NL1019059C2 - Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren. Download PDF

Info

Publication number
NL1019059C2
NL1019059C2 NL1019059A NL1019059A NL1019059C2 NL 1019059 C2 NL1019059 C2 NL 1019059C2 NL 1019059 A NL1019059 A NL 1019059A NL 1019059 A NL1019059 A NL 1019059A NL 1019059 C2 NL1019059 C2 NL 1019059C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milk
measuring
pattern
milking
variable
Prior art date
Application number
NL1019059A
Other languages
English (en)
Inventor
Helena Geralda Mari Vijverberg
Elena Espada Aventin
Original Assignee
Lely Entpr Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Entpr Ag filed Critical Lely Entpr Ag
Priority to NL1019059A priority Critical patent/NL1019059C2/nl
Priority to DK02078836T priority patent/DK1297744T3/da
Priority to DE60209441T priority patent/DE60209441T2/de
Priority to EP02078836A priority patent/EP1297744B1/en
Priority to IL15190202A priority patent/IL151902A0/xx
Priority to CA002404899A priority patent/CA2404899C/en
Priority to US10/255,174 priority patent/US6776119B2/en
Priority to JP2002286011A priority patent/JP4159841B2/ja
Application granted granted Critical
Publication of NL1019059C2 publication Critical patent/NL1019059C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N21/00Investigating or analysing materials by the use of optical means, i.e. using sub-millimetre waves, infrared, visible or ultraviolet light
    • G01N21/17Systems in which incident light is modified in accordance with the properties of the material investigated
    • G01N21/25Colour; Spectral properties, i.e. comparison of effect of material on the light at two or more different wavelengths or wavelength bands
    • G01N21/31Investigating relative effect of material at wavelengths characteristic of specific elements or molecules, e.g. atomic absorption spectrometry
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/007Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/007Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
    • A01J5/01Milkmeters; Milk flow sensing devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/013On-site detection of mastitis in milk
    • A01J5/0131On-site detection of mastitis in milk by analysing the milk composition, e.g. concentration or detection of specific substances
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/013On-site detection of mastitis in milk
    • A01J5/0133On-site detection of mastitis in milk by using electricity, e.g. conductivity or capacitance
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/013On-site detection of mastitis in milk
    • A01J5/0136On-site detection of mastitis in milk by using milk flow characteristics, e.g. differences between udder quarters or differences with previous milking runs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/013On-site detection of mastitis in milk
    • A01J5/0138On-site detection of mastitis in milk by using temperature
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/02Food
    • G01N33/04Dairy products

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Spectroscopy & Molecular Physics (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Investigating Or Analysing Biological Materials (AREA)
  • Investigating Or Analysing Materials By Optical Means (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET MELKEN VAN MELKDIEREN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van een melkdier volgens de aanhef 5 van conclusie 1.
Een dergelijke inrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een melkrobot, is op zich bekend. In een dergelijke melkrobot wordt onder meer de gemiddelde waarde van de geleidbaarheid van de melk afkomstig van het melkdier gemeten. 10 Hierbij is dus de waarde van de geleidbaarheid de waarde van een variabele met betrekking tot het melkdier zoals genoemd in de aanhef van conclusie 1. Afhankelijk van de waarde van de gemiddelde geleidbaarheid kan worden besloten of de verkregen melk al dan niet voor verdere verwerking geschikt is. Het is 15 echter gebleken dat de bekende inrichting aan de hand van de gemeten geleidbaarheid soms een foute conclusie trekt, zodat bijvoorbeeld geschikte melk niet voor verdere verwerking wordt gebruikt, maar wordt afgevoerd.
Het is onder meer een doel van de uitvinding een 20 inrichting voor het melken van een melkdier te verschaffen waarmee de beslissing of verkregen melk al dan niet geschikt is voor verder verwerking nauwkeurig kan worden genomen.
Hiertoe bevat een inrichting van de boven beschreven soort volgens de uitvinding de maatregelen volgens het kenmerk 25 van conclusie 1. Door niet alleen een bepaalde waarde, maar het gehele patroon ofwel verloop van de variabele gedurende de melkbeurt te gebruiken om te bepalen of verkregen melk al dan niet verder verwerkt dient te worden, kan een nog nauwkeuriger beslissing worden genomen ten aanzien van het al dan niet 30 verder verwerken van de verkregen melk. Het vergelijken van meetpatronen met referentiepatronen blijkt tot meer juiste beslissingen te leiden dan het uitsluitend vergelijken van een enkele meetwaarde.
In een uitvoering van een inrichting volgens de 35 uitvinding is het verwerkingsorgaan voorzien van een geheugen, 2 waarbij het geheugen geschikt is voor het opslaan van het meetpatroon respectievelijk het referentiemeetpatroon.
In het bijzonder is het verwerkingsorgaan voorzien van een middelingsorgaan voor het bepalen van het gemiddelde 5 meetpatroon van een melkvariabele, waarbij het van voordeel is dat het geheugen geschikt is voor het opslaan van het gemiddelde meetpatroon. Een dergelijk gemiddeld meetpatroon kan uitstekend worden gebruikt om afwijkingen van dit gemiddelde patroon te bepalen, hetgeen een aanduiding kan zijn 10 dat de toestand van het melkdier anders is dan normaal of dat de door het melkdier verschafte melk anders is dan normaal. Met andere woorden het gemiddelde meetpatroon vormt het referentiepatroon. Een dergelijk gemiddeld meetpatroon blijkt per dier een nauwkeuriger indicatie voor de afwijking te 15 verschaffen dan een van tevoren vastgestelde referentiewaarde. In het bijzonder wanneer het gemiddelde een zogenaamd voortschrijdend gemiddelde is, dat wil zeggen een gemiddelde over bijvoorbeeld de laatste tien, een ander aantal is eveneens mogelijk, melkbeurten, wordt de mogelijkheid 20 verschaft een correcte beslissing te nemen.
Hoewel voor alle dieren dezelfde drempels kunnen worden gebruikt heeft het voordeel wanneer een geheugen van het verwerkingsorgaan voor een dier voor een betreffend meetpatroon van een melkvariabele een bovendrempelpatroon 25 en/of onderdrempelpatroon bevat.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een melkleidingsysteem omvattende een aantal leidingen en ten minste één door het vergelijkingssignaal bestuurd orgaan voor 30 het naar een betreffende leiding sturen van melk stromende door het melkleidingsysteem, kan automatisch ongeschikte melk worden afgevoerd dan wel geschikte melk voor verdere verwerking worden doorgestuurd.
Teneinde een en ander visueel te kunnen controleren 35 heeft het voordeel wanneer de inrichting een weergeeforgaan 3 omvat voor het weergeven van het vergelijkingssignaal. Wanneer de inrichting een orgaan voor het opwekken van een waarschuwing omvat, welk waarschuwingsorgaan wordt bestuurd door het vergelijkingssignaal, kan, in het geval zich een 5 bepaalde situatie voordoet, een waarschuwing aan de beheerder van de inrichting worden afgegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een geluidssignaal.
Bij voorkeur omvat het meetorgaan een kleursensor-meetsysteem voor het meten van de intensiteit van ten minste 10 één golflengteband, in het bijzonder in het zichtbare golflengtegebied, van de van het melkdier verkregen melk, waarbij de variabele de intensiteit van de golflengteband is. In het bij zonder wordt met behulp van het kleursensor- meetsysteem de intensiteit van de afzonderlijke kleuren in de 15 melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren vastgesteld. In deze uitvoering is dus de variabele de kleur van de verkregen melk.
In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een flowsensor voor het meten van 20 de flow van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de flowsensor de flow van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een op zich bekende 25 geleidbaarheidsmeter voor het meten van de geleidbaarheid van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de geleidbaarheidsmeter de geleidbaarheid van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In nog een verdere uitvoering van een inrichting 30 volgens de uitvinding is het meetorgaan een thermometer voor het meten van de temperatuur van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de thermometer de temperatuur van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In nog een verdere uitvoering van een inrichting 35 volgens de uitvinding is het meetorgaan een bestanddeelmeter 4 voor het meten van de hoeveelheid van een bestanddeel van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, ureum, bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc. Bij voorkeur meet de bestanddeelmeter de bestanddelen van de melk verkregen 5 uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een middel voor het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier, en is het geheugen geschikt voor 10 het bevatten van een referentiepatroon afhankelijk van de gemeten periode, respectievelijk een bovendrempelpatroon en/of onderdrempelpatroon afhankelijk van de gemeten periode. Deze uitvoering van de uitvinding berust op het inzicht dat de gemeten waarde van de variabele afhankelijk is van de gemeten 15 periode, ook wel tussentijd genoemd, ook al blijft de conditie van het melkdier onveranderd. Door volgens de uitvinding in het geheugen verscheidene referentiewaarden voor de variabele op te nemen, waarbij de referentiewaarden afhankelijk zijn van de gemeten periode, kan een nauwkeuriger vergelijking van de 20 gemeten waarden plaatsvinden, zodat een correcte beslissing kan worden genomen of de melk geschikt is voor verdere verwerking of niet. Bovendien kunnen na vergelijking van de gemeten waarden met de referentiewaarden correctere conclusies met betrekking tot de conditie respectievelijk gezondheid van 25 het melkdier worden getrokken. Onder periode wordt in het bijzonder volgens de uitvinding verstaan een door een klok gemeten tijdsperiode tussen twee opeenvolgende melkbeurten of een door een teller geteld aantal melkdieren dat is gemolken tussen de twee opeenvolgende melkbeurten. Daarnaast is 30 bijvoorbeeld tevens een andere variabele die tijdsafhankelijk is meetbaar, bijvoorbeeld de totale hoeveelheid geproduceerde melk tussen de twee opeenvolgende melkbeurten.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het melken van dieren, zoals koeien, welke 35 werkwijze de stap bevat van het meten van een waarde van ten 5 minste één melkvariabele gedurende een melkbeurt van een dier, en de stap van het opwekken van een meetsignaal indicatief voor de gemeten waarde van de melkvariabele, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het gedurende het gehele 5 verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een meetpatroon van de melkvariabele, en de stap van het vergelijken van het verkregen meetpatroon met een referentiemeetpatroon.
10 De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont:
Figuur 1 schematisch een inrichting voor het melken van een koe voorzien van een kleursensor-meetsysteem, 25 Figuur 2 schematisch een melkbox met een melkrobot voorzien van middelen voor het meten van een variabele met betrekking tot de koe, en
Figuur 3 een aantal normale meetpatronen voor bepaalde koeien.
20
Figuur 1 toont een viertal op de spenen van een te melken dier aan te sluiten melkbekers 1, waarvan de melkafvoerslangen 2 uitmonden in een melkglas 3. Op het melkglas 3 is voorts een vacuümleiding 18 aangesloten om in 25 het melkglas 3 zelf, in de melkafvoerslangen 2 en in de melkbekers 1 een onderdruk aan te leggen, nodig om de melkbekers op de spenen van het dier aangesloten te houden, om te kunnen melken en om melk en hierin aanwezige lucht in het melkglas 3 van elkaar te scheiden. Vanuit het melkglas 3 wordt 30 de verkregen melk via een kraan 4, een pomp 5, een terugslagklep 6 en een driewegkraan 7 over een leiding 8 naar een verder niet weergegeven melktank afgevoerd.
In figuur 1 is voorts een kleursensor-meetsysteem 9 aangegeven, welk meetsysteem een kleurintensiteits-35 verwerkingseenheid (MCS) 10 omvat, waarop via glasvezelkabels 6 11 een viertal sensoren 12 is aangesloten. Deze sensoren 12 zijn aangebracht in de melkleidingen 2 om de intensiteit van een aantal gedefinieerde kleuren in de melk vast te stellen en om deze intensiteiten representerende signalen toe te voeren 5 aan de verwerkingseenheid 10. Als kleursensor-meetsysteem kan gebruik worden gemaakt van het Modular Color Sensor systeem CS1 van de firma Stracon Messsysteme GmbH, lm Camisch 10, Kahla. De in dit systeem gebruikte sensoren zijn gevoelig voor frequenties in frequentiebanden voor rood (R) , groen (G) en 10 blauw (B). Per meting worden dan ook drie signalen afgegeven, welke kunnen worden beschouwd als intensiteitswaarden voor deze drie kleuren.
Hoewel tot op heden werd gedacht dat voor melk van een constante samenstelling deze drie intensiteitswaarden een 15 vaste onderlinge relatie hebben, welke relatie onder meer afhankelijk is van de verontreinigingen en bestanddelen in de melk, is gebleken dat voor bepaalde melkdieren de relatie tussen de drie intensiteitswaarden afhankelijk is van de tussentijd, met andere woorden afhankelijk is van de periode 20 gelegen tussen twee opeenvolgende melkbeurten. Hierbij blijkt de periode in het bijzonder een tijdsperiode tussen de twee opeenvolgende melkbeurten te zijn, maar blijkt er alternatief een verband te zijn tussen het aantal gemolken koeien respectievelijk de hoeveelheid geproduceerde melk en de 25 intensiteitswaarden.
De kleurintensiteitsverwerkingseenheid (MCS) 10 omvat een computer (PC) 13 (in de figuur voor de duidelijkheid afzonderlijk van de kleurintensiteitsverwerkingseenheid (MCS) weergegeven) , waarin voor elk te melken dier een 30 gegevensbestand aanwezig is, waarin alle voor het melken van een desbetreffend dier benodigde gegevens zijn opgeslagen.
Gedurende het gehele verloop van een melkbeurt worden ook de verkregen drie intensiteitswaarden van de desbetreffende kleuren in de melk opgeslagen. Deze bij elke 35 melkbeurt opgeslagen intensiteitswaarden vormen aldus een 7 kleurmeetpatroon. Uit de kleurmeetpatronen die voor een bepaald dier tijdens een gedefinieerd aantal (bijvoorbeeld tien, maar een ander aantal is ook mogelijk), laatst plaatsgevonden hebbende melkbeurten zijn verkregen, kan het voort-5 schrijdend gemiddelde worden bepaald. Bij de middeling worden bij voorkeur melkbeurten gebruikt met dezelfde tussentijd. De bij een volgende melkbeurt met dezelfde tussentijd verkregen kleurpatronen kunnen met dit voortschrijdend gemiddelde kleurmeetpatroon worden vergeleken, dat wil zeggen het laatst 10 verkregen kleurmeetpatroon van elk van de drie kleuren kan worden vergeleken met het corresponderende, als voortschrijdend gemiddelde in de computer vastgelegde kleurmeetpatroon (bij voorkeur behorende bij eenzelfde tussentijd). Met andere woorden, de kleurmeetpatronen worden 15 zowel onderling als met overeenkomstige kleurmeetpatronen, vastgelegd tijdens één of meer eerdere melkbeurten (bij voorkeur met dezelfde tussentijd), vergeleken. Dit vergelijkingsproces vindt plaats in de computer 13, die tevens als vergelijkingsorgaan functioneert. Vervolgens kunnen de 20 resultaten van dit vergelijkingsproces op zodanige wijze op een weergeeforgaan worden weergegeven, dat hieruit rechtstreeks de aanwezigheid van bepaalde stoffen, zoals verontreinigingen, in de melk kan worden afgelezen. Deze resultaten kunnen via de leiding 14 worden toegevoerd aan een 25 beeldscherm of aan een printer.
In plaats van het bepalen van het voortschrijdend gemiddelde van het kleurmeetpatroon voor elk van de kleuren kan ook op een andere manier voor elke kleur een ijkpatroon, zoals in het bijzonder een referentiepatroon respectievelijk 30 een onderdrempelpatroon of een bovendrempelpatroon, worden vastgesteld. Het is mogelijk ijkpatronen te hanteren die zouden kunnen gelden voor de van alle dieren of van een groep dieren verkregen melk. In dat geval zal het niet noodzakelijk zijn om in elk van de meikafvoerslangen 2 een sensor 12 aan te 35 brengen, maar kan in het melkglas 3 een overloopbakje 17 8 worden aangebracht, in welk bakje een dergelijke sensor 12' is aangebracht, welke via een, met een "gestreepte" lijn 11' weergegeven glasvezelkabel is aangesloten op de verwerkings-eenheid 10. Als verder alternatief kan een sensor 12" onderin 5 het melkglas 3 worden geplaatst. Ook dan dient deze weer via een glasvezelkabel 11" te zijn aangesloten op de verwerkingseenheid 10.
In alle gevallen geldt echter dat, wanneer blijkt dat zich in de melk ontoelaatbare hoeveelheden van ongewenste 10 stoffen bevinden, door de computer 13 over de leiding 15 een signaal wordt afgegeven aan de driewegkraan 7, via welke kraan en daarop aangesloten afvoerleiding 16 de melk met deze ongewenste stoffen afzonderlijk kan worden afgevoerd.
Wanneer bijvoorbeeld in de melk bloed is terechtge-15 komen, dan zal het kleurmeetpatroon, door de sensor 12 afgegeven voor de kleur rood, een ander patroon zijn dan wanneer zich geen bloed in de melk bevindt. Dit kleurmeetpatroon zal dan hoger zijn dan het op grond van het voortschrijdend gemiddelde kleurmeetpatroon of hoger zijn dan 20 het gehanteerde ijkpatroon (bij voorkeur afhankelijk van de vergelijking met patronen behorende tot dezelfde tussentijd). Ook wanneer zich geen verontreinigingen in de melk bevinden, dan kunnen gedurende de melkbeurt toch veranderingen worden vastgesteld in de concentratie van normaal in de melk 25 aanwezige stoffen.
Het is verder gebleken dat de kleurmeetpatronen voor de drie kleuren voor verschillende dieren een verschillende onderlinge verhoudingswaarde hebben. Vandaar dat het gunstig is om de kleurmeetpatronen voor elk dier bij elke melkbeurt 30 apart te bepalen en te vergelijken met ijkpatronen of, in het bijzonder, voortschrijdende gemiddelde kleurmeetpatronen, vastgesteld voor dit specifieke dier (en bij voorkeur behorende tot dezelfde tussentijd).
Een voorbeeld van de afhankelijkheid van de gemeten 35 kleurintensiteit (en dus van het gemeten kleurpatroon) van de 9 tussentijd, welke afhankelijkheid met het boven genoemde kleursensor-meetsysteem duidelijk is gebleken, wordt hierna gegeven. Verder is gebleken dat deze afhankelijkheid reproduceerbaar is. Voor een bepaalde koe is gebleken dat de 5 intensiteit van de blauwe frequentieband op een bepaalde manier stijgt als de tijdsperiode, de tussentijd, en/of het aantal koeien dat gemolken is en/of de hoeveelheid geproduceerde melk toeneemt. Verder is gebleken dat de intensiteit van de groene frequentieband een bepaalde, lichte 10 daling vertoont bij toenemende tussentijd. De intensiteit van de rode frequentieband vertoonde een bepaalde lichte stijging. Voor deze koe bleek de totale som van de intensiteiten met toenemend interval tot een maximale waarde te stijgen en bij verdere toename aan tussentijd via een bepaald patroon af te 15 nemen. De waarde van de intensiteit in de rode frequentieband verminderd met de waarde van de blauwe frequentieband bleek bij deze koe, met toenemende tussentijd, een dalend patroon te vertonen, terwijl het quotiënt van de intensiteit in de rode frequentieband en de intensiteit in de groene frequentieband 20 met toenemende tussentijd steeg tot een maximale waarde en bij verdere stijging in de tussentijd constant bleef. Het zal duidelijk zijn dat, bij vergelijking van de melk verkregen van deze koe, bij elke tussentijd een andere referentiewaarde of patroon dient te worden genomen om te beslissen of de 25 verkregen melk geschikt is voor verdere verwerking of niet.
Verder is gebleken dat de kleurintensiteit per kwartier kan verschillen, zodat het, teneinde te kunnen beslissen of melk verkregen van een kwartier al dan niet verder kan worden verwerkt, voordelig is de kleurmeetpatronen 30 per dier, per kwartier, en bij voorkeur per tussentijd, te vergelijken.
Verder is gebleken dat het flowpatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt per dier verschillend is, en verder afhankelijk is van de tussentijd. Ook hier dient dus, 35 teneinde een correcte beslissing te kunnen nemen omtrent het 10 al dan niet verder verwerken van de verkregen melk, het gemeten patroon van de flow vergeleken te worden met een referentiepatroon voor die tussentijd. Hierbij wordt opgemerkt dat een flowsensor voor het meten van de flow van de melk 5 verkregen tijdens de melkbeurt op zich bekend is. In het bijzonder meet de flowsensor het flowpatroon van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
Verder is gebleken dat het patroon van de geleidbaarheid over de gehele melkbeurt per dier of per groep 10 dieren verschillend kan zijn, en een nauwkeuriger beslissing omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk kan verschaffen dan alleen een enkele meetwaarde. Daarnaast stijgt de geleidbaarheid van de verkregen melk voor de genoemde koe met toenemende tussentijd. Een geleidbaarheids-15 meter voor het meten van het geleidbaarheidspatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, in het bijzonder per kwartier, kan dan gebruikt worden teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier).
20 Verder is gebleken dat de temperatuur van de verkregen melk voor de genoemde koe stijgt met toenemende tussentijd. Een thermometer voor het meten van het temperatuurpatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, in het bijzonder voor het meten van het temperatuurpatroon van 25 de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren, kan dan worden gebruikt teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier en/of per tussentijd).
Bovendien is gebleken dat voor de genoemde koe het 30 vetgehalte van de verkregen melk volgens een bepaalde curve afneemt met toenemende tussentijd. Ook voor andere bestanddelen blijkt er een afhankelijkheid te zijn tussen de hoeveelheid en de tussentijd. Een bestanddeelmeter voor het meten van het hoeveelheidspatroon van een bestanddeel van de 35 melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, ureum, 11 bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc., in het bijzonder het bestanddeelpatroon van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren, kan dan worden gebruikt teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet 5 verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier en/of per tussentijd).
De bovengenoemde verbanden zijn niet alleen bij een bepaalde koe gevonden, maar alle koeien blijken melk te verschaffen waarvan de meetbare variabelen een koe-afhankelijk 10 patroon vertonen. Een bepaald patroon voor de ene koe kan dan duiden op melk die voor verdere verwerking geschikt is, terwijl datzelfde patroon gemeten aan melk verkregen van een andere koe kan duiden op melk die niet geschikt is voor verdere verwerking.
15 Zoals boven reeds is aangeduid voor de kleurintensiteitmeting, wordt volgens de uitvinding een gemeten meetpatroon (ook wel meetkromme genoemd) van de variabele tijdens de melkbeurt gebruikt om te beslissen of verkregen melk al dan niet verder kan worden verwerkt. Dit is 20 met name geschikt voor het verloop in kleur, geleidbaarheid en flow tijdens een melkbeurt, hoewel de andere hierboven genoemde variabelen ook een verloop tijdens de melkbeurt vertonen welk verloop kan worden gebruikt voor het verkrijgen van een correcte beslissing of verkregen melk al dan niet 25 geschikt is om verder te worden verwerkt.
Voorbeelden van bij verschillende melkdieren gemeten normale meetpatronen met betrekking tot kleur en geleidbaarheid, welke normale meetpatronen melk die geschikt is voor verdere verwerking aanduiden, zijn in figuur 3 30 weergegeven.
Een dergelijk normaal meetpatroon kan een vooraf bepaald meetpatroon zijn, of een voor een dier (bij voorkeur per tussentijd) gemiddeld meetpatroon. Hiertoe is een middelingsorgaan voorzien voor het bepalen van het gemiddelde 35 van een meetpatroon van een melkvariabele. Daarnaast zijn ook 12 andere referentiepatronen mogelijk (bijvoorbeeld een bovendrempelpatroon en/of onderdrempelpatroon).
In figuur 2 is schematisch een melkbox 19 met een melkrobot 20 weergegeven, waarbij de uitvinding in het 5 bijzonder van toepassing is. Hierin worden verscheidene meetorganen voor het meten van het patroon van de waarden van variabelen met betrekking tot de koe schematisch weergegeven.
Verder wordt teneinde de gezondheid van de koe 22 te meten de hartslag gemeten door middel van een band 21 met 10 hartslagmeter om de poot of de buik van de koe 22. Alternatief of aanvullend kan een op zich bekende hartslagmeter op de koe 22 zijn aangebracht nabij een plaats van een slagader, hierbij kan bijvoorbeeld aan de uier, of een oor van de koe worden gedacht. Een geschikt hartbewakingssysteem is bijvoorbeeld 15 verkrijgbaar bij Polar Electro Oy, Helsinki, Finland. Alternatief kan een hartslagmeter in ten minste één van de melkbekers 23 zijn opgenomen.
In de melkbox 19 kunnen één of meer camera's 24 zijn geplaatst voor het observeren en meten van de activiteit van 20 de koe 22, hetgeen ook kan worden gebruikt voor het bewaken van de gezondheidstoestand van de koe 22. De videobeelden worden door op zich bekende bewegingsherkennings-programmatuur geanalyseerd om activiteitsparameters zoals stappen, schoppen en dergelijke te kunnen bepalen. Hiertoe wordt het beeld per 25 koe 22 vergeleken met historisch opgeslagen gegevens van de koe 22. Verder kan zijn voorzien in een stappenteller 25, een spiercontractiemeter 26 en/of een spiertrillingsmeter 27 voor het bepalen van de activiteit van de koe 22. Daarnaast wordt de melkgift gemeten door een hoeveelheidmeter 32 ofwel 30 giftmeter.
Een flowsensor 2 8 meet het flowpatroon van de melk verkregen tijdens een melkbeurt. Een geleidbaarheidsmeter 29 meet het geleidbaarheidspatroon van de tijdens een melkbeurt verkregen melk. Een thermometer 30 meet het temperatuurpatroon 35 van de tijdens een melkbeurt verkregen melk. Een 13 bestanddeelmeter 31 meet het bestanddeelhoeveelheidpatroon, bijvoorbeeld eiwit en vet, in de tijdens de melkbeurt verkregen melk. Al deze meetgegevens worden door de meetorganen verzonden naar of uitgelezen door een 5 verwerkingsorgaan 33 bevattende een computer met een geheugen. Naast de meetgegevens slaat het verwerkingsorgaan 33 bij voorkeur ook de tijdsperiode op welke is verstreken sinds hetzelfde dier is gemolken. Alternatief wordt het aantal gemolken koeien dan wel de hoeveelheid geproduceerde melk 10 opgeslagen. Hiertoe bevat het verwerkingsorgaan 33 een klok (niet expliciet weergegeven, maar impliciet in de computer aanwezig) voor het bepalen van de tijdsperiode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier. Alternatief kan een teller voor het tellen van het aantal gemolken koeien 15 aanwezig zijn dan wel een meter voor het meten van de hoeveelheid geproduceerde melk. In het geheugen van de computer van het verwerkingsorgaan 33 zijn per tussentijd, per dier of per groep dieren, eventueel per kwartier, en per melkvariabele referentiepatronen opgeslagen respectievelijk 20 worden deze referentiepatronen opgewekt door het systeem zelf. Het verwerkingsorgaan 33 omvat een (niet weergegeven) vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van het gemeten patroon van de variabele met de opgeslagen referentiepatronen. Het vergelijkingsorgaan geeft een vergelijkingssignaal af, 25 waarvan de waarde afhankelijk is van het vergelijkingsresultaat, en aldus indicatief is voor het vergelijkingsresultaat. Dit vergelijkingssignaal kan op een weergeeforgaan, zoals een beeldscherm 34, worden weergegeven. Zoals boven beschreven kan het vergelijkingssignaal tevens 30 worden gebruikt om een kraan of dergelijke te sturen, zodat de verkregen melk al dan niet verder kan worden verwerkt. Mocht het vergelijkingssignaal op een afwijking duiden, dan kan tevens door het vergelijkingssignaal een orgaan voor het opwekken van een waarschuwing (zoals bijvoorbeeld een 35 luidspreker) worden bestuurd voor het afgeven van een voor een 14 beheerder van de inrichting waarneembaar signaal (bijvoorbeeld een geluid).
Het zal duidelijk zijn dat de meetpatronen afzonderlijk kunnen worden gebruikt, maar dat er ook 5 combinaties van meetpatronen van verschillende variabelen kunnen worden gebruikt voor het bepalen of melk al dan niet verder verwerkt dient te worden (dan wel om te bepalen of de toestand van een melkdier binnen de normen valt) . Zo kan een gewichtsfactor aan bepaalde parameters of vergelijkings-10 resultaten worden gegeven voor het op een gewenste wijze combineren van de verkregen meetpatronen.
Zoals beschreven toont figuur 2 een zijaanzicht van een melkbox 19 met daarin een koe 22. De melkbox 19 is voorzien van een melkrobot 20 met melkbekers 23 die met behulp 15 van de melkrobot 2 0 automatisch op de spenen van de koe 22 worden aangesloten. Nabij de voorzijde van de melkbox 19 is verder een voertrog aangebracht waarin krachtvoer gedoseerd kan worden toegevoerd. Andere elementen van de melkbox en robot zijn voor de duidelijkheid van de tekening niet 20 weergegeven.
De uitvinding omvat verder een werkwijze voor het melken van dieren, zoals koeien, welke werkwijze de stap bevat van het meten van een waarde van ten minste één melkvariabele gedurende een melkbeurt van een dier, en de stap van het 25 opwekken van een meetsignaal indicatief voor de gemeten waarde van de melkvariabele, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het gedurende het gehele verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een meetpatroon van de melkvariabele, en de 30 stap van het vergelijken van het verkregen meetpatroon met een referentiemeetpatroon.

Claims (19)

  1. 2. Inrichting voor het melken van melkdieren, zoals koeien, waarbij de inrichting is voorzien van een meetorgaan 5 voor het meten van een waarde van ten minste één melkvariabele gedurende een melkbeurt van een melkdier, en van een verwerkingsorgaan (33), waarbij het meetorgaan geschikt is voor het opwekken van een meetsignaal indicatief voor de gemeten waarde van de melkvariabele en voor het aan het 10 verwerkingsorgaan (33) afgeven van het meetsignaal, met het kenmerk, dat het meetorgaan geschikt is voor het gedurende het gehele verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een meetpatroon van de melkvariabele, dat het verwerkingsorgaan is voorzien van een 15 vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van een momentaan meetpatroon van een melkvariabele met het referentiemeetpatroon van de melkvariabele, en voor het afgeven van een vergelijkingssignaal indicatief voor het vergelijkings-resultaat.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verwerkingsorgaan (33) is voorzien van een geheugen, waarbij het geheugen geschikt is voor het opslaan van het meetpatroon respectievelijk het referentiemeetpatroon. 3> Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 25 kenmerk, dat het verwerkingsorgaan (33) is voorzien van een middelingsorgaan voor het bepalen van een gemiddeld meetpatroon van een melkvariabele. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het geheugen geschikt is voor het opslaan van het gemiddelde 30 meetpatroon. 5_ Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een geheugen van het verwerkingsorgaan voor een melkdier voor een betreffend meetpatroon van een melkvariabele een bovendrempelpatroon en/of onderdrempel-35 patroon bevat.
  3. 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een melkleidingsysteem omvattende een aantal leidingen en ten minste één door het vergelijkingssignaal bestuurd orgaan voor het naar een 5 betreffende leiding sturen van melk stromende door het melkleidingsysteem.
  4. 7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een weergeeforgaan omvat voor het weergeven van het vergelijkingssignaal.
  5. 8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een orgaan voor het opwekken van een waarschuwing omvat, welk waarschuwingsorgaan wordt bestuurd door het vergelijkingssignaal.
  6. 9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat het meetorgaan een kleursensor- meetsysteem (9) omvat voor het meten van de intensiteit van ten minste één golflengteband, in het bijzonder in het zichtbare golflengtegebied, van de van het melkdier verkregen melk, waarbij de variabele de intensiteit van de 20 golflengteband is.
  7. 10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat met behulp van het kleursensor-meetsysteem (9) de intensiteit van de afzonderlijke kleuren in de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren wordt vastgesteld.
  8. 11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een flowsensor (28) voor het meten van de flow van de melk verkregen tijdens de melkbeurt is.
  9. 12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, 30 dat de flowsensor (28) de flow van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
  10. 13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een geleidbaarheidsmeter is voor het meten van de geleidbaarheid van de melk verkregen 35 tijdens de melkbeurt.
  11. 14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de geleidbaarheidsmeter de geleidbaarheid van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
  12. 15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat het meetorgaan een thermometer (30) is voor het meten van de temperatuur van de melk verkregen tijdens de melkbeurt.
  13. 16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de thermometer (30) de temperatuur van de melk verkregen 10 uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
  14. 17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een bestanddeelmeter is voor het meten van de hoeveelheid van een bestanddeel van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, ureum, 15 bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc.
  15. 13. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de bestanddeelmeter de bestanddelen van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
  16. 19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een middel voor het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier, en dat het geheugen geschikt is voor het bevatten van een referentiepatroon afhankelijk van de gemeten periode respectievelijk een bovendrempelpatroon en/of 25 onderdrempelpatroon afhankelijk van de gemeten periode.
  17. 20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het middel voor het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier een klok voor het meten van de tijdsperiode tussen de twee opeenvolgende 30 melkbeurten omvat.
  18. 21. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het middel voor het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier een teller voor het tellen van het aantal melkdieren dat is gemolken tussen de 35 twee opeenvolgende melkbeurten omvat.
  19. 22. Werkwijze voor het melken van dieren, zoals koeien, welke werkwijze de stap bevat van het meten van een waarde van ten minste één melkvariabele gedurende een melkbeurt van een dier, en de stap van het opwekken van een meetsignaal 5 indicatief voor de gemeten waarde van de melkvariabele, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het gedurende het gehele verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een meetpatroon van de melkvariabele, en de stap van het vergelijken van het 10 verkregen meetpatroon met een referentiemeetpatroon.
NL1019059A 2001-09-28 2001-09-28 Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren. NL1019059C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019059A NL1019059C2 (nl) 2001-09-28 2001-09-28 Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren.
DK02078836T DK1297744T3 (da) 2001-09-28 2002-09-18 Indretning til separering af mælk fra malkedyr
DE60209441T DE60209441T2 (de) 2001-09-28 2002-09-18 Verfahren zum Abscheiden von Milch von milchgebenden Tieren
EP02078836A EP1297744B1 (en) 2001-09-28 2002-09-18 A method of separating milk from dairy animals
IL15190202A IL151902A0 (en) 2001-09-28 2002-09-24 A device for separating milk from dairy animals
CA002404899A CA2404899C (en) 2001-09-28 2002-09-25 A device for separating milk from dairy animals
US10/255,174 US6776119B2 (en) 2001-09-28 2002-09-26 Device and method for separating milk from dairy animals
JP2002286011A JP4159841B2 (ja) 2001-09-28 2002-09-30 酪農動物のミルクを分離する方法

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019059 2001-09-28
NL1019059A NL1019059C2 (nl) 2001-09-28 2001-09-28 Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1019059C2 true NL1019059C2 (nl) 2003-04-02

Family

ID=19774084

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1019059A NL1019059C2 (nl) 2001-09-28 2001-09-28 Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US6776119B2 (nl)
EP (1) EP1297744B1 (nl)
JP (1) JP4159841B2 (nl)
CA (1) CA2404899C (nl)
DE (1) DE60209441T2 (nl)
DK (1) DK1297744T3 (nl)
IL (1) IL151902A0 (nl)
NL (1) NL1019059C2 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE0201380D0 (sv) 2002-05-07 2002-05-07 Delaval Holding Ab Automatic milk separation
JP4503516B2 (ja) 2005-09-09 2010-07-14 株式会社ジェイデータ 携帯電話
US7900581B2 (en) * 2006-06-20 2011-03-08 Gea Farm Technologies Gmbh Device for the measurement of a milk stream
EP2037729B1 (en) 2006-07-07 2015-09-23 DeLaval Holding AB System for managing animals on a dairy farm
US7699024B2 (en) * 2006-09-20 2010-04-20 Rysewyk Terry P Milk temperature monitor with ambient temperature compensation
NL1037156C2 (nl) 2009-07-29 2011-02-02 Lely Patent Nv Werkwijze en inrichting voor genereren van een onderzoeksindicatie bij een melkdier.
CA2874838C (en) * 2012-07-20 2019-09-17 Delaval Holding Ab A rotary milking parlour and a method for such a rotary milking parlour
NZ705338A (en) 2012-10-01 2017-10-27 Delaval Holding Ab Optical device for detecting abnormalities in milk

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5152246A (en) * 1990-06-30 1992-10-06 Arion Machinery Co., Ltd. Method of monitoring milking
US5416417A (en) * 1991-05-08 1995-05-16 S.A.E. Afikim Method and system for investigating mastitis of a cow by measuring electrical conductivity of milk
WO1997047187A1 (en) * 1996-06-14 1997-12-18 Alfa Laval Agri Ab A system and a method for monitoring the physical condition of a herd of livestock
WO1999031965A1 (en) * 1997-12-19 1999-07-01 Alfa Laval Agri Ab A method and an apparatus for udder-emptying control
EP1000535A1 (en) * 1998-11-12 2000-05-17 Maasland N.V. A method of establishing the presence of specific substances in milk and an implement for applying the same

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4190020A (en) * 1978-01-03 1980-02-26 Mezogazdasagi Foiskola, Kaposvar Process and equipment for machine milking to provide sterile milk free from blood and pus
US5275124A (en) * 1989-02-27 1994-01-04 C. Van Der Lely N.V. Milking apparatus
NL8901165A (nl) * 1989-05-10 1990-12-03 Nedap Nv Mastitis sensor.
US5568788A (en) * 1990-02-27 1996-10-29 C. Van Der Lely N.V. Implement for and a method of milking animals automatically
NL9500362A (nl) * 1994-04-14 1995-11-01 Maasland Nv Werkwijze voor het automatisch melken van dieren en inrichting waarin deze werkwijze kan worden toegepast.
US6038030A (en) * 1997-01-13 2000-03-14 Maasland N.V. Method of establishing the presence of specific substances in milk as well as an implement for applying same
DK174163B1 (da) * 1998-10-05 2002-07-29 Christensen & Co As S A Fremgangsmåde og apparat til detektion af mastitis
NL1014260C2 (nl) * 2000-02-02 2001-08-03 Lely Entpr Ag Inrichting voor het detecteren van fysische afwijkingen in melk.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5152246A (en) * 1990-06-30 1992-10-06 Arion Machinery Co., Ltd. Method of monitoring milking
US5416417A (en) * 1991-05-08 1995-05-16 S.A.E. Afikim Method and system for investigating mastitis of a cow by measuring electrical conductivity of milk
WO1997047187A1 (en) * 1996-06-14 1997-12-18 Alfa Laval Agri Ab A system and a method for monitoring the physical condition of a herd of livestock
WO1999031965A1 (en) * 1997-12-19 1999-07-01 Alfa Laval Agri Ab A method and an apparatus for udder-emptying control
EP1000535A1 (en) * 1998-11-12 2000-05-17 Maasland N.V. A method of establishing the presence of specific substances in milk and an implement for applying the same

Also Published As

Publication number Publication date
CA2404899C (en) 2009-11-24
EP1297744A3 (en) 2003-10-01
DE60209441T2 (de) 2006-09-28
DK1297744T3 (da) 2006-07-03
IL151902A0 (en) 2003-04-10
US20030061992A1 (en) 2003-04-03
EP1297744A2 (en) 2003-04-02
DE60209441D1 (de) 2006-04-27
CA2404899A1 (en) 2003-03-28
EP1297744B1 (en) 2006-03-01
JP4159841B2 (ja) 2008-10-01
JP2003180179A (ja) 2003-07-02
US6776119B2 (en) 2004-08-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0836802B1 (en) A method of and an implement for milking animals automatically
NL1018633C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het automatisch melken van een melkdier.
NL1019061C2 (nl) Werkwijze voor het verzamelen van meetgegevens tijdens het automatisch melken van een dier.
NL1019059C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren.
NL1019060C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van een melkdier.
NL1019062C2 (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
EP2086310B1 (en) Method for detecting mastitis of milking animals, a milking system and a computer program product
NL193759C (nl) Werkwijze voor het onderzoeken van mastitis van een koe door het meten van de elektrische geleiding van melk.
NL1002600C2 (nl) Hoeveelheidsmeter en inrichting voor het melken van dieren, voorzien van een dergelijke meter.
EP1552737A1 (en) Milking method and apparatus
US20050217587A1 (en) Device for and a method of detecting a disease of the udder of an animal
NL9400132A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
US20030019432A1 (en) Device for and a method of milking an animal and a device for cleaning a teat and/or an udder quarter of an animal
US20240074400A1 (en) Quality sensor, computer-implemented method of predicting inhomogeneities in milk extracted from an animal, computer program and non-volatile data carrier
NL1012863C2 (nl) Werkwijze en systeem voor het elektronisch onderzoeken van dieren zoals koeien.

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120401