NL1009980C2 - Opslagstelling. - Google Patents

Description

VO 2239

Titel: Opslagstelling

De uitvinding heeft betrekking op een opslagstelling voorzien van staanders die zich in hoofdzaak in verticale richting uitstrekken en dragers die zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken waarbij de staanders elk 5 zijn voorzien van ten minste één flens waarin ten minste één reeks boven elkaar gelegen openingen is aangebracht, waarbij de openingen zijn bestemd voor het met behulp van ten minste één haak verbinden van een drager met een staander.

10 Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 361 291 en EP-A-0 519 316. Oorspronkelijk werd de verbinding tussen een drager en een staander tot stand gebracht met behulp van een haak die vast was verbonden aan het uiteinde van de 15 drager en die in een opening in een flens van de staander kon worden gehaakt. De hoogte van de opening was daarbij zodanig klein dat de staander vanuit een schuin omhoog gerichte positie met de haak in de opening moest worden gebracht waarna de drager vervolgens door het naar beneden 20 kantelen daarvan in een horizontale stand in de opening werd vastgehaakt. Het bezwaar van een dergelijke manier van bevestigen van een drager aan een staander was dat er voldoende afstand tussen de boven elkaar gelegen dragers moest worden behouden om het inhaken van de dragers 25 mogelijk te maken. Met behulp van de voorstellen die bekend zijn uit de genoemde octrooiaanvragen werd het mogelijk om door middel van een opsluitelement dat aan de van de drager afgekeerde zijde van de flens van de staander tussen de haak en de flens werd ingeklemd, een veilige verbinding 30 tussen de drager en de staander tot stand te brengen. Wanneer de drager van de staander dient te worden losgenomen behoeft slechts het opsluitelement te worden verwijderd waarna de drager in horizontale richting van de staander kan worden losgetrokken. Een bezwaar van de uit de 10099 80 2 genoemde publicaties beschreven voorstellen is dat de dragers relatief kostbaar zijn vanwege de daarmee door lassen verbonden haken. Bovendien bestaat het gevaar dat de opsluitelementen naar boven schuiven, bijvoorbeeld wanneer 5 een drager per ongeluk door een vorkheftruck enigszins wordt opgelicht, en dat daarbij de haken van de drager uit de openingen in de staander schieten, zodat de drager naar beneden valt. Nog een bezwaar van de uit de publicaties bekende opslagstellingen is dat het bovenvlak van een 10 drager niet ononderbroken doorloopt tot aan de flens van de staander waarmee de drager is verbonden. Wanneer op de dragers bijvoorbeeld planken worden gelegd, zullen deze planken zich op enige afstand van de flenzen van de drager bevinden, hetgeen het opslagoppervlak van de planken bij 15 een bepaalde lengte van de dragers verkleint.

De uitvinding beoogt een opslagstelling te verschaffen van het hierboven beschreven type zonder de : genoemde nadelen. Volgens de uitvinding wordt de opslagstelling van het in de aanhef beschreven type hiertoe 20 gekenmerkt doordat elke drager aan ten minste één vrij uiteinde is voorzien van een vast met de drager verbonden montageplaat die zich in hoofdzaak loodrecht op de langsrichting van de drager uitstrekt, waarbij in elke ~ montageplaat ten minste één opening is aangebracht, waarbij 25 de opslagstelling is voorzien van losse haakelementen, waarbij in een gemonteerde toestand van de opslagstelling van elke drager ten minste één montageplaat aanligt tegen een flens van een staander, zodanig dat de ten minste ene opening in de betreffende montageplaat aanligt tegen een 30 daarmee corresponderende opening in de staander, waarbij een los haakelement zich uitstrekt door de beide openingen en de verbinding tussen de betreffende staander en de betreffende drager vormt. Alhoewel de uitvinding met name bestemd is voor het vervaardigen van opslagstellingen 35 waarvan de dragers slechts aan één uiteinde met een staander zijn verbonden, kan bij de opslagstelling volgens i 1009980 3 de uitvinding een drager ook aan beide uiteinden met een staander worden verbonden, mits de drager aan beide uiteinden is voorzien van een montageplaat. Bij de uit de bovengenoemde publicaties bekende opslagstellingen is dat 5 niet mogelijk aangezien een drager niet tussen twee staanders kan worden gebracht in verband met de vast met de dragers verbonden haken.

Een voordeel van de opslagstelling volgens de uitvinding is verder dat er geen gebruik gemaakt behoeft te 10 worden van losse opsluitelementen om een zekere verbinding, tussen de drager en de staander tot stand te brengen. Bij de opslagstelling volgens de uitvinding zijn er slechts twee mogelijkheden: - geen verbinding tussen een drager en een staander, 15 namelijk wanneer de losse haakelementen nog niet zijn aangebracht, of - een zekere verbinding tussen de drager en de staander, namelijk wanneer de losse haakelementen wel zijn aangebracht.

20 Bij de uit de genoemde publicaties bekende opslagstellingen is het mogelijk een drager met een staander te verbinden zodanig dat de drager ongeveer een horizontale stand aanneemt, terwijl deze verbinding niet zeker is doordat het afsluitelement nog niet is 25 aangebracht. Bij de bekende stellingen is er derhalve een derde verbindingsmogelijkheid, namelijk een onzekere of niet door een opsluitelement geborgde verbinding. Dit brengt een zeker gevaar met zich mee dat bij de opslagstelling volgens de uitvinding niet kan optreden.

30 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is het bijzonder gunstig wanneer de losse haakelementen zodanig zijn uitgevoerd dat de verbinding tussen een drager en een staander kan worden verbroken zonder dat de drager over een aanzienlijke hoek in het verticale vlak omhoog 35 behoeft te worden gezwenkt. Bovendien verdient het de voorkeur wanneer de losse haakelementen handmatig 10099 8° 4 plaatsbaar en wegneembaar zijn, zodat de opslagstelling geheel zonder toepassing van gereedschap monteerbaar is. Daarbij is het bijzonder gunstig wanneer de losse haakelementen zelfborgend zijn.

5 Het verdient volgens een nadere uitwerking van de uitvinding de voorkeur wanneer de openingen in een genoemde staander en een genoemde montageplaat alsmede de uitvoering van de losse haakelementen zodanig op elkaar zijn afgestemd dat de betreffende drager enige bewegingsmogelijkheid heeft 10 ten opzichte van de staander. Hierdoor wordt verhinderd dat de verbinding tussen de staander en de drager wordt verbroken doordat bijvoorbeeld een vorkheftruck een drager even aanraakt of onbedoeld oplicht.

Bij voorkeur zijn de losse haakelementen zodanig 15 uitgevoerd dat in een gemonteerde toestand van een drager geen delen van de haakelementen zich, aan de naar de drager toegekeerde zijde van de flens van de staander, boven de drager uitstrekken, zodat op de drager te plaatsen elementen, zoals bijvoorbeeld planken, tot tegen de 20 staander kunnen worden aangeschoven.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een los 5 haakelement dat bestemd is voor gebruik bij een opslagstelling volgens de uitvinding, welk haakelement wordt gekenmerkt door een lijfdeel dat een eerste ankerdeel 25 met een tweede ankerdeel verbindt, waarbij zowel het eerste ankerdeel als het tweede ankerdeel zich boven en onder het lijfdeel uitstrekken, waarbij het tweede ankerdeel is voorzien van afrondingen en/of afschuiningen die het mogelijk maken dat het tweede ankerdeel beweegbaar is door 30 een opening met een hoogte die kleiner is dan de hoogte van het tweede ankerdeel, waarbij de hoogte van het eerste ankerdeel zodanig is dat het eerste ankerdeel de openingen niet kan passeren. Aldus uitgevoerde losse haakelementen kunnen slechts op zeer speciale wijze in de bij de 35 haakelementen behorende openingen worden geplaatst doordat de opening een hoogte heeft die kleiner is dan de hoogte :i i 1009980 5 van de ankerdelen. Met name de wijze waarop de haakelementen onder draaiing door twee tegen elkaar gelegen openingen 4, 7, respectievelijk 4', 7', moet worden gestoken, is speciaal.

5 Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van en uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Figuur 1 toont een schematisch perspectiefaanzicht 10 van een staander en een daarmee verbonden drager; figuur 2 toont een bovenaanzicht van de verbinding tussen een staander en een drager; figuur 3 toont een doorsnede-aanzicht over lijn III-III uit figuur 2; 15 figuur 4 toont een rechterzij-aanzicht van de in figuur 3 aangegeven verbinding tussen de staander en de drager; figuur 5 toont een zij-aanzicht van een los haakelement; en 20 figuur 6 toont een bovenaanzicht van het in figuur 5 weergegeven losse haakelement.

In figuur 1 is duidelijk een perspectiefaanzicht weergegeven van een staander 1 en een daaraan bevestigde drager 2. De staander 1 is in dit geval uitgevoerd als een 25 I-profiel met flenzen 3. Ook de drager 2 is in het, in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een I-profiel 2. Het spreekt vanzelf dat ook andere profielen, zoals bijvoorbeeld T-profielen, C-profielen en dergelijke tot de mogelijkheden behoren om een 30 opslagstelling volgens de uitvinding uit op te bouwen. In het algemeen zal de opslagstelling bestaan uit een aantal op afstand van elkaar opgestelde staanders 1, welke staanders 1 elk een aantal boven elkaar gelegen dragers 2 dragen. Veelal zullen de dragers 2 slechts aan één uiteinde 35 met een staander 1 zijn verbonden. De uitvinding is hiertoe echter niet beperkt. Dat wil zeggen, opslagstellingen, juObü ój 6 waarbij de dragers 2 aan twee uiteinden met een staander 1 zijn verbonden vallen tevens binnen het raam van de onderhavige uitvinding. Alhoewel niet weergegeven in figuur 1, zijn de flenzen 3 van de staanders 1 voorzien van ten 5 minste één reeks boven elkaar gelegen openingen 4, 41. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is elke flens 3 van de staander 1 voorzien van twee van dergelijke naast elkaar gelegen reeksen openingen 4, 4'. De drager 2 is in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld aan een vrij uiteinde 10 voorzien van een vast met de drager 2 verbonden montageplaat 6 die zich in hoofdzaak loodrecht op de langsrichting van de drager 2 uitstrekt. In elke montageplaat 6 is ten minste één opening 7, 7' aangebracht. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn dit twee 15 openingen 7, 7'. Ter verbinding van een drager 2 met een staander 1 is de opslagstelling voorzien van losse haakelementen 5. In een gemonteerde toestand van de opslagstelling ligt van elke drager 2 ten minste één montageplaat 6 aan tegen een flens 3 van een staander 1, 20 zodanig dat de openingen 7, 7' in de betreffende montageplaat 6 aanliggen tegen de daarmee corresponderende ~ openingen 4, 4' in de staander 1. Verder strekt zich door elk paar openingen 4, 7, resp. 4', 7' een los haakelement 5, resp. 5' uit. Deze losse haakelementen 5, 5' vormen de 25 verbinding tussen de betreffende staander 1 en de betreffende drager 2. Figuren 2-4 geven de diverse onderdelen van een verbinding tussen een drager 2 en een staander 1 vanuit verschillende aanzichten duidelijk weer. De losse haakelementen 5, 5' zijn zodanig uitgevoerd dat de 30 verbinding tussen een drager 2 en een staander 1 kan worden verbroken zonder dat de drager 2 over een aanzienlijke hoek in het verticale vlak omhoog behoeft te worden verzwenkt.

De losse haakelementen 5, 5' zijn bovendien handmatig plaatsbaar en wegneembaar en zijn zelfborgend. Bovendien 35 zijn de openingen 4, 4', 7, 7' in de genoemde staander 1 en de genoemde montageplaat 6 alsmede de uitvoering van de i | 1009980 7 losse haakelementen 5, 5' zodanig op elkaar afgestemd dat de betreffende drager 2 enige bewegingsmogelijkheid heeft ten opzichte van de staander 1. Deze bewegingsmogelijkheid is aanwezig zonder dat het gevaar bestaat dat de verbinding 5 tussen de drager 2 en de staander 1 onbedoeld losschiet. Verder blijkt uit figuur 3 duidelijk dat de losse haakelementen 5 zodanig zijn uitgevoerd dat in een gemonteerde toestand van de drager geen delen van de haakelementen 5 zich aan de naar de drager 2 toegekeerde 10 zijde van de flens 3 van de staander 1 boven de drager 2 uitstrekken. Op de drager 2 te plaatsen elementen, zoals bijvoorbeeld planken, kunnen derhalve tot tegen de staander 1 worden aangeschoven.

De dragers 2 van het onderhavige 15 uitvoeringsvoorbeeld zijn aan ten minste één, van een montageplaat 6 voorzien vrij uiteinde voorzien van ten minste één vast met de drager 2 verbonden borghaak 8, 8'.

In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn aan het weergegeven vrije uiteinde van de drager 2 twee borghaken 20 8, 8' aangebracht. De borghaken 8, 8' strekken zich in een op een staander 1 gemonteerde toestand van de drager 2 uit door openingen 4, 4' in de flens 3 van de betreffende staander 1. De borghaken 8, 8' hebben geen dragende functie maar een borgfunctie, zodat een zonder meer lostrekken van 25 de drager 2 van het ten minste ene losse haakelement 5, 5' wordt verhinderd. Bovendien kan bij het monteren van een drager 2 aan een staander 1, tijdens het plaatsen van de losse haakelementen 5, 5' de drager 2 tijdelijk met de borghaken 8, 8' in openingen 4, 4' rusten, zodat niet het 30 gehele gewicht van een drager 2 behoeft te worden getild tijdens het aanbrengen van de losse haakelementen 5, 5'. Verder wordt op die wijze gemakkelijk een juiste positionering van de openingen 7, 7' voor de openingen 4, 4' bewerkstelligd. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld 35 strekken de borghaken 8, 8' zich door die openingen 4, 4' 1009330 8 uit die zijn gelegen onder de openingen 4, 4' waardoorheen de losse haakelementen 5, 5' zijn aangebracht.

De montageplaten 6 strekken zich met een deel 6a vanaf het vrije uiteinde van een drager 2 in neerwaartse 5 richting uit. Onder de drager 2 is een schraag 9 voorzien die enerzijds is verbonden met de onderzijde van de drager 2 en anderzijds met het zich in neerwaartse richting uitstrekkende deel 6a van de montageplaat 6. De schraag 9 dient ter versteviging van de verbinding tussen de staander 10 1 en de drager 2. Daarbij is het uit vervaardigingstechnisch oogpunt bijzonder gunstig wanneer de borghaken 8, 8' een integraal onderdeel uitmaken van de genoemde schraag 9. Bij een dergelijke uitvoering dient in de montageplaat 6 ten behoeve van elke borghaak 8, 81 een _ 15 opening 10,10' te zijn aangebracht waardoorheen de borghaken 8, 8' zich uitstrekken.

Eventueel kunnen op de drager 2 draagplanken zijn geplaatst. Noodzakelijk is dit echter niet. De opslagstelling kan bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor 20 het opslaan van lang staafmateriaal of dergelijke, waarbij het gebruik van planken niet noodzakelijk is.

Figuur 5 toont in detail nogmaals een zij-aanzicht van een los haakelement 5. Figuur 6 toont een bovenaanzicht van het in figuur 5 weergegeven losse haakelement 5. Het 25 losse haakelement 5 is voorzien van een lijfdeel 1 dat een eerste ankerdeel 12 met een tweede ankerdeel 13 verbindt. Zowel het eerste ankerdeel 12 als het tweede ankerdeel 13 strekken zich boven en onder het lijfdeel 11 uit. De hoogte H2 van het eerste ankerdeel 12 is zodanig dat het eerste 30 ankerdeel 12 de openingen 4, 4', 7, 7' niet kan passeren. Het tweede ankerdeel 13 is voorzien van afrondingen en/of afschuiningen 14, 15, 16 die het mogelijk maken dat het ' tweede ankerdeel 13 beweegbaar is door een opening 4, 4', j 1,1' met een hoogte Hl die kleiner is dan de hoogte H3 van 35 het tweede ankerdeel 13.

1009980 9

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn. Zo kunnen de dragers enigszins omhoof of omlaag zijn 5 gericht, bijvoorbeeld voor opslag van ronde buis- of staafelementen teneinde te verhinderen dat deze wegrollen. Eventueel kan de montageplaat met borghaken en schraag zijn uitgevoerd als een ééndelig gietstuk of op andere uit vervaardigingstechnisch oogpunt voordelige wijze.

10039 80

Claims (15)

1. O O O O Λ

1. Opslagstelling voorzien van staanders (1) die zich in hoofdzaak in verticale richting uitstrekken en dragers (2) die zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken, waarbij de staanders (1) elk zijn voorzien' van 5 ten minste één flens (3) waarin ten minste één reeks boven elkaar gelegen openingen (4, 4') is aangebracht, waarbij de openingen zijn bestemd voor het met behulp van ten minste -één haak (5, 5') verbinden van een drager (2) met een staander (1), met het kenmerk, dat elke drager (2) aan ten 10 minste één vrij uiteinde is voorzien van een vast met de drager (2) verbonden montageplaat (6) die zich in hoofdzaak loodrecht op de langsrichting van de drager(2) uitstrekt, waarbij in elke montageplaat (6) ten minste één opening (7, 7') is aangebracht, waarbij de opslagstelling is voorzien 15 van losse haakelementen (5), waarbij, in een gemonteerde toestand van de opslagstelling van elke drager (2) ten minste één montageplaat (6) aanligt tegen een flens (3) van een staander (1) zodanig dat de ten minste ene opening (7, 7') in de betreffende montageplaat (6) aanligt tegen een 20 daarmee corresponderende opening (4, 4') in de staander (1) , waarbij een los haakelement (5, 5') zich uitstrekt . door de beide openingen (4, 4', 7, 7') en de verbinding tussen de betreffende staander (1) en de betreffende drager (2) vormt.

2. Opslagstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de losse haakelementen (5, 5') zodanig zijn uitgevoerd dat de verbinding tussen een drager (2) en een staander (1) kan worden verbroken zonder dat de drager (2)over een aanzienlijke hoek in het verticale vlak omhoog behoeft te 30 worden verzwenkt.

3. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de losse haakelementen (5, 5') handmatig plaatsbaar en wegneembaar zijn. 1009980

4. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de losse haakelementen (5, 5') zelfborgend zijn.

5. Opslagstelling volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de openingen (4, 4', 7, 7. in een genoemde staander (1) en een genoemde montageplaat (6) alsmede de uitvoering van de losse haakelementen (5) zodanig op elkaar zijn afgestemd dat de betreffende drager (2) enige bewegingsmogelijkheid heeft 10 ten opzichte van de staander (1).

6. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de losse haakelementen (5) zodanig zijn uitgevoerd dat in een gemonteerde toestand van een drager (2) geen delen van de haakelementen (5) zich, aan de 15 naar de drager (2) toegekeerde zijde van de flens (3) van de staander (1), boven de drager (2) uitstrekken, zodat op de drager (2) te plaatsen elementen, zoals bijvoorbeeld planken, tot tegen de staander (1) kunnen worden aangeschoven.

7. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staanders (1) zijn voorzien ten minste één flens (3) die twee, naast elkaar gelegen reeksen boven elkaar gelegen openingen (4, 4',), waarbij elke montageplaat (6) is voorzien van twee naast 25 elkaar gelegen openingen (7, 7'), waarbij de verbinding van een uiteinde van een drager (2) met een staander (1) met behulp van telkens twee losse haakelementen (5, 5') is gevormd.

8. Opslagstelling volgens één der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat elke drager (2) aan ten minste één, van een montageplaat (6) voorzien vrij uiteinde voorzien van ten minste één vast met de drager (2) verbonden borghaak (8, 8') die zich in een op een staander (l) gemonteerde toestand van de drager (2) uitstrekt door 35 een opening (4, 4') in de flens (3) van de betreffende staander (1), waarbij de borghaak (8, 8') geen dragende s 0099èC functie heeft maar een borgfunctie, zodat een zonder meer lostrekken van de drager (2) van het ten minste ene losse haakelement (5, 5') wordt verhinderd.

9. Opslagstelling volgens conclusie 7 en 8, met het 5 kenmerk, dat de elke drager (2) aan elk vrij uiteinde is voorzien van twee vast met de drager verbonden borghaken (8,8') die elk op een zodanige afstand onder de openingen (7, 7') in de montageplaat (6) zijn aangebracht, dat in een gemonteerde toestand van de drager (2) de borghaken (8, 8') 10 zich uitstrekken door die openingen (4, 4') in de reeks boven elkaar gelegen openingen (4, 4') in de flens (3) van de staander (1) die zijn gelegen onder de openingen (4, 4') waar doorheen de losse haakelementen (5, 5') zijn aangebracht.

10. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke montageplaat (6) zich met een deel (6a) vanaf het vrije uiteinde van een drager (2) in neerwaartse richting uitstrekt, waarbij onder de drager (2) een schraag (9) is voorzien die is verbonden met 20 de onderzijde van de drager (2) en het zich in neerwaartse richting uitstrekkende deel (6a) van de montageplaat (6).

11. Opslagstelling volgens conclusie 8 of 9 en conclusie 10, met het kenmerk, dat de ten minste ene borghaak (8, 8') integraal onderdeel uitmaakt van de genoemde schraag (9), 25 waarbij in een montageplaat (6) ten behoeve van elke borghaak (8, 8') een opening (10, 10') is voorzien waar doorheen de borghaak (8, 8') zich uitstrekt.

12. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staanders (1) T- of I- 30 profielen zijn.

13. Opslagstelling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dragers (2) T- of I-profielen zijn.

14. Opslagstelling volgens één der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat op de dragers (2) draagplanken zijn geplaatst. i

15. Los haakelement bestemd voor gebruik bij een opslagstelling volgens één der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat het haakelement (5) is voorzien van een lijfdeel (11) dat een eerste ankerdeel (12) met een tweede 5 ankerdeel (13) verbindt, waarbij het zowel het eerste ankerdeel (12) als het tweede ankerdeel (13) zich boven en onder het lijfdeel (11) uitstrekken, waarbij het tweede ankerdeel (13) is voorzien van afrondingen en/of afschuiningen (14, 15, 16) die het mogelijk maken dat het 10 tweede ankerdeel (13) beweegbaar is door een opening (4, 4', 7, 7') met een hoogte (Hl) die kleiner is dan de hoogte (H3) van het tweede ankerdeel (13), waarbij de hoogte (H2) van het eerste ankerdeel (12) zodanig is dat het eerste ankerdeel (12) de openingen (4, 4', 7, 7') niet kan 15 passeren.