NL1017477C2 - Voederdoseerinrichting. - Google Patents

Description

VOEDERDOSEERINRICHTING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voederdoseerinrichting voor het toevoeren van voeder en/of 5 drank aan een dier volgens de aanhef van conclusie 1.

Dergelijke voederdoseerinrichtingen, bijvoorbeeld voor koeien, zijn algemeen bekend. Een nadeel van al deze bekende voederdoseerinrichtingen is dat een dier al snel weet waar het voeder en/of de drank te verkrijgen is, en geregeld 10 naar de voederdoseerinrichting loopt en zijn kop in de voedertrog steekt, ook al heeft het dier zijn portie voeder en/of drank al gehad. Hierdoor wordt de voedering van andere dieren verstoord. Teneinde dieren die niet aan de beurt zijn de toegang tot de voedertrog te ontzeggen wordt door een 15 afsluiter de toegangsopening tot de voedertrog afgesloten.

Het is een doel van de uitvinding een verbeterde voederdoseerinrichting te verschaffen.

Hiertoe bevat een voederdoseerinrichting van de boven beschreven soort volgens de uitvinding de maatregelen 20 van het kenmerk van conclusie 1. Het is gebleken dat dieren die gebruik hebben gemaakt van de voedertrog zelfs nadat er geen voeder meer in de voedertrog aanwezig is, toch nog enige tot geruime tijd hun kop in de voedertrog houden in afwachting van eventueel aanvullend voeder. Hierdoor kan een ander dier 25 dat aan voedering toe is niet onmiddellijk toegang tot de voedertrog verkrijgen. Door de uitvinding wordt dit voorkomen door, nadat een dier althans een gedeelte van de hoeveelheid voeder en/of drank heeft opgegeten, de afsluiter te bedienen, zodat verdere toegang tot de voedertrog voor dat dier 30 onmogelijk is. Een dier dat dus net van de voedertrog gebruik heeft gemaakt wordt aldus aangespoord om de toegang tot de voedertrog vrij te geven.

Bij voorkeur bevat de detectie-inrichting een weegorgaan voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de 35 voedertrog. Door dit weegorgaan kan worden gemeten of er na 1017477 2 afgifte van een hoeveelheid voeder in de voedertrog al dan niet nog voeder in de voedertrog aanwezig is. Hierdoor kan het weegorgaan bijvoorbeeld na detectie dat er geen voeder meer in de voedertrog aanwezig is, een signaal voor bediening van de 5 afsluiter voor het afsluiten van de voedertrog afgeven.

Wanneer de detectie-inrichting een klok bevat, kan worden gemeten hoe lang de hoeveelheid voeder in de voedertrog onaangeroerd blijft. Door instelling van bijvoorbeeld een bovengrens, kan na verstrijken van deze bovengrens, dat wil 10 zeggen na verstrijken van een bepaalde drempeltijd, de klok een signaal afgeven om de afsluiter te doen sluiten. In het bijzonder wanneer gegevens van het weegorgaan en de klok worden gecombineerd is een uitermate efficiënt gebruik van de voederdoseerinrichting mogelijk.

15 De uitvinding heeft tevens betrekking op een voederdoseerinrichting voor het gedoseerd toevoeren van voeder en/of drank aan een dier, welke voederdoseerinrichting is voorzien van een voedertrog voor het bevatten van voeder en/of drank, een toegangsopening tot de voedertrog, een afsluiter 20 voor het afsluiten van de toegangsopening, en een voederafgeefinrichting voor het intermitterend afgeven van een hoeveelheid voeder en/of drank in de voedertrog, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting is voorzien van een detectie-inrichting voor het op een tijdstip na een afgifte 25 van een hoeveelheid voeder en/of drank bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog en voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalingsresultaat afgeven van een eerste signaal voor het bedienen van de afsluiter, en dat de voederdoseerinrichting is voorzien van een klok voor 30 het bepalen van de tijdsduur vanaf een afgifte van een hoeveelheid voeder en/of drank en voor het in afhankelijkheid van het tijdsduurbepalingsresultaat af geven van een tweede signaal voor het bedienen van de afsluiter, waarbij de voederdoseerinrichting is voorzien van een afsluiter-35 bedieningsinrichting voor het gebaseerd op het eerste en/of 1017477 3 tweede signaal bedienen van de afsluiter.

Een uitvoering van een voederdoseerinrichting volgens de uitvinding is voorzien van een klemmingsdetector voor de afsluiter. Hierdoor wordt voorkomen dat een dier wordt 5 verwond tijdens het afsluiten van de toegangsopening tot de voedertrog.

Bij voorkeur is voorzien in een obstakeldetector voor het detecteren van een obstakel in de toegangsopening. Een dergelijke obstakeldetector is bij voorkeur geschikt om 10 dieren en andere voorwerpen van elkaar te kunnen onde rs che i den.

Het is gebleken dat dieren nadat ze de hoeveelheid voeder tot zich hebben genomen met kracht tegen de voederdoseerinrichting aanstoten of trappen om te proberen 15 aanvullend voeder te verkrijgen. Dit ongewenste gedrag wordt volgens de uitvinding voorkomen door te voorzien in een anti- gewelddetector. Wanneer deze anti-gewelddetector, die bij voorbeeld een trillingsdetector kan omvatten, detecteert dat er tegen de voederdoseerinrichting wordt aangestoten of 20 dergelijke, dan geeft deze een signaal af voor het doen bedienen van de afsluiter voor het afsluiten van de voedertrog.

Bij voorkeur is een detector geschikt voor het na detecteren van een bepaalde situatie afgeven van een signaal 25 voor het sturen van de werking van de afsluiter.

Bij voorkeur is de voederdoseerinrichting verder voorzien van een dierherkenningsinrichting voor het herkennen van een bepaald dier dat de voedereenheid bezoekt. Een dergelijke dierherkenningsinrichting kan met uitzonderlijk 30 voordeel worden gebruikt voor het met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting afgeven van een hoeveelheid voeder en/of drank door de voederafgeefinrichting aan de voedertrog. Op voordelige wijze wordt met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting de bediening van de afsluiter 35 gestuurd, zodat een bepaald dier de toegang tot de voedertrog 1017477 4 kan worden ontzegd. Juist doordat de dierherkenningsinrichting een bepaald dier kan herkennen, is deze inrichting in het bijzonder geschikt om een dier dat op een ongewenst tijdstip van de voedertrog gebruik wenst te maken, te weerhouden.

5 Bovendien kan de dierherkenningsinrichting samenwerken met de obstakeldetector voor het verkrijgen van een uitermate efficiënte werking van de voederdoseerinrichting.

De afsluiter kan een afzonderlijk onderdeel zijn, maar wordt bij voorkeur gevormd door de voedertrog zelf die 10 beweegbaar is uitgevoerd. Hierdoor wordt het aantal onderdelen beperkt, en kan de voederdoseerinrichting goedkoop worden vervaardigd.

In het bijzonder is een voederdoseerinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de voeder- 15 doseerinrichting is voorzien van een inrichting voor het afgeven van een waarschuwingssignaal aanduidende dat de afsluiter gaat sluiten. Op deze wijze weet een dier wanneer de afsluiter gaat sluiten, en kan aldus het dier geleerd worden om bij afgifte van het waarschuwingssignaal (bijvoorbeeld een 20 geluids- of lichtsignaal) de voedertrog te verlaten.

De uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Figuur 1 een uitvoering toont van een voederdo-25 seerinrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een alternatieve uitvoering toont van een voederdoseerinrichting volgens de uitvinding.

In figuur 1 is schematisch een uitvoering van een 30 voederdoseerinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven. De voederdoseerinrichting 1 voert voeder en/of drank (hierna zal gesproken worden over voeder, waarmee voeder en/of drank wordt bedoeld) gedoseerd aan een dier toe, en is voorzien van een voedertrog 3 voor het bevatten van voeder. Een toegangsopening 35 5 geeft een dier, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend een koe, 10 1 7477 5 toegang tot de voedertrog 3. Een op zich bekende dierherkenningsinrichting 15 is bij voorkeur in de voederdo-seerinrichting 1 geplaatst, en herkent een bepaald dier dat de voedertrog 3 nadert en daarvan gebruik wenst te maken. Een 5 voederafgeefinrichting 17 geeft een hoeveelheid voeder af in de voedertrog 3, eventueel met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting 15, waarbij het voeder van een niet weergegeven voedervoorraad, via bijvoorbeeld een (niet weergegeven) klep en een stortbuis in de voedertrog 3 terecht-10 komt.

De voederdoseerinrichting 1 kan aldus een bepaald dier, bijvoorbeeld een koe, herkennen, bijvoorbeeld door een op of aan de koe aangebrachte transponder. De voederafgeefinrichting 17 wordt door een op zich bekende 15 manier bestuurd door programmatuur die ervoor zorgt dat de juiste hoeveelheid voeder aan de betreffende koe wordt afgegeven.

De voederdoseer inrichting 1 is voorzien van een afsluiter 7 die over een toegangsopening 5 van de voedertrog 3 20 beweegbaar is. Wanneer de afsluiter 7 tot over de toegangsopening 5 wordt bewogen, wordt de voedertrog 3 ontoegankelijk gemaakt voor een bepaald dier, waarna, zoals in de praktijk is gebleken, het dier dan uit zichzelf de toegang tot de voedertrog 3 vrijgeeft voor een volgend dier. In het 25 weergegeven voorbeeld is de afsluiter 7 een schaalvormig element dat om een as 21 kan roteren. Deze as 21 kan een door een motor aangedreven as zijn, welke motor, zoals hierna zal worden beschreven, wordt bestuurd met behulp van gegevens met betrekking tot de hoeveelheid in de voedertrog aanwezige 30 voeder.

In figuur 2 is schematisch een alternatieve uitvoering van een voederdoseerinrichting 2 volgens de uitvinding weergegeven. In deze uitvoering wordt de afsluiter gevormd door de voedertrog 4 zelf, die beweegbaar is 35 uitgevoerd. In het weergegeven geval is de voedertrog 4 101 74 7 7 6 roteerbaar om een as 20 aangebracht, welke as 20 een door een motor aangedreven as kan zijn, welke motor wordt bestuurd met behulp van gegevens met betrekking tot de hoeveelheid in de voedertrog aanwezig voeder, zoals hierna zal worden 5 verduidelijkt. Om te voorkomen dat in de stand waarin de voedertrog 4 de toegangsopening 6 afsluit voeder uit de voedertrog 4 valt, is de voedertrog 4 voorzien van een wandgedeelte 22 voor het opvangen van restvoeder. Dit wandgedeelte 22 kan tevens fungeren als voedergeleiding voor 10 voeder dat door de voederafgeefinrichting 16 in de voedertrog 4 wordt afgegeven.

In de beschreven uitvoeringsvoorbeelden roteert de afsluiter om een as, waarbij de afsluiter wordt aangedreven door een motor bestuurd met behulp van gegevens met 15 betrekking tot de hoeveelheid in de voedertrog aanwezige voeder. Teneinde naast een eenvoudige, doch betrouwbare constructie ook een compacte constructie te verschaffen, wordt bij voorkeur door een motor 23 respectievelijk 24 een rol 25 respectievelijk 26 aangedreven, welke rol 25, 26 de 20 afsluiter 7 respectievelijk 4 contacteert. Volgens de uitvinding is de voederdoseerinrichting 1,- 2 voorzien van een detectie-inrichting 19; 18 voor het na een afgifte van een hoeveelheid voeder en/of drank detecteren dat althans een gedeelte van de hoeveelheid voeder uit de voedertrog 3; 4 is 25 verwijderd en voor het daarop af geven van een signaal voor het bedienen van de afsluiter 7; 4. Hiermee kan worden voorkomen dat, nadat een dier althans een gedeelte van de hoeveelheid voeder en/of drank heeft opgegeten, dit dier bij de voedertrog 3; 4 blijft staan, door de afsluiter 7; 4 te 30 bedienen na ontvangst van een signaal van de detectie-inrichting 19; 18. Een dier dat dus net van de voedertrog gebruik heeft gemaakt wordt dan aangespoord om de toegang tot de voedertrog vrij te geven. Een dergelijke detectie-inrichting kan bij voorbeeld worden gevormd door een camera 35 die door middel van beeldherkenningsprogrammatuur een 1017477 7 schatting kan geven van de in de voedertrog aanwezige hoeveelheid voeder.

Bij voorkeur wordt de detectie-inrichting echter gevormd door een weegorgaan voor het wegen van het in de 5 voedertrog aanwezige voeder. Dergelijke weegorganen zijn op zich bekend. Met deze middelen kan worden bepaald hoeveel voeder een bepaald dier heeft gebruikt, en tevens of er restvoeder in de voedereenheid aanwezig is. De afsluiter 7; 4 wordt dan bij voorkeur bestuurd met behulp van gegevens van 10 zowel de dierherkenningsinrichting als met behulp van gegevens van het weegorgaan, waardoor dus rekening kan worden gehouden met het eetgedrag van een bepaald dier. Door het weegorgaan kan worden gemeten of er na afgifte van een hoeveelheid voeder in de voedertrog al dan niet nog voeder in de voedertrog 15 aanwezig is, en hoeveel restvoeder er is achtergebleven. Hierdoor kan het weegorgaan bijvoorbeeld na detectie dat er geen voeder meer in de voedertrog aanwezig is, een signaal voor bediening van de afsluiter voor het afsluiten van de voedertrog afgeven.

20 Zoals in figuur 1 is weergegeven, wordt het weegorgaan gevormd door een inrichting 19 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 3, en voor het daaruit afleiden van het gewicht van het in de voedertrog 3 aanwezige voeder. Hierbij steunt de voedertrog 3, in het 25 weergegeven voorbeeld, via een steunarm 19 op de krachtopnemer 27. De voedertrog 3 scharniert hierbij om een scharnieras 29.

In de uitvoering van figuur 2 omvat het weegorgaan voor het wegen van het in de voedereenheid aanwezige voeder de beweegbare voedertrog 4. De voedertrog 4 wordt door de motor 30 24 die de rol 26 aandrijft heen en weer bewogen. Door deze beweging ontstaat een koppel, waarvan de grootte door een inrichting 18 voor het meten van de grootte van het koppel wordt bepaald. Uit het bepaalde koppel leidt de inrichting 18 het gewicht van het in de voedertrog aanwezige voeder af. De 1017477 8 exacte correlatie tussen koppel en hoeveelheid voeder is door eenvoudige ijkproeven vooraf te bepalen.

Bij voorkeur bevat de detectie-inrichting 19; 18 een klok, zodat kan worden gemeten hoe lang de hoeveelheid 5 (rest)voeder in de voedertrog 3; 4 onaangeroerd blijft. Door instelling van bijvoorbeeld een bovengrens kan na het verstrijken van deze bovengrens, dat wil zeggen na het verstrijken van een bepaalde drempeltijd, de klok een signaal af geven om de afsluiter 7; 4 te doen sluiten. In het 10 bijzonder wanneer gegevens van het weegorgaan en de klok worden gecombineerd is een uitermate efficiënt gebruik van de voederdoseerinrichting mogelijk. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk om per dier een combinatie van gegevens met betrekking tot een onderdrempel voor restvoeder en een 15 bovendrempel voor de tijd te gebruiken om de afsluiter 7; 4 te bedienen. Aldus wordt, wanneer er langer dan de drempeltijd minder dan de onderdrempel voeder in de voedertrog 3; 4 aanwezig is, de afsluiter bediend. Als niet beperkend voorbeeld kan als drempel voor de hoeveelheid 20 restvoeder ongeveer 2 tot 10% van de door de voederafgeefinrichting aan de voedertrog afgegeven hoeveelheid voeder worden genomen, en als drempeltijd ongeveer 10 tot 60 seconden worden genomen.

De uitvoeringen van een voederdoseerinrichting 25 weergegeven in figuren 1 en 2 zijn voorzien van een klemmingsdetector 9; 8 voor de afsluiter 7; 4. Hierdoor wordt voorkomen dat een dier wordt verwond tijdens het afsluiten van de toegangsopening tot de voedertrog. Een klemmingsdetector is op zich bekend, bijvoorbeeld bij automatisch sluitende ruiten 30 van auto's. Wanneer de klemmingsdetector een klemming detecteert, zorgt deze door besturing van de afsluiter ervoor dat deze de toegangsopening weer vrijgeeft. Bij voorkeur wordt dan na korte tijd, bij voorbeeld minder dan 2 seconden, de afsluiter weer automatisch gesloten. Wanneer een dier de 35 voedertrog na eerste sluiting van de afsluiter niet vrijgeeft, 1017477 9 zal de afsluiter zich een aantal malen blijven sluiten totdat deze de toegangsopening volledig afsluit. Wanneer de afsluiter zich blijft openen en sluiten, kan een defect zijn opgetreden. Het is dientengevolge raadzaam een maximum aantal keren 5 sluiting van de afsluiter uit te voeren, waarbij, nadat dit aantal is bereikt, een alarmsignaal wordt afgegeven. Dit alarmsignaal kan hoorbaar, zichtbaar of anderszins van aard zijn.

Een obstakeldetector 11; 10 is voorzien voor het 10 detecteren van een obstakel in de toegangsopening. Een dergelijke obstakeldetector 11; 10 is bij voorkeur geschikt om dieren en andere voorwerpen van elkaar te kunnen onderscheiden. Hiertoe is combinatie met de dier-herkenningsinrichting voordelig, hoewel beeldherkennings-15 apparatuur eveneens mogelijk is. Een obstakel zou bijvoorbeeld de hand van een persoon die de voedertrog reinigt kunnen zijn, waarbij het dan duidelijk is dat de afsluiter niet gesloten dient te worden wanneer de hand zich in de toegangsopening bevindt.

20 De uitvoeringen van de uitvinding volgens figuren 1 en 2 bevatten tevens een anti-gewelddetector 13; 12 voor het detecteren van ongewenst trappen, stoten of dergelijke tegen de voederdoseerinrichting 1; 2. Wanneer de anti-gewelddetector 13; 12, die bij voorbeeld een trillingsdetector kan omvatten, 25 detecteert dat er tegen de voederdoseerinrichting 1; 2 wordt aangestoten of dergelijke, dan geeft deze een signaal af voor het doen bedienen van de afsluiter 7; 4 voor het afsluiten van de voedertrog 3; 4.

Bij voorkeur is een inrichting voor het afgeven van 30 een waarschuwingssignaal dat het sluiten van de afsluiter aanduidt aanwezig, zodat de dieren voor sluiting worden gewaarschuwd.

1017477

Claims (10)

1. Voederdoseerinrichting (1; 2) voor het gedoseerd toevoeren van voeder en/of drank aan een dier, welke 5 voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een voedertrog (3; 4) voor het bevatten van voeder en/of drank, een toegangs-opening (5; 6) tot de voedertrog (3; 4), een afsluiter (7; 4) voor het afsluiten van de toegangsopening (5; 6), en een voederafgeefinrichting (17; 16) voor het intermitterend 10 afgeven van een hoeveelheid voeder en/of drank in de voedertrog, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een detectie-inrichting (19; 18) voor het op een tijdstip na een afgifte van een hoeveelheid voeder en/of drank bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog (3; 4) en 15 voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalings-resultaat afgeven van een signaal voor het bedienen van de afsluiter (7; 4) .

2. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de detectie-inrichting (19; 18) een 20 weegorgaan voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog (3;4) omvat.

3. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de detectie-inrichting (19; 18) een klok bevat.

4. Voederdoseerinrichting (1; 2) voor het gedoseerd toevoeren van voeder en/of drank aan een dier, welke voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een voedertrog (3; 4) voor het bevatten van voeder en/of drank, een toegangsopening (5; 6) tot de voedertrog (3; 4), een afsluiter 30 (7; 4) voor het afsluiten van de toegangsopening (5; 6), en een voederafgeefinrichting (17; 16) voor het intermitterend afgeven van een hoeveelheid voeder en/of drank in de voedertrog, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een detectie-inrichting (19; 18) voor het op een 35 tijdstip na een afgifte van een hoeveelheid voeder en/of drank 1017477 bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedert rog (3; 4) en voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalings-resultaat afgeven van een eerste signaal voor het bedienen van de afsluiter (7; 4), en dat de voederdoseerinrichting (1; 2) 5 is voorzien van een klok voor het bepalen van de tijdsduur vanaf een afgifte van een hoeveelheid voeder en/of drank en voor het in afhankelijkheid van het tijdsduurbepalings-resultaat afgeven van een tweede signaal voor het bedienen van de afsluiter (7; 4), waarbij de voederdoseerinrichting (1; 2) 10 is voorzien van een af sluiterbedieningsinrichting voor het gebaseerd op het eerste en/of tweede signaal bedienen van de afsluiter (7; 4) .

5. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 15 voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een klemmingsdetector (9; 8) voor de afsluiter (7; 4).

6. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een obstakeldetector (11; 10) 20 voor het detecteren van een obstakel in de toegangsopening (5; 6) .

7. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een anti- 25 gewelddetector (13; 12).

8. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een detector (9, 11, 13; 8, 10, 12) geschikt is voor het na detecteren van een bepaalde situatie afgeven van een signaal voor het sturen van 30 de werking van de afsluiter (7; 4) .

9. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een dierherkenningsinrichting (15; 14) voor het identificeren van 1017477 een dier, waarbij de afsluiter (7; 4) wordt bediend met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting (15; 14).

10. Voederdoseerinrichting (1; 2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 5 voederdoseerinrichting (1; 2) is voorzien van een inrichting voor het afgeven van een waarschuwingssignaal aanduidende dat de afsluiter (7; 4) gaat sluiten. 101 7477