met het kenmerk, dat de nok om een zwenkas zwenkbaar is.

5. Gordelgeleidingsmechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de nok via een band met de huls is verbonden, welke band tussen de zwenkas van de nok en het aanlegvlak met de nok is verbonden.

6. Gordelgeleidingsmechanisme volgens een der voorgaande 25 conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de nok tegen veerkracht in verschuifbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting.

7. Kindervoertuigstoel voorzien van een zitting, een rugleuning en ten minste een zich door de rugleuning heen uitstrekkende schoudergordel, met het kenmerk, dat de kindervoertuigstoel is voorzien van een gordelgeleidings- 30 mechanisme dat is voorzien van een ten opzichte van een aanlegvlak verplaatsbare nok, waarbij de schoudergordel in en tegengesteld aan een opspanrichting verplaatsbaar is door een tussen de nok en het aanlegvlak gelegen doorvoeropening, welke nok verplaatsbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting voor het blokkeren van de schoudergordel, waarbij de nok is 1 026769 k » verbonden met een huls die aan een naar de zitting toegekeerde zijde van de rugleuning is gelegen, waarbij de schoudergordel verschuifbaar in de huls is gelegen.

8. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de 5 huls aan een van de gordel afgekeerde buitenzijde is voorzien van een bekleding die een hogere wrijvingscoëfficiënt heeft dan de gordel.

9. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, de huls aan een naar de gordel toegekeerde binnenzijde is voorzien van een bekleding die een relatief lage wrijvingscoëfficiënt met de gordel heeft.

10. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies 7-9, met het kenmerk, dat nok aan een naar het aanlegvlak toegekeerde zijde is voorzien vantanden.

11. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de nok via een band met de huls is verbonden, welke band 15 tussen een zwenkas van de nok en het aanlegvlak met de nok is verbonden.

12. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de nok tegen veerkracht in zwenkbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting.

13. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies 6-12, 20 met het kenmerk, dat de nok bij het verplaatsen van de gordel in de opspanrichting zwenkbaar is in een van het aanlegvlak afgekeerde richting.

14. Kindervoertuigstoel volgens de een der voorgaande conclusies 7- 10. met het kenmerk, dat de nok tegen veerkracht in verschuifbaar is in een naar het aanlegvlak toegekeerde richting. 1026769