NL1020961C1 - Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen. Download PDF

Info

Publication number
NL1020961C1
NL1020961C1 NL1020961A NL1020961A NL1020961C1 NL 1020961 C1 NL1020961 C1 NL 1020961C1 NL 1020961 A NL1020961 A NL 1020961A NL 1020961 A NL1020961 A NL 1020961A NL 1020961 C1 NL1020961 C1 NL 1020961C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cams
stack
elements
construction elements
construction
Prior art date
Application number
NL1020961A
Other languages
English (en)
Inventor
Teus Morren
Original Assignee
Bouw & Handelmij Nijkerk B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bouw & Handelmij Nijkerk B V filed Critical Bouw & Handelmij Nijkerk B V
Priority to NL1020961A priority Critical patent/NL1020961C1/nl
Priority to DE60307933T priority patent/DE60307933T2/de
Priority to AT03077046T priority patent/ATE337991T1/de
Priority to EP03077046A priority patent/EP1375397B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1020961C1 publication Critical patent/NL1020961C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G61/00Use of pick-up or transfer devices or of manipulators for stacking or de-stacking articles not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/74Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
    • B65G47/90Devices for picking-up and depositing articles or materials
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G59/00De-stacking of articles
    • B65G59/06De-stacking from the bottom of the stack
    • B65G59/061De-stacking from the bottom of the stack articles being separated substantially along the axis of the stack
    • B65G59/066De-stacking from the bottom of the stack articles being separated substantially along the axis of the stack by means of rotary devices or endless elements
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C1/00Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles
    • B66C1/10Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means
    • B66C1/22Rigid members, e.g. L-shaped members, with parts engaging the under surface of the loads; Crane hooks
    • B66C1/28Duplicate, e.g. pivoted, members engaging the loads from two sides
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C1/00Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles
    • B66C1/10Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means
    • B66C1/62Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means comprising article-engaging members of a shape complementary to that of the articles to be handled
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/14Conveying or assembling building elements
    • E04G21/16Tools or apparatus
    • E04G21/169Tools or apparatus specially adapted for working-up reinforcement mats

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • De-Stacking Of Articles (AREA)
  • Bending Of Plates, Rods, And Pipes (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen.
In de bouw dienen regelmatig relatief omvangrijke en navenant zware plaatvormige onderdelen, zoals prefab panelen of uit metaaldraad 5 gelaste bewapeningsmatten, te worden verplaatst van een aanvoer- of opslaglocatie naar een daadwerkelijk gebruikslocatie. Wanneer de te overbruggen afstanden relatief klein zijn geschiedt het verplaatsen dikwijls handmatig. Dit legt een groot beslag op mankracht, aangezien per element vaak minstens vier man nodig zijn, en is bovendien niet zelden in strijd met 10 geldende arbowetten (wetten ten aanzien van de arbeidsomstandigheden). Ook kunnen de elementen met behulp van een hijskraan, takelwagen of dergelijk transportmiddel tussen beide locaties worden verplaatst. Voordeel daarvan is dat hiermee een stapel constructie-elementen tegelijk kan worden verplaatst. Nadeel is dat elementen op de plaats van bestemming 15 van de stapel moeten worden genomen, hetgeen alsnog de nodige mankracht en tijd vergt.
De uitvinding beoogt een inrichting voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, waarbij nadelen van de bekende inrichtingen zijn opgeheven met behoud van voordelen daarvan.
20 Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Met een inrichting volgens de uitvinding kunnen meerdere constructie-elementen tegelijkertijd naar een gewenste locatie worden verplaatst en aldaar één voor één worden afgegeven. Hierdoor kan 25 mankracht worden bespaard en kunnen de elementen bovendien snel, veilig en accuraat worden gepositioneerd.
- ▲ 2
In een eerste uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
Bij deze uitvoeringsvorm kan door een geschikte samenwerking tussen de draagmiddelen en de afgiftemiddelen steeds een onderste element 5 van de stapel worden afgezonderd, zodat dit element nog slechts door de afgiftemiddelen wordt gedragen. Het afgezonderde element kan vervolgens worden gemanipuleerd, in het bijzonder worden losgelaten, zonder dat dit enig effect heeft op de resterende stapel.
Het afzonderen en loslaten van het onderste element kan met 10 relatief eenvoudige middelen worden gerealiseerd, waarbij bovendien op voordelige wijze gebruik kan worden gemaakt van de zwaartekracht. Zo kunnen de draag- en afgiftemiddelen bijvoorbeeld zijn voorzien van twee sets boven elkaar gelegen nokken, welke sets elk beweegbaar zijn tussen een eerste, ondersteunende stand, waarbij de nokken van de sets zich 15 respectievelijk onder het onderste element en bijvoorbeeld het op één na onderste element van de stapel uitstrekken, en een tweede, niet-ondersteunende stand. Door beide sets nokken in de juiste volgorde tussen genoemde standen te verplaatsen, kan steeds het onderste element van de stapel worden afgezonderd en losgelaten, terwijl de daarboven gelegen 20 elementen onder invloed van de zwaartekracht één positie omlaag zullen vallen en de inrichting gereed is voor afgifte van het volgende element.
De nokken van de afgifte- en draagmiddelen kunnen bijvoorbeeld door hydraulische aandrijfmiddelen zijn aangedreven en zijn bij voorkeur op afstand bedienbaar, hetgeen de veiligheid van de inrichting ten goede komt. 25 Daarbij kan elke nok afzonderlijk zijn aangedreven, of kunnen de nokken gezamenlijk, bijvoorbeeld per set, door een enkel aandrijfmiddel zijn aangedreven via daartoe geschikte overbrengingsmiddelen. Gezamenlijke aandrijving kan bijdragen tot een eenvoudigere constructie en bediening.
Voorts kan ten minste een deel van de bewegingsvolgorde van de 30 set eerste en tweede nokken zijn gekoppeld, hetzij mechanisch hetzij via 3 besturingslogica. Hierdoor kan bediening van de inrichting nog verder worden vereenvoudigd en kunnen bovendien beveiligingsmaatregelen worden ingebouwd, zodat bijvoorbeeld de bovengelegen nokken slechts kunnen worden bewogen naar een niet ondersteunende stand, wanneer de 5 ondergelegen nokken zich in een ondersteunende stand bevinden. Hierdoor wordt verhinderd dat bij foutieve bediening yan de aandrijfmiddelen de hele stapel elementen tegelijk omlaag kan vallen en wordt de veiligheid van de inrichting derhalve nog beter gewaarborgd. Uiteraard kunnen voorzieningen zijn getroffen waarmee dergelijke beveiligingsinstellingen 10 kunnen worden uitgeschakeld, wanneer een dergelijk afgeven van een gehele stapel juist wel gewenst is, bijvoorbeeld wanneer de inrichting wordt gebruikt om de plaatvormige constructie-elementen naar een tussen- of opslaglocatie te verplaatsen.
In een nadere voordelige uitwerking wordt een inrichting volgens 15 de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
Door de draag- en afgiftemiddelen zodanig aan te passen dat hiermee ook constructie-elementen individueel kunnen worden opgenomen wordt een inrichting verkregen die nog breder inzetbaar is. Een dergelijke opnamefunctie kan bijvoorbeeld worden bereikt door de afgifte- en 20 draagmiddelen, in het bijzonder de sets eerste en tweede nokken daarvan, zodanig uit te voeren dat de onderlinge positie daarvan in verticale richting gezien verwisselbaar is, bijvoorbeeld met behulp van liftmiddelen. Hierdoor kan een element van een ondergrond worden op genomen door een alsdan ondergelegen set nokken tot onder dit element te bewegen, waarna de 25 bovengelegen nokken vanuit een ondersteunende stand naar een niet ondersteunende stand kunnen worden bewogen, waarbij een op deze nokken gelegen stapel op het net opgenomen element komt te rusten, waarna deze bovengelegen nokken met behulp van de liftmiddelen omlaag kunnen worden bewogen tot onder de andere nokken of althans onder het alsdan VV\ : \ ^ O È 4 onderste constructie-element, waarna een volgend constructie-element van een ondergrond kan worden opgenomen, op hiervoor beschreven wijze.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.
5 Bij deze uitvoeringsvorm worden de afgifte- en draagmiddelen gevormd door een aantal in hoofdzaak verticaal opgestelde schroefspindels, waarbij de constructie-elementen rechtstreeks, of door tussenkomst van geschikte adaptormiddelen, tussen windingen, bij voorkeur twee opeenvolgende windingen zijn opgenomen, en door synchrone rotatie van de 10 schroefspindels omhoog of omlaag kunnen worden getransporteerd, waarbij door de onderste winding, althans adaptor een element kan worden opgenomen of afgegeven.
In een nadere uitwerking is een inrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt voor het manipuleren van uit draad vervaardigde, 15 bijvoorbeeld gelaste, bewapeningsmatten. Daarbij kunnen de draag- en afgiftemiddelen zich uitstrekken door tussen de draden gevormde mazen, of onder de draden.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie ί5. 20 Geschikte afstandhouders kunnen helpen de draag- en afgiftemiddelen correct binnen de mazen van de stapel bewapeningsmatten te positioneren, dat wil zeggen op een juiste afstand van de omringende draden, zodat draag- en afgiftemiddelen deze draden in een eerste stand adequaat kunnen ondersteunen, in een tweede stand daarvan vrijliggen en 25 voorts voldoende bewegingsvrijheid hebben om ongestoord tussen genoemde eerste en tweede stand te kunnen bewegen. Hierdoor kan een goede en veilige werking van de inrichting worden gegarandeerd, waarbij de elementen enerzijds goed kunnen worden ondersteund en niet ongewenst naar beneden kunnen vallen en anderzijds zonder haperen kunnen worden 30 vrijgegeven.
5
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 18.
Met een dergelijke werkwijze kunnen relatief grote en zware 5 constructie-elementen op efficiënte, tijdsbesparende wijze worden gemanipuleerd, waarbij de elementen op een eerste locatie, bijvoorbeeld een aanvoerlocatie worden opgenomen, per stuk of met meerdere tegelijk, vervolgens worden verplaatst naar een tweede locatie en aldaar worden afgegeven, per stuk of met meerdere tegelijk.
10 In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding beschreven.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting volgens de uitvinding alsmede 1.5 het gebruik daarvan nader worden toegelicht aan de hand, van de tekening. Daarin toont: fig 1. in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding, voorzien van een stapel bouwmatten; fig. 2 in vooraanzicht de inrichting uit figuur 1; 20 fig. 3 in zijaanzicht de inrichting uit figuur 1; fig. 4A uitvergroot in boven- en zijaanzicht een set draag- en afgiftemiddelen van de inrichting uit figuur 1, in een eerste stand; fig. 4B de afgiftemiddelen uit fig. 4A, in een tweede stand; fig. 5 een alternatieve uitvoeringsvorm van een set draag- en 25 afgiftemiddelen volgens de uitvinding, uitgevoerd als een schroefspindel; en fig. 6A-D een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van een set draag- en afgiftemiddelen volgens de uitvinding, uitgevoerd als zwenkbare staaf met twee boven elkaar gelegen nokken.
f 6
De figuren 1-3 tonen respectievelijk in boven-, voor- en zijaanzicht een inrichting voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, in het bijzonder bewapeningsmatten.
Onder een bewapeningsmat wordt in deze beschrijving ten minste 5 verstaan een uit draden, in het bijzonder metalen langs- en dwarsdraden 11, 13 gelaste mat 2, als weergegeven in figuur 1, welke langs- en dwarsdraden 11, 13 zich in hoofdzaak haaks op elkaar uitstrekken en ter plaatse van hun kruispunten onderling zijn verbonden. Dergelijke bewapenings- of bouwmatten 2 worden in de bouw veelvuldig toegepast voor het bewapenen 10 van betonnen constructies en kunnen, afhankelijk van hun toepassing, een aanzienlijk formaat en bijbehorend gewicht aannemen. Hierdoor zijn de matten 2 doorgaans moeilijk te manipuleren.
Een inrichting 1 volgens de uitvinding brengt hierin verbetering, doordat hiermee een stapel matten 2 tegelijk kan worden opgenomen en 15 verplaatst naar een gebruikslocatie, alwaar de matten 2 één voor één kunnen worden afgegeven. De inrichting 1 omvat daartoe een frame 3 en vier sets draag- en afgiftemiddelen 10A-D, gelegen nabij vier hoekpunten van het frame 3.
Het frame 3 is opgebouwd uit twee evenwijdige langsbalkeh 4, die 20 nabij hun uiteinden onderling zijn verbonden door ophangbalken 5 en op enige afstand van deze uiteinden zijn verbonden door ten minste twee dwarsbalken 6. De ophangbalken 5 steken uit aan weerszijden van de langsbalken 4 en zijn met hun uitstekende einden, via schuine schraagbalken 7, met de langsbalken 4 verbonden, ongeveer ter hoogte van 25 de dwarsbalken 6. Aldus is een stijf, vakwerkachtig frame 3 gevormd, dat als ophangconstructie fungeert voor de nog te bespreken draag- en afgiftemiddelen 10A-D. Daartoe is elke ophangbalk 5 nabij zijn uiteinden voorzien van een oog 8, waarmee het frame 3 in gebruik aan een hijskraan, loopkat of dergelijk transportmiddel kan worden opgehangen.
*"i 7
Aan elke ophangbalk 5 is een subframe 15 opgehangen, in elk waarvan twee sets draag- en afgiftemiddelen ΙΟΑ,Β en 10C,D zijn ondergebracht. De subframes 15 omvatten elk twee doosvormige einddelen 12 die onderling zijn verbonden door twee parallelle, tot in de einddelen 12 5 reikende steunbalken 14. Elk doosvormig einddeel 12 omvat een vijfhoekige bodemplaat 16, dito dekselplaat 17 en zich rondom deze platen 16, 17 uitstrekkende opstaande wanden 18. De dekselplaten 17 zijn aan een buitenzijde voorzien van een beugel 20, waarmee de einddelen 12 en dus de subframes 15 aan de uiteinden van de ophangbalk 5 zijn opgehangen, 10 waarbij het subframe 15 zich in hoofdzaak evenwijdig aan de ophangbalk 5 uitstrekt.
De draag- en afgiftemiddelen 10A-D zijn voor alle vier hoekpunten van het frame 3 gelijk en zullen daarom hierna aan de hand van één set (namelijk de in figuur 1 met 10D aangeduide set) worden beschreven. Deze ____ 15 set is in de figuren 4A,B uitvergroot weergegeven, in boven- en zijaanzicht. _ voor twee verschillende, nog nader te bespreken standen
De draag- en afgiftemiddelen 10 omvatten twee in hoofdzaak even lange, ronde buisdelen 22, welke elk met behulp van een flens 23 tegen een buitenzijde van de bodemplaat 16 van einddeel 12 zijn vastgezet, in 20 hoofdzaak haaks daarop. De buisdelen 22 zijn opgesteld aan weerszijden van twee denkbeeldige, verticale vlakken X, Y (zie figuur 1), waarvan het X-vlak zich in hoofdzaak haaks op de ophangbalk 5 uitstrekt, ter hoogte van de ophangbeugels 20 en het Y-vlak zich in hoofdzaak haaks op het X-vlak uitstrekt, ter hoogte van, althans nabij de ogen 8.
25 De buisdelen 22 zijn elk aan een naar het X-vlak gekeerde zijde voorzien van een ribbe 29, welke zich over nagenoeg de gehele lengte van de buisdelen 22 uitstrekt en in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de vorm heeft van een in hoofdzaak rechthoekig kokerprofiel.
Binnen elk buisdeel 22 is een staafvormig deel 24 zwenkbaar 30 opgenomen, bijvoorbeeld door middel van een of meerdere lagers 23. Deze -j x 8 staafvormige delen 24 zijn elk aan een eerste einde voorzien van een zich in radiale richting uitstrekkende nok 25, welke uitsteekt buiten de buisdelen . 22, welke daartoe ter hoogte van deze nokken 25 kunnen zijn voorzien van geschikte sleufvormige openingen. Daarbij ligt een als oplegvlak fungerende 5 bovenzijde 32 van de ene nok, hierna aangeduid met 25h, in axiale richting gezien een afstand H hoger dan de bovenzijde 32 van de andere nok, hierna aangeduid met 25l, waarbij H ongeveer gelijk is aan een diameter d van de draden 11, 13 van de bewapeningsmatten 2. De nokken 25h,l hebben in bovenaanzicht gezien een in hoofdzaak rechthoekige vorm, welke ongeveer 10 overeenkomt met de doorsnede van de ribben 29, op de reden waarvan nog wordt teruggekomen. Voorts hebben de nokken 25h,l in zijaanzicht gezien bij voorkeur een enigszins wigvormig verloop, waarbij een dikte D van de nokken richting de vrije randen enigszins afneemt en ten minste ter plaatse van deze randen enigszins kleiner is dan d, waarbij d wederom de diameter 15 van de bewapeningsdraden 11, 13 voorstelt.
De staafvormige delen 24 reiken voorts met een tweede einde tot in het doosvormig einddeel 12, door de bodemplaat 16, en zijn aldaar via een drijfarm 26 elk verbonden met een zuigerstang 28 van een zuigersamenstel 30. De zuigersamenstellen 30 zijn vast opgesteld in het doosvormig einddeel 20 12, in hoofdzaak evenwijdig aan de ophangbalk 5 en zijn op afstand bedienbaar via bedieningsmiddelen 33. De slag van de zuigerstang 28 en de afmetingen van de drijfarm 26 zijn zodanig gekozen dat de staafvormige delen 24 bij een volledige slag van de zuigerstang 28 over een hoek van ongeveer 90° kunnen worden verdraaid. Daarbij kunnen de nokken 25h,l 25 verzwenken van een eerste stand, als getoond in figuur 4A, waarbij de zuigerstang 28 nagenoeg volledig is ingetrokken en de nokken zich richting het Y-vlak uitstrekken, in hoofdzaak haaks daarop, naar een tweede stand, als getoond in figuur 4B, waarbij de zuigerstang 28 zijn uiterste stand heeft bereikt en de nokken 25h,l in hoofdzaak op een lijn met de ribben 29 zijn 30 gelegen. Daarbij zorgt eerder genoemde vormgeving van de nokken 25h,l er 9 voor dat de nokken in deze tweede stand niet uitsteken ten opzichte van de buitencontour van de ribbe 29. Op het voordeel hiervan wordt nog teruggekomen.
De beschreven inrichting 1 kan als volgt worden gebruikt voor het 5 manipuleren van een stapel bewapeningsmatten 2. De inrichting 1 wordt aan de ogen 8 opgehangen aan bijvoorbeeld een hijskraan, takelwagen, loopkat, of dergelijk transportmiddel. Hiermee wordt de inrichting 1 boven een stapel bewapeningmatten 2 op bijvoorbeeld een opslag- of aanvoerlocatie gepositioneerd. Vervolgens wordt de inrichting 1 met behulp 10 van de transportmiddelen of tussen de transportmiddelen en de inrichting 1 voorziene takelmiddelen (niet getoond) neergelaten, waarbij de draag- en afgiftemiddelen 10A-D door de mazen van de opgestapelde matten 2 reiken, als weergegeven in figuur 2. Daarbij zijn de zuigerstangen 28 maximaal uitgestuurd en bevinden de nokken 25h,l zich derhalve in hun tweede stand 15 in of onder de ribben 29 (zie figuur 4B). .
De ribben 29 dragen bij aan een correcte positionering van de draag- en afgiftemiddelen 10, in het bijzonder de nokken 25h,l in de mazen, doordat de ribben 29 de nokken 25h,l in Y-richting gezien op voldoende afstand van een zich tussen de draag- en afgiftemiddelen 10 uitstrekkende 20 dwarsdraad 11 houden. Hierdoor zullen de nokken 25 niet met deze dwarsdraad 11 in contact geraken, derhalve niet beschadigen en behouden zij hun vrijheid om naar de eerste stand te verzwenken.
De radiale lengte L van de nokken 25 en de onderlinge afstand tussen de ribben 29 is in X-richting gezien zodanig gekozen dat de nokken 25 25h,l in hun eerste stand steeds tot voorbij een zich tussen de ribben 29 uitstrekkende langsdraad 13 kunnen reiken, waardoor de nokken de matten 2 steeds goed zal kunnen ondersteunen. Voorts beperken de ribben 29 een hoek waarover de matten 2 ten opzichte van de draag- en afgiftemiddelen 10 kunnen zijn verdraaid, gezien in boven aanzicht. Ook hierdoor is een goede 30 ondersteuning van de draden 13 door de nokken 25 gewaarborgd.
O i! * 10
Nadat de draag- en afgiftemiddelen 10 aldus in de stapel bewapeningsmatten 2 zijn gestoken, worden de onderste nokken 25l met behulp van de zuigersamenstellen 30 naar de eerste stand verzwenkt, waarbij deze nokken 25l zich zullen uitstrekken onder een dwarsdraad 11 5 van de onderste mat 2 van de op te nemen stapel, zoals te zien in figuur 2. De stapel bouwmatten 2 rust nu op vier nokken 25l. In het getoonde voorbeeld kan de inrichting 1 op deze wijze tien matten 2 ineens opnemen. Het zal evenwel duidelijk zijn dat het maximum aantal op te nemen bouwmatten 2 naar gelieven kan worden gevarieerd, bepaald door onder 10 andere de lengte van de buisdelen 22, de dikte van de bouwmatten 2 en de draagcapaciteit van de inrichting 1.
De op de onderste nokken 25l rustende stapel bouwmatten 2 kan vervolgens met behulp van het transportmiddel naar een gewenste locatie worden vervoerd, alwaar de matten 2 één voor één kunnen worden 15 afgegeven. Daartoe wordt eerst de onderste bouwmat 2 van de daarboven gelegen bouwmatten geïsoleerd door de bovengelegen nokken 25h vanuit hun tweede positie onder de ribben 29 (zie figuur 4B) naar hun eerste positie te verzwenken, door de betreffende zuigerstangen 28 in te trekken. Daarbij kunnen de nokken 25h dankzij hun wigvorm en maximale dikte d 20 eenvoudig tussen twee boven elkaar gelegen dwarsdraden 13 van de onderste en de op één na onderste bouwmat 2 worden geschoven, welke dwarsdraden 13 immers tengevolge van de daartussen gelegen langsdraden 11 op een onderlinge afstand d van elkaar liggen.
Op deze wijze wordt de stapel bouwmatten boven de onderste 25 bouwmatten overgenomen door de bovengelegen nokken 25h en dragen de onderste nokken 25l nog slechts de onderste bouwmat 2. Deze onderste bouwmat 2 wordt vervolgens afgegeven door de onderste nokken 25l onder deze bouwmat 2 vandaan te verzwenken naar hun tweede positie. Hierdoor zal de onderste bouwmat 2 onder invloed van de zwaartekracht omlaag 30 vallen. Eventueel kunnen geleidemiddelen (niet getoond) zijn voorzien om t~'\ ‘ 11 dit omlaag vallen beheerst te laten geschieden. De inrichting 1 kan vervolgens gereed worden gemaakt voor afgifte van een volgende, alsdan meest onder gelegen bouwmat, door achtereenvolgens de onderste nokken 25l terug te verzwenken naar hun eerste (ondersteunende) stand en de 5 bovengelegen nokken 25h onder de stapel weg te verzwenken naar de tweede stand, zodat de tot dan op deze bovengelegen nokken 25h rustende stapel wordt overgegeven aan de onderste nokken 25l. Hierna kan de nieuwe onderste bouwmat op hiervoor beschreven wijze worden geïsoleerd van de daarboven gelegen matten en afgegeven. Door bovengenoemde 10 stappen steeds te herhalen kan de gehele stapel één voor één worden afgegeven, waarbij desgewenst de inrichting 1 tussen het afgegeven van de individuele bouwmatten 2 steeds over een bepaalde afstand kan worden verplaatst, zodat de matten 2 op een gewenste positie worden neergelegd.
Na het ontstapelen van de genoemde stapel matten 2 kan de inrichting 1 15 worden gebruikt om een volgende stapeLbouwmatten op .bovenbeschre ven - - — wijze te manipuleren ten behoeve van het ontstapelen van die volgende stapel.
De aandrijving van de set onderste en de set bovenste nokken 25l,h is bij voorkeur ten minste gedeeltelijk gekoppeld, hetzij via mechanische 20 middelen hetzij via elektronische aanstuurmiddelen. Deze koppeling kan bijvoorbeeld zodanig zijn ingericht dat de bovengelegen nokken 25h slechts naar de tweede, niet ondersteunende stand kunnen worden bewogen als de onderste nokken 25l zich in de eerste, ondersteunende stand bevinden of wanneer in de inrichting 1 geen bouwmatten zijn opgenomen. Hiermee 25 wordt bereikt dat een op de bovenste nokken 25h rustende stapel matten niet ongewenst uit de inrichting omlaag kan vallen, bijvoorbeeld tengevolge van een foutieve bediening. Aldus wordt de veiligheid van de inrichting vergroot. Uiteraard kan een dergelijke beveiliging desgewenst worden opgeheven, wanneer men juist wel een stapel elementen tegelijk wil kunnen 30 afgeven. De nokken 25h,l zijn voorts of afstand bedienbaar, zodat een 12 operator zich bij het afgeven van de matten op een veilige afstand kan bevinden.
Het zal duidelijk zijn dat ook andere plaatvormige elementen dan de getoonde bouwmatten kunnen worden gemanipuleerd met een inrichting 5 1 volgens de uitvinding, bijvoorbeeld plaatvormige prefab onderdelen zoals vloer- en wanddelen. De draag- en afgiftemiddelen 10 kunnen in dat geval langs de randen van deze elementen zijn opgesteld, zodat de nokken 25h,l in de eerste stand onder de randen van deze elementen kunnen aangrijpen. Ook kunnen, bijvoorbeeld wanneer de te verplaatsen elementen relatief 10 groot en flexibel zijn en derhalve ver doorbuigen, meerdere sets draag- en afgiftemiddelen 10 worden toegepast.
De draag- en afgiftemiddelen 10 zijn bij voorkeur verstelbaar met het frame 3 verbonden, zodat hun onderlinge positie kan worden afgestemd op de afmetingen en specifieke vorm van de te manipuleren constructie-15 elementen, bijvoorbeeld de lengte, breedte, maaswijdte en de vorm van de mazen. Bij voorkeur is ook de onderlinge hoogteafstand H tussen de onderste en bovenste nokken 25h,l instelbaar, zodat deze afstand kan worden aangepast aan de dikte van het te manipuleren object. Deze afstand H kan uiteraard ook zodanig worden ingesteld dat hiermee steeds meer dan 20 een element van de bovengelegen stapel wordt geïsoleerd, en derhalve ook meer dat een elementen tegelijk wordt afgegeven. Het verstellen van de onderlinge nok positie kan eenmalig of herhaaldelijk plaatsvinden, handmatig of met behulp van aandrijfmiddelen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen met de in de figuren 1-25 4 getoonde inrichting ook constructie-elementen 2 één voor één worden opgenomen. Daartoe kunnen de nokken 25h,l door middel van geschikte liftmiddelen (niet getoond) in verticale richting verplaatsbaar worden opgesteld, zodanig dat hun onderlinge verticale positie kan worden verwisseld. Hierdoor kan met een onderste set nokken een eerste mat van 30 een ondergrond worden opgenomen, door deze nokken 25l onder de mat te ; ·; * y.
13 verzwenken, op hiervoor beschreven wijze. De mat 2 kan vervolgens met de transportmiddelen over ongeveer een matdikte omhoog worden getild, waarna de bovengelegen nokken 25Lmet behulp van de liftmiddelen omlaag worden bewogen tot onder de tot dan toe onderste nokken 25l. Deze nokken 5 25h kunnen vervolgens op bekende wijze onder een tweede op te nemen mat 2 worden verzwenkt. Vervolgens kunnen de nokken 25l onder de eerst opgenomen mat worden uit gezwenkt, waardoor deze mat op de als tweede opgenomen mat omlaag valt. De nokken 25l kunnen vervolgens met behulp van de liftmiddelen omlaag worden bewogen, tot onder de als tweede 10 opgenomen mat, waarna een volgende mat kan worden opgenomen, op beschreven wijze. De liftmiddelen kunnen bijvoorbeeld een geleiderad omvatten, waarin de nokken met bijvoorbeeld een elektromotor omhoog en omlaag kunnen worden bewogen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de draag- en _ 15 afgiftemiddelen 10 zijn uitgevoerd, als in hoofdzaak verticaal jopgestelde _ . _ schroefspindels 35, als weergegeven in figuur 5. Dergelijke schroefspindels 35 kunnen op vergelijkbare wijze als de hiervoor beschreven draag- en afgiftemiddelen 10 paarsgewijs tegenover elkaar zijn opgesteld, nabij twee tegenover elkaar gelegen randen van een constructie-element 2, of in geval 20 van een bouwmat 2, nabij twee op afstand van elkaar gelegen dwars- of langsdraden 13, 11. Daarbij zijn deze randen of draden 13, 11 tussen opeenvolgende windingen 37 opgenomen. Door de schroefspindels 35 aan te drijven zullen de constructie-elementen, afhankelijk van de aandrijfrichting omhoog of omlaag bewegen en zal door de onderste winding 38 steeds één 25 element worden opgenomen dan wel afgegeven.
Wanneer dergelijke schroefspindels 35 worden toegepast voor het manipuleren van bouwmatten 2 wordt naast elke schroefspindel 35 bij voorkeur een staafVormig element opgesteld, dat zich evenwijdig aan en op korte afstand van deze schroefspindel 35 uitstrekt. Hiermee kunnen zich 30 tussen de windingen 37 uitstrekkende dwars- of langsdraden 13, 11 tegen 14 de schroefspindel 35 worden opgesloten, zodat deze niet uit de windingen 37 kunnen glippen.
In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de draag- en afgiftemiddelen 10 zijn uitgevoerd als getoond in figuur 6. Bij deze variant is 5 een set draag- en afgiftemiddelen 10 gevormd door een verticaal opgestelde stang 40, welke nabij een onderzijde is voorzien van twee boven elkaar gelegen nokken 42h,l. De nokken 42h,l zijn schijfvormig waarbij een kwart cirkelsegment ontbreekt. De nokken 42h,l zijn draaivast met de stang 40 verbonden, zodanig dat de ontbrekende cirkelsegmenten over ongeveer 90° 10 ten opzichte van elkaar zijn verdraaid. De onderlinge afstand H tussen de nokken is ongeveer gelijk is aan de dikte van de te manipuleren constructie-elementen 2, oftewel in het getoonde geval de diameter van de draden 13.
De nokken 42h,l zijn bij voorkeur zodanig verschuifbaar op de stang 40 aangebracht dat genoemde onderlinge afstand H naar wens instelbaar is.
15 Rond de stang 40 kan een niet getoonde buis zijn aangebracht, waarin de stang verzwenkbaar kan zijn gelagerd. Daarbij kan deze buis eenzelfde functie vervullen als de buisdelen 22 en ribben 29 in de in de figuren 1-4 getoonde uitvoeringsvorm, dat wil zeggen ervoor zorgen dat de draag- en afgiftemiddelen zich steeds op een juiste afstand van de te ondersteunen 20 rand of draden 11, 13 bevinden, zodat de nokken ongehinderd kunnen bewegen tussen een ondersteunende en vrijgave stand
De stangen 40 met de nokken 42h,l kunnen op overeenkomstige wijze als beschreven aan de hand van de voorgaande uitvoeringsvormen worden opgesteld nabij een rand of draad 13, 11 van een te manipuleren 25 constructie-element. Daarbij kan een stapel op de bovenste nokken 42h aangebrachte constructie-elementen 2 één voor één worden afgegeven door rotatie van de stang 40. Dit zal worden verduidelijkt aan de hand van de figuren 6A-D, waarin in vier opeenvolgende stappen één omwenteling van de stang 40 is geïllustreerd, waarbij de stang 40 bij elke stap over 90° is 30 verdraaid. Voor elke stap is de stang 40 met de nokken 42h,l in 15 perspectivisch aanzicht getoond en in bovenaanzicht. In dit bovenaanzicht zijn de bovenste nokken 42h in doorgetrokken lijnen weergegeven en de onderste nokken 42l in onderbroken lijnen. Bovendien zijn de onderste nokken 42l voor de duidelijkheid enigszins kleiner weergegeven dan de 5 bovenste nokken 42h. In werkelijkheid hebben beide nokken 42h,l bij voorkeur dezelfde afmetingen.
In een eerste stand (fig. 6A) strekt de bovengelegen nok 42h zich uit onder een dwarsdraad 13 van een bouwmat 2, en kan de nok 42h aldus deze bouwmat 2, of een stapel bouwmatten 2 ondersteunen. Wordt de stang 10 40 vanuit deze stand over 90° gedraaid, als getoond in fig. 6B, dan wordt het ontbrekende cirkelsegment richting de dwarsdraad 13 gedraaid, en wordt de draad 13 niet langer ondersteund. De mat of stapel matten zal hierdoor een positie omlaag vallen tot op de ondergelegen nokken 42l. Wordt de stang 40 vervolgens over nog eens 90° verder verdraaid (fig. 6C), dan schuift de _ 15 bovengelegen nok 42h tussen een onderste en een op één naonderstejmat 2 _ en neemt deze nok 42h aldus de stapel matten boven de onderste mat 2 over van de onderste nok 42l. Tijdens de vierde en laatste stap van de omwenteling wordt de stang 40 verder gedraaid tot aan de in fig. 6A getoonde uitgangspositie en ligt de onderste mat geïsoleerd van de rest van 20 de stapel tussen beide nokken 42h,l, klaar om te worden afgegeven. Dit afgeven geschiedt op het moment dat de stang 40 vanuit de in fig. 6D getoonde stand naar de in fig. 6A getoonde stand wordt verzwenkt. Daarbij wordt het ontbrekende cirkelsegment tot onder de draad 13 gemanoeuvreerd, waardoor deze draad 13 niet langer wordt ondersteund 25 door de nok 42l en de bouwmat wordt losgelaten terwijl de daarboven gelegen stapel nog steeds wordt ondersteund door de bovenste nok 42h. Door de stang 40 aldus te roteren wordt door samenwerking van de nokken 42h,l steeds een element van de stapel afgezonderd en vervolgens afgegeven.
Met een uitvoeringsvorm als hierboven beschreven kan per set 30 draag- en afgiftemiddelen 10 met één zuigersamenstel of ander geschikt f ' j , 16 aandrijfmiddel worden volstaan. Dit draagt bij aan een robuuste inrichting, die bovendien veilig en eenvoudig te bedienen is, daar de opeenvolgende bewegingen van de nokken 42h,l mechanisch zijn vastgelegd.
Eventueel kunnen de bovenzijden van de nokken 42h,l zijn 5 voorzien van wrijvingsverlagende middelen, zoals bijvoorbeeld rollen, teneinde het onder de stapel constructie elementen door bewegen van de nokken 42h.l te vergemakkelijken.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn 10 mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
Zo kunnen andere dan de getoonde hydraulische aandrijfmiddelen worden toegepast, bijvoorbeeld elektrische of pneumatische aandrijfmiddelen. Voorts kunnen meerdere sets nokken boven elkaar worden geplaatst, waarmee meerdere elementen van de stapel kunnen 15 worden geïsoleerd. Voorts kunnen de nokken in plaats van verzwenkbaar rond een in hoofdzaak verticale as als getoond in de uitvoeringsvormen transleerbaar rond een in hoofdzaak horizontale as zijn opgesteld, waarbij de nokken vanuit een in hoofdzaak horizontale, ondersteunende stand naar een in hoofdzaak verticale, niet ondersteunende stand worden verzwenkt.
20 De nokken kunnen ook transleerbaar zijn opgesteld.
Deze en vele variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

Claims (21)

1. Inrichting voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen (2), omvattende een frame (3), voorzien van koppelmiddelen (8) voor bevestiging van het frame (3) aan transportmiddelen voor verplaatsing van het frame (3), draagmiddelen voor 5 het opnemen en ondersteunen van een reeks constructie-elementen (2) en afgiftemiddelen voor afgifte van de constructie-elementen, waarbij de afgiftemiddelen zodanig zijn ingericht dat hiermee de constructie-elementen één voor één kunnen worden afgegeven.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de constructie-elementen (2) 10 in gestapelde vorm in de draagmiddelen zijn opgenomen, en de afgiftemiddelen althans gedeeltelijk onder de draagmiddelen, in het biizonder de daarin op genomen stapel constructie-elementen zijn opgesteld, waarbij de draag- en afgiftemiddelen zodanig kunnen samenwerken dat hiermee steeds een onderste element van de stapel vanuit de draagmiddelen 15 aan de afgiftemiddelen kan worden overgedragen, waarna dit element door de afgiftemiddelen kan worden losgelaten.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de draagmiddelen zodanig zijn ingericht dat na afgifte van een onderste constructie-element de resterende, daar boven gelegen constructie-elementen één positie 20 opschuiven omlaag.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de draagmiddelen zodanig zijn ingericht, dat het opschuiven van de constructie-elementen geschiedt onder invloed van de zwaartekracht.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 25 draag- en afgiftemiddelen (10) een set eerste nokken (25h) en een set tweede nokken (25l) omvatten, welke nokken (25h,l) per set onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn tussen een eerste, ondersteunende stand waarin de ’ ' - r-' - »* t _ 4 eerste en tweede nokken (25h,l) respectievelijk een eerste en een tweede draagvlak vormen, welke boven elkaar zijn gelegen en elk ten minste een ... deel vaneen stapel constructie-elementen kunnen ondersteunen, en een tweede, vrijgave stand waarin de sets nokken de constructie-elementen, 5 althans een deel daarvan, niet ondersteunen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de loodrechte afstand tussen het eerste en tweede draagvlak ongeveer gelijk is aan en bij voorkeur enigszins groter is dan de dikte (d) van één plaatvormig constructie-element (2).
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de eerste en/of de tweede nokken (25h,l) in hoofdzaak verzwenkbaar zijn tussen de eerste en tweede stand.
8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de eerste en/of de tweede nokken (25h,l) in hoofdzaak transleerbaar zijn tussen de eerste en 15 tweede stand.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 5-8, waarbij de beweging van de set eerste nokken en de set tweede nokken is gekoppeld, zodanig dat de bovengelegen set nokken slechts vanuit de eerste, ondersteunende stand naar de tweede, vrijgavestand kan worden bewogen, wanneer de 20 ondergelegen set nokken zich in de eerste, ondersteunende stand bevinden.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draag- en afgiftemiddelen zodanig zijn ingericht dat hiermee plaatvormige constructie-elementen één voor één kunnen worden opgenomen.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 5-10, waarbij de eerste en 25 tweede nokken door liftmiddelen zijn gedragen, zodat hun onderlinge positie in verticale richting gezien, verwisselbaar is, voor het één voor één opnemen van constructie-elementen.
12. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de draag- en afgiftemiddelen in hoofdzaak verticaal opgestelde schroefspindels omvatten, 30 waarbij tussen windingen opnameposities voor de constructie-elementen zijn gevormd en waarbij de constructie-elementen door omwenteling van de schroefspindels steeds een plaats opschuifbaar zijn en, afhankelijk van de rotatierichting, een meest ondergelegen opnamepositie een constructie-element opneemt, dan wel afgeeft.
13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afgifte- en/of de draagmiddelen zijn aangedreven door op afstand bedienbare aandrijfmiddelen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de aandrijfmiddelen ten minste een pneumatisch of hydraulisch cilindersamenstel omvatten.
15. Samenstel van een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies en een reeks in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, waarbij de draag- en afgiftemiddelen nabij een rand van de constructie-elementen zijn opgesteld.
16. Samenstel van een inrichting volgens een van de conclusies 1-14 en 15 een reeks in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, waarbij de _ plaatvormige constructie-elementen uit metaaldraad zijn vervaardigd en de draag- en afgiftemiddelen zich uitstrekken door mazen tussen deze draden, waarbij de eerste en tweede nokken in de eerste stand aangrijpen onder of achter genoemde draden.
17. Samenstel volgens conclusies 16, waarbij afstandhouders (29) zijn voorzien, voor het handhaven van een gewenste afstand tussen de draag- en afgiftemiddelen en de draden van de constructie-elementen, zodat beweging van de eerste en tweede nokken tussen de eerste en tweede stand ongestoord mogelijk is en de nokken zich in een eerste stand althans 25 gedeeltelijk onder een draad kunnen uitstrekken en in een tweede stand binnen een maas zijn gelegen.
18. Werkwijze voor het manipuleren van in hoofdzaak plaatvormige constructie-elementen, waarbij de constructie-elementen één voor één of per stapel worden opgenomen, worden verplaatst naar een gewenste locatie en • '· ;' --n vervolgens één voor één worden afgegeven, in omgekeerde volgorde van opname.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij een stapel constructie-elementen één voor één wordt afgeven met behulp van ten minste twee sets 5 beweegbare nokken, omvattende de volgende stappen: bewegen van een eerste set nokken naar een eerste stand, waarin de nokken zich althans gedeeltelijk uitstrekken onder een onderste constructie-element van de stapel; bewegen van een tweede set nokken naar een eerste stand, tussen 10 een onderste element van de stapel en een daarboven gelegen element; bewegen van de eerste set nokken naar een tweede, niet ondersteunende stand, waardoor het onderste element wordt afgegeven; terugbewegen van de eerste set nokken naar de eerste, ondersteunende stand; 15. bewegen van de tweede set nokken naar een tweede stand, waardoor ten minste het onderste constructie-element van de resterende stapel omlaag wordt gebracht op de eerste set nokken; waarna bovenstaande stappen kunnen worden herhaald net zo lang totdat alle elementen zijn afgegeven.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de eerste en tweede set nokken eerst in de tweede stand worden gebracht voordat de nokken in en/of naar de te manipuleren stapel constructie-elementen worden gebracht, waarbij de stapel vervolgens via de genoemde stappen wordt afgegeven.
21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, waarbij, nadat alle 25 elementen van de genoemde stapel zijn afgegeven, een volgende stapel constructie-elementen met behulp van de nokken via de genoemde stappen wordt afgegeven. 30
NL1020961A 2002-06-28 2002-06-28 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen. NL1020961C1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020961A NL1020961C1 (nl) 2002-06-28 2002-06-28 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen.
DE60307933T DE60307933T2 (de) 2002-06-28 2003-06-30 Vorrichtung und Verfahren zum Handhaben von plattenförmigen Bauelementen
AT03077046T ATE337991T1 (de) 2002-06-28 2003-06-30 Vorrichtung und verfahren zum handhaben von plattenförmigen bauelementen
EP03077046A EP1375397B1 (en) 2002-06-28 2003-06-30 Apparatus and method for manipulating plate-shaped construction elements

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020961 2002-06-28
NL1020961A NL1020961C1 (nl) 2002-06-28 2002-06-28 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1020961C1 true NL1020961C1 (nl) 2003-12-30

Family

ID=29717743

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1020961A NL1020961C1 (nl) 2002-06-28 2002-06-28 Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1375397B1 (nl)
AT (1) ATE337991T1 (nl)
DE (1) DE60307933T2 (nl)
NL (1) NL1020961C1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1032461C2 (nl) * 2006-09-08 2008-03-12 Sybe Bergsma Inrichting en werkwijzen voor het manipuleren van constructie-elementen.
IT1396186B1 (it) * 2009-09-23 2012-11-16 Pigazzi Reti S R L Manipolatore per reti.
CN102862776A (zh) * 2011-07-05 2013-01-09 上海耐斯特液压设备有限公司 步进式重载滑移移运设备
NL2015175B1 (nl) * 2015-07-15 2017-02-02 Van Middendorp Montage B V Draaginrichting voor het dragen van een stapel dakbedekkingsplaten.
JP6553565B2 (ja) * 2016-09-09 2019-07-31 育良精機株式会社 棒材搬送装置
CN111606045B (zh) * 2019-09-26 2021-12-24 大连华枝金属制品制造有限公司 矩形铁丝框上料装置
CN114291725B (zh) * 2021-12-24 2023-03-10 中国建筑第二工程局有限公司 一种用于装配式建筑的吊装夹持装置及使用方法

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH446403A (fr) * 1967-02-10 1967-11-15 Moll Robert Dispositif pour la distribution automatique une à une de publications disposées en pile
DE2730626C3 (de) * 1977-07-07 1980-05-29 Oldenburger Betonsteinwerke Gmbh, 2906 Wardenburg Greifer zum Zusammenfassen von einer Lage Pflastersteine zu einer Verlegeeinheit
CH654274A5 (fr) * 1983-06-13 1986-02-14 Rochat Charles L Distributeur automatique pour pieces rigides plates.
IT1309756B1 (it) * 1999-04-29 2002-01-30 Clevertech Srl Apparecchiatura per formare pile d'oggetti discoidali in numeroprefissato, in particolare per coperchi metallici di barattoli

Also Published As

Publication number Publication date
DE60307933D1 (de) 2006-10-12
DE60307933T2 (de) 2007-06-06
ATE337991T1 (de) 2006-09-15
EP1375397A1 (en) 2004-01-02
EP1375397B1 (en) 2006-08-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8056217B2 (en) Twist-lock handling system
NL1020961C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het manipuleren van plaatvormige constructie-elementen.
JP6260034B2 (ja) 板材仕分装置
EP2071081A1 (en) Paving machine
CN113291829A (zh) 一种铜锭堆叠设备
JPH0977364A (ja) ケーブル巻枠ドラム支持装置
EP2708486A1 (de) Hebevorrichtung für eine Kabeltrommel
US6491488B1 (en) Car parking structure
JP2584231B2 (ja) 容器の内壁を煉瓦で内張りする為の自動装置
EP3336025A1 (en) A dynamic storage system
JP4352360B2 (ja) スタッカ・リクレーマ
NL9101747A (nl) Inrichting voor het in de grond brengen van palen, in het bijzonder fundatiepalen voor kassen.
CN212533821U (zh) 交通锥存储装置及交通锥收放存储车
US4836731A (en) Method and apparatus for cubing stones of diverse geometries
KR102131509B1 (ko) 판 적치용 받침부재 공급장치 및 이를 이용한 철판 적치방법
AU622994B2 (en) Electrode handling system and machine
US20230313622A1 (en) Platform for the storage, transport and handling of drilling or prospection rods of different lengths and diameters
US20160068356A1 (en) System and Method for Reusing or Recycling Building Material
JP2660105B2 (ja) 丸棒材料の搬送装置
CN211277069U (zh) 一种用于激光切割机的自动下料机构
WO2004007841A2 (en) Apparatus for laying metallic railway sleepers
CN212533820U (zh) 交通锥收取释放装置及交通锥收放存储车
CN210133692U (zh) 建筑工地的码垛***
CA3234600A1 (en) Method for making rebar arrays
JP2889977B2 (ja) 足場研掃装置

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080101