NL1011212C2 - Transportmiddel voor het transporteren van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of grondstoffen daarvoor, en werkwijze voor het transporteren en opslaan van genoemde structuren. - Google Patents

Description

TRANSPORTMIDDEL VOOR HET TRANSPORTEREN VAN IN HOOFDZAAK DROOG MATERIAAL MET EEN ALGEMEEN KORRELIGE OF BROKVORMIGE STRUCTUUR OF ENIGE COMBINATIE VAN GENOEMDE STRUCTUREN, ZOALS DROOGVOER VOOR VEE OF GRONDSTOFFEN DAARVOOR, EN WERKWIJZE VOOR HET TRANSPORTEREN EN OPSLAAN VAN DE

GENOEMDE STRUCTUREN

De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel voor het transporteren van in hoofdzaak droog materiaal met algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, 5 zoals droogvoer voor vee of grondstoffen daarvoor, met het kenmerk dat het transportmiddel is voorzien van één of meer onderling gescheiden compartimenten voor opslag van het materiaal en van ten minste één met één of meer van de compartimenten in verbinding staande losopening 10 voor het lossen van het materiaal.

De samenstelling van het veevoer, dat naar een veehouder op een boerenbedrijf wordt getransporteerd, wordt heden ten dagen nagenoeg op recept gemaakt, daar de samenstelling van het veevoer afhankelijk is van de soort 15 dieren, de levertijd, het doel van de dieren enz.. Aangezien een boerenbedrijf gewoonlijk kleine hoeveelheden (ongeveer 4 ton) in opslag heeft, is het noodzakelijk dat het transportmiddel een groot aantal compartimenten heeft om de kleine hoeveelheden veevoer 20 van verschillende samenstelling tegelijkertijd te kunnen transporteren. Daar bijvoorbeeld een vrachtwagen zo'n 36 ton voer kan vervoeren, dient een dergelijk transportmiddel al gauw minimaal zes compartimenten te bevatten.

25 Ten einde elk compartiment afzonderlijk aan de onderzijde van het transportmiddel te kunnen legen is volgens de uitvinding in de trekker een tweede losopening voorzien.

1011212 2

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het transportmiddel een trekker en een oplegger, die beiden zijn voorzien van bestuurbare wielassen. Hierdoor is het mogelijk om met een groot 5 transportmiddel nauwkeurig te manoeuvreren. Dit is van belang daar een gewoonlijk terrein van een boerenbedrijf niet ingesteld is op grote transportmiddelen, zoals een vrachtwagen.

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor 10 het transporteren en opslaan van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of grondstoffen daarvoor, welke werkwijze de volgende stappen omvat: 15 a) het op een eerste lokatie laden van één of meer soorten van het materiaal in een transportmiddel, dat is voorzien van één of meer onderling gescheiden compartimenten voor opslag van het materiaal; en b) het verplaatsen van het transportmiddel van de eerste 20 lokatie naar een tweede lokatie.

Een dergelijke werkwijze is uit de praktijk bekend, bijvoorbeeld voor transport van droogvoer voor vee van een leverancier naar een boerenbedrijf en opslag van het veevoer bij het boerenbedrijf. Bij de bekende 25 werkwijze vindt het transport plaats middels een vrachtwagen, die voor het lossen van het veevoer is voorzien van blaasapparatuur, waarmee het veevoer in op het boerenbedrijf aanwezige bovengrondse silo's wordt geblazen voor opslag ervan.

30 De bekende werkwijze kent een aantal belangrijke nadelen. De betreffende blaasapparatuur is bijvoorbeeld tijdens bedrijf zo lawaaiig dat het lossen tijdens bepaalde uren van een etmaal niet mogelijk is, bijvoorbeeld tijdens het melken van het vee of 's nachts. 35 Daarnaast is de blaasapparatuur over het algemeen complex en onderhoudsgevoelig, hetgeen op nadelige wijze doorwerkt in de leverprijs van het veevoer.

101 1212 3

De uitvinding beoogt een werkwijze van de aan het begin genoemde soort te verschaffen, die deze nadelen opheft.

Volgens de uitvinding omvat de werkwijze 5 daartoe het kenmerk dat de werkwijze verder de volgende stappen omvat: c) het plaatsen van een losopening van ten minste één van de compartimenten van het transportmiddel boven een laadopening van een in hoofdzaak ondergrondse 10 opslagruimte op de tweede lokatie; d) het openen van de losopening en de laadopening; en e) het storten van althans een deel van de inhoud van het compartiment in de ondergrondse opslagruimte voor opslag van het materiaal.

15 Naast het opheffen van de bovengenoemde nadelen brengt de werkwijze volgens de uitvinding een aantal belangrijke voordelen met zich mee. Allereerst is de werkwijze volgens de uitvinding milieuvriendelijker dan de bekende werkwijze. Dit voordeel wordt onder andere 20 bereikt door een aanzienlijke lager energieverbruik vanwege het stortend lossen in plaats van blazend en vanwege het lagere brandstofverbruik tijdens transport door afwezigheid van de relatief zware blaasapparatuur op het transportmiddel. Bovendien brengt het lossen door 25 middel van storten geen geluidsoverlast met zich mee.

Daarnaast is de bijbehorende verwachte lostijd voor een bepaalde lading veevoer naar verwachting aanzienlijk korter wanneer deze lading gestort wordt dan wanneer deze lading omhoog moet worden geblazen.

30 Een verder belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat deze aanzienlijk goedkoper is dan de bekende werkwijze. Dit wordt veroorzaakt door een aantal aspecten. Allereerst zijn de kosten van het transportmiddel zelf aanzienlijk lager vanwege het 35 ontbreken van de complexe blaasapparatuur en de bediening daarvoor. Door afschaffing van deze blaasapparatuur vervallen tevens de daarbij behorende onderhoudskosten.

Het achterwege laten van de blaasapparatuur betekent 1011212 4 verder een aanzienlijk verlichting van het transportmiddel, dat hierdoor een hoger laadvermogen krijgt. Vanwege het ontbreken van geluidsoverlast kan het lossen van het veevoer vierentwintig uur per etmaal 5 plaats vinden. De transportprijs per kilogram veevoer zal hierdoor kunnen dalen.

De uitvinding zal nu in meer detail worden uitgelegd aan de hand van de tekening, waarin figuur 1 een voorkeursuitvoeringvorm toont van 10 een transportmiddel volgens de uitvinding; figuur 2 een eerste voorkeursuitvoeringsvorm toont van een ondergrondse opslagruimte voor toepassing bij de werkwijze volgens de uitvinding; figuur 3 een tweede voorkeursuitvoeringsvorm 15 toont van een ondergrondse opslagruimte voor toepassing bij de werdwijze volgens de uitvinding; en figuur 4 een derde voorkeursuitvoeringsvorm toont van een ondergrondse opslagruimte voor toepassing bij de werkwijze volgens de uitvinding.

20 Figuur 1 toont een transportmiddel in de vorm van een vrachtwagen 1 bestaande uit een trekker 2 en een daaraan gekoppelde oplegger 3. De bovenbouw van oplegger 3 bestaat uit compartimenten 4, die onderling zijn gescheiden, hetgeen middels stippellijnen is weergegeven. 25 Elk compartiment 4 is aan de bovenzijde voorzien van een laadopening, die afsluitbaar is middels een deksel 10.

Als alternatief kan één centrale opening voor alle compartimenten zijn voorzien of kunnen de compartimenten afsluitbaar zijn middels een zeil, of een bij voorkeur op 30 afstand bedienbaar, dak Elk compartiment 4 is aangesloten op geleidingsmiddelen 5, uitmondend in een losopening 6, voor het lossen van het in het compartiment opgeslagen materiaal. In dit voorbeeld delen de twee boven de trekker 2 gelegen compartimenten 4 gezamenlijke 35 geleidingsmiddelen 5 en losopening 6, terwijl de overige compartimenten 4 elk van afzonderlijke geleidingsmiddelen 5 en losopeningen 6 zijn voorzien.

1011212 5

Als geleidingsmiddelen worden bij voorkeur een stortkoker 5 toegepast. Bij voorkeur is de stortkoker verlengbaar in de stortrichting ter geleiding van het materiaal. Voor de stortkoker 5 behorende bij de twee 5 boven de trekker 2 gelegen compartimenten 4 is in de trekker 2 een doorgaand gat voorzien.

Als alternatief kunnen de geleidingsmiddelen uit twee delen bestaan, waarbij een eerste deel is aangebracht op de oplegger 3 en is voorzien van een eerste losopening, 10 en waarbij een tweede deel is aangebracht op de trekker 2 en is voorzien van een tweede losopening. De eerste en tweede losopening liggen dan in gekoppelde toestand van de oplegger en de trekker in hoofdzaak tegenover elkaar, waarbij desgewenst afsluitmiddelen kunnen zijn voorzien, 15 bijvoorbeeld in de vorm van een schuif, die de doorgang tussen het eerste en het tweede deel van de geleidingsmiddelen kan afsluiten. Zoals getoond in figuur 1 kunnen de afzonderlijke compartimenten 4, die een gezamenlijke losopening 6 delen, elk zijn voorzien van 20 afsluitmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een schuif 18 voor het afsluiten van de bij het betreffende compartiment horende doorgang naar de geleidingsmiddelen 5 en losopening 6.

Bij voorkeur is zowel trekker 2 als oplegger 3 voorzien 25 van bestuurbare wielassen om het manoeuvreren op het boerenerf mogelijk te maken.

In figuur 1 is tevens het lossen van materiaal ' vanuit een compartiment 4 naar een ondergrondse opslagruimte 7 geïllustreerd. Door een losopening 6 van 30 een willekeurig compartiment 4 in het verlengde van laadopening 8 van de ondergrondse opslagruimte 7 te plaatsen kan het materiaal 9 eenvoudig in de opslagruimte worden gestort. Laadopening 8 is middels afsluitmiddelen, hier in de vorm van deksel 11, afsluitbaar.

35 De werkwijze volgens de uitvinding is bedacht met het oog op transport van in hoofdzaak droog materiaal van een leverancier naar een boerenbedrijf en voor opslag van het materiaal bij het boerenbedrijf. In de context 1011212 6 van deze octrooiaanvrage moet onder in hoofdzaak droog materiaal worden verstaan materiaal met een algemeen korrelige structuur of een algemeen brokvormige structuur of enige combinatie van beide structuren. Meer in het 5 bijzonder moet hieronder worden begrepen veevoer in hoofdzaak gedroogde toestand. Dit kan zowel enkelvoudige producten als mengvoer omvatten, dat als meel is uitgevoerd of in brokken is geperst en geschikt is voor onder andere varkens, koeien en/of pluimvee. Voor het 10 gemak zal in het resterende deel van de figuurbeschrijving dit materiaal worden aangeduid als veevoer.

De werkwijze volgens de uitvinding omvat een aantal stappen. Allereerst wordt op een eerste lokatie 15 bij de leverancier veevoer 9 geladen in compartimenten 4 van transportmiddel 1. Vervolgens wordt transportmiddel l verplaatst naar een boerenbedrijf op een tweede lokatie. Bij het boerenbedrijf wordt het veevoer in één of meer ondergrondse opslagruimtes 7 gestort op de wijze zoals 20 hierboven onder verwijzing naar figuur 1 is beschreven.

Vanzelfsprekend kan transportmiddel 1 vervolgens worden verplaatst naar een tweede boerenbedrijf op een verdere lokatie, alwaar opnieuw veevoer in één of meer ondergrondse opslagruimtes wordt 25 gelost.

Figuren 2 tot en met 4 tonen verschillende voorkeursuitvoeringsvormen van ondergrondse opslagruimtes volgens de uitvinding, ook wel silo's genoemd, die geschikt zijn voor toepassing bij de werkwijze volgens de 30 uitvinding.

Zoals getoond bevindt silo 7 zich bij voorkeur geheel ondergronds, waarbij een minimaal deel ter plaatse van laadopening 8 zichtbaar is. De eerste voorkeursuitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 2, heeft 35 een algemeen langwerpige vorm, die met de langsas ervan een hoek a maakt met de bovengrond. Bij voorkeur is hoek α groter dan of gelijk aan 45°.

1011212 7

Silo 7 is voorzien van een laadopening 8 en een losopening 12. De afmetingen van de laadopening zijn zodanig dat de laadopening geschikt is voor het daarin storten van veevoer 9. Voorts is een transportinrichting 5 voorzien voor het vanuit silo 7 naar de losopening 12 ervan transporteren van veevoer 9. De transportinrichting omvat bij voorkeur een vijzel 13. Eventueel is in aansluiting op de vijzel een transportband 14 aangebracht. De vijzel kan zowel een vaste als een 10 buigbare as hebben. Naast een vijzel kunnen alle aan een deskundige bekende inrichtingen, zoals een ketting met schoepen, etc. worden toegepast als transportinrichting.

Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een silo 7 volgens de 15 uitvinding. In de tweede voorkeursuitvoeringsvorm heeft de silo een algemeen langwerpige vorm met een algemeen ronde doorsnede. Silo 7 is in hoofdzaak verticaal in de ondergrond aangebracht en is voor het lossen van in de silo opgeslagen veevoer voorzien van een althans ten dele 20 taps toelopende bodem.

Figuur 4 toont ten slotte een samenstel van meerdere silo's 7, die allemaal in hoofdzaak verticaal in de ondergrond zijn aangebracht. Elke silo is voorzien van een afzonderlijk laadopening 8 en een afzonderlijke 25 losopening 15. Alle losopeningen 15 zijn middels een transportinrichting bestaande uit vijzels 13 en 16 aangesloten op een gezamenlijke losopening 12, eventueel via een transportband. Middels een mangat 17 is vijzel 13 bereikbaar. Eventueel kan een gezamenlijke kruipruimte 30 (niet getekend) zijn voorzien om bijvoorbeeld losopeningen 15 bereikbaar te maken. Bij voorkeur zijn losopeningen 15 op afstand bedienbaar, bijvoorbeeld middels een pneumatische bediening. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid om silo's 7 te betreden via 35 laadopeningen 8.

De opslagruimtes 7 zijn aan de binnenzijden voorzien van een vochtwerende bekleding. Als alternatief 1011212 8 hiervoor of in combinatie hiermee kan een gladde bekleding zijn aangebracht.

Hoewel niet getoond zijn er varianten op de ondergrondse opslagruimte denkbaar, die slechts van één 5 opening zijn voorzien, welke gelijktijdig als laad- en als losopening dienst doet.

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot de getoonde en beschreven uitvoeringsvormen, maar omvat deze alle uitvoeringsvormen die consistent zijn met 10 de voorgaande beschrijving en die vallen binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies.

1011212

Claims (7)

1. Transportmiddel voor het transporteren van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of grondstoffen 5 daarvoor, waarbij het transportmiddel is voorzien van één of meer onderling gescheiden compartimenten voor opslag van het materiaal en van ten minste één met één of meer van de compartimenten in verbinding staande losopening voor het lossen van het materiaal.

2. Transportmiddel volgens conclusie l, waarin het transportmiddel een trekker en een daaraan koppelbare oplegger omvat, waarin de compartimenten zijn aangebracht, waarbij in de oplegger een eerste losopening is voorzien en in de trekker een tweede losopening is 15 voorzien in het verlengde waarvan geleidingsmiddelen, zoals een stortkoker, zijn aangebracht, welke losopeningen in gekoppelde toestand van de oplegger en de trekker in hoofdzaak tegenover elkaar liggen voor geleiding van het materiaal.

3. Transportmiddel volgens conclusie 1 of 2, waarin het transportmiddel een trekker en een oplegger omvat, die beiden zijn voorzien van bestuurbare wielassen.

4. Transportmiddel volgens één van de 25 conclusies 1 t/m 3, waarbij het transportmiddel minimaal zes onderling gescheiden compartimenten omvat.

5. Werkwijze voor het transporteren en opslaan van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie 30 van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of grondstoffen daarvoor, welke werkwijze de volgende stappen omvat: a) het op een eerste lokatie laden van één of meer soorten van het materiaal in een transportmiddel volgens 1011212 * ‘ conclusie l, dat is voorzien van één of meer onderling gescheiden compartimenten voor opslag van het materiaal; en b) het verplaatsen van het transportmiddel van de eerste 5 lokatie naar een tweede lokatie; c) het plaatsen van een losopening van ten minste één van de compartimenten van het transportmiddel boven een laadopening van een in hoofdzaak ondergrondse opslagruimte op de tweede lokatie; 10 d) het openen van de losopening en de laadopening; en e) het storten van althans een deel van de inhoud van het compartiment in de ondergrondse opslagruimte voor opslag van het materiaal.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij het 15 transportmiddel wordt verplaatst naar een verdere lokatie op welke verdere lokatie de stappen c) tot en met e) worden herhaald voor het opslaan van het materiaal in een ondergrondse opslagruimte op de verdere lokatie.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij 20 de stappen c) tot en met e) worden herhaald voor het opslaan van althans een deel van de inhoud van verdere compartimenten in verdere ondergrondse opslagruimten op de tweede of verdere lokatie. 1011212