NL1012039C2 - Pomp met vacu³mmiddelen. - Google Patents

Pomp met vacu³mmiddelen. Download PDF

Info

Publication number
NL1012039C2
NL1012039C2 NL1012039A NL1012039A NL1012039C2 NL 1012039 C2 NL1012039 C2 NL 1012039C2 NL 1012039 A NL1012039 A NL 1012039A NL 1012039 A NL1012039 A NL 1012039A NL 1012039 C2 NL1012039 C2 NL 1012039C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hose
housing
pump
pressure
pump according
Prior art date
Application number
NL1012039A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Ernst Eefco Meilof
Original Assignee
Bornhoud B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bornhoud B V filed Critical Bornhoud B V
Priority to NL1012039A priority Critical patent/NL1012039C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1012039C2 publication Critical patent/NL1012039C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B43/00Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members
    • F04B43/12Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members having peristaltic action
    • F04B43/123Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members having peristaltic action using an excenter as the squeezing element
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B39/00Component parts, details, or accessories, of pumps or pumping systems specially adapted for elastic fluids, not otherwise provided for in, or of interest apart from, groups F04B25/00 - F04B37/00
    • F04B39/0027Pulsation and noise damping means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Reciprocating Pumps (AREA)

Description

Titel: Pomp met vacuümmiddelen.
De uitvinding heeft betrekking op een pomp, in het bijzonder een pomp van het slangpomp-type. Een dergelijke pomp is bekend uit de praktijk.
Deze bekende slangpomp omvat een behuizing met 5 daarin een slang welke zich door de behuizing uitstrekt langs ten minste een deel van een cirkelbaan. Binnen de behuizing liggen drukmiddelen aan tegen de slang, welke beweegbaar zijn langs genoemd deel van de cirkelbaan en daarbij de slang kunnen dichtdrukken voor het opwekken van 10 een peristaltische beweging in de slang. De beide einden van de slang monden uit buiten de behuizing, zodanig dat met behulp van de slang en de drukmiddelen een fluïdum kan worden verpompt.
Een dergelijke pomp heeft als voordeel dat de opbouw 15 daarvan relatief eenvoudig is en dat slechts de slang in contact komt met het te verpompen fluïdum. Bovendien heeft een dergelijk pomp het voordeel dat de noodzakelijke afdichtingen eenvoudig kunnen worden verkregen. Met een dergelijke pomp kunnen echter slechts fluïda worden 20 verpompt tussen posities buiten de behuizing. Binnen de behuizing zal tijdens gebruik een druk heersen gelijk aan de omgeving van de behuizing. Slangpompen dienen zelf-aanzuigend te functioneren, reden waarom tijdens gebruik van de pomp de slang door zijn eigen flexibiliteit steeds 25 vanuit een samengedrukte toestand naar een open toestand terug zal moeten worden gedwongen, hetgeen relatief hoge eisen stelt aan de te gebruiken slang, in het bijzonder de veerkracht daarvan. Bij de bekende pompen worden daarom relatief dikwandige slangen toegepast. Dikwandige, althans 30 bijzonder veerkrachtige slangen hebben echter als nadeel dat deze bij samendrukken sterk worden vervormd, waardoor de levensduur aanmerkelijk wordt beperkt. Dit effect wordt nog versterkt doordat de slang zodanig sterk dient te worden dichtgedrukt dat kiervorming wordt verminderd, met : J 9 2 name bij de samengevouwen langsranden. Immers, backflow door dergelijke kieren dient verhinderd te worden, aangezien daarbij optredende bijzonder hoge fluïdum snelheden tot extra slijtage leiden. Deze extra hoge 5 afdichtkrachten leiden tot nog sterkere slijtage bij relatief veerkrachtige, dikwandige slangen. Als gevolg van de vervormingen zullen scheuren ontstaan, waardoor de pompende werking verloren gaat. Bovendien verliezen dergelijke slangen hun veerkracht, waardoor de zuigende 10 werking verloren gaat. Toepassing van dunnere, minder veerkrachtige slangen kan dit nadeel ondervangen, doch daarbij gaat de zelf-aanzuigende werking althans grotendeels verloren. Voor opvouwbare slangen, zoals brandslangen geldt zelfs dat deze nagenoeg geen aanzuigende 15 werking hebben.
De uitvinding beoogt een pomp van de in de inleiding beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen van de bekende pompen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. In het bijzonder beoogt de uitvinding een 20 dergelijke pomp waarbij een drukverschil tussen de binnen-en buitenzijde van de behuizing kan worden opgewekt en in stand gehouden. Daartoe wordt een pomp volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
25 Bij een pomp volgens de uitvinding kan met behulp van de genoemde eerste slang binnen de behuizing een drukverschil ten opzichte van de omgeving worden opgewekt, in het bijzonder een onderdruk. Hierdoor wordt ervoor zorggedragen dat de pompslang na het passeren van de 30 drukmiddelen, in het bijzonder het lichaam, wordt opengetrokken door de binnen de behuizing heersende onderdruk, eventueel in samenwerking met de veerkracht van de slang. Daardoor kan verrassenderwijs de zelf-aanzuigende werking van een pomp volgens de uitvinding worden behouden 35 of zelfs worden verbeterd, terwijl relatief dunwandige, althans relatief weinig veerkrachtige slangen kunnen worden 1 0 1 2 0 3 9 3 toegepast. Hierdoor wordt een pomp verkregen die eenvoudig is qua opbouw, gebruik en onderhoud, met een lange levensduur van in het bijzonder de slang en welke bovendien een hoge capaciteit kan hebben. Een verder voordeel van een 5 dergelijke pomp is dat de slang relatief goedkoop is, hetgeen met name van belang is omdat de slang periodiek vervangen dient te worden. Bovendien zijn minder hoge dichtdrukkrachten noodzakelijk.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een pomp 10 volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.
Door de eerste slang spiraalsgewijs op te stellen, met een vooraf gekozen spoed, waarbij het eerste lichaam concentrisch binnen de aldus gevormde lussen in de eerste 15 slang kan worden bewogen, wordt het voordeel bereikt dat op eenvoudige wijze steeds de eerste slang op ten minste één positie is afgesloten, waardoor vrije communicatie tussen de binnenzijde van de behuizing en de omgeving, althans door de slang eenvoudig wordt verhinderd. Hierdoor kan 20 eenvoudig een verkregen onderdruk binnen de behuizing in stand worden gehouden.
In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens onderhavige uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
25 Tijdens gebruik zal als gevolg van de beweging van het eerste lichaam ten opzichte van de eerste slang en de daarbij optredende samendrukking wrijving optreden, welke resulteert in warmteontwikkeling in de eerste slang. De eerste slang zal daardoor relatief warm kunnen worden, 30 hetgeen nadelig is voor de levensduur daarvan. Met name wanneer in de eerste slang lucht of een dergelijk gas wordt verpompt, zal deze warmte relatief slecht kunnen worden afgevoerd. Door volgens de uitvinding de pomp zodanig uit te voeren dat het eerste lichaam relatief ten opzichte van 35 de eerste slang zodanig kan worden verplaatst dat deze althans gedeeltelijk buiten aanraking kunnen worden t ü ί c. y .5 9 4 gebracht, zal de warmteontwikkeling worden verminderd, zodat de levensduur van de eerste slang wordt verlengd. Bij voorkeur is de pomp daarbij zodanig ingericht dat de pompende werking van het eerste lichaam en de eerste slang 5 slechts dan wordt uitgeschakeld, althans wordt verminderd wanneer binnen de behuizing een gewenste druk, in het bijzonder onderdruk heerst.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een pomp volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen 10 volgens conclusie 7.
Bij een dergelijke alternatieve uitvoeringsvorm wordt warmteontwikkeling in de eerste slang verhinderd door het eerste lichaam stil te zetten relatief ten opzichte van de eerste slang. Daarbij kan het eerste lichaam in een de 15 eerste slang dichtdrukkende positie worden gehouden, zodat wordt verhinderd dat fluïdum van buiten de behuizing via de eerste slang tot in de behuizing kan stromen of vice versa. Doordat het eerste lichaam en de eerste slang relatief ten opzichte van elkaar stilstaan, zal geen warmteontwikkeling 20 optreden. Ook voor een dergelijke uitvoeringsvorm geldt dat de pomp bij voorkeur zodanig is ingericht dat de pompende werking van het eerste lichaam en de eerste slang wordt stopgezet wanneer binnen de behuizing een gewenste druk, in het bijzonder onderdruk is bereikt.
25 In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een pomp volgens onderhavige uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 8.
Bij toepassing van slechts de eerste slang binnen een pomp volgens de uitvinding zal een dergelijke pomp 30 toepasbaar zijn als vacuümpomp of als compressor, afhankelijk van de keuze van het eerste einde als zuig- of als blaaszijde. Bij een pomp volgens conclusie 8 is echter een tweede slang voorzien, alsmede een daartegen beweegbaar tweede lichaam, welke kunnen samenwerken als traditionele 35 slangpomp. Een gedeelte van de tweede slang strekt zich daarbij uit binnen de behuizing waarin de eerste slang met 1 0 : ü o 3 9 5 het eerste einde uitmondt. De beide einden van de tweede slang liggen buiten de behuizing. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm zal als gevolg van binnen de behuizing heersende onderdruk de tweede slang na passeren van het 5 tweede lichaam naar de geopende stand worden getrokken. Dit is in het bijzonder voordelig wanneer de tweede slang wordt toegepast voor het verpompen van meer viscose fluïda, zoals vloeistoffen, suspensies, uithardende massa's, slurry en dergelijke. Bij een aldus uitgevoerde pomp volgens 10 onderhavige uitvinding kan in het bijzonder voor de tweede slang een relatief weinig veerkrachtige of zelfs volledig onveerkrachtige slang worden toegepast met relatief kleine wanddikte, zonder dat de zelf aanzuigende werking daarvan wordt verminderd.
15 Voorts wordt hiermee het voordeel bereikt dat bij een dergelijke pomp de tweede slang eenvoudig kan worden uitgevoerd in een bijzonder sterk materiaal dat hoge inwendige drukken kan weerstaan, zonder dat een dergelijke slang bijzonder veerkrachtig behoeft te worden uitgevoerd. 20 Dit biedt het voordeel dat bijzonder grote opvoerhoogten kunnen worden bereikt bij het verpompen van fluïda met de tweede slang.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een pomp volgens onderhavige uitvinding gekenmerkt door 25 maatregelen volgens conclusie 15.
Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan, wanneer binnen de behuizing een gewenste druk is opgebouwd, in het bijzonder onderdruk, het eerste huisdeel worden vrijgegeven ten opzichte van het tweede huisdeel, zodanig dat het 30 eerste huisdeel met de daarin gemonteerde eerste slang met het eerste lichaam in rotatiezin kan meebewegen, waardoor relatieve verplaatsing van het eerste lichaam ten opzichte van de eerste slang wordt verhinderd. Hierdoor kan op bijzonder eenvoudige wijze te sterke verwarming van de 35 eerste slang worden verhinderd bij een constructief relatief eenvoudige pomp. Overigens wordt opgemerkt dat 1 0 1 2o x o 6 middelen kunnen zijn voorzien voor het, althans relatief ten opzichte van het eerste lichaam afremmen of versnellen van het eerste huisdeel, zodanig dat dit een hoeksnelheid krijgt die afwijkt van de hoeksnelheid van het eerste 5 lichaam, waardoor de pompwerking van de eerste slang met het eerste lichaam naar behoefte kan worden ingesteld.
De uitvinding heeft voorts betrekking op het gebruik van een pomp volgens de hoofdconclusie met een slangpomp.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 10 werkwijze voor het verpompen van fluïda onder toepassing van een slangpomp, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 17.
Een dergelijke werkwijze biedt het voordeel dat met relatief eenvoudige middelen een relatief constante stroom 15 fluïdum kan worden verpompt, waarbij relatief weinig slijtage optreedt aan de pompmiddelen. Dit betekent dat tijdens gebruik relatief weinig onderhoud noodzakelijk is, waardoor de werkwijze langdurig kan worden toegepast.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een pomp 20 volgens onderhavige uitvinding zijn gegeven in de verdere volgconclusies.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een pomp en werkwijze volgens onderhavige uitvinding nader worden toegelicht, aan de hand 25 van de tekening. Daarin toont: fig. 1 een doorsnede-aanzicht van een pomp volgens onderhavige uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm; fig. 2 in doorgesneden aanzicht een pomp volgens onderhavige uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm; en 30 fig. 3 een pomp volgens fig. 1 of 2, opgenomen in een opvoerinrichting voor slurry.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscij fers.
35 Fig. 1 toont in doorgesneden zijaanzicht schematisch een pomp 1, voorzien van een luchtdichte, in hoofdzaak 1012039 7 cilindervormige behuizing 2 met gesloten eindwanden 4, 6 en een cilindrische, rondom gesloten langswand 8. In de binnenruimte van de behuizing 2 strekt zich een scheidingswand 10 uit, evenwijdig aan de beide eindwanden 5 4, 6. De binnenruimte wordt door de scheidingswand 10 verdeeld in een relatief kleine eerste kamer 12 en een grotere tweede kamer 14. Centraal door de behuizing 2 strekt zich een aandrijfas 16 uit, welke is gekoppeld aan een motor (fig. 3). De aandrijfas 16 kan roteren om zijn 10 lengteas, welke samenvalt met de lengteas van de behuizing 2 .
Tegen de binnenzijde van de cilindrische langswand 8 ligt, in de tweede kamer 14, een eerste slang 18 aan, welke enigszins spiraalvormig verloopt. Tussen de eerste slang 18 15 en de nabijgelegen eindwand 4 ligt een tweede slang 20 aan tegen de binnenzijde van de langswand 8, welke tweede slang 20 eveneens enigszins spiraalsgewijs verloopt. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de tweede slang 20 een enigszins grotere diameter dan de eerste slang 18 en 20 daarmee een enigszins groter pompvolume. Het eerste einde 22 van de eerste slang 18 mondt uit binnen de tweede kamer 14, het tegenovergelegen tweede einde 24 is buiten de behuizing 2 gelegen, zoals schematisch weergegeven in fig.
1 eh 3. De eerste slang 18 is in de doorgang in de wand 8 25 van de behuizing 2 gasdicht opgenomen, onder tussenkomst van schematisch weergegeven afdichtmiddelen 26. Van de tweede slang 20 liggen zowel het eerste einde 28 als het tweede einde 30 buiten de behuizing 2, terwijl het tussengelegen, spiraalsgewijs verlopende deel binnen de 30 behuizing 2 is gelegen. De tweede slang 20 is wederom gasdicht door de wand gevoerd onder tussenkomst van geschikte afdichtmiddelen 26. In fig. 1 zijn de einden 22, 24, 28, 30 schematisch weergegeven in de doorsnede. Deze einden liggen feitelijk op andere posities, bijvoorbeeld op 35 één lijn naast elkaar of op andere plaatsen ten opzichte 'I f ï 'l 'J (Ί 7 Λ " ” U 3 9 v><- 8 van getoonde doorsnede bijvoorbeeld zoals getoond in fig.
3 .
Op het zich door de tweede kamer 14 uitstrekkende deel van de aandrijfas 16 zijn een eerste excentriek 32 en 5 een tweede excentriek 34 gemonteerd, in de getoonde uitvoeringsvorm met gelijke excentriciteit. Een eerste lichaam in de vorm van een aandrukrol 36 is over het eerste excentriek 32 geschoven, een tweede druklichaam in de vorm van een tweede aandrukrol 38 over het tweede excentriek 34. 10 De eerste aandrukrol 36 is enigszins buisvormig met een eerste cilindrisch deel 40 met een binnendiameter D3 gelijk aan de doorsnede van het excentriek 32. Daarop aansluitend is een tweede cilindrisch deel 42 voorzien, met een enigszins grotere binnendiameter D2, waarop nog nader wordt 15 teruggekomen. De doorsnede D3 van de buitenomtrek van het tweede cilindrisch deel 42 is zodanig gekozen dat de eerste slang 18 tussen de buitenomtrek van genoemd tweede cilindrisch deel 42 en de binnenzijde van de cilindrische langswand 8 kan worden dichtgedrukt, althans bij de in fig. 20 1 getoonde stand. De overgang tussen het buitenvlak van het eerste cilindrisch deel 40 en tweede cilindrisch deel 42 is enigszins hellend als schouder 54 uitgevoerd, om nog nader te noemen reden.
De tweede aandrukrol 38 omvat een kokerdeel 44 met 25 een cilindervormige boring met een diameter Dx die ongeveer gelijk is aan de diameter van het tweede excentriek 34 en een buitendiameter die ongeveer gelijk is aan de binnendiameter D2 van het tweede cilindrisch deel 42 van de eerste aandrukrol 36. Op het tegen de naastgelegen eindwand 30 4 aangelegen einde van het kokerdeel 44 sluit een flens 46 aan op het kokerdeel 44, welke zich radiaal gezien buitenwaarts uitstrekt. Aan de buitenste langsrand van de flens 46 is een tweede kokervormig deel 48 bevestigd met een binnendiameter die ongeveer gelijk is aan de 35 buitendiameter D3 van het tweede cilindrische deel 42 van de eerste aandrukrol 36 en een buitendiameter D4 die 1 0 1 2 0 3 9 9 zodanig is gekozen dat de tweede slang 20 tussen het buitenoppervlak van het tweede kokervormig deel 48 en de binnenzijde van de cilindrische langswand 8 kan worden dichtgedrukt. In fig. 1 zijn de eerste slang 18 en tweede 5 slang 20 aan de bovenzijde in dichtgedrukte toestand weergegeven. Het zal duidelijk zijn dat bij rotatie van de aandrijfas 16 de daarmee vastverbonden excentrieken 32, 34 zullen worden geroteerd rond de as S, daarbij de eerste aandrukrol 36 en de tweede aandrukrol 38 meenemend langs de 10 spiraalsgewijs opgestelde eerste slang 18 respectievelijk tweede slang 20. Daarbij zal steeds de eerste slang 18 respectievelijk de tweede slang 20 op een andere positie worden dichtgedrukt, waardoor een peristaltische beweging van de slangen wordt verkregen.
15 Tussen het eerste kokerdeel 44 en het tweede kokerdeel 48 enerzijds en de flens 46 en het vrije einde van het tweede cilindrisch deel 42 van de eerste aandrukrol 36 is een drukveer 50 opgesteld, welke de eerste aandrukrol 36 en de tweede aandrukrol 38 in een van elkaar weggedrukte 20 stand voorspant, zoals getoond in fig. l. De eerste aandrukrol 36 kan met het tweede cilindrische deel 42 tussen het eerste kokerdeel 44 en tweede kokerdeel 48 worden geschoven, onder samendrukking van de veer 50, totdat het van de eindwand 4 afgekeerde vrije einde van het 25 eerste kokerdeel 44 aanligt tegen het einde 52 van de binnenzijde van het tweede cilindrisch deel 42. In een dergelijke toestand, welke op nog nader te beschrijven wijze kan worden bereikt, ligt de schouder 54 in fig. 1 ter rechter zijde van de eerste slang 18, zodanig dat de eerste 30 slang 18 vrij ligt van de eerste aandrukrol 36 en daardoor niet meer wordt dichtgedrukt. In een dergelijke positie zal derhalve bij rotatie van de aandrijfas 16 de eerste aandrukrol .36 vrij roteren ten opzichte van de eerste slang 18, zodat geen wrijving optreedt en geen lucht wordt 35 verpompt, terwijl met de tweede slang 20 en de tweede aandrukrol 38 wel medium kan worden verpompt.
1 0 VI 0 3 5 10
Tussen het vrije einde 56 van het eerste cilindrisch deel 40 van de eerste aandrukrol 36 en de scheidingswand 10 is een slotschijf 58 opgesteld, welke op nog nader te beschrijven wijze in verschillende posities ten opzichte 5 van de aandrijfas 16 kan worden vastgezet met behulp van tegen de aandrijfas 16 in uitsparingen voorgespannen slotpennen 60.
Door een centrale opening 62 in de scheidingswand ligt een om de aandrijfas 16 geschoven bus 64 aan tegen de 10 van de eerste aandrukrol 36 afgekeerde zijde van de slotschijf 58, welke bus 64 anderzijds is verbonden met een zuiger 66, welke met zuigerringen 68 afdicht tegen de binnenzijde van de langswand 8 van de eerste kamer 12. De centrale opening 62 is enigszins groter dan de doorsnede 15 van de bus 64, zodat gas relatief vrij vanuit de eerste kamer 12 naar de tweede kamer 14 en vice versa kan stromen. Aan de van de bus 64 afgekeerde zijde van de zuiger 66 is een tweede zuiger 70 voorzien, eveneens om de aandrijfas 16 geschoven, welke reikt in een cilindrische uitstulping 72 20 in de betreffende tweede eindwand 6. Een zuigerveer 74 dicht de tweede zuiger af tegen de binnenzijde van de uitstulping 72, zodanig dat de tweede zuiger 70 en de uitstulping 72 een zuiger-cilindersamenstel vormen. In de sluitwand 78 van de uitstulping 72 is een opening 80 naar 25 de omgeving voorzien, zodanig dat gas vanuit de omgeving vrij in de uitstulping en vice versa kan stromen. Een 0-ring 81 of dergelijke afdichting is voorzien op de tweede zuiger 70 die kan afdichten tegen de sluitwand 78. De opening 80 mondt uit binnen de 0-ring 81. Een verdere 30 afdichting 82 is voorzien op de zuiger 66, zodanig dat wanneer deze tegen de scheidingswand 10 wordt bewogen de centrale opening 62 gasdicht wordt afgesloten. Overigens wordt opgemerkt dat, zoals getoond in fig. 1, de bus 64, de zuiger 66 en de tweede bus 70 eendelig, doch ook los kunnen 35 zijn uitgevoerd.
10 12 0 3 9 11
Een pomp volgens fig. 1 kan als volgt worden gebruikt.
Met behulp van de motor 96 en eventueel een (reducerende) overbrenging wordt de aandrijfas 16 5 geroteerd, tezamen met het eerste excentriek 32 en tweede excentriek 34. Daardoor worden de eerste aandrukrol 36 en de tweede aandrukrol 38 langs respectievelijk de eerste slang 18 en de tweede slang 20 bewogen, daarin peristaltische bewegingen opwekkend. Dergelijke bewegingen 10 zijn genoegzaam bekend uit algemeen bekende slangpompen waarnaar terzake wordt verwezen. De tweede slang 20 is bijvoorbeeld enerzijds aangesloten op een fluïdumbron en anderzijds op een inrichting waarin het fluïdum dient te worden afgegeven. Als gevolg van de peristaltische beweging 15 zal fluïdum uit de fluïdumbron worden aangezogen en door de tweede slang 20 worden geleid, alvorens op geschikte wijze te worden afgegeven. Tegelijkertijd zal lucht vanuit de binnenzijde van de behuizing 2 via het eerste einde 22 in de eerste slang 18 worden gezogen en via het tweede einde 20 24 worden afgegeven naar de omgeving. Aangezien de behuizing 2 luchtdicht is afgesloten, zal als gevolg van het afvoeren van de lucht uit de behuizing hierin een onderdruk ontstaan. Deze onderdruk biedt het voordeel dat de tweede slang 20, althans het zich binnen de behuizing 25 uitstrekkende deel daarvan als gevolg van de heersende onderdruk als het ware zal worden opengetrokken, tenminste na passeren van de tweede aandrukrol 38, waardoor op bijzonder geschikte wijze de zelfaanzuigende werking van de slang wordt behouden of wordt versterkt, terwijl relatief 30 dunwandige, weinig veerkrachtige slangen kunnen worden toegepast. Dergelijke slangen zijn relatief goedkoop, hebben een lange levensduur en bieden een relatief grote vrijheid in materiaalkeuze.
Met name de tweede slang 20 kan worden uitgevoerd in 35 materiaal met hoge treksterkte, waardoor hoge interne drukken kunnen worden weerstaan door de tweede slang.
1012039 12
Hiermee wordt het voordeel bereikt dat bijzonder grote opvoerhoogten voor fluïda kunnen worden verkregen. Als gevolg van de onderdruk in de behuizing, tijdens gebruik, hoeft het materiaal van de tweede slang 20 weinig 5 veerkrachtig te zijn en kan deze slang bijvoorbeeld volledig plat worden gedrukt. De eerste slang 18 is veerkrachtig zodat deze steeds zijn oorspronkelijke vorm terugkrijgt en zijn werking behoudt, ook wanneer de druk binnen de behuizing althans nagenoeg gelijk is aan de druk 10 binnen de eerste slang.
Terwijl in de behuizing 2 een onderdruk wordt opgebouwd zal via de opening 80 lucht uit de omgeving tegen het vrije einde van de tweede zuiger 70 drukken binnen de O-ring 81. Wanneer het luchtdrukverschil tussen de 15 binnenzijde van de behuizing 2 en de omgeving toeneemt, zal de zuiger 66 tezamen met de bussen 64, 66 in de richting van de eerste eindwand 4 worden gedwongen (in fig. 1 naar rechts), daarbij de eerste aandrukrol 36 tegen de werking van de drukveer 50 in eveneens in die richting bewegend.
20 Wanneer in de behuizing 2 een gewenste maximale onderdruk wordt bereikt, zal de zuiger 66 maximaal zijn wegbewogen tot tegen de scheidingswand 10, daarbij de centrale opening 62 afsluitend. Alsdan is, zoals eerder beschreven, de eerste aandrukrol 36 buiten aanraking met de eerste slang 25 18 gebracht, zodat geen verdere onderdruk zal worden opgebouwd. De goede gasdichte afsluiting van de behuizing 2 zorgt er daarbij voor dat de gewenste onderdruk relatief lang zal worden behouden. Slechts dan wanneer deze onderdruk terug tot boven een gewenste minimale onderdruk 30 zal zijn opgelopen, zal de eerste aandrukrol 36 door de drukveer 50 naar de in fig. 1 getoonde werkingsstand, althans in de richting daarvan kunnen worden terugbewogen, zodat de eerste aandrukrol 36 en de eerste slang 18 wederom kunnen samenwerken voor vergroting van de onderdruk, met 35 eerdergenoemd resultaat. Dit biedt het voordeel dat de eerste slang 18 slechts dan zal worden samengedrukt wanneer 1 0 120 39 13 de druk in de behuizing te hoog is, hetgeen betekent dat te sterke verwarming van de eerste slang 18 wordt verhinderd, terwijl bovendien relatief weinig energie wordt gebruikt. Met een dergelijke pomp zal steeds zodanig onderdruk in de 5 behuizing worden verkregen dan wel behouden dat de tweede slang 20 steeds in geopende stand zal worden voorgespannen. De schouder 54 vereenvoudigt de verschuiving van de eerste aandrukrol 36.
Het zal duidelijk zijn dat de werking van de 10 omgevingslucht op het einde van de tweede zuiger 70 relatief klein is wanneer het genoemde einde aanligt tegen de binnenzijde van de eindwand 78 van de uitstulping 72. Immers, in die toestand wordt slechts druk overgebracht door de omgevingslucht over een oppervlak ongeveer ter 15 grootte van het oppervlak binnen de O-ring 81. Wanneer de zuiger 66 en de tweede zuiger 70 over geringe afstand worden bewogen in de richting van de eerste eindwand 4, wordt het drukoppervlak van de omgevingslucht op de tweede bus 70 aanmerkelijk vergroot, waardoor sprongsgewijs een 20 bijzondere krachtvergroting wordt verkregen, welke resulteert in een snelle verstelling van de eerste aandrukrol 36. Omgekeerd geldt dat wanneer de zuiger 66 aanligt tegen de scheidingswand 10 de druk in de tweede kamér 14 slechts op de zuiger 66 zal werken binnen de 25 afdichting 82, en op het einde van de eerste bus 64. Direct nadat de zuiger 66 vrijkomt van de scheidingswand 10 zal echter deze druk werken op het volledig oppervlak van de zuiger 66 en het einde van de eerste bus 64, waardoor een bijzonder sterke vergroting van de terugstelkracht wordt 30 verkregen, resulterend in een bijzonder snelle verplaatsing van de eerste aandrukrol 36.
De slotpennen 60 zijn met behulp van veren 84 voorgespannen in de richting van de aandrijfas 16. In de aandrijfas 16 is een spiebaansleuf 86 voorzien waarin een 35 nok (niet getoond) van de slotschijf aangrijpt, zodanig dat de slotschijf 58 in axiale richting van de aandrijfas 16 1012039 14 kan verschuiven, doch niet kan verdraaien. Ter hoogte van de spiebaan 86 is in de aandrijfas 16 een aantal uitsparingen 61 voorzien waarin de einden van de slotpennen 60 passend kunnen aangrijpen. In dergelijke toestand kan de 5 slotschijf 58 niet ten opzichte van de aandrijfas 16 verschuiven. Pas wanneer de aandrijfas 16 en daarmee de slotschijf 58 wordt geroteerd, zullen de slotpennen 60 als centrifugaalgewichten buitenwaarts worden bewogen, tegen de veren 84 in, zodat de slotschijf 58 weer kan verschuiven.
10 Deze inrichting biedt het voordeel dat wanneer de pomp wordt stilgezet, terwijl binnen de behuizing een zodanige onderdruk heerst dat de eerste aandrukrol 36 vanuit de in fig. 1 getoonde stand naar rechts is bewogen, deze eerste aandrukrol 36 in de betreffende stand wordt vastgehouden.
15 Immers, de slotpennen 60 zullen bij· stilstand ingrijpen in de betreffende uitsparingen 61, daarbij verschuiving van de slotschijf 58 en de eerste aandrukrol 36 verhinderend. Pas wanneer de aandrijfas 16 en daarmee de slotschijf 58 wederom worden geroteerd met zodanige snelheid dat de 20 slotpennen 61 buitenwaarts over voldoende afstand worden wegbewogen, zal de slotschijf voor verschuiving vrijkomen. Hiermee wordt beschadiging van de pomp, in het bijzonder van de eerste slang 18 en de eerste aandrukrol 36 eenvoudig verhinderd.
25 Het is uiteraard ook mogelijk de slotpennen 60 bijvoorbeeld (elektro)magnetisch of op andere wijze mechanisch te besturen voor het verkrijgen van hetzelfde of een vergelijkbaar effect.
Fig. 2 toont in doorgesneden zijaanzicht een 30 alternatieve uitvoeringsvorm van een pomp 101 volgens onderhavige uitvinding, waarbij delen die corresponderen met delen uit fig. 1 corresponderende verwijzingscijfers hebben, vermeerderd met honderd. Voor zover de specifieke verwijzingscijfers in deze beschrijving niet zijn benoemd, 35 wordt verwezen naar de beschrijving bij fig. 1.
1 0 1 2 0 3 9 15
In deze alternatieve uitvoeringsvorm heeft de behuizing 102 slechts één kamer 114, waarin de eerste aandrukrol 136 en de tweede aandrukrol 138 zijn gepositioneerd over de excentrieken 132, 134 op de 5 aandrijfas 116. In deze uitvoeringsvorm ligt de eerste aandrukrol 136 aan tegen de tweede aandrukrol 138.
Eventueel kunnen de eerste aandrukrol 136 en de tweede aandrukrol 138 één geheel vormen. Echter, bij voorkeur zijn deze aandrukrollen afzonderlijk aandrijfbaar, met 10 verschillende toerentallen, afhankelijk van de diameter, de gebruikte slangen en dergelijke. In deze uitvoeringsvorm is de behuizing 102 in axiale zin verdeeld in een eerste huisdeel 103 en een tweede huisdeel 105. Het tweede huisdeel 105 kan ten opzichte van het eerste huisdeel 103 15 roteren bij de gelagerde, gasdichte scheiding 107. De tweede slang 120 is geplaatst aan de binnenzijde van het eerste huisdeel 103, de eerste slang 118 binnen het tweede huisdeel 105. De eerste slang 118 is daarbij zodanig vastgezet dat deze ten opzichte van het tweede huisdeel 105 20 niet zal roteren. Dit betekent dat bij rotatie van het tweede huisdeel 105 ten opzichte van het eerste huisdeel 103 de eerste slang 118 met het tweede huisdeel 105 zal meebewegen. In deze uitvoeringsvorm is het eerste einde 122 van' de eerste slang 118 in de wand van het tweede huisdeel 25 105 verzonken, zodanig dat dit steeds, althans in hoofdzaak, buiten aanraking van de eerste aandrukrol 136 wordt gehouden. Hiermee wordt verhinderd dat overmatige slijtage van het eerste einde 122 optreedt.
De aandrijfas 116 strekt zich door een opening 163 30 in de eindwand 106 tegenover het eerste huisdeel 103 uit tot in een uitstulping 172. In de uitstulping 172 is een aantal remelementen 186 voorzien welke beweegbaar zijn tegen het zich in de uitstulping 172 uitstrekkende einde 188 van de aandrijfas 116. De remelementen zijn in de 35 getoonde uitvoeringsvorm elektromagnetisch uitgevoerd. In de binnenruimte 114 is een druksensor 190 opgesteld, welke 1012039 16 via schakel- en instelmiddelen 192 verbonden is met de remelementen 186. Indien met behulp van de druksensor 190 in de binnenruimte 114 een gewenste onderdruk wordt gemeten, worden de elektrische remelementen 186 zodanig 5 bekrachtigd dat deze met kracht tegen het einde 188 van de aandrijfas 116 worden bewogen. Hierdoor zal het tweede huisdeel 105 ten opzichte van de aandrijfas 116 stil komen te staan en derhalve meeroteren rond de lengteas daarvan. Zodra met de druksensor 190 een druk wordt gemeten in de 10 binnenruimte 114 die hoger is dan een gewenste onderdruk worden de remelementen 186 vrijgegeven, waardoor de eerste aandrukrol 136, aangedreven door de aandrijfas 116 weer zal roteren relatief ten opzichte van het tweede huisdeel 105, daarbij de eerste slang 118 samendrukkend en daarin de 15 eerdergenoemde peristaltische beweging opwekkend, waardoor in de binnenruimte 114 wederom een onderdruk wordt opgebouwd. Het zal overigens duidelijk zijn dat de eerste slang 118 en de tweede slang 120 wederom met het tweede einde 124 respectievelijk het eerste einde 128 en het 20 tweede einde 130 buiten de behuizing 102 zijn gevoerd.
Het eerste huisdeel 103 is nabij de scheiding 107 voorzien van eerste blokkeermiddelen 109, bijvoorbeeld in de vorm van een tandkrans met de tanden 111 gericht naar het tweede huisdeel 105. Op het tweede huisdeel 105 zijn 25 tweede blokkeermiddelen 113 voorzien, welke bijvoorbeeld elektromagnetisch of pneumatisch beweegbaar zijn tussen een met de eerste blokkeermiddelen samenwerkende stand en een vrije stand. De tweede blokkeermiddelen zijn eveneens gekoppeld aan de drukschakelaar 190, voor bekrachtiging 30 daarvan. Met behulp van de eerste blokkeermiddelen 111 en de tweede blokkeermiddelen 113 kan het tweede huisdeel 105 positievast ten opzichte van het eerste huisdeel 103 worden geblokkeerd, wanneer de remelementen 186 vrij liggen van de rotatieas 116, en worden vrijgegeven wanneer de 35 remelementen 186 tegen de aandrijfas 116 zijn geklemd. In de blokkerende stand wordt er door de eerste ') 0 i o 3 9 17 blokkeermiddelen 111 en de tweede blokkeertniddelen 113 voor zorggedragen dat bij rotatie van de eerste aandrukrol 136 het tweede huisdeel 105 en de slang 118 ten opzichte van het eerste huisdeel 103 stil blijven staan, zodat de 5 gewenste peristaltische beweging daarin kan worden verkregen.
Bij een uitvoeringsvorm volgens fig. 2 wordt het voordeel bereikt dat wanneer het tweede huisdeel 105 meeroteert met de aandrijfas 116 de slang 118 op ten minste 10 één positie dichtgeknepen wordt, waardoor wordt verhinderd dat lucht door de eerste slang 118 kan stromen voor verevening van het drukverschil tussen de binnenruimte 114 en de omgeving. Bij een uitvoeringsvorm volgens fig. 1 kan hiervoor worden zorggedragen door bijvoorbeeld 15 positionering van een terugslagklep (niet getoond) nabij het tweede einde van de eerste slang 18.
In de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm zijn de druksensor 190, de bekrachtigingsmiddelen 115 voor de tweede blokkeermiddelen 113 en de bekrachtigingsmiddelen 20 117 voor de remelementen 186 bij voorkeur gekoppeld met de instelmiddelen 192, waarmee een gewenste onderdruk kan worden ingesteld, bij voorkeur een tweetal schakelgrenzen, dat wil zeggen de minimale en de maximale onderdruk te bereiken in de binnenruimte 114, een en ander zodanig dat 25 bekrachtiging van de bekrachtigingsmiddelen 115 en 117 automatisch wordt gestuurd.
In een alternatieve, niet getoonde uitvoeringsvorm kunnen middelen zijn voorzien voor het roteren van het tweede huisdeel 105 ten opzichte van het eerste huisdeel 30 103, zodanig dat de relatieve beweging van de eerste aandrukrol 136 ten opzichte van het tweede huisdeel 105 en de eerste slang 118 althans qua hoeksnelheid afwijkt van de beweging van de tweede aandrukrol 138 ten opzichte van de tweede slang 120, bij voorkeur lager is. Daartoe kan 35 bijvoorbeeld een reductiekast zijn voorzien naast of in plaats van de remelementen 186. Hiermee kan gedurende Μ) I ;; 0 3 9 18 langere tijd en eventueel continu lucht uit de binnenruimte worden verpompt, zonder dat te sterke verwarming van de eerste slang 118 optreedt.
Fig. 3 toont schematisch een pomp 1 volgens de 5 uitvinding, via de aandrijfas 16 gekoppeld aan een motor 96. Het eerste einde 28 van de tweede slang 20, welke de zuigzijde vormt, bevindt zich in een bak met slurry 98, terwijl het tegenovergelegen einde 30 van de tweede slang bijvoorbeeld uitmondt nabij een schematisch weergegeven 10 bekisting 99. Het tweede einde 24 van de eerste slang 18 staat in open verbinding met de omgeving. Hierin is bij voorkeur een terugslagklep (niet getoond) aangebracht, zodanig dat geen omgevingslucht in de slang 18 kan stromen, doch dat wel lucht vanuit de binnenruimte van de behuizing 15 2 via de slang 18 kan worden afgevoerd.
In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden is steeds een eerste slang 18, 118 en een tweede slang 20, 120 voorzien. Het is evenwel ook mogelijk een pomp 1, 101 te gebruiken met enkel de eerste slang 18, 118. Wanneer het eerste einde 20 22 van de eerste slang 18 wordt gebruikt als zuigzijde, zal een dergelijke pomp als vacuümpomp fungeren.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Velé variaties daarop zijn mogelijk binnen het raam van de 25 uitvinding.
Zo kunnen andere middelen zijn voorzien voor het buiten aanraking brengen van de eerste aandrukrol en de eerste slang, althans buiten werking stellen van de pompwerking daarvan. Gekozen kan worden bijvoorbeeld voor 30 aanpassing van de excentriciteit van het de eerste aandrukrol aandrijvende excenter, zodanig dat de aandrukrol meer concentrisch met de aandrijfas zal gaan draaien. Ook kan de eerste slang relatief ten opzichte van de aandrukrol en de aandrijfas in radiale zin buitenwaarts worden 35 verschoven tot buiten bereik van de eerste aandrukrol of axiaal naar een positie waar de eerste aandrukrol is 1012039 19 opgehouden of een relatief kleine diameter heeft. Voorts kunnen andere wijzen zijn voorzien voor het verplaatsen van de eerste aandrukrol in een uitvoeringsvorm als getoond in fig. 1, bijvoorbeeld elektrische, elektromagnetische, 5 pneumatische of hydraulische verplaatsingsmiddelen, bijvoorbeeld gestuurd door een druksensor. De eerste slang zou eventueel aan de buitenzijde van de behuizing kunnen zijn aangebracht met corresponderend geplaatste drukmiddelen, zolang één der einden van de eerste slang in 10 fluïdum verbinding staat met de binnenruimte van de behuizing waarin zich althans een deel van de tweede slang uitstrekt. In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden zijn de eerste en tweede slang spiraalsgewijs aangebracht, een hoek insluitend van meer dan 360°, zodat de betreffende 15 aandrukrollen steeds in contact blijven met de betreffende slangen, althans in werkende positie. Het is evenwel ook mogelijk de betreffende slang binnen de behuizing langs slechts een gedeelte van de omtrek aan te leggen, daarbij een hoek van minder dan 360° insluitend, bijvoorbeeld 270° 20 of 180°, waarbij bij voorkeur meerdere drukelementen zijn voorzien op het of elk druklichaam, zodat de slangen steeds op ten minste één positie zijn dichtgedrukt. Bij een pomp volgens de uitvinding is de of elke slang bij voorkeur zodanig gewapend dat bij samendrukking daarvan nagenoeg 25 geen lengteverandering optreedt. Dergelijke wapeningen zijn uit de praktijk bekend. Juist bij een pomp volgens onderhavige uitvinding is gebruik van dergelijke slangen voordelig omdat daardoor de slijtage nog verder wordt verminderd en temperatuurverhogingen, met name in de eerste 30 slang nog verder worden tegengegaan. Evenwel kunnen ook andersoortige slangen worden toegepast. Voorts kunnen het eerste en/of tweede lichaam zodanig zijn uitgevoerd dat deze op meer dan één positie aangrijpen op de respectieve slangen, bijvoorbeeld op twee diametraal tegenover elkaar 35 gelegen posities.
1012039 20
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.
1 0 i >; 0 3 9

Claims (17)

1. Pomp, voorzien van een in hoofdzaak luchtdichte behuizing, een eerste, relatief flexibele slang en een tegen de eerste slang beweegbaar eerste lichaam, ingericht voor het door plaatselijk samendrukken van de eerste slang 5 binnen de eerste slang in de richting van een einde daarvan verplaatsen van daarin aanwezig fluïdum, waarbij een eerste einde van de eerste slang uitmondt binnen de behuizing en een tegenover gelegen tweede einde van de eerste slang uitmondt buiten de behuizing.
2. Pomp volgens conclusie 1, waarbij het eerste einde van de eerste slang de zuigzijde vormt.
3. Pomp volgens conclusie 1, waarbij het tweede einde van de eerste slang de zuigzijde vormt.
4. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 15 de eerste slang en het daartegen beweegbare eerste lichaam zodanig zijn ingericht dat tijdens gebruik steeds een gedeelte van de slang tussen het eerste en tweede einde is dichtgedrukt door genoemd eerste lichaam.
5. Pomp volgens conclusie 4, waarbij de eerste slang 20 enigszins spiraalgewijs in of om de behuizing is aangebracht en daarbij een hoek van meer dan 360 graden insluit, waarbij het daartegen beweegbare eerste lichaam roteerbaar is rond een concentrisch binnen de of elke door de eerste slang gevormde lus gelegen as, waarbij het 25 betreffende eerste lichaam ten minste één drukvlak omvat dat tijdens gebruik de eerste slang plaatselijk dichtdrukt en in die positie door rotatie van het eerste lichaam langs de eerste slang beweegbaar is.
6. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 30 middelen zijn voorzien voor het althans periodiek buiten aanraking brengen van het eerste lichaam en de eerste slang, ten minste zodanig dat tijdens beweging van het 1012039 eerste lichaam nagenoeg geen warmte wordt ontwikkeld in de eerste slang.
7. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij middelen zijn voorzien voor het althans periodiek 5 stilzetten van het eerste lichaam relatief ten opzichte van de eerste slang, ten minste zodanig dat tijdens eventuele beweging van het eerste lichaam nagenoeg geen warmte wordt ontwikkeld in de eerste slang.
8. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 10 een tweede flexibele slang is voorzien, als mede een daartegen beweegbaar tweede lichaam, ingericht voor het binnen de tweede slang in de richting van een einde daarvan verplaatsen van daarin aanwezig medium door plaatselijk samendrukken van de tweede slang, waarbij de beide einden 15 van de tweede slang uitmonden buiten de behuizing, een en ander zodanig dat de tweede slang te zamen met het daartegen beweegbare lichaam functioneert als een slangpomp.
9. Pomp volgens conclusie 8, waarbij het eerste en 20 tweede lichaam onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn opgesteld.
10. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste de eerste slang is en bij voorkeur de eerste en de tweede slang zijn uitgevoerd in gewapend rubber of 25 kunststof, waarbij ten minste de wapening zodanig is gekozen dat bij samendrukken van althans een gedeelte van de eerste slang nagenoeg geen lengteverandering daarin optreedt.
11. Pomp volgens een der conclusies 8 - 10, waarbij de 30 tweede slang zich althans met een door het tweede lichaam te beroeren deel binnen de behuizing uitstrekt, waarbij de behuizing gasdicht is afgesloten en waarbij tijdens gebruik met behulp van de eerste slang in de behuizing een drukverschil wordt opgebouwd ten opzichte van de 35 binnenzijde van de tweede slang, zodanig dat het na samendrukking terugbewegen van de tweede slang naar de 1012039 geopende stand althans door genoemd drukverschil wordt ondersteund.
12. Pomp volgens conclusie 11, waarbij ten minste de eerste slang, de behuizing en het eerste lichaam zijn 5 ingericht voor het tijdens gebruik binnen de behuizing opwekken en in stand houden van een onderdruk ten opzichte van het binnen de behuizing gelegen deel van de tweede slang.
13. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 10 de einden van de eerste slang buiten bereik van het eerste lichaam zijn gelegen.
14. Pomp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij drukmeetmiddelen zijn voorzien voor het meten van de druk in de behuizing, waarbij schakelmiddelen zijn voorzien voor 15 het in werking stellen van ten minste het eerste lichaam wanneer de gemeten druk in vooraf gekozen mate afwijkt van de gewenste druk en voor het buiten werking stellen van genoemd eerste lichaam wanneer de druk terug binnen vooraf gekozen marges is gebracht.
15. Pomp volgens conclusie 8, waarbij de eerste slang is bevestigd op een eerste huisdeel dat tezamen met het eerste lichaam roteerbaar is ten opzichte van ten minste een tweede huisdeel waarin de tweede slang is aangebracht, waarbij blokkeermiddelen zijn voorzien voor het ten 25 opzichte van het tweede huisdeel vrijgeven of blokkeren van de rotatiemogelijkheid van het eerste huisdeel, een en ander zodanig dat wanneer het eerste huisdeel tezamen met het eerste lichaam ten opzichte van het tweede huisdeel roteert in de eerste slang geen, althans weinig fluïdum 30 wordt verplaatst.
16. Pomp volgens één der conclusies 1-7, voor koppeling aan een slangpomp.
17. Werkwijze voor het verpompen van fluïda, waarbij gebruik wordt gemaakt van een eerste slangpomp, waarbij de 35 slang van de slangpomp althans gedeeltelijk door een behuizing wordt gevoerd en waarbij in de behuizing met 1 0 1 2 C 5 9 v>* behulp van een verdere slangpomp een onderdruk wordt opgebouwd en in stand wordt gehouden, zodanig dat door genoemde onderdruk terugvering van de slang van de eerste slangpomp naar zijn oorspronkelijke vorm wordt ondersteund. 1 ü 1 2 0 3 !?
NL1012039A 1999-05-11 1999-05-11 Pomp met vacu³mmiddelen. NL1012039C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012039A NL1012039C2 (nl) 1999-05-11 1999-05-11 Pomp met vacu³mmiddelen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012039 1999-05-11
NL1012039A NL1012039C2 (nl) 1999-05-11 1999-05-11 Pomp met vacu³mmiddelen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1012039C2 true NL1012039C2 (nl) 2000-11-14

Family

ID=19769179

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1012039A NL1012039C2 (nl) 1999-05-11 1999-05-11 Pomp met vacu³mmiddelen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1012039C2 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3180272A (en) * 1963-07-09 1965-04-27 Roger L Culbertson Deformable-hose fluid pump
DE3703124A1 (de) * 1987-02-03 1988-08-11 Manfred Streicher Schlauchpumpe
US5049048A (en) * 1988-08-12 1991-09-17 KWW Gesellschaft fur Verfahrenstechnik mbH Hose pump
US5342182A (en) * 1992-02-25 1994-08-30 The Regents Of The University Of Michigan Self regulating blood pump with controlled suction

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3180272A (en) * 1963-07-09 1965-04-27 Roger L Culbertson Deformable-hose fluid pump
DE3703124A1 (de) * 1987-02-03 1988-08-11 Manfred Streicher Schlauchpumpe
US5049048A (en) * 1988-08-12 1991-09-17 KWW Gesellschaft fur Verfahrenstechnik mbH Hose pump
US5342182A (en) * 1992-02-25 1994-08-30 The Regents Of The University Of Michigan Self regulating blood pump with controlled suction

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5575631A (en) Curvilinear peristaltic pump
US6296460B1 (en) Rotary cavity pump
US10309388B2 (en) Continuous sample delivery peristaltic pump
NL2000167C2 (nl) Peristaltische pomp.
US4486152A (en) Pump with spring loaded valve
NL1012039C2 (nl) Pomp met vacu³mmiddelen.
KR102335468B1 (ko) 마이크로펌프
US8985980B2 (en) Compressor with rotating cam and sliding end vanes
AU2018379012B2 (en) Micropump
JPS5849712B2 (ja) カイテンバレルポンプ
JPS6316592B2 (nl)
EP3337977B1 (en) Continuous sample delivery peristaltic pump
US6413059B1 (en) Linearized peristaltic pump
US11022106B2 (en) High-pressure positive displacement plunger pump
CN209990926U (zh) 一种方便流量调节的泵阀
CN213360378U (zh) 一种直线式单软管泵
CN108361171A (zh) 乳胶基质柱塞泵
CN208534746U (zh) 一种应用螺杆泵的清桶装置
US9695821B2 (en) Compressor with rotating cam and sliding end vanes
CN111279075A (zh) 旋转筒式泵,具有用于筒的分开的引导装置和对中装置
JP2008537056A (ja) ポンプ
HU189773B (en) Pump for delivering first high-viscosity and inhomogeneous materials
US20170167488A1 (en) Apparatus for driving fluid having a rotating cam and rocker arm
EP1205664B1 (en) Oil transfer pump
KR20100003932A (ko) 이송 피스톤 펌프

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: ABLE TECHNOLOGY B.V.

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20071201