NL1015111C2 - Microfoon met frequentie-afhankelijke richtwerking. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Microfoon met frequentie-afhankelijke richtwerking

De uitvinding heeft betrekking op een microfoon met richtwerking omvattend tenminste één omzetter voor het omzetten van 5 geluid in een elektrisch signaal en een behuizing.

Bekend zijn microfoons waarvan de richtwerking toeneemt met toenemende frequentie. Deze eigenschap komt voort uit de fysische eigenschappen van de omzetters of de constructies waarin ze zijn gevat zoals richtbuizen, holle spiegels of rijen van transducenten. Ook 10 bekend zijn microfoons met richtwerking waarbij gestreefd is naar frequentie-onafhankelijke richtwerking. Noodgedwongen accepteert men vaak een geringe richtwerking voor lage frequenties om de afmetingen van de microfoon binnen praktische grenzen te houden.

Bekend is dat de nagalmtijd van akoestische ruimten bij 15 lagere frequentie een langere duur heeft dan bij hoge. Voor concertzalen is dit ook gewenst omdat dan het uitsterven van een breedbandig geluid voor het gehoor gelijkmatig verloopt. De problematiek waarvoor de uitvinding een oplossing verschaft zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de figuren 1, 2 en 3, waarin: 20 Figuur 1 de nagalmtijd weergeeft van een ruimte als functie van de frequentie;

Figuur 2 grafieken toont van spectrale intensiteiten;

Figuur 3 gewenste frequentiekarakteristieken toont van een microfoon volgens de uitvinding.

25 Figuur 1 geeft een weergave van het verloop van de nagalm tijd als functie van de frequentie zoals die in de praktijk kan voorkomen. Het langzamer uitsterven van laagfrequent geluid heeft tot gevolg dat, bij aanhoudend geluid, de intensiteit ervan ook relatief hoger is dan de intensiteit van het hoogfrequente deel van het aanhou-30 dende geluid. Voor een microfoon met een uniforme gevoeligheid naar frequentie en richting veroorzaakt het diffuus geluid dus een overmaat aan laagfrequent geluid. In dit verband toont curve 1 van figuur 2 de spectrale weging van direct geluid, curve 2 die van diffuus geluid en curve 3 die van het door een gebruikelijke microfoon afgegeven elek-35 trische signaal. De overmaat aan laagfrequent spectrum in het microfoonsignaal is voor de opnamepraktijk nadelig omdat deze als 1015111 2 spectrale kleuring wordt waargenomen en omdat een relatief lang aanhoudende laagfrequente nagalm waarneming van snelle intensiteits-variaties maskeert. Hierbij speelt mee dat de maskerende werking van laagfrequent geluid op hoogfrequent geluid sterker is dan omgekeerd.

5 De spectrale kleuring en maskering komen tot uiting doordat microfoons direct en diffuus geluid ongediscrimineerd samenvoegen tot een enkel signaal. Dit is anders dan bij het menselijk gehoor dat direct en diffuus geluid gescheiden waarneemt en de bedoelde kleuring en maskering daardoor niet ervaart. In de praktijk worden daarom, ter voorko-10 ming van kleuring en maskering, microfoons dichter bij de geluidsbron geplaatst dan uit andere overwegingen gewenst is. Figuur 3 toont de in dit verband gewenste frequentie-overdrachten in voorwaartse richting (nul graden), achterwaartse richting (180 graden) en voor een diffuus geluidsveld. De overdracht voor een diffuus geluidsveld verloopt dus 15 tegengesteld aan curve 2 in figuur 2.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een microfoon welke in een ruimte met nagalm een uitgangssignaal levert waarvan curve 3 van figuur 2 over het gehele frequentiebereik vlak verloopt.

Een microfoon welke bij gebruik in een ruimte met nagalm 20 minder last heeft van kleuring en maskering wordt volgens de uitvin ding gekenmerkt doordat tenminste twee omzetters aanwezig zijn welke elk een elektrisch signaal afgeven, doordat een schakeling aanwezig is voor het bewerken van de elektrische signalen, welke schakeling een uitgangssignaal aflevert waarbij over een beperkt frequentiegebied de 25 richtwerking van de microfoon toeneemt met afnemende frequentie en doordat het beperkte frequentiegebied geheel of tenminste gedeeltelijk door het frequentiegebied tot 1 kHz is omvat.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een microfoon volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de tenminste twee omzetters een 30 verschillende mate van richtwerking vertonen, doordat de schakeling frequentie-afhankelijk is en bij frequenties beneden I kHz het signaal afkomstig van één of meer omzetters met grotere mate van richtwerking meer doorlaat dan het signaal afkomstig van één of meer omzetters met mindere mate van richtwerking.

35 Een verdere uitvoeringsvorm van een microfoon volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat tenminste twee omzetters met 1015111 3 gelijke mate van richtwerking aanwezig zijn, doordat de tenminste twee omzetters op een zekere afstand van elkaar zijn geplaatst, doordat de schakeling een laagdoorlaatfilter omvat voor het filteren van het signaal afkomstig van een eerste van de twee omzetters en doordat de 5 schakeling een verschi1 schakeling omvat waaraan enerzijds het signaal van een tweede van de tenminste twee omzetters kan worden toegevoerd en anderzijds het gefilterde signaal kan worden toegevoerd. Hierdoor wordt bereikt dat een verschil signaal is gevormd dat voor hoge frequenties gelijk is aan het signaal van de tweede van de tenminste 10 twee omzetters en dat voor lage frequenties een signaal wordt verkregen waarin richtingsafhankelijkheid, bepaald door de richting waarin de twee microfoons achter elkaar zijn geplaatst, is verkregen.

Bij voorkeur wordt een dergelijke microfoon gekenmerkt doordat tenminste over het beperkte frequentiegebied de groepslooptijd 15 van het laagdoorlaatfilter in hoofdzaak gelijk is aan de looptijd van geluid vanaf de eerste van de tenminste twee omzetters tot aan de tweede van de tenminste twee omzetters.

Daardoor wordt bereikt dat achterwaarts invallend geluid, dat wil zeggen geluid dat de eerste omzetter het eerste treft een 20 extra verzwakking ondergaat omdat de tijd die een geluidsgolf nodig heeft om een traject van de tweede naar de eerste omzetter af te leggen gelijk is aan de tijd die het signaal van de eerste omzetter nodig heeft om via het laagdoorlaatfilter het punt van verschil vorming te bereiken. Op deze wijze ontstaat voor achterwaarts invallend geluid 25 een hoogdoorlaatwerking van de tweede orde, terwijl voor voorwaarts invallend geluid de hoogdoorlaatwerking van de eerste orde is.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de nog niet besproken tekeningen waarin:

Figuur 4 een eerste uitvoering toont van een microfoon 30 volgens de uitvinding;

Figuur 5 een tweede uitvoering toont van een microfoon volgens de uitvinding; en

Figuur 6 een uitvoering toont van een microfoon die een combinatie is van de in de figuren 4 en 5 aangegeven uitvoerings- 35 vormen.

10 1 5 111 4

Figuur 4 toont een voorbeeld van een eerste uitvoeringsvorm van een microfoon volgens de uitvinding. Deze microfoon bevat een rondomgevoelige drukomzetter P, een richtingsgevoelige snelheids-omzetter V, een optel schakel ing 2 en een frequentie-afhankel ijk 5 netwerk 3 met een condensator C en een weerstand R. Door de optelling in de optel schakeling 2 ontstaat een nieuw signaal overeenkomend met een microfoon met een zekere richtwerking, hierna te noemen een signaal met richtwerking. De verhouding van de uitgangssignalen van de omzetters V en P bepaalt, zoals bekend, de richtwerking en is zodanig 10 gekozen dat voor de achterwaartse richting, d.i. de richting waarin de richtingsgevoelige snelheidsomzetter V het minst gevoelige is, de respons minimaal is. Het frequentie-afhankelijke netwerk 3 is in feite een frequentie-afhankelijke spanningsdeler bestaande uit een weerstand R en een condensator C en geeft voor lage frequenties het microfoon-15 signaal met richtwerking door en voor hoge frequenties dat van de rondom gevoelige microfoon. Hierdoor komt het uitgangssignaal aan uitgang 4 overeen met het signaal van een microfoon die bij lage frequenties een hogere mate van richtwerking heeft dan bij hoge frequenties. Snelheidsomzetter V bevindt zich in de directe nabijheid 20 van drukomzetter P. Met voordeel kiest men daarom voor een snelheidsomzetter V met kleine afmeting zodat het geluidsveld van drukomzetter P niet wordt verstoord. Verder is het van voordeel als de frequentie-overdracht van beide omzetters samenvalt, zodat in het frequentie-gebied waarin zij in ongeveer gelijke mate bijdragen, een gelijkmatige 25 overdracht resulteert. Een geschikte snelheidsomzetter is in dit verband de "Microflown" snelheidsmicrofoon, in het verkeer gebracht door Microflown Technologies B.V. te Zevenaar, Nederland. Op zich is bekend dat snelheidsmicrofoons voor nabije geluidsbronnen een frequentie-afhankelijke overdracht kunnen hebben. Voor nabije gel ui ds-30 bronnen kan daarom, zoals gebruikelijk, een frequentie-afhankelijke verzwakker 5, met streeplijn weergegeven, worden geschakeld tussen snelheidsomzetter V en optel schakeling 2 dan wel tussen optel-schakeling 2 en weerstand R of tussen het knooppunt van weerstand R en condensator C en uitgang 4.

35 Figuur 5 toont een voorbeeld van een tweede uitvoeringsvorm van een microfoon volgens de uitvinding met twee omzetters PI en P2.

1015111 5 PI en P2 zijn omzetters met gelijke richtwerking en zijn bijvoorbeeld beide drukomzetters of beide snel heidsomzetters. Omzetters PI en P2 zijn op een afstand L van elkaar geplaatst. Als gevolg van de looptijd van het geluid over de afstand L, welke looptijd afhankelijk is van de 5 richting waaruit het geluid afkomstig is ten opzichte van de richting van de verbindingslijn van de omzetters PI en P2 zijn de van PI en P2 afkomstige signalen verschillend. Uit de verschillen tussen de van PI en P2 afkomstige signalen wordt een microfoonsignaal opgewekt dat de gewenste eigenschappen vertoont. Als gevolg van de afstand L zal het 10 geluidsveld van PI niet worden verstoord door de nabijheid van P2 en omgekeerd. Verder kunnen voor PI en P2 identieke omzetters worden ingezet zodat de frequentieoverdracht identiek is. Bekend is dat de amplitude van het verschil signaal van twee omzetters met onderlinge afstand niet alleen richtingsafhankelijk is, maar tevens volgens een, 15 voor de huidige toepassing ongewenste, sinusfunctie van de frequentie verloopt. Ter voorkoming van dat ongewenste effect wordt het van P2 afkomstige signaal door een laagdoorlaatfilter LP gefilterd. Vervolgens wordt het verschilsignaal bepaald van het uitgangsfilter van het laagdoorlaatfilter LP en het uitgangssignaal van de omzetter PI. Dit 20 verschilsignaal is voor hoge frequenties gelijk aan het signaal van PI en heeft voor hoge frequenties dus een gelijkmatige frequentieoverdracht zonder andere richtingsafhankelijkheid dan de richtingsafhankeli jkheid van de omzetter PI. Bij voorkeur is de groepslooptijd van het laagdoorlaatfilter LP gelijk aan de looptijd van het geluid 25 langs de kortste weg tussen PI en P2. Daardoor ondergaat achterwaarts invallend geluid, dat wil zeggen, geluid dat omzetter P2 het eerst treft, een extra verzwakking. Deze verzwakking is daarvan het gevolg dat de tijd die een geluidsgolf nodig heeft om het traject van P2 naar PI af te leggen gelijk is aan de tijd die het signaal van P2 nodig 30 heeft om via het laagdoorlaatfilter het punt van verschil vorming, verschil schakeling 6, te bereiken. Op deze wijze ontstaat voor achterwaarts invallend geluid een hoogdoorlaatwerking van de tweede orde, terwijl de hoogdoorlaatwerking voor voorwaarts invallend geluid van de eerste orde is. Indien de groepslooptijd van het laagdoorlaatfilter LP 35 en de afstand tussen de omzetters PI en P2 zodanig is dat de groeps-looptijd groter is dan de looptijd van het geluid tussen de omzetters 1015111 6 PI en P2 langs de kortste weg daartussen wordt in de verbindingslijn tussen de omzetter PI en de verschil schakeling 6 een extra vertra-gingslijn D opgenomen. De door de vertragingslijn D aangebrachte vertraging wordt zodanig ingesteld dat de looptijd van het geluid over 5 de afstand L plus de vertraging van een vertragingslijn D gelijk is aan de groepslooptijd door het laagdoorlaatfilter LP.

In het voorgaande is ervan uitgegaan dat achterwaarts invallend geluid een extra verzwakking ondergaat. Achterwaarts invallend geluid kan nog uit vele andere richtingen komen dan alleen recht 10 van achteren. Elk van die richtingen gaat gepaard met een specifiek tijdsverschil tussen de tijdstippen waarop een bepaald golffront eerst omzetter P2 en vervolgens omzetter PI bereikt. Hoe meer zijwaarts de bron waaruit het betreffende geluid vandaan komt hoe korter het betreffende tijdsverschil is. Men kan er derhalve voor kiezen de 15 richting van minimale respons anders dan recht achterwaarts te kiezen, bijvoorbeeld schuin achterwaarts, door de signalen die aan de verschil schakel ing 6 worden toegevoerd een van nul afwijkend tijdsverschil te geven door bijvoorbeeld een laagdoorlaatfilter met een andere groepslooptijd te kiezen en/of de instelling van de vertragingslijn D 20 te wijzigen.

Het uitgangssignaal van de verschil schakeling 6 heeft voor voorwaarts invallend geluid een hoogdoorlaat overdracht van de eerste orde. Deze wordt gecorrigeerd met laag-over-hoogfilter F1 dat dus, in hoofdzaak, lage frequenties meer doorlaat dan hogere frequenties, 25 oftewel het filter F1 vertoont voor hogere frequenties een nagenoeg constante doorlaatkarakteristiek en voor lagere frequenties een met afnemende frequenties toenemende dan wel niet-afnemende door!aatkarak-teristiek.

Indien men met filter F1 de overdracht voor voorwaarts 30 invallend geluid zo zou corrigeren dat uniforme overdracht optreedt dan wordt daarmee de overdracht voor zijwaarts invallend geluid echter minder gelijkmatig. Het uitgangssignaal van het filter F1 is nu een signaal dat, in ieder geval voor een voorwaartse en een achterwaartse richting volledig en voor zijwaartse richtingen wellicht onvolledig in 35 het laagfrequente gebied een richtwerking vertoont die toeneemt met afnemende frequentie.

1 o 1 5 111 7

De niet-gelijkmatigheid voor zijwaarts invallend geluid van het uitgangssignaal van het filter F1 kan op de volgende wijze worden gecompenseerd. Met 7 is een verschil schakeling aangegeven waarmee het verschil signaal wordt bepaald van de signalen afkomstig van de omzet-5 ter PI en P2. Het verschil signaal heeft voor zijwaartse invallend geluid, dat is voor geluid waarvan de geluidsgolven de omzetter PI en P2 op het zelfde tijdstip bereikt geen respons. Voor andere richtingen is er een toename van het uitgangssignaal van de verschilschakeling 7 naarmate de geluidsbron verder is verwijderd van de zuiver zijwaartse 10 richting. Het is nu mogelijk om het uitgangssignaal van het filter F1 te analyseren en bij verschillende van de zuiver voorwaartse en achterwaartse richtingen afwijkende richtingen te bepalen in welke mate het uitgangssignaal van het filter F1 afwijkt van het ideaal van een uniforme overdracht. Daartoe wordt uit het uitgangssignaal van 15 verschilschakeling 7 voor elk frequentiegebied waarin het uitgangs signaal van filter F1 afwijkt van de uniforme overdracht een band-filter BP1, BP2, ...BPn ingevoegd zodanig dat voor elk frequentie-bandje doorgelaten door de banddoorlaatfliters BPl-BPn het signaal aan de uitgang van filter F1 wordt gecompenseerd zodanig dat de som voor 20 elk frequentiebandje uitkomt op een uniforme overdracht. Daartoe worden de uitgangssignalen van het filter F1 en van de banddoorlaat-filters BPl-BPn in een optel schakel ing 8 samengevoegd en uitgegeven aan de uitgang 9 van de microfoon.

Het is ook mogelijk om de verschillende banddoorlaatfliters 25 BPl-BPn, nadat hun ligging en vorm in het frequentiedomein zijn bepaald, te combineren in een enkel filter. In dit verband kan met voordeel een digitaal filter worden toegepast waarvan de overdracht nauwkeurig complementair kan worden gemaakt aan de niet uniformiteit die resteert in de overdracht in het uitgangssignaal van het filter 30 Fl. Het digitale filter is dan een zogeheten digitaal meervoudig banddoorlaatfi 1 ter.

Tot nu toe werd aangenomen dat de geluidsbronnen zich op relatieve grote afstand van de omzetters PI en P2 bevinden. In het geval echter dat een geluidsbron zich dichter bij één van de twee 35 omzetters bevindt, bijvoorbeeld bij PI, zal de uitgangsspanning van PI, al dan niet frequentie-afhankelijk, groter zijn dan die van P2. Op 1015111 8 bekende wijze kan in de signaalweg van PI een instelbare, al dan niet frequentie-afhankelijke, verzwakker N2, weergegeven in streeplijn, zijn opgenomen. Het activeren van verzwakker N2 heeft echter tot gevolg dat de onderdrukking van bronnen op grotere afstand afneemt.

5 Deze is immers gebaseerd op de gelijkheid van de uitgangssignalen van de omzetters PI en P2. In plaats van het toepassen van een verzwakker N2 kan het daarom van voordeel zijn om voor nabije bronnen de frequen-tieoverdracht te corrigeren met de aanpassing van de filters F1 en BPl-BPn en de verzwakker N2 weg te laten dan wel niet te gebruiken. 10 Figuur 6 toont een combinatie van de eerste en tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding en zal nu nader worden toegelicht. De omzetters M2 en M3, in combinatie met signaal verwerker F, vormen een inrichting zoals beschreven in het kader van figuur 5, waarbij omzetter M2 overeenkomt met omzetter PI en omzetter M3 overeenkomt met 15 omzetter P2 en het uitgangssignaal van signaal verwerker F overeenkomt met het uitgangssignaal aan uitgang 9. Ml is een omzetter met minder richtwerking dan de combinatie van M2 en M3 en kan dus volgens de principes die ten grondslag liggen aan de schakeling getoond in figuur 4, worden gecombineerd met de schakeling gevormd door de omzetters M2, 20 M3 en signaal verwerker F. Voordelig aan deze uitvoering is dat voor de omzetters M2 en M3 slechts de prestaties voor lage frequenties van belang zijn en dat voor Ml slechts de prestaties voor hoge frequenties van belang zijn. Dit is van voordeel indien men snelheidsomzetters wenst toe te passen waarbij, zoals bekend, de eisen om zowel voor hoge 25 als voor lage frequenties een kwalitatief hoogwaardige omzetter te verkrijgen zich niet in één enkele omzetter laten verenigen. In de configuratie van figuur 6 echter kan met voordeel voor Ml een gebruikelijke capacitieve snelheidsomzetter worden toegepast en voor M2 en M3 een zogeheten "Microflown" omzetter.

30 In het bovenstaande is onderscheid gemaakt tussen de begrippen omzetter en microfoon. Daardoor kan de indruk zijn gewekt dat met omzetter uitsluitend is bedoeld het element dat als gevolg van de inwerking van geluidsdruk aanleiding geeft tot een elektrisch signaal over het element. Opgemerkt zij dat in het kader van boven-35 staande beschrijving en de aangehechte conclusies ook een element dat in het gewone spraakgebruik op zich "microfoon" wordt genoemd in dit 1015 111 9 kader als omzetter wordt aangeduid. Een dergelijke omzetter omvat derhalve zowel een element dat als gevolg van de inwerking van geluidsdruk aanleiding geeft tot een elektrisch signaal erover als een handgreepbehuizing ervoor als een aansluiting voor verbinding met een 5 versterker. In de handgreepbehuizing kunnen nog een voeding en/of signaalbewerkingsschakelingen, anders dan de schakelingen waarop de onderhavige uitvinding betrekking heeft, zijn ondergebracht. Aan de aansluiting verschijnt dan het elektrische signaal waarop de onderhavige uitvinding betrekking heeft.

10 Na het voorgaande zullen voor de vakman veel uitvoerings vormen voor de hand liggen. Deze worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1015111

Claims (11)

1. Microfoon met richtwerking omvattend tenminste één omzetter voor het omzetten van geluid in een elektrisch signaal en een be- 5 huizing, met het kenmerk, dat tenminste twee omzetters aanwezig zijn, welke elk een elektrisch signaal afgeven dat een schakeling aanwezig is voor het bewerken van de elektrische signalen, welke schakeling een uitgangssignaal aflevert waarbij over een beperkt frequentiegebied de richtwerking van de microfoon toeneemt met afnemende frequentie en dat 10 het beperkte frequentiegebied geheel of tenminste gedeeltelijk door het frequentiegebied tot 1 kHz is omvat.

2. Microfoon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tenminste twee omzetters verschillende mate van richtwerking vertonen.

3. Microfoon volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 15 schakeling frequentie-afhankelijk is en bij frequenties beneden 1 kHz het signaal afkomstig van één of meer omzetters met grotere mate van richtwerking meer doorlaten dan het signaal afkomstig van één of meer omzetters met mindere mate van richtwerking.

4. Microfoon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 tenminste twee omzetters met gelijke mate van richtwerking aanwezig zijn, dat de tenminste twee omzetters op een zekere afstand van elkaar zijn geplaatst, dat de schakeling een laagdoorlaatfilter omvat voor het filteren van het signaal afkomstig van een eerste van de tenminste twee omzetters en dat de schakeling een verschil schakeling omvat 25 waaraan enerzijds het signaal van een tweede van de tenminste twee omzetters kan worden toegevoerd en anderzijds het gefilterde signaal kan worden toegevoerd.

5. Microfoon volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tenminste over het beperkte frequentiegebied de groepslooptijd van het 30 laagdoorlaatfilter in hoofdzaak gelijk is aan de looptijd van geluid vanaf de eerste van de tenminste twee omzetters tot aan de tweede van de tenminste twee omzetters.

6. Microfoon volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schakeling een vertragingselement omvat voor het vertragen van het 35 signaal van het tweede van de tenminste twee omzetters en dat tenminste over het beperkte frequentiegebied de groepslooptijd van het 1015111 laagdoorlaatfilter in hoofdzaak gelijk is aan de som van de looptijd van geluid vanaf de eerste van de tenminste twee omzetters tot aan de tweede van de tenminste twee omzetters vermeerderd met de vertragings-tijd van het vertragingselement.

7. Microfoon volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat een uitgang van de verschil schakeling is verbonden met een ingang van een laag-over-hoogfilter hetwelk voor hogere frequenties een nagenoeg constante doorlaatkarakteristiek vertoont en voor lagere frequenties een met afnemende frequentie toenemende doorlaatkarakteristiek ver-10 toont.

8. Microfoon volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een tweede verschil schakeling aanwezig is, waarvan een eerste ingang is verbonden met de eerste van de tenminste twee omzetters en dat een tweede ingang is verbonden met de tweede van de twee omzetters en dat 15 een uitgang van de tweede verschilschakeling is verbonden met een ingang van tenminste één banddoorlaatfilter, dat een optel schakeling aanwezig is waarvan een eerste ingang is verbonden met een uitgang van het laag-over-hoogfilter en tenminste één tweede ingang is verbonden met een uitgang van het tenminste ene banddoorlaatfilter.

9. Microfoon volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat meer dan één banddoorlaatfilter aanwezig is en dat de optel schakeling met evenzovele ingangen is verbonden met de uitgangen van de banddoorlaat-filters.

10. Microfoon volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het 25 tenminste ene banddoorlaatfilter een digitaal meervoudig banddoorlaatfilter is.

11. Microfoon volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de omzetter met grotere mate van richtwerking wordt gevormd door een microfoon volgens één der conclusies 4-10. 1015111