NL1015292C2 - Ontspanningsketting voor kegelschijvenaandrijving. - Google Patents

Description

ί

Titel: Omspanningsketting voor een kegelschijvenaandrijving

De uitvinding heeft betrekking op een omspanningsketting voor een kegelschijvenaandrijving.

Kegelschijvenaandrijvingen met traploos wijzigbare overbrenging worden ook in motorvoertuigen steeds meer toegepast. Naast verbetering van het 5 rijcomfort vanwege volledig ontbrekende schakelschokken is daarmee een inzetten van de motor in een gebied met specifiek gunstig verbruik mogelijk, waardoor in zijn totaliteit vermindering van brandstofverbruik is te realiseren.

Een centraal element van een dergelijke kegelschijvenaandrijving is de omspanningsketting, die de beide kegelschijvenparen omspant, waarmee door 10 afstandsvariaties tussen de kegelschijven de overbrenging is te wijzigen. Aan dergelijke omspanningskettingen worden wat betreft de duurzaamheid, de wrijvingsverliezen en de wrijvingskrachtoverdracht tussen de wrijvingsvlakken van de kegelschijvenparen en met deze in wrijvingscontact komende kopse vlakken van elementen van de omspanningsketting hoge eisen gesteld. Een 15 verder vereiste betreft een wat de kosten betreft gunstige fabricage van dergelijke omspanningskettingen.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een omspanningsketting voor een kegelschijvenaandrijving, waarmee aan de gestelde eisen wordt voldaan.

20 Dit doel wordt bereikt met een omspanningsketting met de kenmerken van de hoofdconclusies. De omspanningsketting volgens de uitvinding bestaat uitsluitend uit elementen respectievelijk leden, die direct dienen voor het overbrengen van wrijvingskrachten van de kegelschijven op de omspanningsketting en omgekeerd en tegelijkertijd dienen voor de 25 langsverbinding van de afzonderlijke leden van de omspanningsketting, waarbij die leden zijn uitgevoerd als plaatvormdelen dan wel door sinteren zijn 1015292 2 ft 4 ) vervaardigd. Daardoor is de omspanningsketting wat zijn samenstelling betreft vereenvoudigd en wat de kosten betreft gunstig te vervaardigen, waarbij de op de leden gevormde kopse vlakken wat hun doel betreft op geschikte wijze kunnen worden vormgegeven.

5 De volgconclusies zijn gericht op voordeelbiedende uitvoeringen en verdere uitvoeringen van de omspanningsketting volgens de uitvinding.

Conclusie 3 typeert de wezenlijke constructie van een omspanningsketting uit ineengestrengelde ringen, die telkens uit twee kettingleden bestaan.

Met de maatregelen van de conclusies 4 tot 9 wordt de uitvoeringsvorm 10 van de omspanningsketting volgens conclusie 3 op voordeelbiedende wijze verder uitgewerkt.

De conclusies 10 en 11 typeren een uitvoeringsvorm van de ketting volgens conclusie 3, waarbij de kettingleden onderling eendelig zijn verbonden, bij voorkeur aaneengelast.

15 Conclusie 12 is gericht op een verdere uitvoeringsvorm van een omspanningsketting, die bijzonder eenvoudig is samen te stellen.

Conclusies 13 tot 20 geven voordeelbiedende verdere uitvoeringen van de omspanningsketting volgens conclusie 12.

De uitvinding, die voor alle mogelijke, met kegelschijvenparen werkende 20 aandrijvingen of koppeloverdraaginrichtingen toepasbaar is, wordt in het navolgende aan de hand van schematische tekeningen bij wijze van voorbeeld en met verdere details toe gelicht.

Daarbij toont:

Fig. 1 een aanzicht van een kegelschrijvenaandrijving, 25 Fig. 2 een axiaal aanzicht op een deel van een omspanningsketting,

Fig. 3 en 4 leden van de omspanningsketting volgens fig. 2,

Fig. 5 twee tot een ringvormige constructiegroep verbonden leden overeenkomstig de conclusies 3 en 4, 1015292 3

Fig. 6 het samenstel volgens fig. 5 met een verder lid,

Fig. 7 een detail van de omspanningsketting volgens fig. 2 op vergrote schaal,

Fig. 8 een soortgelijk aanzicht als fig. 7 bij gekromde ketting, 5 Fig. 9 een overeenkomstig aanzicht als in fig. 8 van een gewijzigd uitvoeringsvoorbeeld van een ketting,

Fig. 10 een detail van een verder uitvoeringsvoorbeeld van een omspanningsketting,

Fig. 11 het detail volgens fig. 10 in gekromde stand, 10 Fig. 12 een zijaanzicht van fig. 10, volgens de doorsnede in het vlak XII-XII en

Fig. 13 een schematisch doorsnedeaanzicht voor het toelichten van het samenwerken van de ketting volgens fig. 10 en de wrijvingsvlakken van de kegelschijven, 15 Fig. 14 een aanzicht soortgelijk als in fig. 10 op vergrote schaal,

Fig. 15 een aanzicht soortgelijk als in fig. 11 op vergrote schaal,

Fig. 16 een aanzicht soortgelijk als in fig. 14 van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een ketting,

Fig. 17 drie aanzichten van een buitengele gen lid van de ketting 20 volgens fig. 16,

Fig. 18 drie aanzichten van een binnengelegen lid van de ketting volgens fig. 16, en

Fig. 19 een aanzicht soortgelijk als in fig. 13 van de ketting volgens fig. 16.

25 Overeenkomstig fig. 1 is een kegelschijvenaandrijving met eindloos orgaan voorzien van twee assen 2, 4, die evenwijdig aan elkaar onderling op afstand zijn opgesteld en die elk een kegelschijvenpaar met kegelschijven 6, 8 en 10, 12 dragen. De afstand tussen de kegelschijven 6, 8 is door middel van een hydraulische cilinder 14 te veranderen. De afstand tussen de 30 kegelschijven 10, 12 is door middel van een hydraulische cilinder 16 te 1015292 4 wijzigen. Rond de kegelschijvenparen loopt een omspanningsketting 18, die voorzien is van leden 20, die zijn uitgevoerd met axiaal tegenover elkaar gelegen kopse vlakken 22, die in wrijvingsingrijping komen met de in hun totaliteit gezien kegelvormige wrijvingsvlakken 24 aan de binnenzijden van 5 de kegelschijven. Door de onderlinge afstandverstelling tussen de kegelschijven van een kegelschijvenpaar wijzigt de overbrenging van de beschreven aandrijving.

Opbouw en werking van dergehjke kegelschijvenaandrijvingen met omspanningsorgaan zijn op zich bekend en worden zodoende niet in detail 10 toegelicht.

Fig. 2 toont een aanzicht volgens fig. 1 van linksaf, dat wil zeggen in axiale richting op een uitvoeringsvorm van een omspanningsketting 30.

De fig. 3 en 4 tonen in het aanzicht volgens fig. 2 twee leden, waaruit de omspanningsketting 30 is samengesteld.

15 Overeenkomstig fig. 3 is een lid 32 voorzien van een lidlichaam 34, dat in het weergegeven aanzicht eindigt in een kops vlak 22 boven en onder het vlak van tekening. Van het lidlichaam 34 gaan aan beide zijden armen 36 en 38 uit, die eerst in benen 40 en 42 onder vorming van een zijn totaliteit gezien U volgens fig. 3 naar onder toe zijn omgebogen, dan tot 20 benen 44 respectievelijk 46 opwaarts zijn gebogen, waarbij het been 44 dan nogmaals naar onder toe is afgebogen en in een omhoogreikend uitsteeksel 48 eindigt. Met betrekking tot het vlak van tekening bevinden de benen 40 en 44 zich onder het vlak van tekening en de benen 42 en 46 boven het vlak van tekening. Het uitsteeksel 48 snijdt het vlak van tekening en eindigt met 25 een met een streeplijn weergegeven kops vlak op een niveau ietwat onder het kopse vlak 22.

Een verder lid 52 is in zijn totaliteit soortgelijk uitgevoerd als het lid 32 (draaiing van het lid 32 volgens fig. 3 over 180° in het vlak van tekening). Constructiedelen, die overeenkomen met die van het lid 32 zijn 30 aangeduid met verwijzingscijfers die telkens 20 hoger zijn dan de 10 4 5 2 d 2 5 corresponderende verwijzingscijfers in fïg. 3.

Fig. 5 toont de leden 32 en 52 in een onderling in elkaar gehaakte toestand. Zoals blijkt, grijpt de arm 52 over de arm 36 en grijpt de arm 38 onder de arm 56.

5 Ten minste een van de zich onderling in contact bevindende vlakken van het uitsteeksel 48 en het been 66 of het uitsteeksel 68 en het been 46 is zodanig uitgevoerd, dat de uit de twee leden 32 en 52 samengestelde, in zijn totaliteit gezien ringvormige constructie groep niet alleen overeenkomstig fig. 5 bij naar boven toe of naar onder toe op de leden uitgeoefende trek 10 samenhoudt, maar ook een vormaansluiting in dwarsrichting aanwezig is. Zoals blijkt, wordt deze zeer vormstabiele ineengrijping bereikt, doordat de overeenkomstig fig. 3 bovengelegen zijde van het uitsteeksel 48 convex en de overeenkomstig fig. 4 ondergelegen zijde van het been 66 corresponderend concaaf is uitgevoerd, zodat een oversnijding is verkregen. 15 Dienovereenkomstig zouden de onderzijde van het uitsteeksel 68 en de bovenzijde van het been 46 kunnen zijn uitgevoerd.

Het in vorm ingrijpen in radiale richting (betrokken op de kegelschijven, wanneer de ringvormige constructiegroep in wrijvingsaangrijping verkeert met de kegelschijven) kan ook slechts zijn 20 gerealiseerd doordat het uitsteeksel 48 tegen de buitenzijde van de arm 58 en het uitsteeksel 68 tegen de buitenzijde van de arm 38 aanligt.

Fig. 6 toont hoe in de ringvormige constructiegroep van de beide leden 42 en 52 een verder lid 32i is opgenomen, dat lijkt op het lid 32. De overeenkomstig fig. 67 linkerarm van het lid 32i grijpt onder de linkerarm 25 van het lid 52 en de rechterarm van het lid 32i grijpt over de arm van het lid 52. Zoals blijkt, ligt het lidlichaam 34i van het orgaan 32i met zijn als aanligvlak 70i uitgevoerde onderzijde aan tegen de eveneens als aanligvlak 72 uitgevoerde bovenzijde van het lidlichaam 54 van het lid 52. De naar elkaar toegekeerde aanligvlakken 70i en 72 zijn voorzien van een contour 30 respectievelijk gewelfd uitgevoerd; de reden daartoe zal worden besproken 1015292 6 aan de hand van fig. 8.

Fig. 7 toont de voortzetting van fïg. 6, dat wil zeggen een deel van de omspanningsketting, die uit leden 32 en 52 is samengesteld, waarbij telkens twee leden 32 en 52 een ringvormige constructiegroep vormen en de 5 ringvormige constructie groep en onderling in elkaar grijpen. Het tezamen houden tussen aangrenzende ringvormige constructiegroepen wordt telkens tot stand gebracht door de aanligvlakken 70 en 72. Het tezamenhouden van de ringvormige constructiegroepen op zich wordt door de uitsteeksels 48 en 68 en de daarmee samenwerkende benen tot stand gebracht.

10 Fig. 7 toont een detail van de omspanningsketting in de gestrekte toestand daarvan, waarmee deze tussen de kegelschijvenparen loopt. Fig. 8 toont het detail van fig. 7 (de andersoortige arcering is niet van belang) in de gekromde stand, die de omspanningsketting aanneemt, wanneer deze in wrijvingsingrijping met een kegelschijvenpaar loopt. Zoals uit fig. 8 blijkt, 15 wijzigen bij een kromming van de omspanningsketting de uit telkens twee leden samengestelde ringvormige constructiegroepen niet van vorm; de aanligvlakken 70 en 72 vormen als gevolg van in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld convexe oppervlakken walsvlakken, die bij het krommen van de omspanningsketting over elkaar rollen en op deze wijze 20 het krommen van de omspanningsketting toestaan. Daarbij zijn de walsvlakken op voordeel biedende wijze zodanig uitgevoerd, dat deze in gekromde stand van de omspanningsketting (fig. 8) ten opzichte van elkaar symmetrisch zijn.

Zoals uit fig. 6 blijkt, grijpt het orgaan 32i zodanig in het lid 52, dat 25 een zijdelingse respectievelijk radiale verschuiving tussen deze beide organen en daaraan grenzende ringvormige constructiegroepen niet of slechts zeer beperkt mogelijk is.

In fig. 7 en 8 zijn de lidlichamen doorlopend met indices aangeduid, zodat de afzonderlijke leden eenvoudiger zijn te onderkennen.

1015292 7

De afzonderlijke leden van de omspanningsketting, die op eenvoudige wijze in elkaar gestoken respectievelijk in elkaar kunnen worden gehaakt, kunnen zijn vervaardigd als plaatvormdelen of als sinterdelen. Ze zijn op hun aanligvlakken, die op elkaar rollen, op voordeelbiedende wijze gehard.

5 Het zal duidelijk zijn, dat de in de figuren in doorsnede zichtbare kopse vlakken van de lidlichamen evenals op voordeel biedende wijze de lidlichamen in hun totaliteit zijn gehard, aangezien via deze het overdragen van de wrijvingskracht plaatsvindt. De lidlichamen tussen de kopse vlakken zijn drukstijf, zodat hoge aandrukkrachten op de wrijvingsvlakken zonder 10 vervorming kunnen worden overgedragen. De kopse vlakken zijn overeenkomstig de wrijvingsvlakken van de kegelschijven gevormd en kunnen vlak of gebold zijn.

De benen en uitsteeksels zijn op voordeelbiedende wijze taaihard, bijvoorbeeld inductief ontlaten. De totale configuratie is op voordeel 15 biedende wijze zodanig, dat de lidlichamen 34 respectievelijk 54 ongeveer de helft van de breedte van de omspanningsketting vormen en de armen 36, 38 respectievelijk 56, 58 de andere helft van de breedte vormen.

Fig. 9 toont een ten opzichte van fig. 8 gewijzigde uitvoeringsvorm van een detail van de omspanningsketting. Dezelfde verwijzingscijfers zijn 20 gekozen als in de fig. 3 tot 6. De armen 36, 38 en 56, 58 van de leden 32 respectievelijk 52 zijn bij deze uitvoeringsvorm slechts zodanig uitgevoerd, dat elk lid in het aanzicht volgens fig. 9 in zijn totaliteit U-vormig is uitgevoerd en de vrije eindvlakken van de U's bij 80 respectievelijk 82 onderling gelast, gesoldeerd of op andere wijze star onderling verbonden 25 zijn. Op deze wijze is de door telkens twee leden gevormde ringvormige constructiegroep (32, 52) op zich volledig stabiel en vast. Het zal duidelijk zijn, dat de leden telkens in die toestand onderling aan elkaar moeten worden gelast, waarin een lid door de voorafgaand gevormde ringvormige constructiegroep heen is gestoken. Op voordeelbiedende wijze wordt de 30 totale omspanningsketting pas in de gelaste toestand gecementeerd, bij 10 15292 8 voorkeur door gasharden. Om het scheeftrekken daarbij klein te houden, kan de ketting gedurende het koudmaken licht worden gespannen.

Fig. 10 toont een detail van een verdere uitvoeringsvorm van een omspanningsketting. Deze omspanningsketting is samengesteld uit organen 5 80 en 82, die telkens de vorm van een vlakke U hebben, waarbij vanaf het lidlichaam 86 respectievelijk 88 armen 90, 92 uitsteken, die ten opzichte van elkaar symmetrisch en bij voorkeur zodanig zijn uitgevoerd met onder snij dingen, dat de afzonderlijke leden bij het afwisselend in elkaar steken ten opzichte van de langsrichting van de ketting en de radiale 10 richting niet uit elkaar vallend onderling zijn verbonden.

Fig. 11 toont het samenstel van fig. 10 in gekromde toestand, dat wil zeggen in de toestand die de ketting bij het tussen een schijvenparen door lopen inneemt.

Fig. 12 toont een doorsnedeaanzicht XII-XII in fig. 10. Zoals blijkt zijn 15 de armen 90 respectievelijk 92 voorzien van kopse vlakken 96, die wat hun contour betreft zijn afgestemd op de wrijvingsvlakken 24 van de kegelschijvenparen (fig. 1).

Fig. 13 toont de tussen de wrijvingsvlakken 24 van een kegelschijvenpaar doorlopende en daarmee in wrijvingsingrijping 20 verkerende omspanningsketting. De lidlichamen 86 en 88 zijn zodanig uitgevoerd, dat deze niet in ingrijping komen met de wrijvingsvlakken 24, maar dat de ingrijping slechts in het gebied van de kopse vlakken 96 van de armen plaatsvindt.

De in de fig. 10 en 11 zichtbare holle jukvormige uitvoering 25 respectievelijk concave bovenzijde van de lidlichamen 86 en 88 maakt een gewichtsverlaging van de leden mogelijk.

Fig. 14 en 15 tonen details van de omspanningsketting volgens fig. 10 en 11 op vergrote schaal. Fig. 14 geeft de gestrekte stand weer. Fig. 15 de gekromde, toestand.

1015292 9

Zoals uit fig. 14 blijkt, vullen in de gestrekte stand van de omspanningsketting de armen 90 van twee aangrenzende leden 80 telkens in verregaande mate de ruimte tussen de armen 92 van een de leden 90 verbindend lid 82 en omgekeerd. Wanneer de omspanningsketting in een 5 gekromde stand overeenkomstig fig. 15 overgaat, rollen de ondersneden respectievelijk aanligvlakken 100, 102 van de armen 90 en 92 over elkaar, waarbij de armen 90 van de wat de kromming betreft aan de binnenzijde gelegen organen 86 telkens in verregaande mate onderling in contact komen. Een volledig wederzijds aanliggen zou een verdere kromming van de 10 ketting hinderen. De buitengelegen armen 92 kunnen zodanig worden uitgevoerd, dat deze bij een kromming van de ketting eveneens in verregaande mate onderling in contact komen. Op deze wijze vormen de met de wrijvingsvlakken van de kegelschijven in wrijvingscontact komende kopse vlakken van de armen 90 en 92 een stevig samenhangende 15 wrijfvlakkenband, die een praktisch continue wrijvingsingrijping tussen de kegelschijven en de kopse vlakken van de leden tot stand brengt. Het profiel van de als haken werkzame armen kan kraanhaak - respectievelijk tijgerklauwvormig zijn uitgevoerd, dat wil zeggen zodanig, dat binnen de haken respectievelijk armen optredende buigspanningen zo gelijkmatig 20 mogelijk over de dwarsdoorsnede daarvan worden verdeeld. Daardoor is de belasting van het materiaal te verminderen, waardoor materiaalbesparend, dat wil zeggen wat betreft het gewicht gunstig, kan worden geconstrueerd, zonder dat de duurzaamheid nadelig wordt beïnvloed.

De over elkaar rollende aanligvlakken 100, 102 kunnen convex-25 convex of concaaf-convex zijn uitgevoerd. Hun welvingen zijn bij voorkeur zodanig, dat deze zich op de betreffende contactplaats in zelfremmende positie bevinden, dat wil zeggen de hoek tussen de raaklijnen aan de betreffende contactplaats is klein. Daarmee wordt bereikt, dat een zuivere rolbeweging en geen wrijvingsbeweging plaatsvindt tussen de leden, 30 waardoor energieverliezen worden geminimaliseerd en de duurzaamheid 1015292 10 wordt vergroot.

De laatstbedoelde uitvoeringsvorm van de omspanningsketting kan soortgelijk als de aan de hand van fig. 2 tot 9 beschreven uitvoeringsvorm van de omspanningsketting bij opnemen van een corresponderend groot 5 aantal leden voor het reduceren van de enkeltoon of trillingsopwekkers met een random verdeling zijn voorzien.

De afzonderlijke leden van de ketting volgens fig. 10 tot 15 kunnen bestaan uit getrokken en aan hun einde bewerkte profieldelen, die axiaal tezamen worden gestoken. Voor de transportborging kan de ketting als ring 10 worden gespannen, aangezien na inbouw in een kegelschijfaandrijving geen borging meer is vereist.

Fig. 16 toont een aanzicht soortgelijk als dat in fig. 14 van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een omspanningsketting. Voor constructie-elementen met eenzelfde functie zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als 15 in fig. 14. De aanligvlakken 100 en 102 zijn wederom als walsvlakken convex/convex of convex/concaaf uitgevoerd en zodanig gekromd, dat deze ook bij hoge trekkrachten in langsrichting van de ketting niet door wrijving ten opzichte van elkaar verschuiven maar bij kromming van de ketting slechts over elkaar rollen. De raaklijnen op de aanligvlakken in de 20 betreffende contactplaat hellen derhalve zodanig ten opzichte van elkaar, dat de aanligvlakken zich in een wederzijds zelfremmende stand bevinden.

Voor het geval dat onder ongunstige omstandigheden toch nog een relatief glijden tussen de aanligvlakken 100, 102 optreedt, verhinderen de op de buitengelegen eindgebieden van de aanligvlakken 102 van de 25 buitengelegen leden 82 aangebrachte, naar elkaar toe wijzende neuzen 104 door het corresponderend in vorm op elkaar aansluiten een radiaal uit elkaar vallen van de ketting, ook wanneer deze bij het tussen twee kegelschijven doorlopen een gekromde vorm aanneemt. De neuzen 104 grijpen in· corresponderende uitsparingen bij de binnengelegen voetgebieden 30 van de armen 90 van de binnengelegen leden 80. In de weergegeven, niet- 4010*92 11 gekromde stand van de ketting dienen de neuzen 104 aanvullend voor het onderling fixeren van de binnen- en buitengelegen leden 80 en 82.

De fig. 17 en 18 tonen telkens een, ten opzichte van de kromming van de ketting bij het door een kegelschijvenpaar lopen, radiaal buitengelegen 5 lid 82 en een radiaal binnengelegen lid 80 in drie verschillende aanzichten, een zijaanzicht a), een aanzicht b) in langsrichting van de ketting en een aanzicht c) in radiale richting van de ketting. Zoals getoond zijn de met de wrijvingsvlakken van de kegelschijven in ingrijping komende kopse vlakken 96 van de armen 92 respectievelijk 90 gebold respectievelijk convex 10 uitgevoerd. De kopse vlakken 96 zijn in het aanzicht d) voorzien van een straal R1 respectievelijk R3 en in het aanzicht c) van een straal R2 respectievelijk R4, waarbij de stralen gelijk of verschillend kunnen zijn. Daarmee wordt bereikt, dat bij elke overbrenging duidelijk gedefinieerde contactplaatsen 106 tussen de kopse vlakken 96 van de kettingleden 80, 82 15 en de wrijvingsvlakken 24 van de kegelschijven (fig. 19) ontstaan. Daardoor wordt vermeden, dat de randen van de armen in contact kunnen komen met de kegelschijven, hetgeen tot ongewenst hoge vlaktedrukken of zelfs tot inlopen kan leiden. Door het veranderen van de stralen en de middelpunten daarvan is voor het reduceren van de enkeltoon een stoordeling mogelijk 20 zonder dat het langsprofiel van de haak wordt gewijzigd.

De met de aanvrage ingediende conclusies zijn formuleringsvoorstellen zonder prejudicie voor het verkrijgen van verdere octrooibescherming. Aanvraagster behoudt zich het recht voor, nog verdere, tot dusverre in de beschrijving en/of tekeningen geopenbaarde kenmerken te 25 claimen.

In de volgconclusies gebruikte verwijzingen hebben betrekking op de verdere uitvoering van het onderwerp van de hoofdconclusie door de kenmerken van de betreffende volgconclusie; ze dienen niet te worden op gevat als afstand doen van het verkrijgen van een zelfstandige 30 bescherming voor de kenmerken van de verwijzende conclusies.

1015292 12

Aangezien de onderwerpen van de volgconclusies met het oog op de stand van de techniek op de prioriteitsdag zelfstandige en onafhankelijke uitvindingen kunnen vormen, behoudt aanvraagster zich het recht voor deze tot onderwerp van onafhankelijke conclusies of afsplitsingen te maken. Ze 5 kunnen verder ook zelfstandige uitvindingen bevatten, die een van de onderwerpen van de voorgaande conclusies onafhankelijke vorm hebben.

De uitvinding is ook niet beperkt tot de uitvoeringsvoorbeelden van de beschrijving. Veeleer zijn binnen het kader van de uitvinding talrijke wijzigingen en modificaties mogelijk, in het bijzonder varianten, elementen 10 en combinaties en/of materialen, die bijvoorbeeld door combinatie of wijziging van afzonderlijke in verbinding met de in de algemene beschrijving en uitvoeringsvormen alsmede de conclusies beschreven en in de tekeningen weergegeven kenmerken respectievelijk elementen of werkwijzestappen voor de vakman met het oog op de oplossing van het 15 probleem te ontnemen zijn en door combineerbare maatregelen tot een nieuw voorwerp of tot nieuwe werkwijzestappen respectievelijk werkwijzestapvolgorden leiden, ook in zoverre deze reparatie-, test- en werkmethoden betreffen.

1015292

Claims (20)

1 A

1. Omspanningsketting voor een kegelschijvenaandrijving voorzien van draaivast met ten opzichte van elkaar evenwijdige assen verbonden kegelschijvenparen met in hun totaliteit kegelvormige wrijvingsvlakken, waar de omspanmngsketting onder wrijvingsingrijping met op tegenover elkaar 5 gelegen einden van zijn leden aangebrachte kopse vlakken tussendoor loopt, welke omspanningsketting uitsluitend uit leden bestaat die voorzien zijn van de kopse vlakken voor de wrijvingskrachtoverdracht en van armen voor het onderling verbinden van de leden, die zijn uitgevoerd als plaatvormdelen..

2. Omspanningsketting voor een kegelschijvenaandrijving voorzien van 10 draaivast met ten opzichte van elkaar evenwijdige assen verbonden kegelschijvenparen met in hun totaliteit kegelvormige wrijvingsvlakken, waar de omspanningsketting onder wrijvingsingrijping met op tegenover elkaar gelegen einden van zijn leden aangebrachte kopse vlakken tussendoor loopt, welke omspanningsketting uitsluitend uit leden bestaat die voorzien zijn van de 15 kopse vlakken voor de wrijvingskrachtoverdracht en van armen voor het onderling verbinden van de leden, die door sinteren zijn vervaardigd.

3. Omspanningsketting volgens een der conclusies 1 of 2, waarbij de leden voorzien zijn van een lidlichaam, dat aan zijn axiaal tegenover elkaar gelegen einden voorzien is van de kopse vlakken en waarvan in radiale richting de armen 20 uitgaan, die zodanig zijn uitgevoerd, dat twee leden door middel van de armen onder vorming van een in zijn totaliteit ringvormige constructie groep onderling zijn te verbinden, en dat in de ringvormige constructiegroep een verder lid is op te nemen, dat wederom met een verder lid samenhaakbaar is tot een ringvormige constructiegroep, waarbij de krachtoverdracht tussen de in elkaar 25 grijpende ringvormige constructie groepen geschiedt door onderling contact maken van op de lidlichamen aangebrachte aanligvlakken. 1015292 Μ

4. Omspanningsketting volgens conclusie 3, waarbij de armen van telkens twee, een ringvormige constructie groep vormende leden in vorm aansluitend onderling zijn verbonden.

5. Omspanningsketting volgens conclusie 4, waarbij tussen de armen ook 5 een vormaansluiting in radiale richting bestaat.

6. Omspanningsketting volgens een der conclusies 4 of 5, waarbij in axiaal aanzicht op een lidlichaam de armen op, wat betreft de aanzichtrichting, verschillende hoogte van het lidlichaam uitgaan als benen onder vorming van een U, en dan overgaan in naar buiten toe wijzende benen, waarbij de lager 10 beginnende arm in een naar boven toe reikend uitsteeksel eindigt, zodat de uitsteeksels bij tot de ringvormige constructiegroep samengestelde leden achter de naar buiten reikende benen grijpen.

7. Omspanningsketting volgens een der conclusies 3 tot 6, waarbij de aanligvlakken van de lidlichamen zijn uitgevoerd als rolvlakken.

8. Omspanningsketting volgens conclusie 7, waarbij de rolvlakken gehard zijn.

9. Omspanningsketting volgens een der conclusies 3 tot 8, waarbij de armen taaihard zijn uitgevoerd.

10. Omspanningsketting volgens conclusie 3, waarbij de armen van telkens 20 twee, een ringvormige constructiegroep vormende leden onderling eendelig zijn verbonden, bij voorkeur onderling aaneen zijn gelast.

11. Omspanningsketting volgens conclusie 10, waarbij de omspanningsketting oppervlaktegehard is na het aaneen lassen van zijn leden.

12. Omspanningsketting volgens een der conclusies 1 of 2, waarbij de leden in 25 axiaal aanzicht in hun totaliteit de vorm hebben van een vlakke U, waarvan de van zijn basislichaam uitgaande armen zodanig zijn voorzien van ondersnijdingen, dat de leden bij afwisselend aanbrengen axiaal in elkaar steekbaar zijn.

13. Omspanningsketting volgens conclusie 12, waarbij de in de tussenruimte 30 tussen de armen van een lid opgenomen armen van telkens een ander lid de 1015292 1 5 ft « tussenruimte onder behoud van een afstand voor een krommen van de ketting in hoofdzaak opvullen.

14. Omspanningsketting volgens conclusie 12 of 13, waarbij in de tegenover elkaar gelegen eindgebieden van de armen van de leden uitstekende neuzen zijn 5 aangebracht voor een in vorm aansluiten van de binnengelegen leden en de buitengelegen leden in radiale richting van de ketting.

15. Omspanningsketting volgens conclusie 14, waarbij de neuzen op de buitengelegen leden zijn aangebracht.

16. Omspanningsketting volgens een der conclusies 12 tot 15, waarbij de zich 10 in onderling contact bevindende aanligvlakken als rolvlakken zijn aangebracht aan de binnenzijde van de armen van in elkaar grijpende leden.

17. Omspanningsketting volgens conclusie 16, waarbij de bij een kromming van de ketting over elkaar rollende aanligvlakken zodanig zijn uitgevoerd, dat op de betreffende contactplaats gevormde raaklijnen onderling een dusdanige hoek 15 insluiten, dat de aanligvlakken zich bevinden in een toestand van onderlinge zelfremming.

18. Omspanningsketting volgens een der conclusies 12 tot 17, waarbij de met de wrijvingsvlakken van de kegelschijven in wrijvingsingrijping komende kopse vlakken van de leden op de armen zijn aangebracht.

19. Aandrijving met omspanningsorgaan volgens conclusie 18, waarbij de kopse vlakken convex zijn uitgevoerd.

20. Aandrijving met omspanningsorgaan volgens conclusie 19, waarbij de kopse vlakken in langsrichting van de ketting gezien voorzien zijn van een straal (Rl; R3) en in radiale richting van de ketting gezien van een straal (R2; R4). 1015292