NL1017797C2 - Een- of meerfasenschakelinrichting in een omhullende behuizing. - Google Patents

Description

Een- of meerfasenschakelinrichting in een omhullende behuizing.

De uitvinding heeft betrekking op een één- of meerfasenschakelinrichting omvattende één of meer schakelaars die met behulp van een vaste-stofisolatie 5 geïsoleerd zijn opgesteld alsmede daarbij behorende spanningvoerende delen zoals railsysteem, aansluitingen e.d. waarbij zowel de schakelaars als de daarbij behorende spanningvoerende delen in een die schakelaars en spanningvoerende delen omhullende behuizing zijn ondergebracht.

Een dergelijke schakelinrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP 10 0.393.733 A1. Deze bekende schakelinrichting heeft als voordeel dat met een relatief eenvoudige en lichte behuizingsconstructie een betrouwbare, stabiele en aanraakveilige behuizing is verkregen.

Het is voorts algemeen bekend, zoals blijkt uit het artikel "Mittelspannungs-Anlagen und -Stationen, die neue Lastschaltergeneration unter Einsatz von SFó als 15 Isolier- und Löschmittel" van Karl-Heinz Siebel, Wegberg verschenen in "ElektrizitStswirtschaft, jaargang 79 (1980), Heft 22, dat verschillende milieuomstandigheden (voornamelijk stof en vochtigheid) op de lange termijn een negatieve invloed op de bedrijfszekerheid van dergelijke met lucht en vaste-stof geïsoleerde schakelaars kan hebben.

20 Door het toenemende ruimtegebrek komen schakelinrichtingen die geheel met lucht geïsoleerd zijn vanwege hun grotere afmetingen steeds minder in aanmerking. Ook de compacter uitgevoerde schakelinrichtingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een vaste-stofisolatie of vaste-stof-luchtisolatie zijn gezien de gestegen grondprijzen minder aantrekkelijk geworden.

25 Gezien het voorgaande wordt tegenwoordig veelal zwavelhexafluoride (SFé) als isolatie- en soms ook als blusmiddel gebruikt in de ruimte waarin de schakelinrichting is ondergebracht. De keuze is op dit gas gevallen op grond van verschillende gunstige eigenschappen van dit gas, zoals de hoge doorslagvastheid, de goede koelende eigenschappen en de traagheid in reactie. Hierdoor kan bij gelijkblijvende prestaties 30 (bijvoorbeeld de hoogte van de spanningen en stromen) een, in vergelijking met de hiervoor genoemde schakelinrichtingen, reductie van de afmetingen van de schakelinrichtingen worden bereikt.

1017797 2

Alhoewel tot nu toe nog niet vaststaat dat SFó op zichzelf giftig zou zijn, is wel gebleken dat ontledingsproducten van SFé zoals SF4, S2F4, S2F10, SOF2, SO2F2, HF en SO2 hoog toxisch zijn. Daarnaast is SFé een van de zes, tijdens de wereld milieu conferentie in Kyoto mei name genoemde gassen die in hoge mate verantwoordelijk 5 zijn voor het broeikaseffect. Om die reden is het van groot belang waar mogelijk het gebruik van SFé te vermijden.

Het tot nu toe toegepaste SFó heeft voorts het nadeel dat het vullen van de schakelinrichting met dat gas zodanig dient te gebeuren dat de in de schakelinrichting aanwezige lucht daar geheel uit verwijderd dient te zijn. Daarnaast dient de omhulling 10 waarin de schakelinrichting is ondergebracht geheel gasdicht te zijn uitgevoerd om het naar buiten lekken van gas alsook het naar binnen dringen van buitenlucht te voorkomen. Om te kunnen garanderen dat de binnenruimte geheel gevuld blijft met het SFe gas wordt er, ondanks die hermetische afdichting bovendien enige overdruk van het gas toegepast om op langere termijn minieme lekken, die bij de in de praktijk 15 toegepaste constructies niet altijd te vermijden zijn, te compenseren. Verder is er vaak nog een manometer aangebracht ter controle van de druk van het genoemde gas in de schakelinrichting.

Een intem optredende lichtboog heeft in de regel als gevolg dat het SFé-gas met zijn ontledingsproducten vrijkomt waardoor de betreffende schakelinrichting niet 20 zonder uitgebreide persoonlijke beschermingsmiddelen kan worden benaderd. De schakelinrichting is na zo’n storing veelal niet meer bruikbaar maar zelfs ingeval de schakelinrichting te repareren is zal er op zijn minst opnieuw een volledige evacuatie gevolgd door hervulling van SFé moeten plaats vinden. Hetzelfde dient te gebeuren bij andere storingen veroorzaakt door componenten binnen de omhulling en bij onderhoud 25 aan de installatie, b.v. ingeval van preventieve uitwisseling van het door vocht en/of anderszins vervuilde SFé.

Het artikel "SFé- ein Umweltproblem?" van Horst Peter en Rolf Sartorius, verschenen in "Elektrizitatswirtschaft, jaargang 95 (1996), Heft 8, blz. 512-514 geeft aan dat er ook in 1996 nog geen goede vervanging voor SFé is en men zich bij de 30 nadelen die verbonden zijn aan de toepassing van SFó neerlegde onder voorwaarde dat de recycling van het SFó gas zoveel mogelijk moet plaatsvinden en dat wanneer er voldoende ruimte beschikbaar is lucht als dielectricum de voorkeur verdient.

tl o 17 ; j 7 3

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een schakelinrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij onder behoud van de voordelen van genoemde soort schakelinrichtingen de compactheid van SF6 schakelinstallaties wordt geëvenaard en de bovengenoemde nadelen verbonden aan SFg worden vermeden.

5 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de omhullende behuizing is gevuld met vochtarme lucht en de inwendige ruimte daarvan zodanig ten opzichte van de uitwendige ruimte van de omhullende behuizing afdicht dat de zich in de behuizing bevindende lucht niet wordt verontreinigd en het dauwpunt niet zal bereiken.

Doordat op deze wijze gewaarborgd is dat condensvorming in het gebruikelijke 10 bedrijfstemperatuurbereik niet kan optreden en daarmee de elektrisch isolerende eigenschappen van vochtarme lucht gedurende de levensduur van de schakelinrichting constant blijven en evenmin door stof kan worden aangetast kan ook in het midden- of hoogspanningsgebied een goedkope en compacte schakelinrichting worden gebouwd. De vochtigheid kan met een eenvoudige en goedkope vochtigheidsmeter worden 15 bewaakt en zodra de vochtigheid van de lucht in het deelhuis te hoog is, bijvoorbeeld door eventuele kleine lekkages, behoeft men slechts op gebruikelijke wijze en door eenvoudige goedkope middelen het vocht uit de lucht te onttrekken. De vochtigheidsmeter kan zichtbaar door een venster van de omhullende behuizing hierin worden opgesteld. Een kleurenvochtigheidsmeter die met kleuren de verschillende 20 vochtigheidsniveaus aangeeft is bijvoorbeeld een bruikbare en duidelijke indicator.

Door genoemde afdichting is bereikt dat atmosferische omstandigheden, die een negatieve invloed op schakelinstallaties hebben, zoals luchtvochtigheid, temperatuur en stof niet een nadelige uitwerking kunnen hebben.

Voorts wordt opgemerkt, dat ook bij de laagste bedrijfstemperatuur het dauwpunt 25 niet mag worden bereikt.

Om de uitvinding ook te kunnen toepassen in die gevallen waarbij aan de hermetische dichtheid van de omhullende behuizing niet zulke hoge eisen worden gesteld als bij het gebruik van SFégas en om te vermijden dat de vochtigheid voortdurend bewaakt moet worden en eventuele maatregelen voor het onttrekken van 30 vocht genomen moeten worden voorziet de uitvinding tevens in een schakelinrichting waarbij in de omhullende behuizing een vochtabsorberend middel is aangebracht waarvan de hoeveelheid zodanig is dat het, als gevolg van lek van de omhullende 4 behuizing, binnendringend vocht gedurende de levensduur van de schakelinrichting geheel wordt geabsorbeerd.

Bij schakelinrichtingen volgens de uitvinding behoeft zowel bij de fabricage van de schakelinrichting als na een opgetreden storing of revisie niet meer de gehele 5 schakelinrichting te worden geëvacueerd. Er behoeft slechts te worden gezorgd dat het vocht aan de aanwezige lucht wordt onttrokken.

Bij een verdere uitwerking van de uitvinding zijn tussen de spanningvoerende delen van de verschillende fasen van de schakelinrichting binnen in de omhullende behuizing isolatiebarrières aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van 10 isolerende tussenschotten of een isolerende laag over de schakelaarbehuizing.

Door toepassing van schone vochtarme lucht zal er geen vervuiling en condensvorming optreden zodat voor de tussenschotten of isolerende laag slechts een goedkope in de handel verkrijgbare kunststof voldoende is.

Het zich niet meer voordoen van condensvorming en vervuiling door 15 atmosferische beïnvloeding heeft een gunstige invloed op de electrische veldsterkte verdeling als gevolg van de spanningvoerende delen die zich voordoet bij de isolerende tusenschotten waardoor compact gebouwd kan worden en tevens voldaan wordt aan de voor schakelinrichtingen geldende eisen van proefspanning- en stootspanningbestendigheid.

20 Opgemerkt wordt, dat uit EP 0.393.733 Al bekend is de schakelaar in te kapselen, echter wordt deze inkapseling behalve voor de isolatie mede gebruikt voor ondersteuning van de schakelaars in het metalen huis en is de inkapseling om die reden zwaar uitgevoerd. Bovendien is de bekende schakelaar daarbij niet zo compact als de schakelaar volgens de uitvinding waar de inkapseling vervangen is door de goedkope 25 tussenschotten.

Bij een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding worden de isolatiebarrières tevens gebruikt voor de mechanische bevestiging en positionering van diverse spanningvoerende delen van de fasen in de omhullende behuizing.

De maatregelen om een compacte schakelinrichting te verkrijgen richten zich met 30 name op de spanningvoerende delen van de schakelinrichting. Zoals is opgemerkt in het artikel “Reliability improvements in the operating mechanism and control circuit of the gas-insulated switchgear” van M. Tsutsumi, T. Fuji en Y. Tobiyami gepubliceerd in Fuji Electric Review, vol. 40, no. 2, pp. 46-51, 1994, geeft echter ook het 5 aandrijfmechanisme bij schakelinrichtingen frequent aanleiding tot storingen. Bij SFö schakelinstallaties is het aandrijfmechanisme daarom veelal eveneens geplaatst buiten de met SFö gevulde omhulling. Hierdoor behoeft niet bij elke reparatie of onderhoud van het aandrijfmechanisme de omhulling geleegd en opnieuw met SFö gevuld te 5 worden met alle hiervoor beschreven nadelen van dien.

Uit het hiervoor genoemde artikel blijkt dat deze storingen in het aandrijfmechanisme veelal veroorzaakt worden door atmosferische beïnvloeding die corrosie en vervuiling van bewegende delen tot gevolg heeft.

Om dit te verbeteren is volgens een verdere uitwerking van de uitvinding ook het 10 aandrijfmechanisme ondergebracht in dezelfde ten opzichte van de uitwendige ruimte afdichtende, vochtarme lucht bevattende omhulling.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

In de tekening is een uitvoeringsvorm van de schakelinrichting volgens de uitvinding in doorsnede door een schakelaar getoond.

15 De schakelinrichting volgens de uitvinding kan dienen voor het schakelen van een verbinding van een hoofdleiding met een aftakleiding. Deze hoofdleiding is bijvoorbeeld een middenspanningsleiding waarop een spanning van 12 kV aanwezig is.

De schakelende component, als onderdeel van een last- of vermogensschakelaar kan bijvoorbeeld een vacuümonderbreker zijn. De schakelende component is met de 20 daarbij behorende spanningvoerende delen in een omhullende behuizing ondergebracht. Deze omhullende behuizing is gevuld met vochtarme lucht en de inwendige ruimte van deze behuizing is zodanig ten opzichte van de uitwendige ruimte afgedicht, dat er geen atmosferische beïnvloeding plaats vindt en dat de zich in de behuizing bevindende lucht onder de slechtste omstandigheden en gedurende de gehele levensduur van de 25 schakelinrichting niet wordt verontreinigd en het dauwpunt niet kan bereiken. Bij voorkeur is daarom in de omhullende behuizing een vochtabsorberend middel gebracht, waarvan de hoeveelheid zodanig is dat het, als gevolg van lek van de omhullende behuizing, binnendringend vocht gedurende de levensduur van de schakelinrichting geheel wordt geabsorbeerd.

30 Gebleken is dat in vergelijking tot de tot nu toe bekende schakelinrichtingen die met SFö gas zijn gevuld, door toepassing van de vochtarme lucht een voor hogere spanningen goede isolatie kan worden bereikt en daardoor ook schakelinrichtingen van betrekkelijk kleine afmetingen kunnen worden ontworpen.

6

Door de toepassing van isolatiebarrières om de spanningvoerende delen in de omhullende behuizing kan zelfs bij het weglaten van de uit de stand van de techniek bekende inkapseling uit vaste isolatiemateriaal de afmeting van de schakelinrichting onder behoud van de vermogenprestaties en het voidoen aan eisen als stootspannings-5 en overslagbestendigheid nog verder worden verkleind.

In de tekening is een doorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van een schakelinrichting volgens de uitvinding geïllustreerd. Het gaat hier om een drie-fasenuitvoering en in de doorsnede is slechts één schakelaar, een vacuümonderbreker, van een fase te zien. Deze vacuümonderbreker 1 is met andere componenten van de 10 schakelinrichting ondergebracht in een inrichtingshuis 2 of -kast. De vacuümonderbreker 1 bestaat uit een vacuümbuis (3), waarin een vast schakelcontact 4 en een van en naar het contact 4 beweegbaar schakelcontact 5 zijn ondergebracht. De vacuümonderbreker 1 is door middel van het gietstuk 6 ondersteund in een zo goed mogelijk afgesloten omhullende behuizing 7, die bij voorkeur uit metaal bestaat. Deze 15 omhullende behuizing 7 omvat de wanden 8, 9,10,11, 12 en 13. Het vaste schakelcontact 4 is door middel van het gietstuk 14 gasdicht naar buiten gevoerd voor de kabelaansluiting 15.

Het beweegbare schakelcontact 5 is op een contactstang 16 bevestigd, die door middel van de aandrijfstang 17 bedienbaar is. Deze aandrijfstang 17 is op zijn beurt 20 gekoppeld met een aandrijfmechanisme 18, dat schematisch als blok is aangegeven. In de omhullende behuizing 7 is voorts een railsysteem met de rails 19-21 ondergebracht. Tussen het railsysteem en het beweegbare schakelcontact 5 van de vacuümschakelaar 1 is een omschakelaar 22 aanwezig die via de omschakelaandrijfstang 23 ook door het aandrijfmechanisme 18 kan worden bediend.

25 De afgesloten omhullende behuizing 7 is gevuld met vochtarme lucht en van belang is dat de vochtarme lucht niet het dauwpunt mag bereiken. Hiertoe moet de afdichting van de omhullende behuizing 7 zodanig zijn, dat onder de slechtste omgevingsomstandigheden het dauwpunt van de vochtarme lucht niet mag worden bereikt.

30 Bijvoorbeeld bevat de vochtarme lucht maximaal die hoeveelheid vocht als aanwezig is in lucht met een relatieve vochtigheid van 95% bij een temperatuur die overeenkomt met de minimum te verwachten bedrijfstemperatuur.

i ü \ 7 7 9 7 7

Uitgaande van een minimum bedrijfstemperatuur van -20° C betekent het voorgaande dat de in de binnenruimte aanwezige lucht zo’n 0,8 gram water per m3 volume mag bevatten. Bij die hoeveelheid water zal volgens algemeen gangbare en bekende tabellen het dauwpunt bij -21° C bereikt worden. De bedrijfstemperatuur 5 waaronder de schakelinstallatie normaliter wordt bedreven ligt veel hoger en daarmee is dus ook gewaarborgd dat bij temperaturen boven -20° C het dauwpunt in de binnenruimte niet zal worden bereikt ofwel er zal geen condensvorming in de binnenruimte optreden.

In de praktijk blijkt echter dat een omhulling niet volledig kan zijn afgedicht en 10 dat, vooral op lange termijn door diverse temperatuurs- en druk- en spanningsverschillen, een bepaalde hoeveelheid lek, hoe klein dan ook, via de verbindingen van de behuizing kan ontstaan.

Om de hiervoor bedoelde lek op te kunnen vangen en ook om de uitvinding te kunnen toepassen in die gevallen waar men wil kunnen volstaan met een mindere 15 kwaliteit van de afdichting van de omhulling voorziet de uitvinding tevens in het opnemen van een vochtabsorberend middel in de binnenruimte van de installatie.

De hoeveelheid vochtabsorberend middel dient dan zodanig te zijn dat al het binnendringend vocht gedurende de levensduur van de installatie wordt geabsorbeerd. Er bestaat dus m.n een verband tussen levensduur, lek en de hoeveelheid vocht-20 absorberend middel. Volgens de uitvinding is dit verband als volgt uit te drukken : D = (LxVxY + IxJ)x 100/0 + S x F x 100/0.

Hierin is D de hoeveelheid benodigd droogmiddel in grammen uitgaande van een o bepaalde hoeveelheid lek L per dag in m . Verder is V het vochtgehalte in grammen per m3 van de eventueel binnendringende omgevingslucht bij een bepaalde temperatuur, Y 25 de verwachte levensduur van de installatie in dagen, I de inhoud van de binnenruimte van de behuizing in m3 en J het vochtgehalte van de bij de fabricage in de binnenruimte aanwezige lucht, eveneens in grammen per m3 en bij een bepaalde temperatuur.

In de uitdrukking is verder ook verwerkt het absorptievermogen van het vochtabsorberend middel. Dit is een verhoudingsgetal dat door de producent wordt 30 opgegeven en dat de verhouding aangeeft tussen de gewichtshoeveelheid opgenomen water en de gewichtshoeveelheid van het vochtabsorberend middel. Dat verhoudingsgetal wordt bovendien beïnvloed door de relatieve vochtigheid van de zich f Ü 1 ? 7 9 ? 8 direct om het vochtabsorberend middel bevindende lucht. De producent verstrekt deze benodigde gegevens veelal in de vorm van tabellen.

Aangezien het eventueel in de binnenruimte aanwezige vochthoudend materiaal ook van invloed kan zijn op de relatieve vochtigheid in die binnenruimte wordt ook 5 daarmee in de uitdrukking volgens de uitvinding rekening gehouden.

In de uitdrukking geeft S de gewichtshoeveelheid vochthoudend materiaal in grammen aan en wordt met F het vochtgehalte in het materiaal aangegeven als een verhoudingsgetal.

Een praktijkvoorbeeld levert b.v. de volgende concrete gegevens op : 10 L = 0,5 lt/dag = 5 x 10"4 m3/dag

V = 50,7 gram bij een temperatuur van 40° C

Y = 25 jaar = 9125 dagen I = 0,25 m3 J = 15 gram/ m3 15 0 = 20% S = 10 kg = 10000 gram F = 0,2

Met bovenstaande gegevens blijkt dat 1275 gram absorptiemiddel voldoende is om de relatieve vochtigheid onder de normale bedrijfsomstandigheden gedurende de 20 levensduur van de installatie onder het dauwpunt te houden.

Door de toepassing van een geconditioneerde binnenruimte kan de vaste stof isolatie om de vacuümonderbreker en de daarbij behorende spanningvoerende delen worden vervangen door in de omhullende behuizing 7 om de vacuümonderbreker en de 25 daarbij behorende spanningvoerende delen aangebrachte isolatiebarrières waarmee, onder behoud van de compacte kleine afmetingen kan worden voldaan aan de verdere eisen die aan dit soort schakelsystemen gesteld worden zoals stootspanningsvastheid en spanningsdoorslag tussen twee fasen. Bij de in de tekening genoemde uitvoeringsvorm zijn deze isolatiebarrières gevormd door een enkelfasige omhulling, die bestaat uit de 30 schotten 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 uit isolerend materiaal.

Het is gebleken, dat isolatiebarrières bij de compacte afmetingen zoals gebruikelijk bij SFö zonder toepassing van vochtarme lucht en afscherming tegen atmosferische beïnvloeding niet voldoende zijn, aangezien door het vocht en 9 stofVervuiling overslag langs de oppervlakken van de isolatiebarrières of -schotten kan ontstaan met de daarbij behorende kortsluitingproblemen of explosies. Door toepassing van de vochtarme lucht en afscherming tegen atmosferische beïnvloeding kan men volstaan met goedkoop isolatiemateriaal voor de isolatiebarrières.

5 De isolatiebarrières of -schotten kunnen tevens worden gebruikt voor het ondersteunen van diverse onderdelen van een fase, zoals de rails 19-21.

Het vochtabsorberende middel voor het vochtarmhouden van de lucht in de omhullende behuizing kan zijn opgenomen in een patroon, zoals de patroon 33. De omhullende behuizing 7 is voorzien van een in de tekening niet getoond gat dat door 10 een deksel afsluitbaar is en na openen van deksel toegang verschaft tot patroon 33. De van het gat voorziene wand van de omhullende behuizing 7 grenst bij voorkeur aan de buitenomgeving van de schakelinrichting. Het genoemde gat kan een geïntegreerd onderdeel zijn van een verzwakt gedeelte van de wand van de omhullende behuizing 7, welk gedeelte bijvoorbeeld het gat omgeeft. Bij een te hoog opgelopen druk in de 15 omhullende behuizing zal dit gedeelte worden weggeblazen opdat een eventuele explosie op gecontroleerde wijze kan plaatsvinden. Dit gedeelte is bij voorkeur zodanig gericht, dat bij het wegblazen daarvan de vrijkomende gassen niet op eventueel nabij de schakelinrichting aanwezige personen zijn gericht. Bijvoorbeeld is het verzwakt gedeelte ergens aan de onderzijde van de achterwand aangebracht.

20 Zoals in de figuur getoonde uitvoering is de aandrijfinrichting 18 eveneens opgenomen in de omhullende behuizing, die de vochtarme lucht bevat. Slechts een aandrijfas 34 van de aandrijfinrichting 18 steekt buiten de omhullende behuizing uit en is gasdicht door de bijbehorende wand van de behuizing doorgevoerd.

Claims (15)

1. Eén- of meerfasenschakelinrichting omvattende één of meer schakelaars die met behulp van een vaste-stofisolatie geïsoleerd zijn opgesteld alsmede daarbij behorende spanningvoerende deien zoais railsysteem, aansluitingen e.u. waarbij zowel de 5 schakelaars als de daarbij behorende spanningvoerende delen in een die schakelaars en spanningvoerende delen omhullende behuizing zijn ondergebracht, met het kenmerk, dat de omhullende behuizing is gevuld met vochtarme lucht en de inwendige ruimte daarvan zodanig ten opzichte van de uitwendige ruimte van de omhullende behuizing afdicht dat de zich in de behuizing bevindende lucht niet wordt verontreinigd en het 10 dauwpunt niet zal bereiken.

2. Schakelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vochtarme lucht maximaal die hoeveelheid vocht bevat als aanwezig is in lucht met een relatieve vochtigheid van 95% bij een temperatuur die overeenkomt met de minimum te verwachten bedrijfstemperatuur

3. Schakelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de omhullende behuizing een vochtabsorberend middel is aangebracht waarvan de hoeveelheid zodanig is dat het, als gevolg van lek van de omhullende behuizing, binnendringend vocht gedurende de levensduur van de schakelinrichting wordt geabsorbeerd.

4. Schakelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hoeveelheid absorberend middel bepaald wordt door de formule D = (LxVxY + IxJ)xl 00/0 + S x F x 100/0, waarin D de hoeveelheid benodigd droogmiddel in grammen is, j uitgaande van een bepaalde hoeveelheid lek L per dag in m , V het vochtgehalte is in grammen per m3 van de eventueel binnendringende omgevingslucht bij een bepaalde 25 temperatuur, Y de verwachte levensduur is van de installatie in dagen, I de inhoud van de binnenruimte van de behuizing in m is, J het vochtgehalte is van de bij de fabricage in de binnenruimte aanwezige lucht in grammen per m en bij een bepaalde temperatuur, O het absorptievermogen van het vochtabsorberend vermogen is, S de gewichtshoeveelheid in grammen is van het vochthoudend materiaal in de 30 binnenruimte en F het vochtgehalte is van het vochthoudend materiaal in procenten.

5. Schakelinrichting volgens een van de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat tussen de schakelaars per fase in de omhullende behuizing elektrische isolatiebarrières zijn aangebracht. ; 1

6. Schakelinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de elektrische isolatiebarrières worden gevormd door isolerende tussenschotten.

7. Schakelinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schakelaars zijn voorzien van eigen schakelbehuizingen en de elektrische isolatiebarrières tevens 5 een de schakelaars geheel omvattende elektrisch omhullende behuizing vormen.

8. Schakelinrichting volgens conclusie 5,6 of 7, met het kenmerk, dat de elektrische isolatiebarrières tevens dienen voor de mechanische bevestiging en positionering van diverse spanningvoerende delen van de fasen in de omhullende behuizing.

9. Schakelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 10 ten minste één van de wanden van de omhullende behuizing is voorzien van een door een deksel afsluitbaar gat, dat toegang verschaft tot een patroon gevuld met een vochtabsorberend middel.

10. Schakelinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de van het deksel voorziene wand direct grenst aan de buitenomgeving van de schakelinrichting.

11. Schakelinrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het door een deksel afsluitbare gat een geïntegreerd onderdeel is van een verzwakt gedeelte dat bij een te hoog opgelopen druk in de omhullende behuizing wordt weggeblazen.

12. Schakelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies voorzien van een aandrijfinrichting, met het kenmerk, dat de de vochtarme lucht bevattende 20 omhullende behuizing mede de aandrijfinrichting omvat.

13. Verdeelinrichting opgebouwd uit één of meer aan elkaar grenzende één- of meerfaseninrichtingen volgens één van de voorgaande conclusies.

14. Schakelinrichting volgens een van de voorafgaand conclusies, met het kenmerk, dat een vochtindicator zichtbaar door een venster van de onhullende behuizing in deze 25 behuizing is opgesteld.

15. Schakelinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de vochtindicator een kleurindicator is. [