NL1012338C2 - Zuig/perstankwagen, alsmede zijn gebruik voor reinigingswerk. - Google Patents

Description

Zuig/perstankwagen, alsmede zijn gebruik voor reinigingswerk.

De uitvinding heeft betrekking op een transportvoertuig, i.h.b. voor op de openbare weg, met een chassis dat een samenstel draagt 5 van twee tanks met van elkaar gescheiden volume en waarvan de een binnen een omtreksbegrenzing van de ander is gelegen. Overigens kan dit transportvoertuig eveneens geschikt zijn voor gebruik op een ander terrein, wel of niet openbaar, zoals het vliegtuigplatform van een vliegveld of het terrein van een raffinaderij. Het voertuig kan eveneens 10 geschikt zijn voor railtransport. Het transportvoertuig kan zelfvoortstuwend zijn, maar ook een oplegger of een aanhangwagen zijn.

Zuig/perstankwagens worden ingezet bij o.a. het industriële reinigingswerk waartoe het gescheiden vervoer van een spoelvloeïstof en een afvalvloeistof nodig is. De spoelvloeïstof wordt vanuit de 15 spoelvloeistoftank op het te reinigen oppervlak gespoten, bijvoorbeeld de binnenzijde van een opslagvat. Hierdoor ontstaat een mengsel van spoelvloeïstof en diverse soms onbekende afvalproducten, die brandbaar of explosief kunnen zijn, of in die vorm kunnen overgaan. Dit mengsel wordt opgezogen in de afvalvloeistoftank.

20 Uitgangspunt voor de uitvinding is de uit de praktijk bekende zuig/perstankwagen met een langwerpige, cirkelcilindrische afvalvloeistoftank die concentrisch en met tussenruimte binnenin een eveneens langwerpige, cirkelcilindrische spoelvloeistoftank is opgesteld, zodat de afvalvloeistoftank radiaal geheel is omgeven door de spoelvloei-25 stoftank. De aan zijn voorzijde open binnentank (de afvalvloeistoftank) is rondom vastgelast aan het kopschot van de buitentank (de spoelvloeistoftank). Aldus is de binnentank aan zijn voorzijde gasdicht afgedicht door het kopschot van de buitentank. Aan zijn achterzijde loopt de binnentank kegelvormig uit tot de binnendiameter van de 30 buitentank en is aldaar gasdicht aan de buitentank gelast, zodat de buitentank aan de achterzijde gasdicht gehouden wordt door de uitlopende wand van de binnentank. De binnentank wordt aan zijn achterzijde gasdicht gehouden door een naar binnen of naar buiten bollend deksel, dat aan zijn bovenzijde rond een horizontale as 35 scharnierend is bevestigd. Door het openen van dit deksel kan de binnentank gemakkelijk worden geleegd en gereinigd. Dit wordt nog verder vergemakkelijkt, doordat de tankcombinatie aan de voorzijde omhooggekanteld kan worden met een hefcilinder. Wegens het daarbinnenin ontbreken van obstakels kan de binnentank vanaf de 40 achterzijde, met geopend deksel, met een veegapparaat gereinigd 1012338 2 worden. Appendages voor de binnentank, zoals een inspectieluik en vulopeningen, bevinden zich bovenop de buitentank en van daaraf loopt een respectief bijbehorend kanaal naar de binnentank om daarin uit te monden.

5 Deze bekende zuig/perstankwagen voldoet niet aan de interna tionale veiligheidsnormen volgens de ADR CERN (Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuse par Route) voor het wegvervoer van gevaarlijke afvalvloeistoffen van klasse 3 tot en met klasse 9.

10 Uit DE-U-9112891 is bekend een in twee afdelingen onder verdeelde tank voor het transport van verschillende vloeistoffen, zonder dat de gebalanceerde verdeling van de lasten op de assen wijzigt, wanneer de vloeistofhoeveelheden in de tank verschillend zijn. De tank bestaat daartoe uit twee parallelepipedische tankafdelingen, waarvan de 15 eerste langer en breder is dan de tweede, en waarvan de tweede hoger is dan de eerste. Deze tankafdelingen zijn onderling zodanig opgesteld, dat de eerste tankafdeling aan voor- en achterzijde en opzij even ver voorbij de tweede tankafdeling uitsteekt, terwijl de tweede tankafdeling aan boven- en onderzijde even ver voorbij de eerste tankafdeling 20 uitsteekt. In een alternatief kan de eerste tankafdeling voorts hoger zijn dan de tweede, zodat de eerste tankafdeling de tweede tankafdeling volledig omgeeft. Beweerd wordt dat, voor het geval de tweede tankafdeling rond, elliptisch of veelhoekig is, deze door de compacte vorm van zijn structuur op optimale wijze over- en onderdrukken weer-25 staat zonder blijvende structuurveranderingen, zonder dat in zijn inwendige scheidingwanden of overeenkomstige versterkingen aangebracht moeten worden. Als toepassingsvoorbeeld wordt beschreven dat de ene tankafdeling gevuld kan worden met vloeistof uit de andere tankafdeling terwijl die voor een ander doel ingezet wordt, 30 zoals voor reiniging.

Er is geen mogelijkheid aangegeven, hoe de tankafdelingen gevuld en geleegd kunnen worden. Inspecteren van lasnaden volgens de ADR CERN norm lijkt niet mogelijk.

Een uit de praktijk bekende, volgens ADR CERN goedgekeurde 35 zuig/perstankwagen heeft een enkele cilindrische tank met een tussenschot zodat de tank twee compartimenten achter elkaar heeft, de een voor spoelvloeistof, de ander voor afvalvloeistof. Een andere uit de praktijk bekende, ADR CERN goedgekeurde zuig/perstankwagen heeft Y01 2338 3 een cilindrische tank voor afvalvloeistof met ter weerszijden daarvan een vierkante tank voor spoelvloeistof. Van deze beide typen is de richtingsstabiliteit van het transportvoertuig bij verschillende belandingstoestanden niet automatisch gewaarborgd. Bij deze bekende 5 zuig/perstankwagens is de constructie minder of zelfs ongeschikt om grote drukverschillen te weerstaan. Zo kunnen de vierkante tanks voor spoelvloeistof geen vacuüm weerstaan, hetgeen de vulmethoden voor die tanks beperkt.

De uitvinding heeft tot doel, het beschikbaar stellen van een 10 zuig/perstankwagen waarmee kan worden voldaan aan de internationale veiligheidsnormen volgens de ADR CERN voor het wegvervoer van gevaarlijke afvalvloeistoffen van klasse 3 tot en met klasse 9, waarvan de afvalvloeistoftank een uitvoering toestaat die gemakkelijk kan worden geleegd en gereinigd, en waarvan de richtingsstabiliteit onder 15 verschillende beladingstoestanden beter automatisch gewaarborgd is.

Hiertoe wordt de uitvinding gekenmerkt door de bijgevoegde onafhankelijke conclusies. Volgconclusies behandelen voordelige verdere ontwikkelingen van de uitvinding.

De dwarsdoorsnede van de tanks zal bij voorkeur cirkelvormig 20 zijn. Echter zijn ook andere dwarsdoorsnede-vormen mogelijk, zoals elliptisch of hoekig. Bovendien is het mogelijk dat de ene tank een andere dwarsdoorsnede-vorm heeft dan de andere tank. Een ronde vorm heeft de voorkeur wegens de gunstige belasting van de lassen bij onderen overdrukken.

25 In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening. Hierbij toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een zuig/perstankwagen volgens de uitvinding; 30 Fig. 2 een dwarsdoorsnede-aanzicht van de tank van de wagen van fig. 1;

Fig. 3 een bovenaanzicht van de tank van de wagen van fig. 1; en

Fig. 4 een zijaanzicht in doorsnede van de tank van fig. 3.

De tankwagen 1 volgens de uitvinding omvat een vrachtwa-35 genchassis dat een buitentank 6 draagt. De buitentank 6 is aan zijn voor- en achterzijde op het chassis afgesteund. Voor de tank 6 bevindt zich een hydraulische vijzel 2 waarmee de tank 6 aan de voorzijde van het chassis kan worden afgetild, teneinde deze rond zijn scharnierende 101239ff 4 oplegging aan zijn achterzijde omhoog te kantelen.

De buitentank 6 omgeeft een concentrische binnentank 3 ten dele. De binnentank steekt aan de voorzijde naar voren uit door het naar voren bollende kopschot 10 van de buitentank 6. De binnentank 3 is aan 5 zijn voorzijde afgedicht met een naar voren bollend kopschot 11. De lasnaad 12 waarlangs het kopschot 11 aan de binnentank 3 is vastge-last, is niet afgedekt door de buitentank 6 of het kopschot 10 daarvan. De lasnaad 12 is daardoor zowel van buitenaf als van binnenuit gemakkelijk visueel inspecteerbaar, hetgeen voorwaarde is om te 10 voldoen aan de ADR CERN.

Aan zijn bovenzijde is de buitentank 6 onderbroken, zodat een goot 13 gevormd is. Daarvan wordt de bodem bepaald door de buitenwand van de binnentank 3. De zijwanden worden bepaald door de onderbrekingsschotten 21 van de buitentank 6. Zodoende is op die 1 5 plaats de buitenwand van de binnentank 3 van buitenaf rechtstreeks toegankelijk. Appendages 14, zoals een met een deksel 14' afgesloten vulopening, of ontluchtingen, beluchtingen en beveiligingskleppen (alle op zich bekend), zijn daarmee rechtstreeks op het inwendige van de binnentank 3 aangesloten, hetgeen voorwaarde is om te voldoen aan de 20 ADR CERN.

Aan zijn achterzijde loopt de binnentank 3 op de gebruikelijke wijze kegelvormig uit, om met zijn achterrand 15 te eindigen met een buitendiameter die overeenstemt met de binnendiameter van de buitentank 6, en aldaar vastgelast te zijn aan de buitentank. Vinvormige 25 versterkingsschotten 20 zijn aan de beide tanks 3, 6 vastgelast om extra stevigheid te bieden. Eveneens zoals gebruikelijk, is de binnen-tank aan zijn achterzijde afgesloten met een deksel 7. Dit deksel 7 is op niet nader weergegeven wijze scharnierend opgehangen aan scharnier 8 met horizontale scharnieras, zoals op zich bekend. Het deksel wordt met niet 30 nader weergegeven voorzieningen, zoals mechanisch of hydraulisch bediende knevels, in zijn sluitstand gehouden. Het deksel 7 kan opengezwenkt worden om toegang te krijgen tot het inwendige van de binnentank 3. Door achterover kantelen van de tanks 3, 6 maakt het ontgrendelde deksel 7 de binnentank 3 ruim open zodat zijn inhoud snel 35 kan uitstromen.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn, hoe het deksel, de bijbehorende afdichtingen en de vergrendelvoorzieningen uitgevoerd moeten worden teneinde deze afdichting van de binnentank 3 te laten 101 2338 5 voldoen aan ADR CERN.

In dit voorbeeld is het deksel 7 met de boiling naar voren weergegeven. Het deksel kan ook met de boiling naar achteren toegepast zijn. Ook een vlak deksel is mogelijk. De voorkeur wordt 5 gegeven aan een bol deksel, uit het oogpunt van de daarop werkzame over- en onderdrukken.

Ten gevolge van de onderlinge opstelling van de tanks 3, 6 bevindt voor elke vullingsgraad het zwaartepunt van de ene tank zich tussen de voor- en achterzijde van de andere tank. Bovendien bevinden 10 die beide zwaartepunten zich uiteen, betrokken op de lengterichting, over een afstand die ongeveer de helft bedraagt van de afstand waarover de binnentank 3 aan de voorzijde uit de buitentank 6 steekt. Voor de meeste uitvoeringen zal die zwaartepuntsafstand ten hoogste 10% bedragen. Aldus bevinden de zwaartepunten zich in hoofdzaak op 15 dezelfde plaats, betrokken op de lengterichting. Aldus zal het gecombi neerde zwaartepunt van de twee tanks 3, 6 en hun vulling zich niet of nauwelijks verplaatsen in lengterichting van het voertuig bij zich wijzigende beladingsomstandigheden. Hierdoor is een goede richtingsstabiliteit onder vele omstandigheden automatisch gewaarborgd. 20 Aan zijn buitenzijde is de binnentank 3 versterkt met ringvormige verstijvers 4 die geheel rondom lopen en aan de buitenwand van de binnentank 3 zijn vastgelast. Zodoende kan de binnentank de door ADR CERN voorgeschreven overdrukken weerstaan zonder blijvende structuurvervorming. De verstijvers 4 vormen geen hindernissen 25 binnenin de binnentank 3, zodat die goed te reinigen blijft, ook met een veegapparaat.

Aan zijn buitenzijde is de buitentank 6 versterkt met ringvormige verstijvers 5 die bij de goot 13 onderbroken zijn en aan de buitenwand van de buitentank 6 zijn vastgelast. Zodoende kan de binnentank de 30 door ADR CERN voorgeschreven overdrukken weerstaan zonder blijvende structuurvervorming. Tevens is de buitentank 6 beter beschermd tegen botsingschade. Overigens kan deze versterking bij wijze van alternatief zich binnenin de buitentank 6 bevinden en dan aan binnenwand van de buitentank 6 zijn vastgelast.

35 De buitendiameter van de buitentank kan twee meter bedragen; die van de binnentank 3 anderhalve meter. Het materiaal waarvan de tanks 3, 6 vervaardigd zijn, is bij voorkeur koolstofstaal dat voldoende weerbestendig is. Koolstofstaal is goed lasbaar en heeft een hoge 101 2338 6 sterkte. De inhoud van de beide tanks 3, 6 is bij voorkeur ongeveer gelijk. Tussentijds bijvullen van de buitentank 6 met spoelwater is hierdoor minder vaak nodig.

De wagen 1 is voorts uitgerust met één of meer op zich bekende 5 aggregaten, zoals pompen, voor het leveren van over- en onderdruk.

Deze aggregaten zijn aangesloten op de tanks 3, 6 om ze naar keuze op over- of onderdruk te zetten.

De buitentank kan met spoelvloeistof gevuld worden door deze op onderdruk te zetten en een daarop aangesloten vulslang in een 10 spoelvloeistofbron te steken. Door de buitentank 6 op overdruk te zetten, kan de spoelvloeistof naar buiten geperst worden. De binnentank 3 kan op onderdruk gezet worden om de afvalvloeistof op te zuigen met een slang. Door de binnentank 3 op overdruk te zetten, kan de afvalvloeistof naar buiten geperst worden. Een of meer slangen of 15 equivalente leidingen kunnen op de haspel 9 opgeborgen worden.

De in de tanks 3, 6 heersende onderdruk kan zo laag zijn als 98% vacuüm. De in de tanks heersende overdruk kan zo hoog zijn als 4 bar.

Zoals weergegeven kan de radiale omtrekswand van de buitentank 6 naar voren toe zijn voortgezet om een behuizing te vormen 20 voor de vijzel 2. Aan de voorzijde is de wagen uitgerust met een op zich gebruikelijke bestuurdercabine, met daar beneden de verbrandingsmotor voor o.a. het aandrijven van de wielen voor de voortstuwing en het leveren van aandrijfvermogen voor de vijzel 2 en de aggregaten. Althans de voorste een of twee assen zijn richtingbestuurbaar vanuit de 25 bestuurdercabine.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn, welke verdere uitvoeringsvarianten tot de uitvinding behoren, na het voorgaande begrepen te hebben. In plaats van een lasverbinding, zou gebruik gemaakt kunnen worden van een lijmverbinding.

1012338

Claims (13)

1. Tankwagen, met een gelaste tankstructuur, omvattende een afgescheiden eerste langwerpig tankvolume (6) en een afgescheiden 5 tweede langwerpig tankvolume (3) die elk bestemd zijn voor het bevatten van nuttige lading, zoals een vloeistof, waarbij de hartlijn van de beide tankvolumen althans in hoofdzaak evenwijdig lopen aan de langrichting van de wagen, en waarbij het tweede tankvolume (3) althans ten dele zich binnen het eerste tankvolume (6) bevindt, een en 10 ander zodanig, dat de zwaartepunten van de tankvolumen (3, 6) althans in hoofdzaak op dezelfde plaats liggen, betrokken op de langsrichting van de wagen, met het kenmerk, dat, betrokken op de langsrichting van de wagen, het tweede tankvolume (3) buiten het eerste tankvolume (6) uitsteekt, 15 zodanig, dat de permanente afdichting, zoals een lasnaad, waarmee het respectieve kopse afdichtschot afdichtend aansluit op de wand van het tweede tankvolume, aan beide zijden visueel te inspecteren is.

2. Tankwagen volgens conclusie 1, waarbij het eerste tankvolume 20 (6) en/of het tweede tankvolume (3) rondom uitgerust zijn met een of meer lokale verstijvers (4, 5) voor het versterken van de tankstructuur tegen blijvende structuurveranderingen door over- of onderdruk in het inwendige van het respectieve tankvolume (3, 6).

3. Tankwagen volgens conclusie 1 of 2, waarbij, in het gebied waar het tweede tankvolume (3) zich binnen het eerste (6) bevindt, het tweede tankvolume aan de bovenzijde rechtstreeks aan de omgeving grenst.

4. Tankwagen volgens conclusie 3, waarbij het eerste tankvolume (6) aan de bovenzijde is uitgespaard en de begrenzing van het tweede tankvolume (3) de bodem (13) van die uitsparing vormt.

5. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-4, waarbij het 35 tweede tankvolume (3) aan een zijde, betrokken op de langsrichting van de wagen, begrensd is door een wegneembaar, bij voorkeur zwenkbaar, dekselelement, zodanig, dat door wegnemen van dat dekselelement het tweede tankvolume via een ruime opening in verbinding staat met de 1012338 omgeving.

6. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-5, waarbij het eerste en tweede tankvolume concentrisch zijn gelegen. 5

7. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-6, waarbij het tweede tankvolume aan een zijde, betrokken op de langsrichting van de wagen, in diameter toeneemt zodat zijn begrenzing aansluit op de begrenzing van het eerste tankvolume. 10

8. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-7, waarbij deze voorzien is van een of meer aggregaten voor het naar keuze op onder-resp. overdruk zetten van het eerste en/of tweede tankvolume.

9. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-8, waarbij het eeste en/of tweede tankvolume door kantelmiddelen, zoals een hydraulische vijzel (2), in een schuine stand gesteld kunnen worden.

10. Tankwagen volgens een van de conclusies 1-9, waarbij het eerste 20 tankvolume en het tweede tankvolume althans in hoofdzaak even groot zijn.

11. Combinatie van eerste tankvolume (6) en tweede tankvolume (3), blijkbaar bestemd voor de tankwagen volgens een van de conclusies 1- 25 10.

12. Gebruik van een tankwagen volgens een van de voorgaande conclusies in een werkwijze voor het transport van afvalvloeistoffen die voldoet aan de internationale veiligheidsvoorschriften genoemd in de

30 ADR CERN norm voor een gevaarlijke vloeistof van klasse 3 tot en met klasse 9.

13. Gebruik van een tankwagen volgens een van de voorgaande conclusies 1-11 voor reinigingswerkzaamheden, waarbij vanuit de eerste tankruimte (6) spoelvloeistof geperst wordt door die tankruimte (6) op 35 overdruk te zetten, en het aldus verkregen mengsel van spoelvloeistof en afvalproducten wordt opgezogen in de tweede tankruimte door die op onderdruk te zetten. 1012338