NL1024134C2 - Vouwstoel. - Google Patents

Description

Vouwstoel

De uitvinding heeft betrekking op een vouwstoel, omvattende twee voorpoten en twee achterpoten die aan hun bovenzijde een zitelement ter ondersteuning van een gebruiker van de vouwstoel dragen, waarbij de voorpoten onderling, 5 de achterpoten onderling, en telkens de aan dezelfde zijde van de vouwstoel gelegen voor- en achterpoot onderling zijn verbonden door schaarconstructies die telkens bestaan uit twee elkaar kruisende en ter plaatse van het kruispunt scharnierend verbonden schaararmen, welke schaararmen alle 10 met een eerste, onderling corresponderend uiteinde schar- nierbaar doch niet verschuifbaar met de betreffende voor- en achterpoten.zijn verbonden.

Een vouwstoel van dit type is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 6.247.749. Bij deze bekende vouw-15 stoel eindigen de bovenste uiteinden van de voorpoten ter plaatse van de bovenste uiteinden van de schaararmen. De achterpoten strekken zich in de uitgevouwen stand van de vouwstoel voorbij de bovenste uiteinden van de schaararmen uit ter vorming van een rugleuning. Alhoewel deze bekende 20 vouwstoel handig is in zijn gebruik, is deze minder geschikt voor zeer kleine kinderen, aangezien deze bekende vouwstoel, behalve een ondersteuning van het zitvlak, slechts een ondersteuning voor de rug van een gebruiker verschaft.

Het is een doelstelling van de onderhavige uitvin-25 ding om een verbeterde vouwstoel van het in de aanhef genoemde type te verschaffen.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt deze doelstelling hierdoor bereikt dat, bij een vouwstoel van het in de aanhef genoemde type, de voorpoten en de achterpo-30 ten aan hun bovenste uiteinden zijn voorzien van scharnier-bare verlengingen die scharnierbaar zijn tussen een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de betreffende poot uitstrekkende invouwstand en een zich in hoofdzaak in het verlengde van de betreffende poot uitstrekkende uitvpuwstand, waarbij het 1024134 _____

I 2 I

I zitelement zich tussen de verlengingen van aangrenzende po- I

I ten uitstrekkende materiaalstroken omvat. I

I In de uitgevouwen stand van de vouwstoel, waarbij I

I de verlengingen naar hun uitvouwstand zijn gescharnierd, I

I 5 zorgen de zich tussen de verlengingen van aangrenzende poten I

I uitstrekkende materiaalstroken voor een aanvullende onder- I

steuning van een gebruiker van de vouwstoel. In het bijzon- I

der kunnen deze materiaalstroken op effectieve wijze verhin- I

I deren dat een op de vouwstoel zittend klein kind onbedoeld I

I 10 zijdelings van de vouwstoel valt. Doordat de verlengingen in I

I de ingevouwen stand van de vouwstoel de genoemde invouwstand I

I innemen waarbij ze zich in hoofdzaak evenwijdig aan de be- I

I treffende poot uitstrekken, neemt de vouwstoel volgens de I

I onderhavige uitvinding desondanks in zijn ingevouwen stand I

I 15 weinig ruimte in en is hij compact. I

I In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van I

I de vouwstoel volgens de uitvinding is de schamierbeweging I

I van de verlengingen vanuit de uitvouwstand naar de invouw- I

I stand buitenwaarts gericht. In de uitgevouwen stand van de I

I 20 vouwstoel kunnen de verlengingen derhalve niet binnenwaarts I

I scharnieren (dit kan bijvoorbeeld op op zichzelf bekende I

I wijze door aanslagen of door een speciale schamiervorm wor- I

I den gerealiseerd). Een buitenwaartse schamierbeweging van I

I de verlengingen in de uitgevouwen stand van de vouwstoel I

I 25 wordt verhinderd door de zich tussen de verlengingen uit- I

I strekkende materiaalstroken. Pas wanneer de vouwstoel wordt I

samengevouwen, waarbij de poten, en derhalve ook de verlen- I

I gingen, naar elkaar toe worden bewogen, staan de materiaal- I

I stroken de buitenwaartse schamierbeweging van de verlengin- I

I 30 gen vanuit de uitvouwstand naar de invouwstand toe. I

I Een goede aanpassing van de vouwstoel aan het be- I

I oogde gebmik wordt verkregen, wanneer de materiaalstrook I

I die de verlengingen van de achterpoten verbindt als rugleu- I

I ning is uitgevoerd, waarbij deze verlengingen een grotere I

I 35 lengte bezitten dan de verlengingen van de voorpoten. Door I

I Ï024134 _ 3 de grotere lengte van de verlengingen van de achterpoten kan een rugleuning worden gerealiseerd die een goede ondersteuning verschaft aan een gebruiker, bijvoorbeeld een klein kind.

5 In een andere uitvoeringsvorm van de vouwstoel volgens de uitvinding is ervoor gezorgd, dat de materiaal-strook die de verlengingen van de voorpoten verbindt, is voorzien van ten minste één doorgang voor de benen van een gebruiker. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat de betreffende 10 materiaalstrook twee naast elkaar gelegen doorgangen voor telkens een been bezit. Hierdoor kan met name aan een klein kind een zeer stabiele zitpositie worden verschaft.

Voor de materiaalstroken kunnen diverse soorten materialen worden gebruikt, doch het geniet de voorkeur, dat 15 de materiaalstroken uit een flexibel materiaal, zoals bijvoorbeeld textielstroken of dergelijke, zijn vervaardigd. Dergelijke flexibele materiaalstroken staan op eenvoudige wijze de schamierbeweging van de verlengingen toe, zonder dat het zitelement moet worden losgemaakt van deze verlen-20 gingen. Wanneer de materiaalstroken uit een niet-flexibel materiaal bestaan, is het in het algemeen noodzakelijk om deze voorafgaande aan de schamierbeweging los te maken van de verlengingen.

Tevens wordt een speciale uitvoeringsvorm van de 25 vouwstoel volgens de uitvinding genoemd, waarbij de schaarconstructies van zodanige aard zijn, dat de poten in de ingevouwen stand van de vouwstoel in hoofdzaak evenwijdig lopen, doch in de uitgevouwen stand van de vouwstoel naar beneden toe uiteen lopen. Doordat in de uitgevouwen stand van 30 de vouwstoel de poten daarvan naar beneden toe uiteen lopen, wordt als het ware een groter basisoppervlak van de vouwstoel verkregen, zodat de stabiliteit daarvan wordt verhoogd. Dit kan met name van belang zijn wanneer de vouwstoel wordt gebuikt door een, veelal beweeglijk, klein kind.

1024134 ___

I 4 I

I Bij het type vouwstoel, waarop de uitvinding be- I

trekking heeft, zijn de schaararmen, zoals reeds werd opge- I

I merkt, alle met een eerste, onderling corresponderend uit- I

I einde scharnierbaar doch niet verschuifbaar met de betref- I

I 5 fende voor- en achterpoten verbonden. Bij voorkeur bevindt I

I dit niet-verschuifbare eerste uiteinde van elke schaararm I

I zich in de nabijheid van de schamierverbinding tussen de I

I betreffende poot en de verlenging daarvan, terwijl dan het I

I verschuifbare tweede uiteinde zich daaronder bevindt. I

I 10 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de I

I hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de I

I vouwstoel volgens de uitvinding is weergegeven. Hierbij I

I toont: I

I figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een uit- I

I 15 voeringsvorm van de vouwstoel volgens de uitvinding, en I

I figuur 2a-e de in figuur 1 weergegeven vouwstoel I

I (zonder zitelement) in vijf opeenvolgende situaties tijdens I

I het uitvouwen vanuit de ingevouwen naar de uitgevouwen I

I stand. I

I 20 De in figuur 1 weergegeven vouwstoel is voorzien I

I van twee voorpoten 1,2 en twee achterpoten 3,4. Tussen aan- I

I grenzende poten (bijvoorbeeld een achterpoot 3 en een voor- I

I poot 1) bevindt zich telkens een op zichzelf bekende schaar- I

I constructie die bestaat uit twee elkaar kruisende en ter I

I 25 plaatse van het kruispunt 5 scharnierend verbonden schaarar- I

I men 6 en 7 (tussen andere paren poten bevinden zich dus I

I corresponderende schaarconstructies die met het oog op de I

I overzichtelijkheid niet zijn voorzien van verwijzingscij- I

I fers). I

I 30 De voorpoten 1,2 en achterpoten 3,4 zijn aan hun I

I bovenste uiteinde voorzien van verlengingen 8-11. Deze ver- I

I lengingen 8-11 zijn via scharnieren 12 (zie figuur 2a) met I

I de betreffende poten verbonden. I

I De bovenste uiteinden van de schaararmen 6, 7 van I

I 35 de schaarconstructies zijn scharnierbaar, doch niet ver- I

I 1024134 I

'5 schuifbaar, met de betreffende voor- en achterpoten verbonden (zie fig. 2a, scharnierpunten 13).

In de in fig. 1 weergegeven positie bevindt de vouwstoel zich in een uitgevouwen stand, waarbij de verlen-5 gingen 8-11 van de poten 1-4 een zogenaamde uitvouwstand innemen, waarin ze zich in hoofdzaak in het verlengde van de desbetreffende poten uitstrekken. Hierbij bevindt zich ter plaatse van deze verlengingen 8-11 een zitelement bestaande uit een bodemdeel 14, een rugdeel 15, twee zijdelen 16 en 17 10 en een voordeel 18 dat twee openingen 19 en 20 definieert. Het bodemdeel 14 is bedoeld voor het ondersteunen van het zitvlak van een gebruiker (bijvoorbeeld een klein kind), terwijl het rugdeel 15 uiteraard een ondersteuning voor de rug zal verschaffen. De zijdelen 16 en 17 verhinderen een 15 zijdelings bewegen van de gebruiker, terwijl de openingen 19 en 20 bedoeld zijn voor het laten passeren van de benen van de gebruiker.

Zoals in fig. 1 duidelijk zichtbaar is, lopen de poten 1-4 van boven naar beneden uiteen. Hierdoor bezit de 20 vouwstoel een stabiele positie.

De onderste uiteinden van de schaararmen 6, 7 zijn aangesloten op schuifdelen 21 die langs de betreffende poten op en neer kunnen schuiven.

In fig. 2a is de volledig ingevouwen stand van de 25 vouwstoel weergegeven (het zitelement is niet getoond).

De poten 1-4 bevinden zich dicht bij elkaar in een althans nagenoeg evenwijdige stand, terwijl de schaararmen 6,7 om hun respectievelijke scharnierpunt 5 zijn gescharnierd en de schuifdelen 21 langs de betreffende poten omlaag zijn ge-30 schoven. De verlengingen 8-11 (verlenging 11 is niet zichtbaar) zijn buitenwaarts verzwenkt om hun scharnieren 12 naar een stand, waarin ze zich in hoofdzaak evenwijdig aan de desbetreffende poten 1-4 uitstrekken. In de in fig. 2 getoonde ingevouwen stand bezit de vouwstoel een compacte con-35 figuratie.

1024134 ’ lel I Figuur 2b toont de eerste fase van het uitvouwen. | | De verlengingen 8-11 zijn reeds gedeeltelijk om hun schar- | | nieren 12 in de richting van hun uitvouwstand bewogen. De |

I stand van de schaarconstructies is nog niet veranderd, zodat I

| 5 de poten 1-4 nog dicht naast elkaar lopen. | I In figuur 2c bezitten de schaarconstructies even- |

eens nog hun oorspronkelijke positie, terwijl de verlengin- I

I gen 8-11 volledig naar hun uitvouwstand zijn bewogen. I

| In fig. 2d is begonnen met het uiteen bewegen van I

| 10 de poten 1-4 waarbij de schaarconstructies hun schaarbewe- | | ging uitvoeren en de schuifdelen 21 langs de betreffende po- | | ten omhoog bewegen in de richting van de scharnieren 12. |

| Tenslotte is in fig. 2e de met fig. 1 corresponde- I

I rende volledig uitgevouwen stand van de vouwstoel weergege- I

| 15 ven, waarin de verlengingen 8-11 hun uitvouwstand hebben in- I

| genomen en de poten 1-4 op een maximale onderlinge afstand |

zijn geplaatst. I

| In de in fig. 2e weergegeven positie van de vouw- I

| stoel zullen de onderdelen 15-18 (zie fig. 1) van het niet |

| 20 weergegeven zitelement het buitenwaarts (in de richting van I

I de invouwstand) scharnieren van de verlengingen 8-11 verhin- I

| deren. Tegelijkertijd worden de betreffende onderdelen van I

I het zitelement gespannen, zodat het zitelement op een cor- I

| recte wijze is gespannen. |

| 25 Aan de hand van de figuren 2a-2e is beschreven, I

| hoe eerst de verlengingen 8-11 om hun scharnieren 12 naar | | hun uitvouwstand worden bewogen, waarna pas de poten 1-4 met | | behulp van de schaarconstructies uiteen worden bewogen. Ui- |

I teraard zou ook een omgekeerde volgorde mogelijk zijn, doch I

| 30 dan zou een zitelement pas achteraf op de verlengingen 8-11 I

| moeten worden aangebracht, aangezien het eerst uiteen bewe- I

I gen van de poten 1-4 overeenkomstig fig. 2d en fig. 2e niet I

I toestaat om bij een reeds aanwezig zitelement de verlengin- I

I gen 8-11 vervolgens vanuit de invouwstand overeenkomstig I

I 1024134 ’ I

7 fig. 2a naar de uitvouwstand overeenkomstig fig. 2c te bewegen.

Het zitelement kan uit diverse materialen zijn vervaardigd, doch bij voorkeur uit textiel. De beweging van 5 de schaarconstructies kan worden beperkt door met de schuif-delen 21 samenwerkende (niet getoonde) aanslagen op de desbetreffende poten.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de 10 conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

15 1024134'

Claims (9)

1. Vouwstoel, omvattende twee voorpoten en twee I achterpoten die aan hun bovenzijde een zitelement ter onder- I steuning van een gebruiker van de vouwstoel dragen, waarbij I de voorpoten onderling, de achterpoten onderling, en telkens I 5 de aan dezelfde zijde van de vouwstoel gelegen voor- en ach- I terpoot onderling zijn verbonden door schaarconstructies die I telkens bestaan uit twee elkaar kruisende en ter plaatse van I het kruispunt scharnierend verbonden schaararmen, welke I schaararmen alle met een eerste, onderling corresponderend I 10 uiteinde schamierbaar doch niet verschuifbaar met de be- I treffende voor- en achterpoten zijn verbonden, met het ken- I merk, dat de voorpoten en de achterpoten aan hun bovenste I uiteinden zijn voorzien van schamierbare verlengingen die I schamierbaar zijn tussen een zich in hoofdzaak evenwijdig I 15 aan de betreffende poot uitstrekkende invouwstand en een I zich in hoofdzaak in het verlengde van de betreffende poot I uitstrekkende uitvouwstand, waarbij het zitelement zich tus- I sen de verlengingen van aangrenzende poten uitstrekkende ma- I teriaalstroken omvat. I

2. Vouwstoel volgens conclusie 1, waarbij de I schamierbeweging van de verlengingen vanuit de uitvouwstand I naar de invouwstand buitenwaarts is gericht. I

3. Vouwstoel volgens conclusie 2, waarbij de mate- I riaalstrook die de verlengingen van de achterpoten verbindt I 25 als rugleuning is uitgevoerd, waarbij deze verlengingen een I grotere lengte bezitten dan de verlengingen van de voorpo- I ten. I

4. Vouwstoel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de I materiaalstrook die de verlengingen van de voorpoten ver- I 30 bindt, is voorzien van ten minste één doorgang voor de benen I van een gebruiker. I 1024134 ; I

5. Vouwstoel volgens conclusie 4, waarbij de betreffende materiaalstrook twee naast elkaar gelegen doorgangen voor telkens een been bezit.

6. Vouwstoel volgens een der conclusies 2-5, waar-5 bij de materiaalstroken uit een flexibel materiaal, zoals bijvoorbeeld textielstroken of dergelijke, zijn vervaardigd.

7. Vouwstoel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de schaarconstructies van zodanige aard zijn, dat de poten in de ingevouwen stand van de vouwstoel in 10 hoofdzaak evenwijdig lopen, doch in de uitgevouwen stand van de vouwstoel naar beneden toe uiteen lopen.

8. Vouwstoel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de schaararmen alle met hun tweede, onderling corresponderend uiteinde schamierbaar en verschuifbaar met 15 de betreffende voor- en achterpoten zijn verbonden.

8 I CONCLUSIES I

9. Vouwstoel volgens conclusie 8, waarbij het niet-verschuifbare eerste uiteinde van een schaararm zich in de nabijheid van de schamierverbinding tussen de betreffende poot en de verlenging daarvan bevindt, terwijl het ver- 20 schuifbare tweede uiteinde zich daaronder bevindt. 1024134