NL1023846C2 - Werkwijze voor het maken van een vloer van beton, en bekistingsplaat daarvoor. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het maken van een vloer van beton, en bekistingsplaat daarvoor.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van een vloer van beton, onder gebruikmaking van prefab elementen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een prefab bekistingsvloer voor die 5 werkwijze.

Het is bekend om vloeren van gebouwen van beton te maken met behulp van een prefab vloerplaat, die bestaat uit een betonnen basisplaat waarin een wapening, met vanaf de bovenzijde uitstekende, zich in een hoofdrichting 10 uitstrekkende tralieliggers. De vloerplaten worden in het werk op reeds gemaakte muren, balken en/of kolommen geplaatst, en in het veld ondersteund met behulp van stempels. Daarna wordt waar nodig een bovenwapeningsnet op de tralieliggers geplaatst, en wordt vervolgens de vloer 15 afgestort met beton.

Teneinde de buigsterkte van de vloerplaat of bekistingsplaat te verhogen en onderstempeling te beperken danwel overbodig te maken, is in de Duitse octrooiaanvrage 30 45 663 voorgesteld om langwerpige, omgekeerd kanaal-20 vormige verdringingslichamen van een licht materiaal, zoals PS, in het nog niet geharde beton van de basisplaat te drukken, tussen de tralieliggers. Daarna worden de kanalen waarin zich de tralieliggers uitstrekken met beton 1nooöiR i I gevuld. De aldus verkregen vloerplaat wordt naar het werk I gebracht, daar geplaatst en vervolgens wordt de boven- I wapening aangebracht, waarna de vloer wordt afgestort.

I Het indrukken van de lange verdringingslichamen 5 vergt vrij veel handigheid. Scheefstand van de verdrin- I gingslichamen kan hierbij voorkomen, waardoor deze lichamen tot boven de tralieliggers kunnen reiken, en het I aanbrengen van de bovenwapening bemoeilijkt wordt. Voorts I zal de afgestorte vloer slechts ter plaatse van de einden I 10 van de langwerpige lichamen een zich dwars op de kanalen I uitstrekkende betonverbinding bezitten tussen de I basisplaat met wapening en de opgestorte plaat met boven- wapening. De buigsterkte in een richting dwars op de kanalen is daardoor gering.

I 15 Een doel van de uitvinding is om tenminste in I een van deze tekortkomingen verbetering te brengen.

Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die licht in gewicht is maar toch een hoge buigsterkte I 20 bezit.

I Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, I waarin op gemakkelijke wijze leidingen kunnen worden I opgenomen in meerdere richtingen.

25 Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarin op gemakkelijke wijze leidingen kunnen worden opgenomen en na het storten van de vloer bereikbaar en uitwisselbaar blijven.

30 Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die gemakkelijk te vervaardigen is en maatvast is.

Een ander doel van de uitvinding is een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaf- 35 fen waarin een dergelijke plaat gebruikt wordt.

Voor het bereiken van althans een van deze doelen, voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een 3 werkwijze voor het van beton vervaardigen van een vloerplaat, waarbij uitgegaan wordt van een betonnen basisplaat met daarin een wapening, waarbij op de basisplaat een aantal reeksen dozen, in twee richtingen op onderlinge 5 tussenafstanden, opgesteld wordt, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen de dozen kanalen zijn gevormd, waarbij tralieliggers in althans enige van die kanalen geplaatst worden, onder-10 steund op de poorten, waarna de kanalen worden gevuld met beton, waarbij bij voorkeur de tralieliggers tot boven het beton reiken.

Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een bekistingsplaat voor vloeren, omvattend een basis-15 plaat met wapening en daarop opgesteld een aantal reeksen dozen, op onderlinge tussenafstanden, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen de dozen met beton gevulde kanalen gevormd zijn, met in 20 die kanalen opgenomen, op de poorten ondersteunde tralieliggers, die bij voorkeur boven het beton reiken.

Door het gebruik van de dozen met poorten worden doorgangen gerealiseerd voor leidingen. De poorten functioneren hierbij tevens als steunen voor de tralieliggers 25 tijdens het storten van beton in de kanalen waarin de poorten gelegen zijn. De met beton gevulde kanalen met tralieliggers vormen verstijvingsribben.

Doordat de tralieliggers op de poorten worden ondersteund, wordt niet alleen op materiaal voor de tra-30 lieliggers bespaard (deze kan op zich een lagere hoogte hebben), maar wordt ook zeker gesteld dat deze steeds in eenzelfde mate naar boven reiken ten opzichte van de dozen, hoe deze ook geplaatst zijn.

Bij voorkeur strekken de kanalen waarin de 35 tralieliggers op poorten geplaatst worden en die met beton gevuld worden zich parallel aan elkaar uit.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijze gebruik 1 023846 I gemaakt van dozen met meegevormde poorten. Hierdoor zijn H de dozen eenvoudig te plaatsen.

Bij voorkeur worden verder bij de werkwijze de dozen met hun poorten tegen elkaar geplaatst. Hierdoor 5 kunnen de dozen gelijk zijn.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijze verder I gebruik gemaakt van dozen met poorten die in de vorm van I een nek danwel koker uitsteken vanaf de betreffende zijde van de doos. Hierdoor kan materiaal bespaard worden, 10 vormen de dozen en/of poorten kanalen, en een stabiel oplegvlak voor tralieliggers.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijze gebruik gemaakt van dozen met poorten, waarbij de poorten aan hun aansluiteind voorzien zijn van flenzen. Hierdoor zijn de 15 dozen eenvoudig te plaatsen.

I Bij voorkeur worden de kanalen zijwaarts be- I grensd door aan de dozen gevormde schotten.

I Het heeft de voorkeur dat de tralieliggers I geplaatst worden om tot boven de dozen te reiken, zodat de I 20 bovenwapening op zekere wijze vrij van de dozen kan blij- B ven.

B Bij voorkeur worden dozen, gebruikt met een B rechthoekige, bij voorkeur vierkante doorsnede, zodat de B hoeveelheid aan te storten beton gering kan worden B 25 gehouden. Bovendien heeft men dan bij het maken van de B plaat langere tijd, tot de plaatsing van de tralieliggers, B in de keuze in de kanaalrichting, hetgeen in het bijzonder B van voordeel kan zijn bij vierkante platen.

B Bij voorkeur worden dozen gebruikt met een open B 30 bodem. Op voordelige wijze kunnen de dozen voorzien zijn B van bevestigingsvoeten of -lippen voor plaatsing van de B dozen over de basisplaatwapening, vrij daarvan. De beves- B tigingsvoeten maken het mogelijk de dozen al voor het B storten van de basisplaat te plaatsen, waardoor de boven- B 35 zijden van de dozen gelijk zullen liggen, en de tralielig- B gers eveneens.

B In een uitvoering worden dozen gebruikt met een 5 losneembare bovenwand, waardoor de binnenruimte van de doos bereikbaar is wanneer de leidingen worden getrokken.

In een verdere uitvoering wordt gebruik gemaakt van een of meerdere dozen met losneembare bovenwand, 5 waarbij de bovenwapening althans ter plaatse van enige van die dozen wordt weggelaten. Het heeft daarbij de voorkeur dat de bovenwand voorzien is van een afhangende rand, en omgekeerd op de rest van de doos geplaatst wordt, waarbij met het afstorten de ruimte binnen de rand wordt volges-10 tort, waarbij de rand reikt tot bovenvlak beton na het afstorten van de vloer met beton. De ruimte binnen de dozen blijft dan ook na oplevering werk bereikbaar.

In een verdere ontwikkeling van de werkwijze volgens de uitvinding wordt er in voorzien, dat de 15 vloerplaat in het werk geplaatst wordt en een boven wapening op afstand boven over de dozen wordt gelegd, waarna de vloer wordt afgestort met beton.

Indien gebruik wordt gemaakt van een of meerdere dozen met losneembare bovenwand, wordt bij voorkeur de 20 bovenwapening ter plaatse van die dozen weggelaten, om de bereikbaarheid bij het leggen van leidingen zo lang mogelijk optimaal te houden.

De matrix van holle dozen, die in twee loodrecht op elkaar staande richtingen met elkaar verbonden zijn, 25 biedt en groot aantal mogelijkheden voor het trekken van leidingen in allerlei richtingen.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in: 3 0 Figuur 1 een voorbeelduitvoering van een doos voor opname in een bekistingsvloer volgens de uitvinding, in perspectief; figuur 2 een zij-aanzicht in dwarsrichting op een bekistingsvloer volgens de uitvinding, waarin op-35 genomen dozen volgens figuur Ikfiguur 3 een bovenaanzicht op de bekistingsvloer van figuur 2; en i 0 938^6 H figuur 4 een op figuur 2 gelijkende doorsnede, H maar dan ter plaatse van een overgang tussen twee bekis- tingsvloeren volgens de uitvinding.

De doos 1 weergegeven in figuur 1 is vervaardigd 5 van kunststofmateriaal (ofschoon andere materialen, zoals metaal of geperste houtvezels ook mogelijk zijn), en bezit een omtrekswand 2, met vier zijden van gelijke lengte, die een vierkantvorm bepalen, en een deksel 3, dat op de I bovenrand van de omtrekswand 2 geplaatst is. De deksel 3 10 is afneembaar om ingang te krijgen tot het inwendige van de doos 1 en bezit een versterking 21 en een afhangende omtreksrand 20. De deksel 3 kan eventueel omgekeerd I geplaatst worden, zoals weergegeven in figuur 2, waarop I nog zal worden ingegaan.

I 15 De omtrekswand 2 bezit bovenaan een vierkante doorsnede die kleiner is dan benedenaan, zodat er sprake is van een licht tapse vorm van de doos 1.

In elke zijde van de omtrekswand 2 is in het I midden, benedenaan een poort 6 gevormd, middels een por- I 20 taaivormig aanvormsel 4, met omgezette flens 5. De flens 5 ligt in een vlak dat loodrecht staat op het bovenvlak 10 van deksel 3, en ook loodrecht op het -open- ondervlak van I de doos 1.

Zoals te zien is zijn de portalen 4 trapezium- I 25 vormig. Met de tapse vorm van de omtrekswand 2 van de doos wordt hiermee bereikt dat de dozen nestbaar of stapelbaar I zijn.

Ter plaatse van de hoeken in de omtrekswand 2 I zijn schotten 9 aangevormd, zodanig, dat zij zich steeds I 30 twee aan twee evenwijdig aan één van twee tegenover elkaar I gelegen zijden uitstrekken, zoals zijde 2a en de tegen- I overgelegen zijde (niet weergegeven).

I Ter plaatse van de hoeken is de omtrekswand in I elke zijde voorts voorzien van een aangevormde, neerhan- 35 gende voet of lip 8, die naar beneden uitsteekt van de I holle rand 7 van de omtrekswand 2.

I In figuur 2 is de bekistingsplaat 11 weergege- I 1093846 7 ven, omvattend een betonnen basisplaat 12, waarin opgenomen onderwapening 13, die roostervormig zal zijn. Voorafgaande aan het storten van de basisplaat zijn de dozen 1 opgesteld, in een regelmatige matrix, zoals te zien is in 5 figuur 3. De lippen 8 zijn daarbij op de vormbodem voor de basisplaat 12 geplaatst. De lippen 8 zijn zodanig hoog, dat de onderrand 7 van de doos 1 vrij blijft van de wapening 13 .

De dozen 1 zijn zodanig geplaatst, dat zij met 10 de poorten 6 in eikaars verlengde liggen, waarbij de flenzen 5 van de portalen 4 van naast elkaar gelegen dozen 1 strak tegen elkaar zijn geplaatst, en elkaar ontmoeten in een verticaal vlak.

Vervolgens zijn in een voorkeursrichting van de 15 te maken bekistingsplaat tralieliggers 16 in een parallelle opstelling geplaatst, waarbij de tralieliggers 16 op de bovenzijden van de portalen 4 steunen. Waar de tralieliggers 16 zijn geplaatst vormen de schotten 9 aan de dozen 1, die even ver van de omtrekswand uitsteken als de flen-20 zen 5, met de tussen hen gelegen zijden van de omtrekswan-den 2 begrenzingen van een langskanaal, dat opgestort wordt met beton, om langsribben 18 te vormen, waarin de tralieliggers 16 met een onderste gedeelte ingebed zijn.

Zoals in figuur 2 te zien is reiken de tralie-25 liggers 16 boven de langsribben 18, en eveneens tot boven de deksels 3 van de dozen 1.

De bekistingsvloer 11 is dan gereed voor transport naar het werk, en om daar op blijvende en eventueel tijdelijke ondersteuningen geplaatst te worden.

30 Er kan daarbij voor gekozen worden om leidingen 14, te zien in figuur 2, reeds vooraf in de bekistingsvloer op te nemen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de wegneembare deksels 3. Men kan er ook voor kiezen om de leidingen 14 pas op het werk aan te brengen. Doordat de 35 poorten 6 in elke zijde van de omtrekswand 2 aangebracht zijn, wordt een stelsel van mogelijke doorgangen voor leidingen verschaft, in twee loodrecht op elkaar staande 1 023846 " 8 richtingen. Hierdoor wordt een grote keuzevrijheid verkregen in het leggen van de leidingen.

Door de langsribben 18 bezit de bekistingsplaat 11 een aanzienlijke sterkte tegen doorbuiging, zodat 5 onderstempeling niet of in slechts in beperkte mate nodig behoeft te zijn.

Tenslotte wordt de bovenwapening 17 aangebracht, opgelegd en verbonden met de tralieliggers 16. Daarna wordt beton 19 afgestort, welk beton 19 de ruimtes tussen 10 de in de richting evenwijdig aan de tralieliggers 16 aan elkaar grenzende dozen vult, met het gevolg dat de verkregen vloer zich als één gewapende betonnen plaat zal gaan gedragen, en eveneens een soort van langsribben in de andere richting gevormd zijn.

15 In figuur 4 is de overgang tussen twee bekis- tingsvloeren weergegeven, waarbij te zien is dat de dwarswapeningstaven 13 vanuit de basisplaat 12 zijn verlengd naar een boven de aanliggende vloer uitstekend, omhoog omgezet eindgedeelte 13a. Boven de beide 20 basisplaten 12, ter plaatse van de overgang, zijn in het werk koppelstaven of beugels 25 geplaatst, alsmede een op paren portalen 4 steunende, in langsrichting lopende tralieliggers. Met de eindgedeelten 13a en de beugels 25 wordt een voldoende sterkte in een richting dwars op die 25 van de tralieliggers.

Rechts in figuur 4 is een doos 1 weergegeven, waarvan de deksel 3 omgekeerd geplaatst is. De omtreksrand 20 reikt tot in het bovenoppervlak van de opgestorte of afgewerkte vloer. De ruimte binnen de omtreksrand 20 is 30 volgestort met het beton van de laag 19, mogelijk nadat de buitenzijde van de rand 20 is voorzien van een onthech-tingsmiddel. Hierdoor kan de deksel 3 niet alleen in de in het werk aangevoerde bekistingvloer gemakkelijk worden weggehaald voor leidingtrekken en -installatie, maar kan 35 dat ook na voltooien van de vloer, voor inspectie of het aanbrengen van veranderingen in het leidingennet. Het is hierbij mogelijk om -bij overigens gelijke dozen- deksels 1023846 " 9 te gebruiken met randen 20 van verschillende hoogte, af gestemd op de dikte van de vloer.

De dozen 1 vervullen niet alleen de functie van gewichts- en materiaalbesparing voor de plaat, maar ook 5 die van doorvoermiddel voor leidingen die op eenvoudige wijze bereikbaar en aanpasbaar blijven -eventueel zelfs na gereedkomen van de vloer-, en de functie van bekisting voor het vormen van langsribben in de prefab bekis-tingsplaat 11.

1023846

Claims (22)

1. Werkwijze voor het van beton vervaardigen van een vloerplaat, waarbij uitgegaan wordt van een betonnen I basisplaat met daarin een wapening, waarbij op de basis- I plaat een aantal reeksen dozen, in twee richtingen op I 5 onderlinge tussenafstanden, opgesteld wordt, welke dozen I in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangren- I zende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen de dozen kanalen zijn gevormd, waarbij tralielig- I gers in althans enige van die kanalen geplaatst worden, I 10 ondersteund op de poorten, waarna de kanalen worden gevuld I met beton, waarbij bij voorkeur de tralieliggers tot boven I het beton reiken.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de kanalen waarin de tralieliggers op poorten geplaatst I 15 worden en die met beton gevuld worden zich parallel aan I elkaar uitstrekken.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij I gebruik wordt gemaakt van dozen met meegevormde poorten.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waar- 20 bij de dozen met hun poorten tegen elkaar worden I geplaatst.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij gebruik wordt gemaakt van dozen met poorten die in de vorm van een nek danwel koker uitsteken 25 vanaf de betreffende zijde van de doos.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij gebruik wordt gemaakt van dozen met poorten, waarbij de poorten aan hun aansluiteind voorzien zijn van flenzen.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclu- sies, waarbij de kanalen zijwaarts begrensd worden door aan de dozen gevormde schotten.

8. Werkwij ze volgens één der voorgaande conclu- I 1 iinfUfl ' sies, waarbij de tralieliggers geplaatst worden om tot boven de dozen te reiken.

9. Werkwij ze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een rech- 5 thoekige, bij voorkeur vierkante doorsnede.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een open bodem.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarbij de dozen voorzien zijn van beves- tigingsvoeten voor plaatsing van de dozen over de wapening, vrij daarvan.

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een afneem- 15 bare bovenwand.

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met poorten gericht in een richting evenwijdig aan de kanalen en met poorten gericht loodrecht op de kanalen.

14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij de vloerplaat in het werk geplaatst wordt en een bovenwapening op afstand boven over de dozen wordt gelegd, waarna de vloer wordt afgestort met beton.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij 25 gebruik wordt gemaakt van een of meerdere dozen met los- neembare bovenwand, waarbij de bovenwapening althans ter plaatse van enige van die dozen wordt weggelaten.

16. Werkwijze volgens conclusies 14 of 15, waarbij leidingen door de poorten en de dozen worden gevoerd.

17. Bekistingsplaat voor vloeren, omvattend een basisplaat met wapening en daarop opgesteld een aantal reeksen dozen, op onderlinge tussenafstanden, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij 35 tussen de dozen met beton gevulde kanalen gevormd zijn, met in die kanalen opgenomen, op de poorten ondersteunde tralieliggers, die bij voorkeur boven het beton reiken. 1023846 I 12

18. Bekistingsplaat volgens conclusie 17, waar- I bij de tralieliggers boven de bovenzijde van de dozen I reiken.

19. Plaat, kennelijk geschikt en bestemd voor I 5 toepassing als basisplaat in de werkwijze volgens één der H voorgaande conclusies 1-16.

20. Doos, kennelijk geschikt en bestemd voor I gebruik als doos op een basisplaat in de werkwijze volgens I één der voorgaande conclusies 1-16. I 10

21. Bekistingsplaat voorzien van een of meer van H de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de I bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

22. Werkwijze omvattend een of meer van de in de I bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bi j- I 15 gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -0-0-o-o-o-o-o-ΟΙ AF/MB I 1n9 384 6