NL1014061C2

NL1014061C2 - Rolhor.

Info

Publication number: NL1014061C2
Application number: NL1014061A
Authority: NL
Inventors: Leonardus Hendriku Wartenbergh
Original assignee: Hamstra Weesp B V
Priority date: 2000-01-14
Filing date: 2000-01-14
Publication date: 2001-07-17
Also published as: EP1116855A1; DE60031500T2; DE60031500D1; CA2298964A1; US6397921B1; EP1116855B1

Description

NL 3080-Vo/jdh

Rolhor

De uitvinding heeft betrekking op een rolhor, bedoeld voor montage op het kozijn van een raamopening, deuropening of dergelijke en voorzien van een gaasdoek, een in een huis opgenomen oprolmechanisme voor het gaasdoek, een 5 met het vrije uiteinde van het gaasdoek verbonden trekbalk •en geleiders voor het geleiden van de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek.

Bij de montage van een rolhor op een kozijn is het van belang, dat de geleiders ten opzichte van het vlak, 10 waarin het gaasdoek heen en weer wordt bewogen, een bepaalde positie innemen. In het bijzonder bezitten dergelijke geleiders veelal een sleuf, waarin de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek verschuifbaar zijn. Een dergelijke sleuf moet dan zodanig geplaatst zijn, dat deze samenvalt met het 15 genoemde vlak.

Bekende geleiders bezitten ten minste één vlakke buitenzijde, die tijdens montage tegen het betreffende kozijn wordt geplaatst. Hierdoor ligt de positie (en in het bijzonder de ruimtelijke oriëntatie) van de bekende geleider 20 vast, dat wil zeggen dat deze positie wordt bepaald door de lokale vormgeving van het betreffende kozijn. Hierdoor kunnen echter montageproblemen ontstaan. Wanneer bijvoorbeeld het betreffende gedeelte van het kozijn niet volledig horizontaal respectievelijk verticaal loopt, zal de geleider een 25 foutieve ruimtelijke oriëntatie krijgen, waarbij zijn sleuf niet samenvalt met of onder een hoek ligt met het genoemde vlak van het gaasdoek. Bovendien is een montage van de geleider moeilijk, wanneer sprake is van een terugspringend respectievelijk uitstekend kozijngedeelte. Veelal moet in de 30 bovengenoemde gevallen terug worden gegrepen op vaak provisorische hulpmaatregelen, zoals de toepassing van vul- of 11014061 2 passtukken, teneinde de geleider op de gewenste wijze aan het kozijn te kunnen bevestigen.

Het is een doelstelling van de onderhavige uitvinding, om voor de genoemde problematiek een oplossing te ver-5 schaffen.

Hiertoe bezit de rolhor volgens de uitvinding het kenmerk, dat de geleiders elk bestaan uit een in hoofdzaak cilindrisch buitenhuis dat bevestigbaar is aan het kozijn en een daarbinnen concentrisch draaibaar opgenomen, eveneens in 10 hoofdzaak cilindrisch binnenhuis, welk buitenhuis en binnenhuis elk zijn voorzien van een zich in hoofdzaak over hun gehele lengte uitstrekkende langssleuf, waarbij de langs-sleuven van het buitenhuis en van het binnenhuis elkaar in een werkzame stand van de rolhor overlappen, als gezien in 15 hun omtreksrichting.

Ongeacht de ruimtelijke oriëntatie, waarin het buitenhuis ten gevolge van de lokale vormgeving van het kozijn wordt bevestigd, kan het binnenhuis door een verdraaiing ten opzichte van het buitenhuis een positie innemen, die ge-20 schikt is voor een optimale geleiding van de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek in de elkaar overlappende langs-sleuven. Tijdens de montage van de geleiders op het kozijn wordt enerzijds het binnenhuis zodanig ten opzichte van het buitenhuis verdraaid, en wordt anderzijds, voorafgaande aan 25 de definitieve bevestiging, het buitenhuis zodanig ten opzichte van het kozijn verschoven, dat de langssleuven van het buitenhuis en het binnenhuis zich in hoofdzaak in het vlak bevinden, waarin het gaasdoek van de rolhor heen en weer wordt bewogen. Nadat een dergelijke instelling heeft 30 plaatsgevonden, wordt het buitenhuis, op enigerlei bekende wijze (schroeven, bouten, lijmen of dergelijke) aan het kozijn bevestigd.

Door de voorgestelde maatregelen kunnen de geleiders op eenvoudige en snelle wijze aan kozijnen met ver-35 schillende vormgeving worden bevestigd.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de rolhor volgens de uitvinding geldt, dat de langssleuf van 1014061 3 het buitenhuis breder is dan de langssleuf van het binnenhuis en het binnenhuis ten minste aangrenzend aan zijn langssleuf uit een veerkrachtig materiaal bestaat.

Door deze maatregelen kan worden bereikt, dat de 5 zijranden van het gaasdoek, die meestal van verdikte gelei-dingsnokken zijn voorzien, uit de geleiders naar buiten kunnen treden wanneer per ongeluk een grote kracht op het gaasdoek wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld wanneer een persoon niet in de gaten heeft dat een deuropening is afgesloten 10 door het gaasdoek en tegen het gaasdoek aanloopt). Doordat de langssleuf van het buitenhuis breder is dan de langssleuf van het binnenhuis, kan het veerkrachtige materiaal van het binnenhuis buitenwaarts buigen teneinde ruimte te verschaffen aan de passage van de geleidingsnokken aan de zijranden 15 van het gaasdoek.

In dit kader geniet het verder de voorkeur, dat de langssleuf van het buitenhuis zich in omtreksrichting gezien tot voorbij beide zijden van de langssleuf van het binnenhuis uitstrekt.

20 In beginsel zou het volstaan, wanneer de bredere langssleuf van het buitenhuis zich tot voorbij slechts één zijde van de smallere langssleuf van het binnenhuis uit-strekt (hierbij vallen dan de sleufranden van beide langs-sleuven aan één zijde nagenoeg samen). Hierbij zou slechts 25 één langsrand van de langssleuf van het binnenhuis kunnen wegbuigen. Overeenkomstig de onderhavige uitvoeringsvorm is er echter voor gekozen, dat aan beide zijden van de smallere langssleuf (van het binnenhuis) de langssleuf van het buitenhuis breder is. Hierdoor wordt er voor gezorgd, dat beide 30 langsranden van de smallere langssleuf van het binnenhuis kunnen openbuigen teneinde één rand van het gaasdoek vrij te geven, indien dit nodig mocht zijn.

Teneinde de bewegelijkheid van de op de langssleuf aangrenzende gedeeltes van het binnenhuis verder te verho-35 gen, wordt overeenkomstig een andere uitvoeringsvorm voorgesteld, dat aangrenzend aan zijn langssleuf de binnenwand van het buitenhuis op enige afstand van de buitenwand van het 1 014061 4 binnenhuis is gelegen. Op de genoemde plaats liggen derhalve het buitenhuis en het binnenhuis niet tegen elkaar, maar bevindt zich daartussen een spleet zodat een groter gedeelte van het binnenhuis voor een verende beweging ter beschikking 5 staat.

Verder bestaat de mogelijkheid, dat het binnenhuis in doorsnede een in hoofdzaak cilindrische binnenwand bezit met twee tegenover elkaar en op gelijke hoekafstanden van de langssleuf gelegen verdiepingen ter geleiding van de trek-10 balk. De in hoofdzaak cilindrische binnenwand is verantwoordelijk voor de geleiding van de zijranden van het gaasdoek (en zoals eerder reeds opgemerkt, meestal van hierop aangebrachte geleidingsnokken). In de genoemde verdiepingen is een corresponderend uitgevoerd uiteinde van de trekbalk op-15 genomen. Op deze wijze kan worden voorkomen, dat de trekbalk reeds uit de geleiders wordt getrokken voordat de zijranden van het gaasdoek daaruit zijn losgeraakt.

Zoals reeds eerder werd opgemerkt, wordt het buitenhuis tijdens de montage van de rolhor op het betreffende 20 kozijn bevestigd. In dit kader kan het van voordeel zijn, wanneer het buitenhuis is voorzien van een uitstekend monta-gebeen. Dit montagebeen kan met behulp van geschikte monta-gemiddelen (bijvoorbeeld schroeven) aan het kozijn worden bevestigd.

25 In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm geldt dan, dat het montagebeen in hoofdzaak radiaal ten opzichte van het buitenhuis uitsteekt. Een dergelijke positie van het montagebeen verschaft een zeer universele montagemogelijkheid.

30 Verder kan het van voordeel zijn, wanneer een tus sen het montagebeen en het kozijn plaatsbaar hulpprofiel wordt toegepast, met name, wanneer een dorpel of dergelijke vóór het kozijn uitsteekt en de geleider op de dorpel moet worden aangebracht.

3 5 Het binnenhuis kan uit kunststof bestaan. Het bui tenhuis kan uit metaal bestaan, zoals bijvoorbeeld aluminium.

1014061 5

Tenslotte geniet het de voorkeur, dat borgmiddelen zijn toegepast voor het fixeren van de onderlinge positie van het buitenhuis en het binnenhuis. Dergelijke borgmiddelen kunnen bijvoorbeeld zich door het buitenhuis uitstrek-5 kende schroeftappen zijn, die op de buitenzijde van het binnenhuis kunnen aangrijpen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een geleider voor toepassing in een rolhor volgens de uitvinding. Een dergelijke geleider kan reeds bij de oorspronkelijke montage 10 van de rolhor worden toegepast, maar het is ook denkbaar, dat bij een reeds bestaande rolhor een oorspronkelijke geleider door de geleider volgens de uitvinding wordt vervangen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 15 hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvormen van de rolhor volgens de uitvinding is weergegeven. Hierbij toont:

Fig. 1 een gedeelte van een eerste uitvoeringsvorm van de rolhor volgens de uitvinding in doorsnede; 20 Fig. 2 overeenkomstig fig. 1 een tweede uitvoe ringsvorm;

Fig. 3 overeenkomstig fig. 1 een derde uitvoeringsvorm ;

Fig. 4 in schematische langsdoorsnede een gedeelte 25 van een uitvoeringsvorm van de rolhor volgens de uitvinding;

Fig. 5 een doorsnede volgens V-V in Fig. 4, en

Fig. 6, op grotere schaal, een doorsnede volgens VI-VI in Fig. 4.

In Fig. 1 is een vlakke dorpel 1 van een kozijn van 30 een raamopening, deuropening of dergelijke weergegeven, waarop een rolhor volgens de uitvinding moet worden gemonteerd. In het algemeen bestaat een dergelijke rolhor uit een gaasdoek 2 (zie Fig. 4 en 6), een (niet weergegeven) in een huis opgenomen oprolmechanisme voor het gaasdoek, een met 35 het vrije uiteinde van het gaasdoek 2 verbonden trekbalk 3 (zie Fig. 4 en 5) en geleiders 4 voor het geleiden van de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek. Van deze gelei- '1014061 6 ders kan er bijvoorbeeld één aan een dorpel en de ander aan een bovenstijl van het kozijn worden bevestigd (maar ook is het mogelijk om de geleiders aan tegenover elkaar gelegen verticale kozijndelen te bevestigen, of dergelijke).

5 Zoals uit de figuren blijkt, bestaat elke geleider telkens uit een in hoofdzaak cilindrisch buitenhuis 5 en een daarbinnen opgenomen, eveneens in hoofdzaak cilindrisch binnenhuis 6. Het buitenhuis 5 en het binnenhuis 6 zijn concentrisch ten opzichte van elkaar draaibaar.

10 Het buitenhuis is voorzien van een zich in hoofd zaak over zijn gehele lengte uitstrekkende langssleuf 7, terwijl het binnenhuis op overeenkomstige wijze is voorzien van een zich in hoofdzaak over zijn gehele lengte uitstrekkende langssleuf 8.

15 Het buitenhuis 5 is tevens voorzien van een in hoofdzaak radiaal ten opzichte daarvan uitstekend montage-been 9. Met behulp van dit montagebeen kan het buitenhuis, door toepassing van schroeven 10, aan de dorpel 1 of dergelijke worden bevestigd. In plaats van schroeven 10 kunnen 20 uiteraard ook andere bevestigingsmiddelen, zoals bouten, lijm of dergelijke, in aanmerking komen.

Door de verdraaibaarheid van het binnenhuis 6 ten opzichte van het buitenhuis 5 kan worden bereikt, dat de langssleuf 8 van het binnenhuis telkens samenvalt met het 25 vlak (schematisch aangegeven door een streeppuntlijn 11) waarin het gaasdoek 2 van de rolhor heen en weer wordt bewogen. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in Fig. 2, waarbij een dorpel 1' met schuine bovenzijde 12 is weergegeven. Vergeleken met de in fig. 1 getoonde stand is bij de in Fig. 2 30 getoonde stand het binnenhuis 6 ten opzichte van het buitenhuis 5 in de richting van de wijzers van de klok verdraaid. Teneinde er voor te zorgen, dat door een dergelijke verdraaiing geen situatie ontstaat, waarbij de langssleuf 8 van het binnenhuis 6 (geheel of gedeeltelijk) door het buiten-35 huis 5 wordt bedekt, is er voor gezorgd, dat de langssleuf 7 van het buitenhuis 5 breder is dan de langssleuf 8 van het binnenhuis 6. Hierdoor wordt bereikt, dat de langssleuven 7 1014061 7 en 8 elkaar in een werkzame stand van de rolhor telkens overlappen, als gezien in hun omtreksrichting.

Bij de in Fig. 1 en 2 getoonde uitvoeringsvormen is de geleider 4 buiten de dorpel 1 respektievelijk 1' ge-5 plaatst. Dit is bijvoorbeeld mogelijk bij een kozijn, waarvan geen der kozijndelen (en in het bijzonder de dorpel) ten opzichte van de andere kozijndelen uitsteekt. Wanneer echter, zoals is getoond in Fig. 3, de dorpel 1" naar voren uitsteekt, moet de geleider 4 op de dorpel 1" worden aange-10 bracht (immers, anders zou geen goede aansluiting tussen het gaasdoek 2 en de andere kozijndelen gewaarborgd zijn). Hiertoe is dan een hulpprofiel 13 tussen het montagebeen 9 en het bovenvlak 12 van de dorpel 1" geplaatst. Een dergelijk hulpprofiel 13 kan uiteraard ook worden toegepast bij een 15 dorpel met horizontale bovenzijde.

Wanneer de geleider 4 zou zijn voorzien van een tangentiaal uitstekend montagebeen, zou het hulpprofiel 13 in het in Fig.3 getoonde geval overbodig kunnen zijn. Ook is het denkbaar, om het montagebeen in de in Fig.3 getoonde si-20 tuatie aan zijn uiteinde om te buigen en aldus als het ware een "hulpprofiel" te vormen. Voor het vereenvoudigen van het ombuigen kan het montagebeen in een dergelijk geval voorzien zijn van door materiaalverzwakkingen gevormde gewenste buig-locaties.

25 Met behulp van de geleiders 4 worden de zijranden van het gaasdoek 2 opgesloten. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt, door deze zijranden van het gaasdoek 2 te voorzien van geleidingsnokken 14 (zie Fig. 4 en Fig. 6). Tevens moet een geleidingsfunctie worden uitgeoefend met betrekking tot 30 de trekbalk 3. In de getoonde uitvoeringsvorm is hiertoe het binnenhuis 6 in doorsnede voorzien van een in hoofdzaak cilindrische binnenwand 15 met twee tegenover elkaar en in hoofdzaak op gelijke hoekafstanden van de langssleuf 8 gelegen verdiepingen 16. Een T-vormig uiteinde 17 (zie Fig. 4 en 35 5) van de trekbalk 3 grijpt aan in deze verdiepingen 16.

Het binnenhuis 6 is, ten minste direct aangrenzend aan zijn langssleuf 8, vervaardigd uit een veerkrachtig ma- 1 014 06 1 8 teriaal. Tevens bestaat aldaar een spleet 18 (zie Fig. 6) tussen het binnenhuis 6 en het buitenhuis 5. Op deze wijze kan het binnenhuis 6 ter plaatse van de langssleuf 8 buitenwaarts buigen (naar de in Fig. 6 gestippeld weergegeven 5 stand), zodat de geleidingsnok 14 naar buiten kan treden.

Dit is van belang in een situatie, waarin per ongeluk een te grote kracht op het gaasdoek 2 wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld wanneer een persoon niet in de gaten heeft dat een deuropening door een gaasdoek wordt afgesloten). Op deze 10 wijze worden beschadigingen van het gaasdoek 2, de gelei-dingsnokken 14 of de geleiders 4 voorkomen.

Bij voorkeur bestaat het binnenhuis geheel of gedeeltelijk uit een kunststof, zoals een kunststof met lage wrijvingscoëfficiënt. Het buitenhuis 5 kan uit een metaal, 15 zoals aluminium, vervaardigd zijn.

Ter borging van de onderlinge positie van het buitenhuis 5 en het binnenhuis 6 is in Fig. 6 een schroeftap 19 weergegeven.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor-20 gaande beschreven uitvoeringsvormen die binnen het kader van de conclusies op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd. Zo kan een eventueel toe te passen hulpprofiel 13 velerlei verschillende vormen bezitten. Wanneer het binnenhuis 6 de beschreven veerwerking moet bezitten, is het verder niet nood-25 zakelijk dat een spleet 18 tussen het binnenhuis 6 en het buitenhuis 5 aanwezig is. Een toereikende veerwerking kan ook reeds ontstaan, doordat de langssleuf 7 in het buitenhuis 5 in voldoende mate breder (in omtreksrichting gezien) is dan de langssleuf 8 in het binnenhuis 6. Verder hoeft het 30 .binnenhuis 6 in een dergelijk geval niet in zijn geheel uit een veerkrachtig materiaal te bestaan, doch volstaat het, wanneer slechts het op de langssleuf 8 daarvan aansluitende gedeelte uit een dergelijk veerkrachtig materiaal bestaat. Tenslotte zij opgemerkt dat, alhoewel de uitvinding is be-35 schreven aan de hand van een rolhor met een in een huis op-genomen oprolmechanisme voor het gaasdoek, de inventieve gedachte van de uitvinding gelijkelijk van toepassing is op 1 014 C6 1 9 een rolhor zonder oprolmechanisme respektievelijk zonder huis daarvoor.

1014061

Claims

1. Rolhor, bedoeld voor montage op het kozijn van een raamopening, deuropening of dergelijk en voorzien van een gaasdoek, een in een huis opgenomen oprolmechanisme voor het gaasdoek, een met het vrije uiteinde van het gaasdoek 5 verbonden trekbalk en geleiders voor het geleiden van de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek, met het kenmerk, dat de geleiders elk bestaan uit een in hoofdzaak cilindrisch buitenhuis dat bevestigbaar is aan het kozijn en een daarbinnen concentrisch draaibaar opgenomen, eveneens in 10 hoofdzaak cilindrisch binnenhuis, welk buitenhuis en binnenhuis elk zijn voorzien van een zich in hoofdzaak over hun gehele lengte uitstrekkende langssleuf, waarbij de langs-sleuven van het buitenhuis en van het binnenhuis elkaar in een werkzame stand van de rolhor overlappen, als gezien in 15 hun omtreksrichting.

2. Rolhor volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de langssleuf van het buitenhuis breder is dan de langssleuf van het binnenhuis en het binnenhuis ten minste aangrenzend aan zijn langssleuf uit een veerkrachtig materiaal 20 bestaat.

3. Rolhor volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de langssleuf van het buitenhuis zich in omtreksrichting gezien tot voorbij beide zijden van de langssleuf van het binnenhuis uitstrekt.

4. Rolhor volgens conclusie 2 of 3, met het ken merk, dat aangrenzend aan zijn langssleuf de binnenwand van het buitenhuis op enige afstand van de buitenwand van het binnenhuis is gelegen.

5. Rolhor volgens een der conclusies 2-4, met het 30 kenmerk, dat het binnenhuis in doorsnede een in hoofdzaak cilindrische binnenwand bezit met twee tegenover elkaar en op gelijke hoekafstanden van de langssleuf gelegen verdiepingen ter geleiding van de trekbalk.

6. Rolhor volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het buitenhuis is voorzien van een uit- 1014061 stekend montagebeen.

7. Rolhor volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het montagebeen in hoofdzaak radiaal ten opzichte van het buitenhuis uitsteekt.

8. Rolhor volgens conclusie 6 of 7,met het kenmerk, dat het montagebeen is voorzien van door materiaalverzwak-kingen gevormde gewenste buigplaatsen.

9. Rolhor volgens een der conclusies 6-8, gekenmerkt door een tussen het montagebeen en het kozijn plaats- 10 baar hulpprofiel.

10. Rolhor volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het binnenhuis uit een kunststof bestaat .

11. Rolhor volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat het buitenhuis uit metaal bestaat, zoals bijvoorbeeld aluminium.

12. Rolhor volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat borgmiddelen zijn toegepast voor het fixeren van de onderlinge positie van het buitenhuis en het 20 binnenhuis.

13. Rolhor volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de borgmiddelen bestaan uit een zich door het buitenhuis uitstrekkende, op het binnenhuis aangrijpende schroeftap.

14. Geleider voor toepassing in een rolhor volgens 25 een der voorgaande conclusies. 1014061