NL1016489C2 - Open-dakconstructie voor een voertuig. - Google Patents

Description

! NL 3407-Me/bl

Open-dakconstructie voor een voertuig

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een open-dakconstructie volgens de kop van conclusie 1.

Een dergelijke open-dakconstructie is bijvoorbeeld bekend uit DE-C-42 38 944 of DE-C-42 38 945.

5 De onderhavige uitvinding beoogt thans een nieuwe open-dakconstructie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.

Hiertoe wordt de open-dakconstructie volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van het kenmerk volgens 10 conclusie 1.

Doordat het geleidingselement nu is aangebracht aan een verstelorgaan dat vanuit de aandrijving wordt bestuurd, kan de ingrijping van het geleidingselement in de tweede langsgeleiding onafhankelijk van de bewegingen van het sluite-15 lement plaatsvinden, waardoor meer vrijheid en controle mogelijk is.

Bij voorkeur liggen de tweede langsgeleidingen in het vaste dak verzonken, zodat deze langsgeleiding niet of nauwelijks invloed heeft op het uiterlijk van het dak van het voer-20 tuig.

Zeer gunstig daarbij is wanneer de tweede langsgeleidingen zich bevinden aan zijranden van een dakpaneel dat althans ongeveer dezelfde dwarsafmeting bezit als het sluitele-ment van de open-dakconstructie. In dit geval krijgt het dak 25 van het voertuig een zeer fraai uiterlijk, waarbij het vaste dakpaneel ofwel in glas ofwel van een ander materiaal kan zijn vervaardigd.

In dit geval is bij voorkeur het verstelorgaan zodanig uitgevoerd dat het geleidingselement een zijdelingse bewe-30 ging kan uitvoeren bij het in en buiten ingrijping komen met de tweede langsgeleiding.

In dit geval is het mogelijk om de eerste langsgeleiding op de gebruikelijke wijze uit te voeren en onder het sluitelement onder te brengen in de gesloten stand van het i o ^ R i O 9^ 2 sluitelement, terwijl bij het openen van het sluitelement het geleidingselement behalve achterwaarts ook buitenwaarts kan worden bewogen in de richting van de tweede langsgeleiding die zich verder buitenwaarts bevindt dan de eerste langsgeleiding.

5 De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekening, die uitvoeringsvoorbeelden van de open-dakconstructie volgens de uitvinding weergeven.

Fig. 1 is een zeer schematisch bovenaanzicht van een voertuigdak met een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de open-10 dakconstructie volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een perspectivisch explosie-aanzicht van één van de langsgeleidingen en de daarin beweegbare onderdelen ten behoeve van de verstelling van het sluitelement van de open-dakconstructie van fig. 1.

15 Fig. 3-10 zijn perspectivische aanzichten van de on derdelen van fig. 2 in verschillende standen van het sluitelement van de open-dakconstructie van fig. 1.

Fig. 11-13 zijn perspectivische aanzichten van de helft van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de open-20 dakconstructie volgens de uitvinding, in drie verschillende standen.

Fig. 14-15 zijn twee gedeeltelijke, perspectivische aanzichten van een gedeelte van het hoogteverstelmechanisme van de open-dakconstructie van fig. 11-13, in twee verschil-25 lende standen.

De tekening en in eerste instantie fig. 1 toont het vaste dak 1 van een motorvoertuig, zoals een personenauto, waarbij een opening 2 in het vaste dak 1 is gevormd ten behoeve van het opnemen van een open-dakconstructie. De open-30 dakconstructie omvat een frame 3 of dergelijke stationaire, aan het voertuig te bevestigen middelen voor het beweegbaar ondersteunen van een sluitelement 4. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de open-dakconstructie uitgevoerd als een zogenaamd spoilerdak van het topslidertype dat is voorzien van 35 een in dit geval meer of minder stijf, en bij voorkeur doorzichtig paneel 4 als sluitelement, dat naar keuze de dakopening 2 kan afsluiten of deze in meerdere of mindere mate kan vrijgeven door een bovenwaartse zwenkbeweging en daaropvolgen- 1016·:"" 3 de achterwaartse beweging tot boven het vaste dak. Hiertoe is het paneel 4 zijdelings ondersteund door bewegingsmechanismen of hoogteverstelmechanismen 5 die verschuifbaar zijn opgenomen in eerste langsgeleidingen 6 welke op het frame 3 zijn gemon-5 teerd of daar deel van uitmaken en in de langsrichting aan weerszijden van de dakopening 2 daarvan verlopen, evenwijdig aan elkaar. Deze bewegingsmechanismen 5 kunnen synchroon in de eerste langsgeleidingen 6 worden verplaatst en daarmede het paneel niet alleen in de langsrichting, doch ook in de hoogte-10 richting verplaatsen. Hiertoe worden de bewegingsmechanismen 5 vanuit een aandrijfinrichting 7, zoals een elektromotor, via bijvoorbeeld trek- en drukvaste aandrijfkabels 8 bediend.

Op het vaste dak 1 achterwaarts van de dakopening 2 bevinden zich twee evenwijdige, tweede langsgeleidingen 9, 15 waarin telkens een nog te beschrijven geleidingselement wordt geleid voor het ondersteunen van het paneel in achterwaarts verplaatste standen daarvan.

Fig. 2 toont de onderdelen van het bewegingsmechanis-me 5 aan één zijde van de dakopening van de betreffende eerste 20 langsgeleidingen 6 en tweede langsgeleidingen 9. Zoals te zien is, is de langsgeleiding 6 in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd van een (aluminium) extrusieprofiel met een bovenwaartse geopende groef 10, waarin de onderdelen worden geleid.

In fig. 2 is een paneeldeel 11 weergegeven, dat aan 25 de onderzijde van het paneel is bevestigd en waaraan verdere onderdelen kunnen worden aangebracht. Aan de voorzijde van het paneeldeel 11 is een voorste steun 12 die voortdurend in in-grijping is met een aan de aandrijfkabel 8 bevestigde aan-drijfpen 13. De ingrijping tussen deze aandrijfpen 13 en de 30 voorste steun 12 vindt plaats via een sleuf 14 in de voorste steun 12, welke sleuf 14 is voorzien van een voorste sleufge-deelte 14' dat vanaf het voorste uiteinde onder een geringe hoek benedenwaarts en achterwaarts verloopt, terwijl een achterste sleufgedeelte 14'' verticaal verloopt.

35 Een als scharnier dienende pen 15 van de voorste steun 12 is een ingrijping met een horizontaal geopende gelei-dingsgroef 16 van de eerste langsgeleiding 6, welke gelei-dingsgroef 16 aan het voorste uiteinde is voorzien van een be- 1016-' 6 6 4 nedenwaarts gekromd gedeelte 16' dat in een afzonderlijk deel 17 van de eerste langsgeleiding 6 is gevormd en dient voor de hoogteverstelling van de voorzijde van het paneel 4.

Aan de aandrijfkabel 8 is nog een pen gevormd in de 5 vorm van een bedieningspen 18, welke via een verticale groef 19 in ingrijping is met een bedieningsorgaan in de vorm van een onder het paneel verschuifbaar profiel 20, dat op een afstand achter de verticale groef 19 verschuifbaar ten opzichte van het paneeldeel 11 is geleid door de ingrijping van een in 10 het paneeldeel geschroefde bevestigingsschroef 21 in een horizontale sleuf 22.

De bevestigingsschroef 21 wordt tevens benut voor het aan het paneeldeel 11 bevestigen van een curvedeel 23 dat is uitgevoerd met een gekromde leidsleuf 24 met een voorste, al-15 thans ongeveer evenwijdig aan het paneel 4 verlopend sleufge-deelte 24' en een achterste gekromd gedeelte 24''. In ingrijping met de leidsleuf 24 zijn een scharnierpen 25 en een leidpen 26 van een als verstelorgaan dienende arm 27 welke aan het achterste uiteinde is voorzien van een geleidingselement 20 in de vorm van een horizontale pen 28 die in ingrijping kan komen met de horizontaal geopende groef van de tweede langsgeleiding 9. De scharnierpen 25 is tevens scharnierbaar verbonden met het bedieningsprofiel 20 door ingrijping in een gat 25' daarin. Zodoende volgt de arm 27 de bewegingen van het 25 profiel 20.

Nabij het achterste uiteinde van de eerste langsgeleiding 6 is het bewegings- of hoogteverstelmechanisme nog met een aantal extra onderdelen uitgevoerd. Een eerste onderdeel is een om een scharnier 29 zwenkbare zwenkarm 30, welke zwenk-30 arm 30 is voorzien van een gekromde sleuf 31 die aan het achterste uiteinde is geopend en waarin een aan het voorste uiteinde van het bedieningsprofiel 20 gevormde pen 32 kan grijpen. De zwenkarm 30 is zelf uitgevoerd met een leidpen 33 die in ingrijping is met een tenminste gedeeltelijk schuin verlo-35 pende leidsleuf 34 in een besturingsdeel 35 dat over een geringe verstelweg verschuifbaar in de eerste langsgeleiding 6 is opgenomen. Het besturingsdeel 35 is verder voorzien van een 1 fV ·”: / - 0 I U t o '-v ^ 5 verticale, aan de bovenzijde geopende stelsleuf 36, waarmede de pen 32 van het profiel 20 tijdelijk in ingrijping is.

De werking van het hiervoor beschreven uitvoerings-voorbeeld van de open-dakconstructie volgens de uitvinding zal 5 hierna worden toegelicht aan de hand van de fig. 3-10.

In fig. 3 bevindt het paneel van de open-dakconstructie zich in de gesloten stand waarin het de dakopening afsluit. De aandrijfkabel 8 bevindt zich in de voorste stand, waarbij de pen 13 zich aan het voorste uiteinde van het voor-10 ste sleufgedeelte 14' van de sleuf 14 bevindt. De bedienings-pen 18 zit ongeveer bovenin de verticale groef 19 van het be-dieningsprofiel 20, terwijl de pen 15 van de voorste steun 12 zich onder in het voorste gedeelte 16' van de geleidingsgroef 16 bevindt. Het bedieningsprofiel 20 bevindt zich in zijn 15 voorste stand, zodat de bevestigingsschroef 21 zich aan het achterste uiteinde van de sleuf 22 in het profiel 20 bevindt. De pen 32 aan het bedieningsprofiel 20 zit aan het voorste uiteinde van de sleuf 31 van de omlaag verzwenkte zwenkarm 30 en bevindt zich tevens onder in de verticale stelsleuf 36 van 20 het besturingsdeel 35. De leidpen 33 bevindt zich bij het onderste, achterste open uiteinde van de leidsleuf 34. De arm 27 bevindt zich ten opzichte van het curvedeel 23 in de voorste stand, zodat de scharnierpen 25 aanligt tegen het voorste uiteinde van de leidsleuf 24, terwijl de leidpen 26 zich nog in 25 het voorste sleufgedeelte 24' van de leidsleuf 24 bevindt.

Fig. 4 toont de stand waarbij de aandrijfkabel 8 over een geringe afstand achterwaarts is bewogen. Tijdens deze achterwaartse beweging is de pen 13 van de aandrijfkabel 8 naar achteren bewogen. Daarbij blijft de voorste steun 12 statio-30 nair of nagenoeg stationair, door de ingrijping van de pen 15 in het voorste gedeelte 16' van de geleidingsgroef 16. Het voorste gedeelte 16' verloopt immers in hoogterichting en kruist daarmee de sleuf 14, waardoor de achterwaartse verplaatsing van de voorste steun 12 wordt bepaald door het on-35 derlinge verloop van de sleuf 14 en de geleidingsgroef 16. Pas indien de sleuf 14 een hoogteverplaatsing van de voorste steun 12 toelaat, kan de glijpen 15 door de geleidingsgroef 16 gaan bewegen.

101 8489’’ 6

Het bedieningsprofiel 20 wordt door de bedieningspen 18 van de aandrij fkabel 8 meegenomen via de verticale groef 19, waarbij de verticale groef 19 eventuele hoogtebewegingen van een bedieningsprof iel 20 ten opzichte van de aandrij f kabel 5 8 toestaat. De sleuf 22 van het bedieningsprofiel 20 begint langs de bevestigingsschroef 21 te bewegen, zodat het profiel 20 achterwaarts wordt geleid. Door de ingrijping van de pen 32 en het achterste uiteinde van het profiel 20 en de verticale stelsleuf 36 van het besturingsdeel 35, wordt het besturings-10 deel 35 achterwaarts meegenomen en door de verplaatsing van het besturingsdeel 35 en daarmee de leidsleuf 34, verplaatst deze zich ten opzichte van de leidpen 33 aan de zwenkarm 30, zodat de zwenkarm 30 om het scharnier 29 omhoog zwenkt. De pen 32 aan het profiel 20 beweegt bij zijn achterwaartse verplaat-15 sing ook door de sleuf 31 in de zwenkarm 30. De leidpen 32 wordt door zowel het verloop van de sleuf 31 als door de omhooggerichte verzwenking van de zwenkarm 30 omhoog verplaatst waardoor het profiel 20 en daarmede het paneel 4 gecontroleerd omhoog worden bewogen. De zwenkbeweging van de zwenkarm 30 20 draagt er tevens zorg voor dat met een kleine bouwhoogte van de zwenkarm 30 toch een grote tilhoogte van het paneel 4 kan worden bereikt, doordat de sleuf 31 omhoog kan zwenken.

Het profiel 20 neemt via de scharnierpen 25 ook de arm 27 achterwaarts mee, waarbij de leidpen 2 6 door de leid-25 sleuf 24 van het curvedeel 23 beweegt. Ook de scharnierpen 29 doorloopt het rechte gedeelte van deze sleuf 24.

In fig. 5 is de aandrijfkabel 8 weer verder achterwaarts bewogen, waarbij de aandrijfpen 13 een enigszins omlaag verlopend gedeelte van het voorste sleufgedeelte 14 ' van de 30 sleuf 14 in de voorste steun 12 heeft bereikt en derhalve de pen 15 enigszins in de geleidingsgroef 16 naar achteren en omhoog wordt bewogen. De hiervoor beschreven bewegingen van onderdelen nabij de achterzijde van het paneel, respectievelijk van het hoogteverstelmechanisme, worden verder voortgezet. Te 35 zien is dat de leidpen 32 aan het profiel 20 inmiddels de stelsleuf 36 van het besturingsdeel 35 heeft verlaten en de leidpen 33 van de zwenkarm 30 heeft het bovenste uiteinde van de leidsleuf 34 bereikt, zodat de zwenkarm 30 in de maximaal

JfQ 1 ,C * * n 7 omhoog verzwenkte stand is aangekomen. Het besturingsdeel 35 blijft dan verder stationair.

In fig. 6 is de aandrijfkabel 8 weer verder achterwaarts bewogen en is te zien dat de arm 27 omlaag is gaan 5 zwenken doordat de leidpen 26 door het achterste sleufgedeelte 24'1 van de leidsleuf 24 is gaan lopen bij verdere achterwaartse verplaatsing van de scharnierpen 25 via het profiel 20. De pen 28 aan de arm 27 heeft daarbij het omhooggekromde voorste gedeelte 9' van de tweede langsgeleiding 9 bereikt.

10 In fig. 7 is de aandrijfkabel 8 zover achterwaarts bewogen dat de aandrijfpen 13 aan het bovenste uiteinde van het achterste, verticale sleufgedeelte 14'1 van de sleuf 14 is aangekomen. De arm 27 is door het profiel 20 inmiddels zover achterwaarts bewogen dat deze de tweede langsgeleiding 9 in-15 middels volledig is binnengetreden en derhalve een ondersteuning van het paneel 4 plaatsvindt door de tweede langsgeleiding 9 via de arm 27.

In fig. 8 is de aandrijfpen 13 begonnen met het doorlopen van het verticale achterste sleufgedeelte 14'' van de 20 sleuf 14 als gevolg van het feit dat de bovenwaartse blokkering van de voorste steun 12 door deze pen 13 is opgeheven en nu aan de pen 15 wordt toegestaan de geleidingsgroef 16 te gaan doorlopen onder het opheffen van de voorste steun 12 en derhalve de voorzijde van het paneel 4. De verticale beweging 25 van het voorste uiteinde van het profiel 20 wordt daarbij niet verhinderd doordat de verticale groef 19 van het profiel 20 langs de bedieningspen 18 van de aandrijfkabel 8 kan glijden. De pen 32 van het profiel 20 heeft inmiddels het open achterste uiteinde van de sleuf 31 van de zwenkarm 30 verlaten, 30 waardoor het paneel 4 is losgekomen van het hoogteverstelme-chanisme en de ondersteuning van het paneel 4 nu plaatsvindt met behulp van de armen 27. Het paneel 4 zal nu ook achterwaarts worden bewogen doordat de aandrijfpen 13 de voorste steun 12 meeneemt via het verticale achterste sleufgedeelte 35 1411 in de voorste steun 12, waardoor een translatiebeweging van het paneel 4 gaat plaatsvinden.

In fig. 9 heeft de pen 15 het achterste uiteinde van het voorste gedeelte 16' van de geleidingsgroef 16 bereikt en 1016489^ 8 zal deze glijpen 15 verder door de horizontale geleidingsgroef 16 gaan bewegen door de aandrijving van de aandrijfpen 13 van de kabel 8 die op de voorste steun 12 inwerkt.

In fig. 10 is de glijpen 15 reeds over een afstand 5 door de geleidingsgroef 16 bewogen.

De fig. 11-13 tonen een gedeelte van een tweede uit-voeringsvoorbeeld van de open-dakconstructie volgens de uitvinding. Te herkennen is het paneel 104 terwijl voorts binnen een omranding 137 van de open-dakconstructie een vast dakpa-10 neel 138 is aangebracht dat bij voorkeur van hetzelfde materiaal is vervaardigd als het paneel 104, doch uiteraard ook anders kan zijn uitgevoerd. Zoals te zien is, is de dwars-afmeting van het dakpaneel 138 gelijk aan dat van het paneel 104, zodat in de gesloten toestand van het paneel 104 een 15 mooie eenheid wordt gevormd. In de gesloten stand van het pa neel 104 liggen de bovenzijde van de panelen 104 en 138 ook althans ongeveer in hetzelfde vlak.

Fig. 12 toont het paneel 104 in de ventilatiestand, waarbij het paneel 104 door het hoogteverstelmechanisme aan de 20 achterzijde omhoog is bewogen, maar nog niet naar achteren is verplaatst. Te herkennen is een arm 127 die vanaf het paneel 104 naar beneden is verzwenkt. Het is echter ook te zien dat de arm 127 tevens naar buiten is verzwenkt teneinde in ingrij-ping te kunnen komen met de tweede langsgeleiding 109 die zich 25 aan de zijrand van het dakpaneel 138 bevindt, dat wil zeggen buitenwaarts van de langsgeleiding 106 (fig. 13). Op deze wijze is het mogelijk zonder speciale maatregelen aan de eerste langsgeleiding 106 of de afdichting van het paneel 104 een even breed dakpaneel 138 toe te passen met een bijbehorende 30 tweede langsgeleiding 109 die zich verder buitenwaarts dan de eerste langsgeleiding 106 bevindt. In fig. 13 is te zien dat het paneel 104 naar achteren is bewogen en daarbij aan de achterzijde wordt ondersteund door de in de tweede langsgeleiding 109 grijpende arm 127.

35 De fig. 14 en 15 tonen zeer schematisch een mogelijke uitvoering van de arm 127, waarbij de arm 127 aan het voorste uiteinde via een ruimtelijk scharnier is opgehangen, zodat de arm 127 zowel benedenwaarts als buitenwaarts kan zwenken, ter- 1016489 ’ 5 9 i ! wijl de leidsleuf 124 van het curvedeel 23 moet zijn ingericht voor het veroorzaken van een zijdelingse beweging van de in de leidsleuf 124 grijpende leidpen 127.

10 1 64 ij 9

Claims (20)

1. Open-dakconstructie voor een voertuig met een opening in het vaste dak, voorzien van een aan het voertuigdak te bevestigen stationair gedeelte en een beweegbaar door het stationaire gedeelte ondersteund en door een aandrijving verstel- 5 baar sluitelement, dat beweegbaar is tussen een sluitstand waarin de dakopening wordt afgesloten en een geopende stand achterwaarts ten minste gedeeltelijk boven het vaste dak waarin de dakopening ten minste gedeeltelijk wordt vrijgegeven, waarbij het stationaire gedeelte is uitgevoerd met ten minste 10 een eerste langsgeleiding langs de dakopening en een tweede langsgeleiding op het vaste dak achterwaarts van de dakopening, terwijl het sluitelement nabij de voorzijde is ondersteund door een verschuifbaar in de eerste langsgeleiding ondersteunde voorste steun, en achterwaarts daarvan is 15 ondersteund door steunmiddelen die zijn uitgevoerd met een hoogteverstelmechanisme dat in de eerste langsgeleiding is opgenomen en dat het sluitelement ten minste in voorste standen ondersteunt en een geleidingselement dat in de tweede langsgeleiding verschuifbaar is en het sluitelement ten minste in 20 achterwaartse standen ondersteunt, met het kenmerk, dat onder het sluitelement een, in de langsrichting met behulp van een vanuit de aandrijving bestuurd bedieningsorgaan beweegbaar verstelorgaan is aangebracht dat met het geleidingselement is uitgevoerd en dat is ingericht voor het in en buiten ingrij-25 ping met de tweede langsgeleiding brengen van het geleidingselement .

2. Open-dakconstructie volgens conclusie 1, waarbij het verstelorgaan is uitgevoerd als een onder het sluitelement paneel verschuifbare en verdraaibare arm die aan een vrij ach- 30 terste uiteinde is voorzien van het geleidingselement.

3. Open-dakconstructie volgens conclusie 2, waarbij de arm nabij het voorste uiteinde is voorzien van een scharnier dat verschuifbaar is langs een geleiding onder het af-sluitelement, terwijl de arm tevens is voorzien van een dwang- 35 geleiding die een verdraaiing oplegt aan de arm bij een verschuiving daarvan ten opzichte van het afsluitelement, 1 n 1 p ‘ p π ^ waarbij bij voorkeur de arm via het scharnier is verbonden met het bedieningsorgaan.

4. Open-dakconstructie volgens conclusie 3, waarbij de dwanggeleiding is voorzien van een onder het afsluitelement 5 gevormde, gekromde leidsleuf waarin een aan de arm aangebrachte leidpen grijpt, welke leidsleuf aan het achterste uiteinde kan zijn voorzien van een verlenging waarin de leidpen zich bevindt wanneer het geleidingselement in ingrijping is met de tweede langsgeleiding en het afsluitelement buiten ingrijping 10 is met het hoogteverstelmechanisme, waarbij het verloop van de leidsleuf zodanig kan zijn dat het afsluitelement bij het buiten ingrijping komen met het hoogteverstelmechanisme eerst naar een hogere stand en vervolgens naar een lagere zwenkstand wordt bewogen.

5. Open-dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bedieningsorgaan is uitgevoerd als een onder het sluitelement verschuifbaar profiel.

6. Open-dakconstructie volgens conclusie 5, waarbij het bedieningsorgaan via een in hoogte verstelbare verbinding 20 is verbonden met een in de eerste langsgeleiding verschuifbare aandrijfslede van de aandrijving.

7. Open-dakconstructie volgens conclusie 6, waarbij de in hoogte verstelbare verbinding is uitgevoerd met een aan het profiel van het bedieningsorgaan gevormde, in hoogterich- 25 ting verlopende groef, alsmede met een met de aandrijving verbonden bedieningspen.

8. Open-dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het hoogteverstelmechanisme is uitgevoerd met een pen-sleufverbinding tussen het stationaire deel en het 30 bedieningsorgaan, en waarbij de sleuf aan ten minste een uiteinde geopend is voor het toestaan van een in- en uittreden van de pen.

9. Open-dakconstructie volgens conclusie 8, waarbij de sleuf van de pen-sleufverbinding aan het stationaire deel 35 en de pen aan het bedieningsorgaan is gevormd.

10. Open-dakconstructie volgens conclusie 9, waarbij de sleuf van de pen-sleufverbinding is aangebracht in een 1010489 zwenkarm die verzwenkbaar met het stationaire deel is verbonden.

11. Open-dakconstructie volgens conclusie 10, waarbij een besturingsdeel in de geleidingsrail is aangebracht voor 5 het verzwenken van de zwenkarm van het hoogteverstelmechanis-me, welk besturingsdeel bedienbaar is door het bedieningsor-gaan aan het afsluitelement.

12. Open-dakconstructie volgens conclusie 11, waarbij de pen van het hoogteverstelmechanisme tijdens de verzwenking 10 van de zwenkarm met de sleuf tevens in een althans ongeveer verticale, aan het bovenste uiteinde geopende stelsleuf van het besturingsdeel grijpt voor het bedienen van het besturingsdeel .

13. Open-dakconstructie volgens conclusie 11 of 12, 15 waarbij het besturingsdeel is uitgevoerd met een in langsrich- ting en hoogterichting verlopende sleuf waarin een pen aan de zwenkarm van het hoogteverstelmechanisme grijpt.

14. Open-dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sluitelement aan de voorzijde is voor- 20 zien van een hoogte-compensatie-mechanisme, dat is uitgevoerd met een aan het stationaire deel gevormde groef en een aan het sluitelement gevormde pen, alsmede een met het sluitelement verbonden sleuf en een met de aandrijving verbonden pen, waarbij de groef en sleuf een kruisend verloop bezitten.

15. Open-dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede langsgeleiding in het vaste dak verzonken ligt.

16. Open-dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede langsgeleiding is uitgevoerd als 30 een horizontaal geopende groef, terwijl het geleidingselement is uitgevoerd als een horizontale pen die vanaf een zijde in de groef kan grijpen.

17. Open-dakconstructie volgens conclusie 15, waarbij de tweede langsgeleidingen zich bevinden aan zijranden van een 35 dakpaneel dat althans ongeveer dezelfde dwarsafmeting bezit als het sluitelement van de open-dakconstructie.

18. Open-dakconstructie volgens conclusie 17, waarbij het verstelorgaan zodanig is uitgevoerd dat het geleidingsele- r101 6 4 8 9 ment een zijdelingse beweging kan uitvoeren bij het in en buiten ingrijping komen met de tweede langsgeleiding.

19. Open-dakconstructie volgens conclusie 3 en 18, waarbij de dwanggeleiding van de arm een zijdelings verloop 5 heeft voor het bewerkstelligen van de zijdelingse beweging van de arm en het geleidingselement.

20. Open-dakconstructie volgens conclusie 4 en 19, waarbij de leidsleuf in dwarsrichting verloopt. 101 6489 ·