NL1011992C2 - Rakelinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Rakelinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een rakelinrichting bestemd voor toepassing in een zeefdrukinrichting. Bijvoorbeeld in een rotatiezeefdrukinrichting wordt drukmedium middels een rakelelement door een cilindrisch sjabloon op 5 een substraat gedrukt. Een veel toegepast rakelelementtype, met name in textieldruk, is de rakelrol. Hierbij wordt het rakelelement gevormd door een massieve of holle metalen rol die in een werkstand ter plaatse van het drukpunt in het sjabloon ligt. Tijdens het drukproces ligt het sjabloon aan 10 tegen het substraat dat op zijn beurt ondersteund wordt door substraattransportmiddelen, bijvoorbeeld een drukband. Onder de drukband bevindt zich een magneetbalk waarmee de rakelrol stevig tegen het sjabloon en het substraat wordt aangetrokken. De rakelrol is beweegbaar in het sjabloon opgesteld 15 tussen de genoemde werkstand en een vrij van de sjabloon gelegen ruststand. De ruststand is bijvoorbeeld gewenst bij een tijdelijke onderbreking van een drukproces, waarbij het sjabloon van het substraat wordt opgetild en blijft roteren terwijl het substraat stil staat. Doel hiervan is het lekken 20 van drukmedium uit het sjabloon en indrogen van drukmedium in het sjabloon te voorkomen. Teneinde te voorkomen dat drukmedium in deze situatie uit het sjabloon wordt gedrukt en het sjabloon teveel belast wordt, mag de rakelrol hierbij niet in het sjabloon liggen.

25 Bijvoorbeeld EP-A-0 408 704 openbaart een rakelinrich ting met een langwerpige steunlijst die kan worden opgenomen in een buiten het sjabloon gelegen ophanging van een zeefdrukinrichting. Op de steunlijst zijn meerdere permanentmag-neten voorzien die in staat zijn de rakelrol aan te trekken 30 en vast te houden wanneer het magneetveld onder de drukband wordt weggenomen. De rakelrol komt dan in de ruststand te liggen tegen een daartoe bestemd wanddeel van de steunlijst. Indien het magneetveld onder de drukband weer wordt aangebracht, dan moet deze groot genoeg zijn om de rakelrol los 101 1992 - 2 - te trekken van de permanentmagneten in de steunlijst.

Nadelig bij deze bekende Takelinrichting is dat de permanentmagneten in de steunlijst tijdens het drukproces constant een aanzienlijke kracht op de rakelrol uitoefenen 5 die de aantrekkende kracht van de magneetbalk onder de drukband tegenwerkt. Dit vertaalt zich in hoge eisen aan de stijfheid van de Takelinrichting, en leidt tot grote moeilijkheden bij de onderlinge dimensionering van de respectieve magneetvelden. In een poging deze moeilijkheden te ver-10 mijden zijn in EP-A-0 408 704 de permanentmagneten op een verticale afstand boven het onderste uiteinde van de steunlijst in de steunlijst geplaatst. Dit heeft echter weer het nadeel, dat dit het magneetveld ter plekke van de werkstand verzwakt. De permanentmagneten in de steunlijst moeten 15 namelijk enerzijds sterk genoeg zijn om de rakelrol uit zijn werkstand op te tillen, en anderzijds niet te sterk zijn om te waarborgen dat de magneetbalk onder de drukband in staat is om de rakelrol uit zijn ruststand van de steunlijst te trekken. Gebleken is dat het in de praktijk niet goed moge-20 lijk is om gelijktijdig aan beide eisen te voldoen. Tijdens het drukproces wordt constant een aanzienlijke tegenwerkende kracht op de rakelrol uitgeoefend. Hierdoor is het vrijwel niet mogelijk om de rakelrol voldoende vrij te laten lopen van de steunlijst. De rakelrol wordt hierdoor afgeremd en 25 belast daarbij het sjabloon. De spleetbreedte tussen de rakelrol en de steunlijst zal door compenserende tegenkrachten gaan variëren over de langsrichting van de Takelinrichting met het gevaar dat drukmedium naar de verkeerde zijde van de rakelrol stroomt. Verder is het nadelig dat de mag-30 neetbalk onder de drukband alleen op relatief kleine afstanden de rakelrol uit zijn ruststand kan trekken. Buiten de invloedssfeer van de magneetbalk staat de rakelrol hierdoor altijd in de ruststand.

De uitvinding heeft tot doel bovengenoemde nadelen te 35 ondervangen en in het bijzonder een goed werkende Takelinrichting te verschaffen die ook op bestaande zeefdrukinrich-tingen kan worden toegepast.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een 1011992 - 3 - rakelinrichting volgens conclusie 1. De Takelinrichting werkt samen met een rakelelement, bijvoorbeeld een rakelrol of strijkrakel, dat ten minste voor een deel uit een magne-tiseerbaar materiaal vervaardigd is. Het rakelelement is 5 beweegbaar tussen een werkstand en een ruststand, en wordt begrensd door een steunlijst. Op de steunlijst zijn magnetische middelen voorzien voor het opwekken van een aantrekkende kracht van een magneetveld ter plaatse van een aanlig-gingswanddeel van de steunlijst. Verder zijn schakelmiddelen 10 voorzien die samenwerken met de magnetische middelen. In de ingeschakelde stand wordt het magneetveld ter plaatse van het aanliggingswanddeel aangebracht, terwijl in de uitgeschakelde stand het magneetveld ter plaatse van het aanliggingswanddeel wordt weggenomen. Het magneetveld is voldoende 15 sterk om in de ingeschakelde stand het rakelelement vanuit de werkstand naar de ruststand tegen het aanliggingswanddeel te trekken. Met voordeel hoeft het rakelelement tijdens een drukproces nagenoeg alleen een magneetveld dat onder sub-straattransportmiddelen wordt opgewekt te voelen, het mag-20 neetveld van de steunlijst kan dan worden uitgeschakeld of weggenomen. Wanneer het drukproces gestopt wordt, kan het magneetveld van de steunlijst worden ingeschakeld of aangebracht, en het magneetveld onder de substraattransportmidde-len worden uitgeschakeld of weggenomen. Door het wegvallen 25 van de elkaar tegenwerkende krachten kunnen minder strenge eisen worden gesteld aan de stijfheid van de Takelinrichting. Deze kan lichter worden uitgevoerd, hetgeen met name bij lange Takelinrichtingen (grote drukbreedten) van belang is, de handelbaarheid neemt hierdoor aanzienlijk toe. In de 30 werkstand kan de spleetbreedte tussen het rakelelement en de steunlijst binnen nauwkeurig bepaalde grenzen gehouden worden. Vervormingen van de Takelinrichting door de elkaar tegenwerkende magneetkrachten blijven achterwege en maken spleetbreedtes van circa 1 mm mogelijk zonder dat het gevaar 35 bestaat dat het rakelelement tijdens het drukproces aan gaat lopen tegen de steunlijst. Het magneetveld van de magnetische middelen op de steunlijst kan in de ingeschakelde stand zo ver mogelijk onderin de steunlijst worden aangebracht en 1011992 - 4 - hoeft minder krachtig te worden uitgevoerd omdat de afstand tussen de werkstand en de ruststand klein is. Hierdoor kunnen de magnetische middelen lichter worden uitgevoerd. Anderzijds kunnen door deze kleinere afstand ook rakelrollen 5 met een kleine tot zeer kleine diameter nog uit het drukme-dium worden opgepakt tot in de ruststand.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn vastgelegd in conclusie 2-15.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een zeef-10 drukinrichting volgens conclusie 16 en 17 en een werkwijze voor het wassen op een drukpositie van een zeefdrukinrich-ting volgens conclusie 18 en 19 en een rakel met rakelin-richting en rakelelement volgens conclusie 20.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 15 van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een schematisch aanzicht is in dwarsdoorsnede van een sjabloon met een daarin aangebrachte rakelinrichting volgens de uitvinding met een rakelelement in een werkstand; fig. 2 een aanzicht is overeenkomstig fig. 1 met het 20 rakelelement in een ruststand; fig. 3 een aanzicht is in perspectief van een variant van de rakelinrichting in fig. 1 met het rakelelement in een ruststand; fig. 4 een aanzicht is in perspectief van een variant 25 van de magnetische middelen met schakelmiddelen in de uitgeschakelde stand; fig. 5 een aanzicht is overeenkomstig fig. 4 met de schakelmiddelen in de ingeschakelde stand; fig. 6 een aanzicht is in perspectief van een steun-30 lijst; fig. 7 een aanzicht is in perspectief van een variant van de rakelinrichting in fig. 1 met het rakelelement in een werkstand; fig. 8 een aanzicht is overeenkomstig fig. 7 met de 35 schakelmiddelen in de ingeschakelde stand en met het rakelelement in een ruststand; fig. 9 een aanzicht is in perspectief van een variant van de magnetische middelen met schakelmiddelen in de uitge- 1011992 - 5 - schakelde stand en met het rakelelement in een werkstand; fig, 10 een aanzicht is in perspectief met uiteengenomen delen van een variant van de magnetische middelen; fig, 11 een aanzicht is overeenkomstig fig. 10 in de 5 samengestelde stand en met de schakelmiddelen in de inge schakelde stand en met het rakelelement in de ruststand; en fig. 12 een schematisch zijaanzicht is van een voorkeur suitvoeringsvorm van een zeefdrukinrichting volgens de uitvinding.

10 In fig. 1 is een drukpositie weergegeven met een te bedrukken substraat 1 dat over substraattransportmiddelen 2, die hier een over ondersteuningswalsen en eindwalsen geleidde drukband omvatten, langs een roteerbaar sjabloon 3 wordt geleid. Binnenin het sjabloon 3 is een rakelinrichting 4 15 opgesteld. De rakelinrichting 4 werkt samen met een rakel element 5 dat hier wordt gevormd door een rakelrol 6. De rakelrol 6 is ten minste voor een deel uit een magnetiseer-baar materiaal vervaardigd en wordt bijvoorbeeld gevormd door een massieve of holle metalen rol. Onder het substraat 20 1 zijn bedienbare magnetische middelen 10 opgesteld, bij voorbeeld een magneetbalk die zich evenwijdig aan de Takelinrichting uitstrekt. Tijdens een drukproces wordt de magneetbalk 10 ingeschakeld en wordt de rakelrol 6 in aanlig-ging op het sjabloon 3 vastgehouden in een werkstand en 25 stevig tegen het sjabloon 3 getrokken. De rakelrol 6 gaat meedraaien met het aangedreven sjabloon 3 en druk opbouwen in het drukmedium dat voor de rakelrol 6 in het sjabloon 3 ligt. De werkstand van de rakelrol 6 is gelegen binnen een werkruimte die in de drukrichting voor de rakelinrichting 4 30 ligt, en die wordt begrensd door een steunlijst 12 van de rakelinrichting. De steunlijst 12 omvat een drukmediumver-deelpijp 13 voor het toevoeren van drukmedium aan één zijde van de rakelrol 6. De steunlijst 12 voorkomt dat het drukmedium naar de verkeerde zijde van de rakelrol 6 stroomt en 35 ligt hiertoe tijdens het drukken op een kleine afstand van de rakelrol 6. Bij voorkeur ligt de rakelrol 6 vrij van de steunlijst 12 zodat de rakelrol 6 vrij aangedreven kan worden door het sjabloon 3.

101199* - 6 -

In de steunlijst 12 zijn schakelmiddelen 14 voorzien die samenwerken met magnetische middelen 15. De schakelmiddelen 14 worden gevormd door een zuiger-cilindersysteem, waarbij een permanentmagneet 17 van de magnetische middelen 5 15 als zuiger in een cilinder heen en weer kan worden bewo gen door een geschikte hydraulische of pneumatische drukop-bouw aan een van beide zuigerzijden. De cilinder heeft hiertoe twee aansluitpunten 19 die via slangen met aangestuurde ventielen op een drukvat kunnen worden aangesloten. 10 De permanentmagneet 17 beweegt hierbij tussen een ingeschakelde en een uitgeschakelde stand. In de uitgeschakelde stand (fig. 1) bevindt de permanentmagneet 17 zich aan de achterzijde van de steunlijst 12. De grootste concentratie van het magneetveld van de permantentmagneet 17 is dan in 15 hoofdzaak weggenomen van de voorzijde van de steunlijst 12, waardoor de invloed op de rakelrol 6 klein is. De rakelrol 6 zal als gevolg van de zwaartekracht en/of de aantrekkende kracht van de magneetbalk 10 in de werkstand vallen en bijdragen aan het drukproces. In de ingeschakelde stand 20 (fig. 2) bevindt de permanentmagneet 17 zich aan de voorzijde van de steunlijst 12, vlak achter een daartoe bestemd aanliggingswanddeel 20. Het magneetveld van de permanentmagneet 17 heeft in deze stand zijn grootste concentratie bij het wanddeel 2 0 en is dan ten minste voldoende groot om de 25 rakelrol 6 vanuit de werkstand omhoog te tillen naar een ruststand waarin de rakelrol 6 aanligt tegen het wanddeel 20. Met voordeel worden de magneetbalk 10 en de magnetische middelen 15 alleen beurtelings ingeschakeld, zodat er geen elkaar tegenwerkende krachten op de rakelrol 6 worden uitge-30 oefend.

De uitvoeringsvorm van de magnetische middelen 15 met de permanentmagneet 17 heeft als grote voordeel dat de permanentmagneet 17, nadat deze eenmaal in de ingeschakelde stand is gebracht, de rakelrol 6 tegen het wanddeel 20 aan 35 blijft trekken, ook indien de gehele rakelinrichting 4 uit het sjabloon 3 verwijderd wordt. Het zuiger-cilindersysteem hoeft hiervoor niet aangesloten te blijven op het drukvat, de druk is slechts benodigd voor het schakelen.

1011992 - 7 -

Zoals te zien in fig. 1 en 2 zijn de magnetische middelen 15 onderin de steunlijst 12 aangebracht. De afstand tussen de zich in de werkstand bevindende rakelrol 6 en de magnetische middelen 15 is hierdoor met voordeel minimaal, 5 waardoor de permanentmagneet 17 in de ingeschakelde stand slechts een kleine afstand hoeft te overbruggen en relatief zwak en licht van gewicht kan worden uitgevoerd.

Naast de getoonde zuiger-cilindersystemen kunnen de permanentmagneten ook middels andersoortige bewegingsmidde-10 len heen en weer worden bewogen.

In fig. 3 is een variant getoond waarbij de magnetische middelen 30 meer bovenin de steunlijst 31 zijn geplaatst. De magnetische middelen 30 omvatten hier twee naast elkaar opgestelde permanentmagneten die tussen een in- en uitge-15 schakelde stand heen- en weer kunnen worden bewogen in zuiger-cilinder systemen. De permanentmagneten zijn ten opzichte van elkaar met tegengestelde polen naar de voorzijde van de steunlijst 31 gericht. Op de voorzijde van de steunlijst 31 zijn twee fluxconcentratorlichamen 32 voorzien 20 voor het geconcentreerd verdergeleiden van het magneetveld van de magnetische middelen 30 naar een aanliggingswanddeel meer onderin de steunlijst 31. In de ingeschakelde stand komen beide permanentmagneten aan te liggen tegen de f luxconcentratorlichamen 32, en wordt de rakelrol 34 in de 25 ruststand tegen het daartoe bestemde aanliggingswanddeel getrokken.

In een niet-getoonde variant omvatten de magnetische middelen een of meerdere vast opgestelde permanentmagneten. De magneten zijn hierbij op een relatief grote afstand van 30 een daartoe bestemd aanliggingswanddeel van een steunlijst geplaatst. De schakelmiddelen omvatten een beweegbaar flux-concentratorlichaam, In de ingeschakelde stand ligt het lichaam met een einde aan tegen een magneetpool en mondt met zijn vrije einde uit nabij het aanliggingswanddeel. In de 35 uitgeschakelde stand ligt het lichaam niet meer aan tegen de magneetpool en/of mondt met zijn vrije einde uit op afstand van het aanliggingswanddeel. Een tegengestelde magneetpool kan aansluiten op een gelijksoortig beweegbaar fluxconcen- 1011992 - 8 - tratorlichaam of op een vast opgesteld fluxconcentratorli-chaam.

In fig. 4 en 5 worden de magnetische middelen gevormd door een permanentmagneet 40, waarvan de beide magneetpolen 5 via fluxconcentratorlichamen 41 respectievelijk 42 naar een gewenst punt worden geleid en op een kleine afstand van elkaar uitmonden. De magnetische middelen werken samen met schakelmiddelen die hier een beweegbaar fluxconcentratorli-chaam 43 omvatten. In fig. 4 worden de lichamen 41 respec-10 tievelijk 42 halverwege kortgesloten door het fluxconcentra-torlichaam 43. In deze uitgeschakelde stand zal het magneetveld dat afkomstig is van de permanentmagneet 40 de kortste weg kiezen en in hoofdzaak lopen via de lichamen 41, 42 en 43. De rakelrol 44 wordt in deze stand niet voldoende aange-15 trokken om omhoog getild te worden en valt in zijn werk-stand. In fig. 5 is het fluxconcentratorlichaam 43 naar de ingeschakelde stand bewogen, waarin het niet langer aanligt tegen de lichamen 41, 42. In deze stand komt de grootste concentratie van het magneetveld terecht bij de luchtspleet 20 die is vrijgelaten tussen de vrije einden van de lichamen 41 en 42 en trekt aldaar de rakelrol 44 omhoog naar zijn ruststand. De magnetische middelen zoals weergegeven in fig. 4 en 5 kunnen bijvoorbeeld worden opgenomen in een steunlijst 60 zoals weergegeven in fig. 6. Het aanliggingswanddeel 61 25 bevindt zich hierbij in het onderste deel van de voorzijde van de steunlijst 60 en wordt in de gemonteerde stand begrensd door de vrije einden van de lichamen 41 en 42.

In fig. 7 en 8 omvatten de magnetische middelen ten minste twee naast elkaar vast opgestelde permanentmagneten 30 70 die met tegengestelde polen aan de voorzijde aansluiten op eveneens vast opgestelde fluxconcentratorlichamen 71 en 72. Binnenin de steunlijst 73 bevindt zich een beweegbaar fluxconcentratorlichaam 74 dat in de uitgeschakelde stand de lichamen 71 en 72 met elkaar kortsluit (fig. 7) en deze in 35 de ingeschakelde stand vrijgeeft (fig. 8).

Zowel bij de uitvoeringsvorm in fig. 4 en 5 als in fig. 7 en 8 kunnen in één steunlijst meerdere, respectievelijk meerdere paren vast opgestelde permanentmagneten worden 1011992 - 9 - voorzien die centraal met één beweegbaar fluxconcentratorli-chaam kunnen worden geschakeld. In plaats van in langsrich-ting kan het f luxconcentratorlichaam ook in elke andere gewenste richting worden bewogen, bijvoorbeeld in een rich-5 ting dwars op de steunlijst.

In fig. 9 omvatten de magnetische middelen een elektromagneet 90. De elektromagneet 90 kan met behulp van een geschikte schakelaar aan- en uitgeschakeld worden. Ook hier worden de respectieve magneetpolen geconcentreerd verder 10 geleid naar een gewenste plaats door vast opgestelde flux-concentratorlichamen 91 en 92. De elektromagneet 90 is zeer eenvoudig bedienbaar en heeft als voordeel dat in de uitgeschakelde stand het gehele magneetveld wordt weggenomen.

In een variant is de elektromagneet 90 uitgevoerd met 15 een magnetiseerbare magneetkern die ook nadat de stroom is weggenomen zijn magnetische eigenschappen gedurende een bepaalde tijd, bijvoorbeeld tijdens opslag van rakels, vasthoudt. De elektromagneet 90 kan dan ook bestaan uit een spoel met een daarin geplaatste kern van permanent magneti-20 seerbaar materiaal, welk materiaal ook in een permanente nagenoeg gedemagnetiseerde toestand gebracht kan worden, waarbij het schakelen tussen de gemagnetiseerde en de niet gemagnetiseerde toestanden van het kernmateriaal wordt bewerkstelligd door het tijdelijk bekrachtigen van de spoel 25 voor het magnetiseren, respectievelijk ontmagnetiseren van het kernmateriaal. Een dergelijke elektromagneet 90 hoeft slechts voor het schakelen tijdelijk met stroom bekrachtigd te worden, waarna het kernmateriaal gedurende een redelijk lange tijd in de gemagnetiseerde, respectievelijk gedemagne-30 tiseerde toestand blijft. In deze uitvoeringsvorm kunnen de fluxconcentratorlichamen 91 en 92 achterwege blijven en kan de elektromagneet 90 (spoel met kern) onderin de steunlijst van de rakelinrichting geplaatst worden.

In fig. 10 en 11 is een variant weergegeven waarin een 35 permanentmagneet 100 en een elektromagneet 101 naast elkaar zijn opgesteld en beide met hun polen aansluiten op fluxcon-centratorlichamen 102 en 103. De permanentmagneet 100 en de elektromagneet 101 kunnen zodanig worden uitgevoerd dat de 1011992 - 10 - magneetvelden elkaar in hoofdzaak opheffen zodra de elektromagneet 101 wordt ingeschakeld. Het inschakelen van de elektromagneet 101 betekent dan het uitschakelen van de magnetische middelen in hun geheel. In de ingeschakelde 5 stand van de magnetische middelen, oftewel de uitgeschakelde stand van de elektromagneet 101, verschaft de permanentmag-neet 100 een magneetveld dat sterk genoeg is om een rakel-element aan te trekken en naar de ruststand omhoog te tillen .

10 In een variant wordt de schakeling van de elektromag neet 101 zodanig uitgevoerd dat beide stroomrichtingen mogelijk zijn, en wordt de elektromagneet 101 uitgevoerd als een spoel met een daarin geplaatste kern van een in elk van beide tegengestelde spoelrichtingen naar keuze permanent 15 magnetiseerbaar materiaal. Door het tijdelijk met stroom bekrachtigen van de spoel in een gewenste stroomrichting kan de richting van de permanente magnetisatie van de kern dan parallel aan of tegengesteld aan de magneetveldrichting van de permanentmagneet 100 worden geschakeld, waardoor de 20 magneetvelden opgeteld worden, respectievelijk kortgesloten worden. Het is dan mogelijk om in de ene stand de magneetvelden van de permanentmagneet 100 en de kern van de elektromagneet 101 elkaar te laten versterken, en in de andere stand de magneetvelden van de permanentmagneet 100 en de 25 kern van de elektromagneet 101 elkaar in hoofdzaak te laten opheffen. Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat na het parallel schakelen van de magneetvelden de twee magneten tezamen een zeer grote aantrekkende kracht uitoefenen op het rakelelement. Het rakelelement kan dan eenvoudig van de 30 werkstand naar de ruststand worden getild. Zodra het rakelelement zich in de werkstand of de ruststand bevindt, kan de stroom door de spoel van de elektromagneet 101 geheel worden uitgeschakeld aangezien de permanente magnetisatie van de kern van de elektromagneet 101 dan permanent tegengesteld, 35 respectievelijk parallel aan het magneetveld van de permanentmagneet blijft staan. Dit heeft weer als grote voordeel dat de Takelinrichting samen met het daaraan in zijn ruststand aanliggende rakelelement uit het sjabloon kan worden 1011992 - 11 - verwijderd zonder dat een elektrische verbinding hoeft te worden gehandhaafd tussen de elektromagneet en een stroombron. Verder is tijdens het drukken in de werkstand evenmin stroomvoorziening nodig. Slechts voor het schakelen is 5 tijdelijke bekrachtiging met stroom nodig. Indien het rakel-element naar zijn werkstand moet worden gebracht, wordt de magneetveldrichting door de kern van de elektromagneet 101 omgekeerd, waardoor de magneetvelden elkaar opheffen en het rakelelement los laten.

10 In een andere uitvoeringsvorm zouden de permanentmag- neet 100 en de elektromagneet 101 (met spoel en kern met bi-stabiele omschakelbare permanente magnetisatie) ook op elkaar gelegd kunnen worden, zodat ze dan in serie staan met parallel, dan wel anti-parallel geschakelde magneetvelden. 15 In dat geval zouden de fluxconcentratorlichamen 102 en 103 dan achterwege kunnen blijven en zouden de permanentmagneet 100 met de seriegeschakelde elektromagneet 101 dan onderin de steunlijst van de Takelinrichting geplaatst kunnen worden, met de permanentmagneet 100, dan wel de elektromagneet 20 101, grenzend aan het aanliggingswanddeel 20. De werking van een Takelinrichting volgens deze uitvoeringsvorm is analoog aan die volgens de voorgaande alinea.

Behalve met de getoonde rakelrol kan de rakelinrichting volgens de uitvinding ook samenwerken met een andersoortig 25 rakelelement, bijvoorbeeld een strijkrakelelement dat voor zien is van een rakelblad. Van belang is dat het stri jkrakelelement ten minste voor een deel uit een magnetiseerbaar materiaal vervaardigd is.

In fig. 12 is een klein deel van een zeefdrukinrichting 30 weergegeven. De inrichting omvat drukposities 120 met elk een uitneembaar sjabloon 121 en een daarin opgenomen rakelinrichting 122 volgens de uitvinding. Langs de drukposities 120 wordt een substraat 123 gevoerd door middel van sub-straattransportmiddelen. In feite wordt het substraat voor 35 de duur van de loop door de drukinrichting tijdelijk vastgelijmd op een eindloze drukband 126 die over eindwalsen 124 en verdere ondersteuningswalsen door de drukinrichting loopt, zoals dat bijvoorbeeld voor het continu bedrukken van 101 1992 - 12 - baanvormige textielsubstraten algemeen bekend is in de rotatiezeefdruktechnieken. Onder het substraat 123 zijn be-dienbare magnetische middelen, bijvoorbeeld een magneetbalk 125 voorzien. Het sjabloon 121 met rakelinrichting 122 kan 5 tussen een drukstand en een vrijstand worden bewogen ten opzichte van het substraat 123. De vrij stand is hierbij weergegeven voor drukpositie 120a, de drukstand is weergegeven voor drukpositie 120b. Voor elke drukpositie 120 is een beweegbaar scherm 130 voorzien dat beweegbaar is tussen een 10 parkeerstand (drukpositie 120b) en een afschermstand (drukpositie 120a) . In de afschermstand vormt het scherm 130 een afscherming tussen de onderzijde van het sjabloon 121 en het substraat 123. In deze stand kan het sjabloon 121 en/of de rakelinrichting 122 worden bevochtigd of gewassen. Met 15 voordeel wordt hierbij de schakelbaarheid van de magnetische middelen in de steunlijst van de rakelinrichting 122 toegepast. Tijdens het wassen van het sjabloon 121 en/of de rakelinrichting 122 wordt wasvloeistof toegevoerd. Afhankelijk van de vervuilingsgraad en het stadium van wassen kan 20 het rakelelement al dan niet naar zijn werkstand worden bewogen of herhaald tussen zijn werkstand en zijn ruststand heen en weer worden bewogen. Het wasproces kan hierdoor aanzienlijk door het dienovereenkomstig schakelen van de magnetische middelen in de steunlijst worden bespoedigd en verbe-25 terd. De schermen 130 zorgen ervoor dat de wasvloeistof wordt opgevangen en afgevoerd, zonder daarbij op het substraat 123 terecht te komen. De werkstand kan volgens de uitvinding met voordeel ook worden bereikt terwijl het sjabloon 121 en de rakelinrichting 122 op een relatief grote 30 afstand van de magneetbalk 125 liggen en daarvan worden gescheiden door een scherm 130.

Aldus is het volgens de uitvinding mogelijk om de middelen voor het tussen een werkstand en een ruststand heen en weer bewegen van een rakelelement in een sjabloon van een 35 zeefdrukinrichting licht, goedkoop en eenvoudig uit te voeren. Dit betreft zowel de magnetische middelen in de steunlijst van de rakelinrichting alsook de magnetische middelen die zijn opgesteld onder het substraat (bijvoor- 1011992 - 13 - beeld een magneetbalk). De schakelbaarheid van de magnetische middelen in de steunlijst voorkomt met voordeel de situatie van elkaar tegenwerkende magneetvelden en kan met voordeel ook worden toegepast buiten het drukproces om, 5 bijvoorbeeld tijdens een washandeling. Het vermijden van de elkaar tegenwerkende magneetvelden vergroot de nauwkeurigheid van het doseren van drukmedium tijdens een drukproces, omdat de positie van het rakelelement ten opzichte van het sjabloon en ten opzichte van de steunlijst zeer nauwkeurig 10 kan worden gecontroleerd.

Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten mogelijk. Zo kunnen de magnetische middelen in de steunlijst ook combinaties van naast elkaar opgestelde varianten omvatten .

1011992

Claims (20)

1. Rakelinrichting voor het opbrengen van drukmedium op een substraat (1) , in samenwerking met een rakelelement (5) dat ten minste voor een deel uit een magnetiseerbaar materiaal vervaardigd is en beweegbaar is tussen een werkstand en 5 een ruststand, welke rakelinrichting omvat: een steunlijst (12) voor het begrenzen van een werkruimte waarbinnen de werkstand van het rakelelement (5) gelegen is; en magnetische middelen (15) die op de steunlijst (12) 10 zijn voorzien voor het opwekken van een magneetveld ter plaatse van een daartoe bestemd aanliggingswanddeel (20) van de steunlijst (12) voor het in de ruststand tegen het aanliggingswanddeel (20) trekken van het rakelelement (5); met het kenmerk, dat schakelmiddelen (14) zijn voorzien die 15 samenwerken met de magnetische middelen (15) voor het in een ingeschakelde stand aanbrengen en in een uitgeschakelde stand in hoofdzaak wegnemen van het magneetveld ter plaatse van het aanliggingswanddeel (20).

2. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magne tische middelen (15) ten minste een permanentmagneet (17) omvatten, en de schakelmiddelen (14) bewegingsmiddelen omvatten voor het heen en weer bewegen van de permanentmagneet (17) . 25

3. Rakelinrichting volgens conclusie 2, waarbij de bewegingsmiddelen een tweezijdig werkend zuiger-cilindersysteem omvatten.

4. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magne tische middelen (15) ten minste een permanentmagneet omvatten, en de schakelmiddelen (14) een ten minste gedeeltelijk beweegbaar fluxconcentratorlichaam omvatten voor het in de ingeschakelde stand vanaf een magneetpool geconcentreerd 35 verdergeleiden van het magneetveld naar het aanliggingswanddeel (20) , en het in de uitgeschakelde stand weggeleiden van 1011993 - 15 - het magneetveld van het aanliggingswanddeel (20).

5. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magnetische middelen (15) ten minste een permanentmagneet (40) 5 omvatten, en de schakelmiddelen (14) een ten minste gedeeltelijk beweegbaar fluxconcentratorlichaam (43) omvatten voor het in de uitgeschakelde stand kortsluiten en in de ingeschakelde stand vrijgeven van twee tegengestelde magneetpo-len. 10

6. Rakelinrichting volgens conclusie 5, waarbij de magnetische middelen (15) ten minste twee permanente magneten (70) omvatten, en het fluxconcentratorlichaam (74) in de uitgeschakelde stand twee tegengestelde magneetpolen van de 15 respectieve magneten (70) kortsluit.

7. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magnetische middelen (15) ten minste een elektromagneet (90) omvatten, en de schakelmiddelen (14) een schakelaar voor het 20 in de uitgeschakelde stand onderbreken van de stroomkring naar de elektromagneet (90) omvatten.

8. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magnetische middelen (15) ten minste een elektromagneet (90) 25 omvatten, welke elektromagneet (90) een spoel omvat met een daarin geplaatste kern van permanent magnetiseerbaar materiaal dat ook permanent nagenoeg gedemagnetiseerd kan worden.

9. Rakelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de magne-30 tische middelen (15) ten minste een permanentmagneet (100) en een elektromagneet (101) omvatten, welke elektromagneet (101) een spoel omvat met een daarin geplaatste kern van permanent magnetisch materiaal waarvan de magnetisatierich-ting parallel aan of tegengesteld aan de magneetveldrichting 35 van de permanentmagneet (100) kan worden geschakeld, waarbij de schakelmiddelen (14) een schakelaar voor het onderbreken en omkeren van de stroomkring naar de spoel van de elektromagneet (101) omvatten, en waarbij de magneetvelden van de 1011992 - 16 - permanentmagneet (100) en de kern van de elektromagneet (101) elkaar in de uitgeschakelde stand in hoofdzaak opheffen .

10. Rakelinrichting volgens conclusie 9, waarbij de mag neetvelden van de permanentmagneet (100) en de kern van de elektromagneet (101) elkaar in de ingeschakelde stand versterken .

11. Rakelinrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, waarbij een of meerdere fluxconcentratorlichamen (32; 41, 42; 71, 72; 91, 92; 102, 103) zijn voorzien voor het in de ingeschakelde stand verdergeleiden van het magneetveld naar het aanliggingswanddeel (20). 15

12. Rakelinrichting volgens één van de conclusies 1-11, waarbij het rakelelement (5) een rakelrol (6) is, met een massieve of holle metalen rol.

13. Rakelinrichting volgens één van de conclusies 1-11, waarbij het rakelelement (5) een strijkrakelelement is, met een metalen huis en een daarin opgenomen rakelblad.

14. Rakelinrichting volgens één van de voorgaande conclu-25 sies, waarbij in langsrichting naast elkaar meerdere magneten zijn voorzien.

15. Rakelinrichting volgens conclusie 14, waarbij de meerdere magneten zodanig zijn opgesteld dat telkens tegenge- 30 stelde polen naast elkaar liggen.

16. Zeefdrukinrichting voor het bedrukken van een substraat, omvattende: ten minste een drukpositie met een uitneembaar sjabloon 35 (3) , een drukmediumtoevoer en een rakelinrichting (4) met een bijbehorend rakelelement (5), volgens één van de conclusies 1-15; substraattransportmiddelen (2) voor een langs de druk- 1011992 - 17 - positie voeren van een substraat (1); bedienbare magnetische middelen (10) voorzien onder de substraattransportmiddelen (2), respectievelijk een daaroverheen gevoerd substraat, voor het in een ingeschakelde 5 stand in de werkstand trekken van het rakelelement (5); waarbij bedieningsmiddelen zijn voorzien voor het schakelen van de schakelmiddelen (14) voor het in hoofdzaak wegnemen van het magneetveld van de magnetische middelen (15) in de steunlijst (12) ter plaatse van het aanliggingswanddeel (20) 10 indien de magnetische middelen (10) onder de substraattrans-portmiddelen (2) zijn ingeschakeld.

17. Zeefdrukinrichting volgens conclusie 16, verder omvattende : 15. een bewegingsmechanisme voor het tussen een drukstand en een vrij stand ten opzichte van elkaar bewegen van het sjabloon (121) met rakelinrichting (122) met bijbehorend rakelelement, en de substraattransportmiddelen (124); en een scherm (130) dat beweegbaar is tussen een parkeer-20 stand en een afschermstand, in welke afschermstand het scherm (130) een afscherming vormt tussen het sjabloon (121) en de substraattransportmiddelen (126) respectievelijk een daaroverheen gevoerd substraat (123) .

18. Werkwijze voor het wassen op een drukpositie van een zeefdrukinrichting volgens conclusie 16, waarbij het magneetveld van de magnetische middelen (15) in de steunlijst (12) ter plaatse van het aanliggingswanddeel (20) naar keuze wordt weggenomen dan wel aangebracht of herhaald afwisselend 30 wordt weggenomen en aangebracht, voor het in het sjabloon (3) leggen respectievelijk daaruit optillen van het rakelelement (5) , en wasvloeistof aan de drukpositie wordt toegevoerd .

19. Werkwijze voor het wassen op een drukpositie van een zeefdrukinrichting volgens conclusie 17, waarbij het sjabloon (121) met rakelinrichting (122) in de vrijstand wordt geplaatst, het scherm (130) in de afschermstand wordt ge- 101 1992 - 18 - plaatst, het magneetveld van de magnetische middelen (15) in de steunlijst ter plaatse van het aanliggingswanddeel naar keuze wordt weggenomen dan wel aangebracht, of herhaald afwisselend wordt weggenomen en aangebracht, voor het tussen 5 de werkstand in het sjabloon (121) en de ruststand aan de steunlijst (12) bewegen van het rakelelement, en wasvloeistof aan de drukpositie wordt toegevoerd.

20. Rakel omvattende een rakelinrichting volgens één der 10 conclusies 1 t/m 15 en een daarmee samenwerkend rakelelement (5) dat ten minste voor een deel uit een magnetiseerbaar materiaal vervaardigd is en beweegbaar is tussen een werkstand en een ruststand. 1011992