NL1020097C2 - Lusondersteuning. - Google Patents

Description

Lusondersteuning

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het leiden van een lintvormig materiaal van een eerste 5 bewerkingsstation naar een tweede bewerkingsstation, waarbij de inrichting is ingericht voor het opvangen van intermitterende snelheidsverschillen van het lintvormig materiaal tussen het eerste en tweede bewerkingsstation door het vormen van een lus.

10 Europese octrooiaanvrage 0 919 497 Al beschrijft een inrichting waarbij de lus tussen de twee bewerkingsstations is verdeeld in twee deellussen en waarbij tussen de twee deellussen over aangedreven rollen (Beruhigungsrollen) gevoerd. Bij voorkeur hebben de rollen 15 een grote diameter, groter dan 350 mm en heeft de lus tussen de rollen en het tweede bewerkingsstation een korte en constante lengte.

Een probleem van het gebruik van een lus is dat het lintvormig materiaal in de lus mogelijk wordt uitgerekt 20 en/of vervormd waardoor diverse materiaal parameter, zoals bijvoorbeeld de breedte, de dikte en een koordhoek, van het lintvormig materiaal plaatselijk kan veranderen. Zo"n lokale uitrekking of vervorming kan ertoe leiden dat het λ ··'. . ~ ·*! ΐ ' ,.a * 2 geproduceerde lintvormig materiaal door de afnemer zal worden afgekeurd en in de afvalstroom verdwijnt.

Hierbij zij opgemerkt dat de hierboven genoemde koordhoek betrekking heeft op een lintvormig materiaal 5 omvattende een in rubbermateriaal met daarin ingebed in hoofdzaak onderling parallelle stalen koorden. Deze koorden zijn georiënteerd onder een hoek met de hartlijn van het lintvormig materiaal, de zo genaamde koordhoek.

Het bovengenoemde probleem wordt in de Europese 10 octrooiaanvrage 0 919 497 Al onderkend. Er wordt beweerd dat materiaal dat eerder in de eerste lus is uitgerekt en daardoor in breedte veranderd, door de rollen weer in de oorspronkelijke staat wordt gebracht. Echter in het geval de het lintvormig materiaal bijvoorbeeld een niet 15 gevulcaniseerd rubbermateriaal omvat met daarin ingebed koorden, blijkt van een terugkomen in de oorspronkelijke staat na een vervorming in de lus nauwelijks sprake en wordt het oorspronkelijke probleem niet opgelost.

Een doel van de uitvinding is om de kans van 20 vervorming van het lintvormig materiaal in de lus te verkleinen en in het ideale geval tot nul te reduceren. Ook indien het lintvormig materiaal een niet gevulcaniseerde rubbermateriaal omvat.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een inrichting 25 zoals beschreven in de eerste alinea met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een ondersteuningsmiddel voor het ondersteunen van ten minste één flank van de lus.

Het ondersteunen van het lintvormige materiaal bij zijn weg in de lus en/of uit de lus blijkt de spanning 30 die op het lintvormig materiaal wordt uitgeoefend aanzienlijk te verminderen. Hierdoor wordt de kans op vervorming en het produceren van afval aanzienlijk verkleind.

.·} -Λ -- * 3

De inrichting volgens de uitvinding is van bijzonder belang voor het transporteren van een lintvormig materiaal tussen een eerste bewerkingsstation dat een intermitterende handeling uitvoert op het lintvormig 5 materiaal en een tweede bewerkingsstation dat een, bijna, continue handeling uitvoert op het lintvormig materiaal. Het eerste bewerkingsstation is bijvoorbeeld een lasinrichting zoals beschreven in de niet-vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 1016078. Het tweede bewerkings-10 station is bijvoorbeeld een opwikkelinrichting voor het wikkelen van het lintvormig materiaal op een rol, welke alleen zo nu en dan even gestopt moet worden om een volle rol te verwijderen en een lege rol te installeren.

Aan de zijde van de lus die grenst aan het eerste 15 bewerkingsstation, zijn de dynamische krachten groot door de hoge versnelling en vertraging van het lintvormige materiaal. Het ondersteuningsmiddel volgens de uitvinding dat deze zijde van lus ondersteund moet deze dynamische krachten en het statische gewicht van lintvormig materiaal 20 opvangen.

Aan de zijde van de lus die grenst aan het tweede bewerkingsstation, zijn de dynamische krachten veel kleiner door de lage vertraging en versnelling. Hierdoor is een ondersteuningsmiddel volgens de uitvinding aan deze zijde 25 van de lus niet altijd noodzakelijk. Een ondersteuningsmiddel volgens de uitvinding is voor deze zijde van de lus wel aanbevolen indien het lintvormig materiaal gemakkelijk zou kunnen vervormen onder zijn eigen statische gewicht.

In een voorkeursuitvoering is het ondersteunings-30 middel voorzien is van gripverhogende middelen. Men kan hierbij denken aan een enigszins ruw contactoppervlak van het ondersteuningsmiddel, welk contactoppervlak in bedrijf het lintvormig materiaal ondersteund. Bij een goede grip 4 tussen het lintvormig materiaal en het ondersteunings-middel, kan het ondersteuningsmiddel het lintvormige materiaal ook bij een steile helling van het ondersteuningsmiddel, nog steeds adequaat ondersteunen. Zo'n 5 steile helling maakt het verder mogelijk om het eerste en tweede bewerkingsstation dicht bij elkaar te plaatsen.

Hierbij zij nog vermeld dat de gripverhogende middelen zodanig zijn ingericht dat de lengte van de lus, en dus de diepte van doorhangen, variabel is. Deze variatie 10 is juist nodig om de snelheidsverschillen tussen het eerste en tweede bewerkingsstation op te vangen.

Bij voorkeur omvatten de gripverhogende middelen magneten en omvat het lintvormige materiaal een ferromagnetisch materiaal. Als voorbeeld noemen we een 15 lintvormig materiaal omvattende een in ongevulcaniseerd rubbermateriaal met daarin ingebed in hoofdzaak onderling parallelle stalen koorden. Deze koorden zijn georiënteerd onder een hoek met de hartlijn van het lintvormig materiaal. Omdat het rubber ongevulcaniseerd is, is het 20 over het algemeen plakkerig en eenvoudig te vervormen. Dit lintvormig materiaal wordt in hoofdzaak gebruikt als karkaslagen bij de fabricage van banden zoals autobanden en vrachtwagenbanden.

Door het ferromagnetische materiaal in het 25 lintvormig materiaal en de juiste plaatsing van de magneten, wordt dit lintvormige materiaal naar het ondersteuningsmiddel getrokken en krijgt het ondersteuningsmiddel een goede grip op het lintvormig materiaal. Met deze uitvoeringsvorm kan het ondersteuningsmiddel zeer 30 steil geplaatst worden.

Een alternatief voor lintvormige materialen die geen ferromagnetisch materiaal omvatten is het gebruik van een onderdruk tussen het ondersteuningsmiddel en het ’J: ; 0

v.' I

Λ 5 lintvormig materiaal voor het naar het ondersteuningsmiddel toe trekken van het lintvormig materiaal. Hiertoe is het ondersteuningsmiddel voorzien van een vacuummiddel voor het genereren van zo'n onderdruk.

5 Bij voorkeur omvat het ondersteuningsmiddel een transportband. Het voordeel van het gebruik van een transportband is, dat dit band met het lintvormige materiaal mee kan bewegen waardoor er een goede ondersteuning verkregen kan worden zonder dat er op het 10 lintvormige materiaal noemenswaardige spanning werken.

In het kader van het lintvormige materiaal dat een ferromagnetisch materiaal omvat, zoals hierboven beschreven, is het voordeling als de magneten zijn aangebracht aan een van een oppervlak van het transportband 15 afgekeerde zijde, waarbij het oppervlak van het transportband is ingericht voor het leiden en ondersteunen van het lintvormige materiaal. Hierdoor zal het lintvormige materiaal niet in aanraking komen met de magneten maar door de magneten tegen het transportband aan getrokken worden.

20 In een uitvoeringsvorm is de transportband is voorzien van een aandrijving die is ingericht voor een mechanische koppeling met de aandrijving van het, in bedrijf aan de transportband grenzende, bewerkingsstation. Hierdoor is de snelheid van de transportband op een 25 eenvoudige wijze gesynchroniseerd met de snelheid van het aangrenzend bewerkingsstation.

Een alternatief is om de transportband actief aan te sturen door middel van een motor. Bij voorkeur is die motor zo afstelbaar dat de snelheid van de transportband 30 synchroon is met de snelheid van het lintvormige materiaal in het, in bedrijf aan de transportband grenzende, bewerkingsstation. Voor deze uitvoeringsvorm moet de motor dus voorzien zijn van besturingsmiddelen die zijn ingericht 6 voor het ontvangen en verwerken van snelheidsgegevens afkomstig van het aangrenzend bewerkingsstation.

Is het transportband geplaatst aan die zijde van de lus die grens het eerste bewerkingsstation dat een 5 intermitterende bewerking uitvoert, dan wordt deze transportband bij voorkeur zo afgesteld dat hij synchroon loopt met de snelheid van het eerste bewerkingsstation en dat deze transportband de versnellingen en vertragingen van het eerste bewerkingsstation volgt. Zo zal een andere 10 transportband die aan de andere zijde van de lus geplaatst is, welke zijde grenst aan het tweede bewerkingsstation, bij voorkeur zo afgesteld dat hij synchroon loopt met de snelheid van het tweede bewerkingsstation.

In een uitvoeringsvorm maakt de inrichting 15 gebruik van twee ondersteuningsmiddelen die in serie

geplaatst zijn. Een eerste ondersteuningsmiddel voor ondersteuning van de neergaande flank en een tweede ondersteuningsmiddel voor ondersteuning van de opgaande flank van het lintvormige materiaal, waarbij de twee 20 ondersteuningsmiddelen zijn opgesteld zodat zij een V

vormen. De lus wordt in deze uitvoeringsvorm opgesloten in de V, waarbij het linker en rechter been van de V een ondersteuningsmiddel vormt voor het lintvormige materiaal.

Bij voorkeur is het ondersteuningsmiddel voorzien 25 van een langgerekt vlak voor ondersteuning van het grootste deel van de opgaande en/of neergaande flank van de lus. Hierdoor ontstaat een groot contactvlak tussen het lintvormig materiaal en het ondersteuningsmiddel. Ook zo'n groot contact vlak kan bijdragen tot een ten minste bij 30 benadering spanningsloze ondersteuning van het lintvormig materiaal.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld. Daarin wordt getoond in: 7

Figuur 1 een schematische weergave van een put voor een lus waarbij zowel de neergaande als aan de opgaande flank van de lus worden ondersteund door een ondersteuningsmiddel volgens de uitvinding.

5 Figuur 1 toont een inrichting voor het ondersteunen van een lintvormig materiaal volgens de uitvinding. De inrichting is geplaatst in een put 1 die zich bevind tussen een eerste bewerkingsstation 2 en een tweede bewerkingsstation 3. Bij voorkeur is de minimum 10 diepte van de put 2500 mm hetgeen een maximale luslengte van ca. 4200 mm mogelijk maakt. Het spreekt van zelf dat diepere putten langere lussen toe laten.

Het hier geïllustreerde voorbeeld is bedoeld voor het ondersteunen van een lintvormig materiaal 4 omvattende 15 een rubbermateriaal voorzien van ferromagnetische versterkingskoorden. Figuur 1 toont de lusvorm van het lintvormige materiaal 4 in de put 1.

Het lintvormig materiaal 4 afkomstig van het eerst bewerkingsstation 2 wordt in een ruime boog, 20 eventueel over een rol met een grote diameter, naar het eerste ondersteuningsmiddel 5 geleid. Dit eerste ondersteuningsmiddel 5 is voorzien van een transportband 6 die wordt aangedreven door een motor 7. Het lintvormige materiaal 4 ligt aan tegen een contactvlak 8 van de 25 transportband 6. Aan de van het contactvlak 8 afgelegen zijde van het transportband 6 zijn magneten 9 gemonteerd. Deze magneten trekken het lintvormige materiaal 4 tegen het contactvlak 8 aan.

Enerzijds is het mogelijk om gebruik te maken van 30 permanente magneten. Hierbij moet de magnetische aantrekkingskracht voldoende groot zijn zodat het lintvormige materiaal 4 door het contactvlak 8 van de transportband 6 ondersteund wordt. Daarnaast moet de 8 magnetische aantrekkingskracht het toelaten dat de bodem van de lus in verticale zin verplaatsbaar is. Met andere woorden de magnetische aantrekkingskracht mag niet zo groot zijn dat het lintvormige materiaal 4 altijd tot op de bodem 5 van de put geleid wordt.

Anderzijds is het mogelijk om gebruikt te maken van een stel elektromagneten die zo zijn gerangschikt dat de totale lengte van de transportband 6 wordt verdeeld in verschillende zones 10, 10", 10"",..., iedere zone is 10 voorzien van tenminste één schakelbare elektromagneet. Hierdoor dat het magnetisch veld in de verschillende zones naar believen aan en uitgeschakeld worden. De zones verdelen de transportband 6 van boven naar beneden.

Afhankelijk van de positie van de bodem van de lus 11 kan 15 een of meer van de onderste zones uitgeschakeld worden en wordt het lintvormige materiaal 4 in de uitgeschakelde zones niet meer aangetrokken naar de transportband 6. De bepaling van de positie van de bodem van de lus 11 kan middels bekende optische en/of magnetische metingen plaats 20 vinden.

Het gebruik van elektromagneten maakt het verder mogelijk om de magnetische aantrekkingskracht in te stellen. Hierdoor is dit type transportband zeer breed inzetbaar omdat de magnetische aantrekkingskracht voor 25 ieder produkt op het juiste niveau ingesteld kan worden.

Verder is motor 7 zodanig ingericht dat deze de snelheid van de transportband 6 synchroon maakt aan de snelheid die het lintvormig materiaal 4 heeft in het eerste bewerkingsstation 2.

30 Bij de opgaande flank van de lus, wordt het lintvormige materiaal 4 ondersteund door een tweede ondersteuningsmiddel 12. Tussen het eerste ondersteunings-middel 5 en het tweede ondersteuningsmiddel 12 een relatief ^ C' ‘r ! f ^ C I' I Ü 3 , 9 klein stukje van het lintvormige materiaal 4 niet ondersteund zijn. Dit stukje levert in de praktijk geen noemenswaardige vervormingen op omdat grote dynamische krachten die door de bewerkingsstations 2, 3 worden 5 opgewekt reeds door de ondersteuningsmiddelen 5, 12 zijn opgevangen en omdat statische krachten door het eigengewicht van dit niet ondersteund stukje lintvormig materiaal 4 klein zijn omdat het eigengewicht van de stukje klein is.

10 Het tweede ondersteuningsmiddel 12 kan op eenzelfde manier zijn ingericht als het eerste ondersteuningsmiddel 5, zoals hierboven beschreven. Echter nu zal de motor 13 zodanig ingericht zijn dat deze de snelheid van de transportband 14 synchroon maakt aan de snelheid die 15 het lintvormig materiaal 4 heeft in het tweede bewerkingsstation 3.

Het zal duidelijk zijn dat het hierboven beschreven voorbeeld slecht dient ter illustratie van de uitvinding, en dat de vakman in staat is verschillende 20 varianten te ontwikkelen die binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies vallen.

Zo zal het voor de vakman duidelijk zijn dat het hierboven beschreven voorbeeld enkel werkt voor materialen die middels magneten aangetrokken kunnen worden. In het 25 geval van een rubbermateriaal dat kunststof koorden bevat, zoals bijvoorbeeld Polyester Nylon Viscose - of

Aramide koorden (met productnamen zoals Twaron of Kevlar) en waarbij het materiaal geen verder ferromagnetisch materiaal bevat (bijvoorbeeld in de vorm van een vulmiddel) 30 is de inrichting volgens dit voorbeeld niet zonder meer bruikbaar. Voor het ondersteunen van dit soort materialen hoeven de transportbanden natuurlijk niet van magneten te zijn voorzien. Bij voorkeur zijn de transportbanden aan het 10 contactoppervlak enigszins ruw en worden de transportbanden onder een minder stijle helling geplaatst zodat zij ook de flanken van een lus van deze lintvormige materialen op een adequate wijze kunnen ondersteunen.

5 Een alternatief is natuurlijk het gebruik van een onderdruk tussen het ondersteuningsmiddel en het lintvormig materiaal voor het naar het ondersteuningsmiddel toe trekken van het lintvormig materiaal, zoals eerder omschreven.

10 Verder wordt in het voorbeeld gesproken van het plaatsen van de inrichting in een put. Dit is niet noodzakelijkerwijs nodig. De inrichting kan ook geheel of gedeeltelijk bovengronds geplaatst zijn. Echter dan moet het lintvormig materiaal eerst omhoog getransporteerd 15 worden. Ook bij dit transport kan gebruik gemaakt worden van een ondersteuningsmiddel volgens de uitvinding.

Indien de kracht tussen het lintvormig materiaal en het ondersteuningselement groot genoeg is, kan zelfs overwogen worden om twee ondersteuningselementen in serie 20 te plaatsen in de vorm van een Λ. De lus wordt in deze uitvoeringsvorm opgesloten in de Λ, waarbij het linker en rechter been van de A een ondersteuningsmiddel vormt voor het lintvormige materiaal.

Bij het gebruik van deze Λ vorm kan de lus in 25 zijn geheel bovengronds geplaatst worden, waarbij het lintvormig materiaal niet eerst in verticale zin verplaatst worden.

Een verder alternatief is om de lus horizontaal te leggen waarbij tenminste twee ondersteuningselementen 30 verticaal boven elkaar geplaatst zijn.

-o-o-o-o-o-o-o-o-

Claims (17)

1. Inrichting voor het leiden van een lintvormig materiaal van een eerste bewerkingsstation naar een tweede 5 bewerkingsstation, waarbij de inrichting is ingericht voor het opvangen van intermitterende snelheidsverschillen van het lintvormig materiaal tussen het eerste en tweede bewerkingsstation door het vormen van een lus, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van een onder- 10 steuningsmiddel voor het ondersteunen van ten minste één flank van de lus.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het ondersteuningsmiddel voorzien is van gripverhogende middelen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het lintvormig materiaal een ferromagnetisch materiaal omvat en waarbij het ondersteuningsmiddel is voorzien van magneten die zijn ingericht voor het naar het ondersteuningsmiddel toe trekken van het lintvormig materiaal.

4. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het ondersteuningsmiddel is voorzien van een vacuummiddel voor het genereren van een onderdruk tussen het ondersteuningsmiddel en het lintvormig materiaal voor het naar het ondersteuningsmiddel toe trekken van het 25 lintvormig materiaal.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ondersteuningsmiddel een transportband omvat voor het leiden en ondersteunen van het lintvormige materiaal.

6. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het ondersteuningsmiddel een transportband omvat waarbij een oppervlak van de transportband is ingericht voor het leiden en ondersteunen van het lintvormig materiaal, en waarbij de magneten zijn aangebracht aan een van het oppervlak afgekeerde zijde van het transportband.

7. Inrichting volgens conclusies 5 of 6, waarbij de transportband is voorzien van een aandrijving die is 5 ingericht voor een mechanische koppeling met de aandrijving van het, in bedrijf aan de transportband grenzende, bewerkingsstation.

8. Inrichting volgens conclusies 5 of 6, waarbij de transportband is voorzien van een motor voor een 10 aandrijving van de transportband.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de transportband verder is voorzien van middelen voor het synchroniseren de snelheid van de transportband met de snelheid van het lintvormige materiaal in het, aan de 15 transportband grenzende, bewerkingsstation.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee ondersteuningsmiddelen in serie geplaatst zijn, één voor ondersteuning van de neergaande flank en één voor ondersteuning van de opgaande flank van 20 het lintvormige materiaal, waarbij de twee ondersteuningsmiddelen zijn opgesteld zodat zij een V vormen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ondersteuningsmiddelen in een put 25 tussen het eerste en tweede bewerkingsstation, zijn geplaatst.

12. Een ondersteuningsmiddel voor gebruik in een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ondersteuningsmiddel is voorzien van een langgerekt 30 vlak voor ondersteuning van het grootste deel van de opgaande en/of neergaande flank van de lus.

13. Een transportband voor gebruik in een inrichting volgens conclusie 6, waarbij de transportband ’ ''5 ' ‘ :·*· -? ( w * * V^' \J> I* een oppervlak omvat dat is ingericht voor het leiden en ondersteunen van het lintvormig materiaal, en waarbij de magneten zijn aangebracht aan een van het oppervlak afgekeerde zijde van het transportband.

14. Een transportband volgens conclusie 13, waarbij de transportband is voorzien van een aandrijving die is ingericht voor een mechanische koppeling met de aandrijving van een, in bedrijf aan de transportband grenzend, bewerkingsstation.

15. Een transportband volgens conclusie 13, waarbij de transportband is voorzien van een motor voor een aandrijving van de transportband.

16. Een transportband volgens conclusie 15, waarbij de transportband verder is voorzien van 15 aansturingsmiddelen die zijn ingericht voor het synchroniseren van de snelheid van de transportband met de snelheid van het lintvormige materiaal in een, in bedrijf aan de transportband grenzend, bewerkingsstation.

17. Een inrichting voor het leiden van een 20 lintvormig materiaal van een eerste bewerkingsstation naar een tweede bewerkingsstation, omvattend een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. I'· 1¾. :