.
Verdraaibare trekhaak
De uitvinding heeft betrekking op een trekhaak-samenstel waarvan het gedeelte dat voorzien is van de trekhaakkogel verdraaibaar is tussen een van een voertuig uitgezette gebruiksstand en een weggeborgen ruststand.
5 Van dergelijke trekhaaksamenstellen zijn vele uitvoeringen bekend.
Uit het Brits octrooischrift 1.504.643, het Amerikaans octrooischrift 2.889.155 en het Duits gebruiks-model 91.09699.5 is een uitvoering bekend waarin het ver-10 draaibare gedeelte verdraaid kan worden om een horizontale, dwars . op het verticale middenlangsvlak van het voertuig gerichte draaias.
Uit het Amerikaans octrooischrift 2.544.185 en de Europese octrooiaanvrage 1.145.876 is een uitvoering bekend 15 waarin het verdraaibare gedeelte verdraaid kan worden om een horizontale, zich in de langsrichting van het voertuig uitstrekkende draaias, en bovendien in die richting verschoven kan worden.
Uit de Franse octrooiaanvrage 2.740.080, het 20 Amerikaans octrooischrift 4.109.930 en het Duits gebruiks-model 91.09699.5 is een uitvoering bekend waarin het verdraaibare gedeelte verdraaid kan worden om een verticale draaias.
Uit het Amerikaans octrooischrift 3.640.550 is 25 een uitvoering bekend waarin het draaibare trekhaakgedeelte 1026198 • · 2 verdraaibaar is om een horizontale, schuin op het verticale middenlangsvlak van het voertuig gerichte draaias.
Uit de Duitse octrooiaanvrage 198 59 961 is is een uitvoering bekend waarin het draaibare trekhaakgedeelte 5 verdraaibaar is om een schuin op een vertikaal dwarsvlak van het voertuig gerichte draaias.
Uit Amerikaans octrooischrift 4.078.827 is een uitvoering bekend waarin het verdraaibare gedeelte verdraaid kan worden om een schuin ten opzichte van een verti-10 kaal middenlangsvlak van het voertuig en enigszins schuin ten opzichte van een vertikaal dwarsvlak van het voertuig gerichte draaias.
Uit de Duitse octrooiaanvrage 198 26 618 is een uitvoering bekend waarin een recht einddeel van het ver-15 draaibare gedeelte voorzien is van een nokkenbaan waarin een vaste nok ingrijpt, zodat het verdraaibare gedeelte op en neer verschoven kan worden en daarbij tevens verdraaid kan worden om een verticale draaias. Ben vergelijkbare beweging, maar dan opeenvolgend, dus vertikaal lineair 20 neerwaarts - in horizontaal vlak verdraaien - en weer vertikaal lineair opwaarts, is bekend van de Duitse octrooiaanvrage 100 04 523.
Uit de Europese octrooiaanvrage 1.090.782 is een uitvoering bekend waarin het verdraaibare gedeelte bij 25 overbrengen van de gebruiksstand naar de ruststand achtereenvolgens neerwaarts getrokken kan worden, dan om een horizontale, in het middenlangsvlak van het voertuig gelegen draaias over 90 graden omhoog gedraaid kan worden en tenslotte om een verticale draaias over weer 90 graden 30 verdraaid kan worden.
De bekende trekhaaksamenstellen met gecombineerde translatie-verdraaiing zijn complex en daardoor storingge-voelig,
De bekende trekhaaksamenstellen met gecombineerde 35 translatie-verdraaiing zijn bovendien niet eenvoudig aanpasbaar aan specifieke omstandigheden van een voertuigmo-del.
1026198 ‘ ( 3
Een doel van de uitvinding is een uitvoering van een trekhaaksamenstel met een verdraaibaar trekhaakgedeelte te verschaffen dat op tenminste een van voomoemde nadelige punten verbetering brengt.
5 Een verder doel van de uitvinding is een alterna tieve uitvoering van een trekhaaksamenstel met een verdraaibaar trekhaakgedeelte te verschaffen.
Een verder doel van de uitvinding is een trekhaaksamenstel met verdraaibare trekhaak te verschaffen, 10 waarmee op eenvoudige wijze afstemming op een gewenste beweging mogelijk is.
Een verder doel van de uitvinding is een trekhaaksamenstel met verdraaibare trekhaak te verschaffen, dat eenvoudig in opbouw is en ook op lange duur betrouwbaar 15 kan werken.
Vanuit een aspect voorziet de uitvinding in een trekhaaksamenstel voor een voertuig, met een trekhaakdeel dat aan een distaai einddeel voorzien is van een halsge-deelte met aan het uiteinde daarvan een trekkogel en met 20 een proximaal einddeel verbonden is met een aan het voertuig te bevestigen houddeel, waarbij het houddeel en het proximale einddeel een bolscharnier met elkaar vormen waarom het trekhaakdeel kan verdraaien tussen een uitgezette gebruiksstand en een weggeborgen ruststand.
25 Door de verdraaiing te laten plaatsvinden om een bolscharnier worden alle bewegingen op een enkel punt geconcentreerd, waardoor de constructie eenvoudig en sto-ringsarm kan worden uitgevoerd,
In een constructief eenvoudige en sterke uitvoe-30 ring is het proximale einddeel bol vormig en bepaalt het houddeel een lagerhuis daarvoor.
Bij voorkeur zijn het bolvormige einddeel en het lagerhuis voorzien van met elkaar samenwerkende eerste nok en eerste nokkenbaan voor het opleggen van een draaibe-35 weging aan het bolvormige einddeel in het lagerhuis.
Bij voorkeur is het bolvormige einddeel voorzien van de eerste nok en is de eerste nokkenbaan voorzien aan 1026198 • * 4 het lagerhuis. Het lagerhuis met eerste nokkenbaan kan eenvoudig worden afgestemd op het betreffende voertuigtype, zodat gebruik gemaakt kan worden van een universeel trekhaakgedeelte met bolvormig proximaal eind.
5 Her richten van het trekhaakgedeelte kan worden uitgevoerd met de eerste nok zelf. In een uitvoering is er in voorzien, dat het bolvormige einddeel en het lagerhuis voorzien zijn van met elkaar samenwerkende tweede nok en tweede nokkenbaan voor het richten van het bolvormige 10 einddeel in het lagerhuis, waardoor de stabiliteit bevorderd kan worden. Het heeft daarbij de voorkeur dat de tweede nok voorzien is op het bolvormig einddeel en de tweede nokkenbaan voorzien is aan het lagerhuis, zodat deze laatste eenvoudig in constructie kan blijven.
15 Bij voorkeur is daarbij de tweede nokkenbaan voorzien in een binnenzijde van het lagerhuis.
Bij voorkeur bezit de tweede nok een uitsteeksel met cirkelvormige dwarsdoorsnede, alsmede een daaromheen vrij draaibare geleideplaat met een rand voor aangrijping 20 van de tweede nokkenbaan.
In een verdere ontwikkeling van het trekhaaksa-menstel volgens de uitvinding is deze voorts voorzien van aandrij f middelen voor het verdraaien van het proximale einddeel ten opzichte van het houddeel. Bij voorkeur omvat -25 ten de aandrij f middelen een elektromotor, die aangebracht is op het houddeel, alsmede een door de elektromotor aangedreven aandrijfdeel, dat aandrijvend aangrijpt op het proximale einddeel, bij voorkeur op, indien aanwezig, op de eerste nok daarop.
30 In dat geval bezit het aandrijf deel bij voorkeur een derde nokkenbaan waarop de eerste nok aangrijpt. De eerste nok wordt aldus voor geleiding en voor aandrijving benut.
In een constructief eenvoudige uitvoering omvat 35 het aandrijfdeel een althans deels om het bolvormig einddeel grijpende aandrijfhuls. Een dergelijke aandrijfhuls is een onderdeel dat eenvoudig is af te stemmen op de gewenste 1026198' beweging en kan eenvoudig worden aangegrepen voor aandrij ving.
5
In een compacte uitvoering grijpt de aandrijfhuls tevens om het bollagerhuis. De aandrijfhuls is bij voorkeur 5 verdraaibaar om een in hoofdzaak verticale hartlijn.
In een mogelijke uitvoering van het trekhaaksa-menstel volgens de uitvinding bezit de eerste nokkenbaan een in hoofdzaak vertikaal gericht eerste eindgedeelte dat de positie van de eerste nok in de gebruikstand van het 10 trekhaakdeel bepaalt. In geval van aanwezigheid van voornoemde derde nokkenbaan is deze dan bij voorkeur in hoofdzaak V-vormig is.
In een verdere mogelijke uitvoering van het trekhaaksamenstel volgens de uitvinding bezit de eerste 15 nokkenbaan een in hoofdzaak vertikaal gericht tweede eindgedeelte dat de positie van de eerste nok in de ruststand van het trekhaakdeel bepaalt. In geval van aanwezigheid van voornoemde derde nokkenbaan is deze dan bij voorkeur in hoofdzaak V-vormig is.
20 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een trekhaaksamenstel voor een voertuig, met een trekhaakdeel dat een bolvormig proximaal einddeel omvat dat voorzien is van een uitsteeksel, waarbij het bolvormig einddeel opgenomen is in een relatief plaatsvast bo1lager-25 huis, dat voorzien is van een eerste nokkenbaan voor geleiding van het uitsteeksel.
Bij voorkeur is een aandrij fhuls aanwezig die voorzien is van een tweede nokkenbaan voor het uitsteeksel en daarop aandrijvend aangrijpt voor het verdraaien van het 30 trekhaakdeel tussen een uitgezette gebuiksstand en een weggeborgen ruststand.
Bij voorkeur is de aandrijfhuls opgesteld voor rotatie om een in hoofdzaak verticale hartlijn.
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 35 van in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduit-voeringen. Getoond wordt in;
Figuur 1 een trekhaakdeel van een voorbeelduit- • ' t 6 voering van een trekhaaksamenstel volgens de uitvinding?
Figuur IA een detail op een bolvormig proximaal eind van het trekhaakdeel van figuur 1?
Figuur 2 in uiteengenomen toestand een bovendeel 5 en een benedendeel van een lagerhuis in de voorbeelduitvoe-ring van het trekhaaksamenstel volgens de uitvinding?
Figuur 3 een aanzicht op een aandrijfmantel in het voomoemde trekhaaksamenstel?
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht op de onder-10 delen van de figuren 2 en 3 in samengestelde toestand?
Figuren 5A-D een schematische weergave van opeenvolgende toestanden van het trekhaaksamenstel volgens de voorgaande figuren, tussen een gebruiksstand en een (bijna) ruststand? en 15 Figuur 6 het trekhaaksamenstel van de voorgaande figuren, in de ruststand.
Trekhaakdeel 1 in figuur 1 is in dit voorbeeld in hoofdzaak U-vormig met een proximaal deel 2, een trekhaak-kogel 4 en een zich daartussen uitstrekkende hals 3. Het 20 proximale deel 2 is in het boveneind voorzien van een uitsparing 5, waarin halsdeel/bevestigingsdeel 6 van een lagerbol 7 bevestigd is, op niet nader weergegeven wijze. Bij assemblage kan de voor het trekhaakdeel 1 gewenste bol 7 / hals 6 gekozen worden, af gestemd op de wensen en/of 25 constructieve omstandigheden.
Zoals weergegeven in figuur IA is het bol vormig lagerdeel 7 voorzien van uitsparingen 9, 10a en 10b. Uitsparing 9 is bestemd voor opname van een cilindervormige nok 8, en uitsparingen 10a, 10b, zijn naar keuze bestemd 30 voor opname van pen 12. Op de pen 12 is een geleideplaat 13 (K) door middel van passend gat 14 gelagerd. De vorm van geleideplaat 13 past bij het bolvormig oppervlak van de bol 7. De nok 8 steekt verder uit van het oppervlak van de bol 7 dan de pen 12 en de geleideplaat 13, zoals nog zal worden 3 5 toegelicht.
In figuur 2 is het lagerhuis 20 voor lagering van het bolvormig lagerdeel 7 weergegeven. Te onderscheiden 1026198 7 zijn een benedendeel 21 en een bovendeel 22. Het benedendeel 21 omvat een flens 23 en een daarvan opstaande kraag 25, waarbij de flens 23 voorzien is van een aantal bevesti-gingsgaten 24. Evenzo is de kraag 25 voorzien van een 5 aantal bevestigingsgaten 26. Binnen de kraag 25 vormt de flens 23 een ringvormige geleiderand 29 voor de geleide-plaat 13. Daarbinnen bevindt zich een doorgaande opening 27 voor doorgang van het bevestigingsdeel 6 dat daar met speling doorheen reikt. De bol 7 steunt draaibaar op de 10 rand 29. De kraag 25 is voorzien van een uitsparing 28, begrensd door schuin oplopende randen 28a, 28c en een horizontale rand 28b.
Het bovendeel 22 is in hoofdzaak afgeknot-kegel-vormig, met een van een gat 34 voorziene bovenwand 33 en 15 een kegelvormige mantel 30. In de kegelvormige mantel 30 zijn twee elk symmetrisch ten opzichte van radiale vlakken gevormde uitsparingen 31a, 31b voorzien, die evenwijdig aan elkaar zijn en begrensd zijn door randen 32a, 32c. Daartussen wordt de mantel 30 aan de onderrand begrensd door een 20 rand 32b. Het bovendeel 22 is voorts voorzien van bevestigingsgaten 36.
Wanneer het bovendeel 22 met behulp van door gaten 24 en 26 reikende bouten bevestigd is op het benedendeel 21, lopen de randen 32a, 32c respectievelijk vloeiend 25 over in randen 28a, 28c. Er is een-U- dan wel V-vormige baan gevormd, waarin de nok 8 geleid is.
In figuur 3 is weergegeven de aandrij fmantel 40 waarin te onderscheiden zijn een cirkelcilindervormig manteldeel 41, een afgeknot kegelvormig manteldeel 44 en 30 een bovenwand 42, waarin een gat 43, voor opname van een pen 48 die (figuur 4) ook door gaten 34 van het bovendeel 22 kern reiken.
Nabij de onderrand is het manteldeel 41 voorzien van een omtreksgroef 49 voor een met figuur 4 te bespreken 35 aandrijf band 56. In het kegelvormig manteldeel 44 en het cilindervormig manteldeel 41 is een in hoofdzaak V-vormige groef 47 uitgespaard, die ten opzichte van een radiaal en 1026198 8 axiaal vlak van de aandrijfmantel 40 symmetrisch is, waarbij te onderscheiden zijn omgezette einden 46a, 46e, schuin aflopende gedeelten 46b, 46d, en bodemgedeelte 46c. De groef 46 wordt begrensd door randen 47 voor geleiding van 5 de nok 8. De aandri j f mantel 40 is voorzien van een onderrand 45.
Bij samenstelling van dit uitvoeringsvoorbeeld van een trekhaaksamenstel volgens de uitvinding wordt eerst het bolvormige lagerdeel 7 in het benedendeel 21 van het 10 lagerhuis 20 geplaatst, en wordt vervolgens het bovendeel 22 daarop bevestigd. De bol 7 past draaibaar in het aldus gevormde lagerhuis 20 dat de bol 7 althans nagenoeg geheel omgeeft. Vervolgens wordt de aandrijfmantel 40 daaroverheen geplaatst, waarbij de onderrand 45 rust op de flens 23. De 15 pen 48 wordt ingevoerd door de gaten 34 en 43.
Voorafgaande aan montage in een voertuig wordt een aandrijving (figuur 4) toegevoegd. De in figuur 4 weergegeven aandrijving 50 omvat een steunplaat 51, die met behulp van door gaten 57a reikende bouten bevestigd kan 20 worden op het benedendeel 21 van het lagerhuis 20. Op de steunplaat 51 wordt montagehuis 52 geplaatst, waarop een elektromotor 53 geplaatst is. De elektromotor 53 is aan zijn aandrijf pen voorzien van een aandrij fwiel 55. Op de plaat 51 zijn verder twee geleiderollen 54a, 54b 25 aangebracht. In de voomoemde groef 49 van de aandrijfmantel 40 wordt een aandrijfriem of -band 56 geplaatst, die om de wielen 54a, 54b loopt en voor aandrijving aangegrepen wordt door aandrij fwiel 55. Bij rotatie van het aandrij fwiel 55 in de richting A zal ook de 30 aandrij fmantel 40 in de richting B geroteerd worden. Deze rotatie (H) vindt plaats om hartlijn S, welke hartlijn S samenvalt met. voomoemde gaten 34, 40 en 27.
Het trekhaaksamenstel volgens dit voorbeeld is geschikt om met het samengestelde eind 50 geplaatst te 35 worden in een voertuig 70, zie figuren 5A-D, in het bijzonder in een holte 74 die voorzien is in de achterbumper 72 van het voertuig 70, waarvan de cha e s i sdwar sbalk 71 we erge- 1026198 9 geven is. Het lagerhuis 20, in het bijzonder de flens 23, kan door middel van de gaten 24, bevestigd op de bumper 72 en via deze met het chassis.
In figuur 5A is weergegeven de langsrichting D 5 van het voertuig 70. Verder is weergegeven dat de hartlijn S verticaal gericht is. Weergegeven is voorts het middelpunt M van de lagerbol 7 die op nauw passende, roteerbare wijze opgesloten is in lagerhuis 20. Geleideplaat 13 kan daarbij in aangrijping komen met de rand 29, en daarbij 10 door de eigen vrije verdraaibaarheid om pen 12 daarlangs bewogen worden. Nok 8 reikt door de in het lagerhuis 20 door uitsparingen 31a, 31b, 28 gevormde groef, alsmede door de groef 46 in de aandrijfmantel.
Figuur 5A geeft aan dat de bol 7 in principe om 15 drie, loodrecht op elkaar staande hartlijnen geroteerd kan worden, te weten rotatie in de richtingen E, F en G.
In figuur 5A is de gebruiksstand weergegeven. De nok 8 bevindt zich daarbij in het eindgedeelte 46e van de groef 46. Met geschikte middelen kan voor een borging van 20 de nok 8 in die stand worden voorzien.
Voor het naar de ruststand overbrengen van het trekhaakdeel 1 wordt de elektromotor 53 bekrachtigd. Hierdoor wordt de aandrij fbapd 56 aangedreven, waardoor de mantel 40 roteert om hartlijn S, in de richting H. De nok 8 25 zal hierbij eerst uit eindgedeelte 46e bewegen. Vervolgens komt de nok 8 in het schuin neerwaartse groefgedeelte 46d, en wordt daardoor schuin neerwaarts gedwongen. Deze verplaatsing wordt mogelijk gemaakt door de verticaal gerichte uitsparing 31b in het bovendeel 22 van het lagerhuis 20. 30 Het trekhaakdeel 1 zal hierbij om middelpunt M draaien in de richting F in het middenlangsvlak van het voertuig 70.
Bij verdere verdraaiing in de richting H van de aandrij f mantel 40 (figuur 5B) wordt de nok 8 verder neerwaarts in gedeelte 46d bewogen, en langs het aflopende 35 randgedeelte 28a van de kraag 25 van het benedendeel 21 van het lagerhuis 20. Met een gecombineerde rotatie in de richtingen F en G wordt een rotatie in de richting E uitge- 10261 9'8 10 voerd. De nok 8 komt in de uitsparing 28 en beweegt over de rand 28b (figuur 5C) . Dit gaat door totdat de nok 8 zich in groefgedeelte 46c bevindt, ondersteund door randgedeelte 28b van lagerhuis 20.
5 Dan is de situatie weergegeven in figuur 5D
bereikt, waarin de kogel 4 de laagste positie heeft bereikt, en als het ware onder de bumper 7 gedraaid is. De nok 8 is dan ook tegen de rand 28c op de kraag 25 van het benedendeel 21 aangekomen. Bij verdere rotatie van de 10 aandrij fmantel in de richting H wordt de nok 8 door het groefgedeelte 46b eerste onder geringe verdere verdraaiing omhoog gedwongen en dan, nadat de nok 8 de begrenzingsrand 32c raakt, recht omhoog gedwongen in de richting J, in het -vaststaande- lagerhuis 20, om geheel opgenomen te worden 15 in uitsparing 31a. Bij verdere verdraaiing van de aandrijfmantel 40 komt de nok 8 dan ook in het eindgedeelte 46a, om daarin geborgd te worden.
Dan is de situatie weergegeven in figuur 6 verkregen, waarbij de kogel 4 door een daarvoor in de achter-20 bumper 72 aangebrachte opening 73 bewogen is.
Begrepen zal worden dat door vormgeving van de groef 46 en de uitsparingen 28, 31a, 31b elke gewenste verdraaiing van het trekhaakgedeelte 1 gerealiseerd kan worden. Hierbij kan men afstemmen op de vorm van het trek-25 haakgedeelte, de plaats en uitvoering van de achterbumper, en overige delen van het voertuig.
Vergrendeling van de trekhaak in de gebruiksstand en een ruststand kan ook plaatsvinden met behulp van de elektromotor.
30 Wanneer het gewenst is om het weer van de rust stand naar de gebruiksstand over te brengen, wordt de aandrij f motor 50 in omgekeerde richting bekrachtigd. De aandrij fmantel 40 zal in de richting tegengesteld aan de richting H verdraaid worden om de hartlijn S. Beweging van 35 het trekhaakdeel 1 vindt dan in omgekeerde richting plaats.
Het trekhaakdeel volgens de uitvinding is eenvoudig in opbouw. Onderdelen kunnen gemakkelijk worden 1026198 11 vervangen danwel afgestemd op de gewenste bewegingen. De lagering met een enkele bol 7 opgenomen in het lagerhuis 20 is eenvoudig en betrouwbaar. Het bolvormige einddeel 7 biedt een grote rot at i evr i j heid, die benut kan worden voor 5 afstemming op de gewenste beweging. Men kan de plaats van de nok 8 en de pen 12 en de vorm van de groef 46 eenvoudig op elkaar afstemmen. De nok 8 en de pen 12 kunnen op zowat elke gewenste plaats van een bolvlak worden gesitueerd, afhankelijk van het ontwerp. De bol 7 biedt een betrouwbare 10 lagering met een hoge sterkte.