NL1009141C2 - Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel. - Google Patents

Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL1009141C2
NL1009141C2 NL1009141A NL1009141A NL1009141C2 NL 1009141 C2 NL1009141 C2 NL 1009141C2 NL 1009141 A NL1009141 A NL 1009141A NL 1009141 A NL1009141 A NL 1009141A NL 1009141 C2 NL1009141 C2 NL 1009141C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
filling chamber
opening
channel
container
wall
Prior art date
Application number
NL1009141A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1009141A1 (nl
Inventor
Weiland Jan Adolf Ernst Sperna
Original Assignee
Sara Lee De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL1009141A priority Critical patent/NL1009141C2/nl
Application filed by Sara Lee De Nv filed Critical Sara Lee De Nv
Priority to DE69809061T priority patent/DE69809061D1/de
Priority to DE29813556U priority patent/DE29813556U1/de
Priority to ES98939003T priority patent/ES2186200T3/es
Priority to EP98939003A priority patent/EP1000326B1/en
Priority to DK98939003T priority patent/DK1000326T3/da
Priority to PCT/NL1998/000444 priority patent/WO1999006803A1/nl
Priority to US09/463,928 priority patent/US6253967B1/en
Priority to AU87517/98A priority patent/AU756489B2/en
Publication of NL1009141A1 publication Critical patent/NL1009141A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1009141C2 publication Critical patent/NL1009141C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F11/00Apparatus requiring external operation adapted at each repeated and identical operation to measure and separate a predetermined volume of fluid or fluent solid material from a supply or container, without regard to weight, and to deliver it
    • G01F11/28Apparatus requiring external operation adapted at each repeated and identical operation to measure and separate a predetermined volume of fluid or fluent solid material from a supply or container, without regard to weight, and to deliver it with stationary measuring chambers having constant volume during measurement
    • G01F11/286Apparatus requiring external operation adapted at each repeated and identical operation to measure and separate a predetermined volume of fluid or fluent solid material from a supply or container, without regard to weight, and to deliver it with stationary measuring chambers having constant volume during measurement where filling of the measuring chamber is effected by squeezing a supply container that is in fluid connection with the measuring chamber and excess fluid is sucked back from the measuring chamber during relaxation of the supply container

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Description

Titel: Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
De uitvinding heeft betrekking op gep samenstel voorzien van een flexibele houder met een binnenruimte waarin vloeistof kan worden opgeslagen en een op de houder aangesloten doseerinrichting voor het gedoseerd afgeven van 5 vloeistof uit de houder waarbij de doseerinrichting is voorzien van een vulkamer en middelen voor het vanuit de houder, met een selectief instelbare vulhoogte, vullen van de vulkamer door in de houder te knijpen.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een 10 doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
Een dergelijk samenstel is onder meer bekend uit de internationale octrooiaanvrage 9603625. De houder kan zijn gevuld met een antivries voor ruitenwissers en andere vloeistoffen waarvan het gewenst is dat een nauwkeurige vooraf 15 bepaalde hoeveelheid vloeistof wordt afgegeven. In gebruik wordt hiertoe in de flexibele houder geknepen. Hierdoor zal de vulkamer via een toevoerleidingsysteem worden gevuld. Wanneer vervolgens het samenknijpen van de houder wordt beëindigd, zal de houder weer in zijn oorspronkelijke vorm terugkeren.
20 Hierbij zal vloeistof vanuit de vulkamer naar de binnenruimte van de houder worden teruggezogen. Wanneer het vloeistofniveau in de vulkamer echter is gedaald tot aan de uitstroomopening van het toevoerleidingsysteem zal het toevoerleidingsysteem in plaats van vloeistof lucht aanzuigen. Een en ander brengt met 25 zich dat de vulkamer zal worden gevuld tot een hoogte die correspondeert met de hoogte van de uitstroomopening van het toevoerleidingsysteem. Vervolgens kan het samenstel op zijn kop worden gezet om de vloeistof uit de vulkamer te laten stromen. Aldus wordt een gedoseerde hoeveelheid vloeistof 30 afgegeven.
Voor het instellen van de vulhoogte van de vulkamer is het toevoerleidingsysteem van het bekende samenstel opgebouwd uit twee buizen die telescopisch met elkaar zijn verbonden.
1009141 2
Door een bovenste van de twee buizen ten opzichte van de onderste buis op en neer te bewegen, kan de hoogte van de uitstroomopening van de bovenste buis ten opzichte van een bodem van de vulkamer traploos worden ingesteld.
5 Een nadeel van het bekende samenstel is dat het instellen van de vulhoogte door het met de hand op en neer bewegen van de bovenste leiding ten opzichte van de onderste leiding een grote onnauwkeurigheid met zich brengt. Bovendien gaat het instellen veelal nogal stroef en schokkerig zodat het relatief 10 veel tijd en moeite kost een en ander nauwkeurig in te stellen.
De uitvinding beoogt aan het bovengenoemde nadeel tegemoet te komen en heeft als kenmerk dat de doseerinrichting verder is voorzien van een basisbodem die met de houder is 15 verbonden, waarbij een vulkamerbodem van de vulkamer roteerbaar op de basis-bodem is bevestigd, de vulkamer is voorzien van tenminste een eerste en tweede kanaal die zich elk vanaf een vulkamerbodem van de vulkamer omhoog uitstrekken en die elk zijn voorzien van een instroomopening en een uitstroomopening 20 en waarbij de basisbodem is voorzien van een doorstroomopening die via een toevoerleiding in fluïdum verbinding staat met de binnenruimte van de houder waarbij naar keuze de introomopening van het eerste of tweede kanaal in fluïdum verbinding met de doorstroomopening kan worden gebracht door rotatie van de 25 vulkamerbodem ten opzichte van de basisbodem waarbij de uitstroomopening van het eerste kanaal zich op een eerste hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem bevindt wanneer de instroomopening van het eerste kanaal met de doorstroomopening is verbonden en de uitstroomopening van het tweede kanaal zich 30 op een tweede hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem bevindt wanneer de instroomopening van het tweede kanaal met de doorstroomopening is verbonden en waarbij de eerste en tweede hoogte van elkaar verschillen.
Doordat overeenkomstig de uitvinding de eerste en 35 tweede hoogte rechtstreeks door de twee kanalen worden bepaald, weet de gebruiker precies welke hoeveelheden 1009U 1 3 vloeistof gedoseerd zullen worden afgegeven. In het bijzonder omvat de inrichting een groot aantal kanalen die elk een uitstroomopening hebben die wanneer het betreffende leidingstuk met de instroomopening is verbonden zich op een 5 vooraf bepaalde hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem bevindt. Op deze wijze kan door selectie van een kanaal een hiermee corresponderende discrete hoeveelheid vloeistof, die gedoseerd dient te worden afgegeven, worden ingesteld. Elk kanaal kan hierbij corresponderen met een vooraf bepaalde 10 hoeveelheid vloeistof. De nauwkeurigheid van de doseerinrichting kan hierbij beter dan 1 procent zijn.
Volgens de uitvinding is de vulkamerbodem roteerbaar met de basisbodem verbonden. Deze constructie is bijzonder robuust, nauwkeurig en betrouwbaar. Het risico dat vloeistof 15 weglekt uit de vulkamer is hierdoor minimaal.
Bij voorkeur geldt dat de vulkamer voorts is voorzien van een opstaande zijwand die vast met de vulkamerbodem is verbonden zodat de gehele vulkamer roteerbaar is uitgevoerd ten opzichte van de basisbodem.
20 Vloeistof die zich in de vulkamer bevindt, kan dan alleen via een uitstroomopening van het geselecteerde kanaal terugstromen naar de houder. Ook wanneer de afdichting tussen de doorstroomopening en de instroomopening niet geheel vloeistofdicht zou zijn, zou vanuit de vulkamer 25 weglekkende vloeistof alleen via het geselecteerde kanaal terugstromen in de houder.
De vulkamer omvat behalve deze afdichting geen verdere afdichtingen die ten opzichte van elkaar roteerbare delen vloeistofdicht met elkaar verbindt. Dit betekent dat 30 het niet mogelijk is dat vloeistof uit de vulkamer weglekt naar de houder of naar een andere positie buiten de vulkamer.
In het bijzonder hebben volgens de uitvinding het eerste en tweede kanaal een lengteverschil dat overeenkomt 35 met het hoogteverschil tussen de eerste en tweede hoogte. De kanalen die zijn ingericht om de kamer slechts gering te 1009141 4 vullen zijn dan niet onnodig lang. Dit spaart materiaal en voorkomt bevuiling en verstopping van delen van kanalen die, in gebruik, niet of weinig worden doorstroomd.
In het bijzonder zijn de eerste en tweede 5 uitstroomopening respectievelijk nabij een bovenzijde van het eerste en tweede kanaal aangebracht. Dit heeft als voordeel dat, in gebruik, het gehele kanaal wordt doorstroomd zodat bevuiling en verstopping van dat kanaal zich niet voordoet. Verder valt een beginpunt en een 10 eindpunt van het kanaal samen met respectievelijk de instroomopening en de uitstroomopening van het kanaal zodat het gehele kanaal goed kan worden belucht bij het leegstromen van het kanaal.
Voorts is het voordelig wanneer het eerste en tweede 15 kanaal aan hun bovenzijde elk, ten opzichte van de rotatieas van de vulkamer, in radiale richting naar buiten toe afbuigen. Hierdoor wordt voorkomen dat de vloeistof bij het knijpen in de fles naar een bovenzijde van de vloeistofkamer wordt gespoten en hier op een binnenwand van 20 de vulkamer blijft plakken zodat de dosering minder nauwkeurig wordt.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het samenstel is de instroomopening van het eerste en tweede kanaal in de vulkamerbodem van de vulkamer aangebracht.
25 Hierdoor is de doseerinrichting bijzonder duurzaam.
Bij voorkeur is de vulkamer aan zijn bovenzijde voorzien van een bovenwand met een schenkopening waarbij de bovenwand vast met de zijwand is verbonden. Dit betekent dat de vulkamer aan zijn bovenzijde niet is voorzien van 30 een afdichting tussen roteerbare delen die bij het schenken zouden kunnen gaan lekken.
In het bijzonder is de doseerinrichting verder voorzien van een dop voor het afsluiten van de schenkopening. Deze voorkomt het leeglopen van het 35 samenstel wanneer deze niet wordt gebruikt en bijvoorbeeld op zijn kant ligt.
1009141 5
Volgens een ander aspect van de uitvinding is bij tenminste een rotatiepositie van de vulkamerbodem geen een van de kanalen met de doorstroomopening verbonden zodat de houder is afgesloten van de vulkamer. Hiermee wordt het 5 lekken van vloeistof uit de houder, wanneer deze niet wordt gebruikt, geheel uitgesloten. Tezamen met de dop is dan een dubbele beveiliging verkregen.
Volgens een zeer geavanceerde uitvoeringsvorm van het samenstel is in de vulkamer een kokervormige behuizing 10 aangebracht die zich vanaf de vulkamerbodem naar boven toe uitstrekt en vast met de vulkamerbodem is verbonden waarbij de kokervormige behuizing is voorzien van een rondlopende binnenwand en een rondlopende buitenwand waarbij het eerste en tweede kanaal in de kokervormige behuizing tussen de 15 binnenwand en de buitenwand zijn aangebracht en waarbij, in gebruik, de vulkamer wordt gevuld in een tussen de opstaande wand van de vulkamer en de buitenwand van de kokervormige behuizing gelegen ruimte van de vulkamer alsook in een door de binnenwand van de kokervormige 20 behuizing omsloten ruimte van de vulkamer. Deze constructie is duurzaam, maar ook via een spuitgietproces relatief eenvoudig te vervaardigen. Bovendien wordt optimaal gebruik gemaakt van het volume van de vulkamer doordat de vulkamer zowel in een tussen de opstaande wand van de vulkamer en de 25 buitenwand van de kokervormige behuizing gelegen ruimte van de vulkamer kan worden gevuld met vloeistof alsook in een door de binnenwand van de kokervormige behuizing omsloten ruimte van de vulkamer kan worden gevuld.
Bij voorkeur heeft de doorstroomopening een 30 doorstroomoppervlak dat kleiner is dan 2 vierkante millimeter. Hiermee wordt bereikt dat de grootte van de vloeistofstroom van de houder naar de vulkamer naar boven toe is begrensd. Ook wanneer relatief hard in de fles wordt geknepen, wordt voorkomen dat de vloeistof met een te grote 35 snelheid in de vulkmamer spuit. Zou dit wel gebeuren dan bestaat het risico dat de vloeistofkamer overstroomt zodat 1 0 091 4 1 6 vloeistof wordt gemorst. Anderzijds wordt het terugstromen van overtollige vloeistof van de vulkamer naar de houder niet onnodig vertraagd.
Het aanbrengen van de restrictie in de 5 doorstroomopening heeft bovendien als voordeel dat deze voor elk kanaal en dus voor elke vulhoogte wordt gebruikt. Doordat de restrictie, dat wil zeggen de doorstroomopening met de genoemde beperkte grootte van het doorstroomoppervlak ten opzichte van de uitstroomopening 10 van het geselecteerde kanaal laag zit, wordt bij het vullen van de vulkamer schuimvorming in de vloeistof voorkomen.
Dit is bijzonder gewenst voor de voor consumptie bedoelde vloeistoffen van de houder.
Dit effect wordt nog geoptimaliseerd wanneer de 15 hoogte van de doorstroomopening in de basisbodem kleiner is dan 2 mm en groter is dan 1 mm.
De uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Figuur 1 een bovenaanzicht van een eerste mogelijke 20 uitvoeringsvorm van een samenstel overeenkomstig de uitvinding; figuur 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn A-A van figuur 1; figuur 3 een dwarsdoorsnede van de doseerinrichting 25 van het samenstel volgens figuur 1 volgens de lijn A-A van figuur 1; figuur 4 een dwarsdoorsnede van de doseerinrichting volgens figuur 3 volgens de lijn B-B van figuur 1; figuur 5 een onderdeel van figuur 3; 30 figuur 6 in perspectief een onderdeel van de doseerinrichting van het samenstel volgen figuur 1; figuur 7 een bovenaanzicht van een mogelijke tweede uitvoeringsvorm van een samenstel overeenkomstig de uitvinding; 35 figuur 8 een dwarsdoorsnede volgens de lijn A-A van figuur 7; 1 0091 4 1 7 figuur 9 een dwarsdoorsnede volgens de lijn B-B van figuur 7; figuur 10 een dwarsdoorsnede volgens de lijn C-C van figuur 7; 5 figuur 11 in detail een onderdeel van figuur 7; figuur 12 in detail een onderdeel van figuur 8; figuur 13 een zijaanzicht van het samenstel volgens figuur 7; figuur 14 een zijaanzicht van een onderdeel van het 10 samenstel van figuur 7; en figuur 15 een bovenaanzicht van het onderdeel van figuur 14 .
Het samenstel 1 volgens de figuren 1-6 is voorzien van een flexibele houder 2 met een binnenruimte 4 waarin 15 vloeistof 6 kan worden opgeslagen. Het samenstel is voorts voorzien van een doseerinrichting 8 voor het gedoseerd afgeven van de vloeistof 6 uit de houder 2. De doseerinrichting 8 is voorzien van een vulkamer 10 die een vulkamerbodem 12 en een opstaande zijwand 14 omvat. De 20 opstaande zijwand 14 is bij voorkeur vast met de vulkamerbodem 12 verbonden zodat de gehele vulkamer 10 roteerbaar op de basisbodem 16 is bevestigd. De vulkamerbodem 12 is roteerbaar bevestigd op een basisbodem 16 die vast met de houder 2 is verbonden. De vulkamer 10 25 staat via een toevoerleidingsysteem in fluïdum verbinding met de binnenruimte 4 van de houder 2. Het toevoerleidingsysteem bestaat in dit voorbeeld uit een toevoerleiding 18 die zich vanaf de binnenruimte 4 van de houder 2 naar een doorstroomopening 20 in de basisbodem 16 30 uitstrekt. Voorts omvat het toevoerleidingsysteem een aantal kanalen 22.i (i = 1, 2, 3, 4, 5) die los van elkaar staan en elk mechanisch met de vulkamerbodem 12 zijn verbonden. Elk kanaal 22.i omvat een instroomopening 24.i die zich in de vulkamerbodem 12 bevindt. Voorts omvat elk 35 kanaal 22.i een uitstroomopening 26.i.
1 0 091 4 1 8
De vulkamerbodem 12 is tezamen met de kanalen 22.i roteerbaar met de basisbodem 16 verbonden. De vulkamerbodem 12 en de kanalen 22.i vormen derhalve in combinatie een rotatie-element dat roteerbaar met een behuizing is 5 verbonden die de basisbodem 16 omvat. De vulkamer 10 is aan zijn bovenzijde voorzien van een bovenwand 28 waarin een schenkopening 30 is aangebracht. De bovenwand 28 is vast verbonden met de opstaande zijwand 14 van de vulkamer. De vulkamer is verder nog voorzien van een vanaf de bovenwand 10 28 naar beneden en in radiale richting naar buiten toe uitstrekkende buitenwand 32. In gebruik kan de buitenwand 32 worden beetgepakt om de gehele vulkamer, inclusief vulkamerbodem 12 en de kanalen 22.i ten opzichte van de basisbodem 16 te roteren voor het selecteren van een van de 15 kanalen 22.i.
De kanalen 22.i zijn op een dusdanige positie met de vulkamerbodem 12 verbonden dat de instroomopening van elk kanaal 22.i naar keuze door een rotatie van de vulkamerbodem 12 in fluïdum verbinding kan worden gebracht 20 met de doorstroomopening 20. De toevoerleiding 18 kan derhalve naar keuze in fluïdum verbinding worden gebracht met één van de uitstroomopeningen 26.i (i = 1, 2, 3, 4, 5) van de respectievelijke kanalen 22. i.
In dit voorbeeld hebben de kanalen 22.i elk een van 25 elkaar verschillende lengte. Bovendien zijn de leidingstukken recht uitgevoerd en zijn elk althans nagenoeg verticaal gericht. Voorts geldt dat de uitstroomopeningen nabij een bovenste vrij uiteinde van de leidingstukken zijn aangebracht. Een en ander brengt met 30 zich dat de uitstroomopeningen 26.i telkens een van elkaar verschillende hoogte hebben ten opzichte van de vulkamerbodem 12. Met andere woorden, voor een eerste kanaal 22.i en een tweede kanaal 22. j, waarbij i ongelijk is aan j, geldt dat de uitstroomopening van het eerste 35 kanaal 22.i zich op een eerste hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem 12 bevindt, wanneer het eerste kanaal met de 1 0 091 a 1 9 doorstroomopening is verbonden en een uitstroomopening 26. j van het tweede kanaal 22.j zich op een tweede hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem 12 bevindt, wanneer het tweede kanaal 22.j met de doorstroomopening 20 is 5 verbonden, waarbij de eerste en tweede hoogte van elkaar verschillen.
De binnenruimte 4 wordt in gebruik alleen via het toevoerleidingsysteem belucht. De vulkamer 10 kan nog in een dusdanige rotatiepositie worden gemanipuleerd dat geen 10 enkele van de kanalen 22.i met de doorstroomopening 20, dat wil zeggen met de toevoerleiding 18 is verbonden. Dit is het geval wanneer een opstaand been 34 (zie figuur 6) dat met de vulkamerbodem 12 is verbonden door rotatie van de vulkamerbodem boven de toevoerleiding 18 wordt 15 gemanipuleerd.
De inrichting is voorts voorzien van afsluitmiddelen die de schenkopening 30 afsluiten wanneer de vulhoogte van de kamer een maximale vulhoogte overschrijdt. De afsluitmiddelen omvatten hiertoe een drijfelement 36 dat in 20 dit voorbeeld kogelvormig is uitgevoerd. Het drijfelement bevindt zich in de vulkamer 10 onder de schenkopening 30.
De werking van de inrichting is als volgt. Een gebruiker selecteert allereerst een van de kanalen 22.i voor het vullen van de vulkamer 10. Hiermee wordt dan 25 tegelijkertijd de vulhoogte van de vulkamer 10 ingesteld. Door het instellen van de vulhoogte van de vulkamer 10 wordt de hoeveelheid vloeistof bepaald die uiteindelijk door het samenstel zou worden afgegeven. Nadat bijvoorbeeld het kanaal 22.3 door rotatie van de vulkamerbodem 12 boven 30 de toevoerleiding 18 is gemanipuleerd, knijpt een gebruiker in de flexibele houder 2. Een vloeistofstroomtraject van de binnenruimte 4 naar de vulkamer 10 strekt zich thans uit door de toevoerleiding 18 en het kanaal 22.3 en eindigt bij de uitstroomopening 26.3 van het kanaal 22.3. Vloeistof zal 35 thans vanuit de binnenruimte 4 via de toevoerleiding 18 en het kanaal 22.3 in de vulkamer 10 stromen. Een gebruiker 1 nn91 λ i 10 knijpt dusdanig in de houder 2 dat een overmaat aan vloeistof in de vulkamer 10 wordt gebracht. Het vloeistofniveau 46 bevindt zich dan op een hoogte boven de uitstroomopening 26 van het kanaal 22.3. Wanneer een 5 gebruiker vervolgens na het vullen van de vulkamer 10 het knijpen in de houder 2 beëindigt, zal de houder 2 weer in zijn oorspronkelijke toestand willen terugkeren. Hierdoor begint de houder 2 via de toevoerleiding 18 en het kanaal 22.3 vloeistof vanuit de vulkamer 10 terug te zuigen naar 10 de binnenruimte 4 van de houder 2. Het vloeistofniveau 38', dat wil zeggen de hoogte van het vloeistofniveau ten opzichte van de vulkamerbodem 12 begint dan te dalen. Wanneer het vloeistofniveau 38' is gedaald tot aan de uitstroomopening 26.3 zal echter geen verdere vloeistof uit 15 de vulkamer terugstromen naar de binnenruimte 4 van de houder 2. In plaats hiervan zal de houder zich via de uitstroomopening 26.3 verder met lucht vullen. Het vloeistofniveau 46 staat dan exact gelijk met de uitstroomopening 26.3. Aldus bepaalt de hoogte van de 20 uitstroomopening 26.3 de hoeveelheid vloeistof die uiteindelijk in de vulkamer 10 achterblijft nadat een gebruiker in de flexibele houder 2 heeft geknepen en deze vervolgens weer heeft laten expanderen.
Vervolgens kan een gebruiker het samenstel op zijn kop 25 zetten zodat de vulkamer 10 via de schenkopening 30 leeg kan stromen, zodat derhalve een vooraf bepaalde hoeveelheid vloeistof gedoseerd door het samenstel wordt afgegeven.
Wanneer een gebruiker vervolgens een andere hoeveelheid vloeistof wenst af te geven, kan hij een 30 hiermee corresponderend ander kanaal 22.i selecteren. In dit voorbeeld geldt dat voor een toenemende waarde van i een grotere hoeveelheid vloeistof wordt gedoseerd. Doordat de hoogte van het kanaal 22.i vooraf nauwkeurig is bepaald, weet een gebruiker precies welke hoeveelheid vloeistof door 35 het samenstel zal worden afgegeven.
1 0 091 4 1 11
Wanneer een gebruiker om welke reden dan ook bijzonder krachtig in de houder 2 knijpt, wordt de vulkamer 10 bijzonder snel gevuld. Hierbij zou het risico aanwezig zijn dat de vulkamer via de schenkopening 30 gaat overstromen.
5 Dit zal echter niet plaatsvinden doordat het vloeistofniveau 46 in dat geval het drijfelement 36 naar boven zal doen bewegen. Uiteindelijk zal het drijfelement 36 de schenkopening 30 afsluiten, zoals in figuur 2 is getoond. Wanneer het drijfelement 36 de schenkopening 30 10 afsluit, kan vloeistof niet uit de schenkopening 30 worden geperst. Bovendien kan het vloeistofniveau van de vulkamer 10 zich niet verder vullen omdat in de vulkamer 10 en hiermee in de binnenruimte 4 een druk ontstaat die het verder indrukken van de flexibele houder 2 tegenwerkt. In 15 dit voorbeeld is aan de binnenzijde van de vulkamer rond de schenkopening 30 een in zichzelf gesloten ringvormige rand 40 aangebracht. Deze ringvormige rand 40 geeft enerzijds een goede afsluiting met het drijfelement 36. Anderzijds zorgt de rand 40 ervoor dat het drijfelement 36 niet aan de 20 schenkopening 30 blijft plakken wanneer de fles wordt losgelaten en de vloeistof vanuit de vulkamer 10 weer gedeeltelijk terugstroomt naar de binnenruimte 4 van de houder 2. Het drijfelement 36 zal dan onder zijn gewicht drijvend op het dalende vloeistofniveau 46 ten opzichte van 25 de rand 40 naar beneden toe bewegen, zodat de schenkopening 30 weer wordt vrijgegeven.
In dit voorbeeld vormt het drijfelement 36 derhalve een afsluitmiddel waarbij het drijfelement door de vloeistof in de vulkamer omhoog wordt bewogen wanneer de 30 vulhoogte van de vulkamer een vooraf bepaalde maximale waarde overschrijdt. De genoemde vooraf bepaalde maximale waarde wordt in dit voorbeeld mede bepaald door de afmetingen van het drijfelement.
In dit voorbeeld is de doseerinrichting verder nog 35 voorzien van een verwijderbare afsluitdop 42. De afsluitdop 42 is losmakelijk met de bovenwand 28 verbonden.
1 0091 4 1 12
Het samenstel 1 volgens de figuren 7-13 is eveneens voorzien van een flexibele houder 2 met een binnenruimte 4 waarin vloeistof 6 kan worden opgeslagen. Voorts omvat het samenstel een op de houder aangesloten doseerinrichting 8 voor 5 het gedoseerd afgeven van de vloeistof 6 uit de houder 2. De doseerinrichting 8 is voorzien van een vulkamer 10 en hierna nog verder te bespreken middelen voor het vanuit de houder 2 met een selectief instelbare vulhoogte, vullen van de vulkamer 10 door in de houder te knijpen. De vulkamer omvat een 10 vulkamerbodem 12 en een rondlopende, opstaande zijwand 14. De vulkamerbodem 12 en de opstaande zijwand 14 zijn vast met elkaar verbonden en begrenzen tezamen een binnenruimte 4 van de vulkamer 10. De vulkamer is voorts aan zijn bovenzijde voorzien van een bovenwand 28 die eveneens vast is verbonden met de 15 opstaande zijwand 14. In feite komt het erop neer dat de opstaande zijwand 14 aan zijn bovenzijde naar binnen toe is omgebogen en overgaat in de bovenwand 28. In de bovenwand 28 is een schenkopening 30 aangebracht die in dit voorbeeld met een verwijderbare dop 42 is afgesloten.
20 De doseerinrichting is verder voorzien van een basisbodem 16 die met de houder 2 is verbonden.
De vulkamer is verder voorzien van tenminste twee kanalen 22.1 (i = 1, 2, ...) die zich elk vanaf de vulkamerbodem 12 in verticale richting omhoog uitstrekken. Elk kanaal is voorzien 25 van een instroomopening 24.i en een uitstroomopening 26.i. In dit voorbeeld zijn de instroomopeningen 24.i van de kanalen 22.1 aangebracht in de vulkamerbodem 12. De kanalen 22.i zijn vast met de vulkamerbodem 12 verbonden en van hetzelfde materiaal vervaardigd. Wederom geldt dat de vulkamerbodem 12 30 roteerbaar is bevestigd op de basisbodem 16. De vulkamerbodem 12 en de kanalen 22.i vormen derhalve in combinatie een rotatie-element dat roteerbaar met een behuizing is verbonden die de basisbodem 16 omvat. In dit voorbeeld geldt bovendien dat de gehele vulkamer, omvattende de vulkamerbodem 12, de 35 opstaande zijwand 14, de bovenwand 28 en de kanalen 22.i 1 0091 4 1 13 roteerbaar rond een axiale as 44 van de vulkamer op de basisbodem 16 is bevestigd.
De uitstroomopeningen 26.i van de kanalen 22.i zijn in dit voorbeeld nabij een bovenzijde van de kanalen 22.i 5 aangebracht. Elk der kanalen 22.i buigen aan hun bovenzijde ten opzichte van de rotatieas van de vulkamer in radiale richting naar buiten toe af.
Voorts is in de basisbodem 16 een doorstroomopening 20 aangebracht op een positie die niet samenvalt met de rotatieas 10 44. De doorstroomopening 20 staat via een toevoerleiding 18 in fluïdum verbinding met de binnenruimte 4 van de houder 2.
Naar keuze kan één van de instroomopeningen van de kanalen 22.i in fluïdum verbinding worden gebracht met de doorstroomopening 20 door de rotatie van de vulkamerbodem 12 15 ten opzichte van de basisbodem 16 die een deel vormt van de behuizing van de doseerinrichting. In dit voorbeeld is het samenstel tenminste voorzien van een eerste en tweede kanaal 22.1, 22.2 waarvoor geldt dat de uitstroomopening 26.i van het eerste kanaal 22.1 zich op een eerste hoogte h ten opzichte van 20 de vulkamerbodem bevindt wanneer de instroomopening 24.i van het eerste kanaal 22.1 met de doorstroomopening 20 is verbonden en waarvoor geldt dat de uitstroomopening 26.2 van het tweede kanaal 22.2 zich op een tweede hoogte h2 ten opzichte van de vulkamerbodem 12 bevindt wanneer de instroomopening 24.2 van 25 het tweede kanaal met de doorstroomopening 20 is verbonden. Hierbij geldt voorts dat de genoemde eerste en tweede hoogte van elkaar verschillen. De genoemde van elkaar verschillende hoogten corresponderen met van elkaar verschillende gedoseerde hoeveelheden vloeistof die via de schenkopening kunnen worden 30 afgegeven.
Zoals in figuur 11 goed te zien is, is de vulkamer verder nog voorzien van een zich vanaf de bovenwand 28 van de vulkamer in radiale richting naar buiten toe uitstrekkende buitenwand 32. Voorts is de basisbodem 16 voorzien van een opstaande 35 zijrand 46, die nabij zijn bovenzijde is omgebogen in een zich 1009141 14 in benedenwaartse en in radiale richting naar buiten toe uitstrekkende buitenwand 48.
Een onderste vrij uiteinde 50 van de buitenwand 32 en een bovenste vrij uiteinde 52 van de buitenwand 48 liggen tegen 5 elkaar aan.
In dit voorbeeld zijn de basisbodem 16 met de kanalen 22.i enerzijds en de opstaande wand 14, de bovenwand 28 en de buitenwand 32 uit verschillende delen vervaardigd. Beide delen zijn echter via snapverbindingen en dergelijke klemmend, 10 onbeweeglijk en vloeistofdicht met elkaar verbonden en vormen hiermee in feite één geheel.
De werking van de inrichting is als volgt. Een gebruiker selecteert allereerst een van de kanalen 22.i voor het vullen van de vulkamer 10. Dit wordt gedaan door rotatie van de 15 vulkamerbodem 12, dat wil zeggen door rotatie van het rotatiè-element dat de vulkamerbodem 12 en de kanalen 22.i omvat ten opzichte van de basisbodem 16 en de buitenwand 48 die een behuizing van de doseerinrichting vormen. Een gebruiker kan hiervoor de buitenwand 32 draaien ten opzichte van de houder 2.
20 Hiermee wordt dan tegelijkertijd de vulhoogte van de vulkamer 10 ingesteld. Tevens verwijderd de gebruiker de dop 42. Door het instellen van de vulhoogte van de vulkamer 10 wordt de hoeveelheid vloeistof bepaald die uiteindelijk door het samenstel zal worden afgegeven. Nadat bijvoorbeeld het kanaal 25 22.2 boven de doorstroomopening 20 is gemanipuleerd en hiermee een vloeistofdichte verbinding vormt, knijpt een gebruiker in de flexibele houder 2. Hierdoor zal de vloeistof 6 via de toevoerleiding 18, door de doorstroomopening 20 en via de instroomopening 24.2 door het kanaal 22.2 naar boven toe 30 stromen. Uiteindelijk zal de vloeistof 6 via de uitstroomopening 26.2 uit het kanaal 22.2 in de vulkamer 10 stromen. Een gebruiker knijpt dusdanig in de houder 2 dat de vulkamer met een overmaat aan vloeistof wordt gevuld. Het vloeistofniveau 38 bevindt zich dan op een hoogte boven de 35 uitstroomopening 26.2 van het kanaal 22.2. Wanneer een gebruiker vervolgens na het vullen van de vulkamer 10 het 1 0091 4 1 15 knijpen in de houder beëindigt, zal de houder 2 weer in zijn oorspronkelijke toestand willen terugkeren. Hierdoor begint de houder 2 via de toevoerleiding 18 en het kanaal 22.2 vloeistof vanuit de vulkamer 10 terug te zuigen naar de binnenruimte 4 5 van de houder 2. Het vloeistofniveau, dat wil zeggen de hoogte van het vloeistofniveau ten opzichte van de vulkamerbodem 12 begint dan te dalen. Wanneer het vloeistofniveau is gedaald tot aan de uitstroomopening 26.2 van het kanaal 22.2 zal echter geen verdere vloeistof uit de vulkamer terugstromen naar de 10 binnenruimte 4 van de houder 2. In plaats hiervan zal de houder 12 zich via het kanaal 22.2 en de toevoerleiding 18 verder met lucht vullen. Het vloeistofniveau 38' staat dan exact gelijk met de uitstroomopening 26.2 van het kanaal 22.2. Aldus bepaalt de hoogte van de geselecteerde uitstroomopening 26.2 de 15 hoeveelheid vloeistof die uiteindelijk in de vulkamer 10 blijft staan nadat een gebruiker in de flexibele houder 2 heeft geknepen en deze vervolgens weer heeft laten expanderen. Vervolgens kan een gebruiker het samenstel op zijn kop zetten, zodat de vulkamer 10 via de schenkopening 30 kan leegstromen.
20 Op deze wijze wordt een vooraf bepaalde hoeveelheid vloeistof gedoseerd door het samenstel afgegeven. Wanneer een gebruiker vervolgens een andere hoeveelheid wenst af te geven, kan hij een hiermee corresponderend ander kanaal 22.i selecteren. In dit voorbeeld geldt dat voor een toenemende waarde van i een 25 grotere hoeveelheid vloeistof wordt gedoseerd. Doordat de hoogte van de kanalen 22.i vooraf nauwkeurig is bepaald, weet een gebruiker precies welke hoeveelheid vloeistof door het samenstel wordt afgegeven.
In dit voorbeeld lopen de basisbodem 16 en de vulkamer 30 evenwijdig aan elkaar. Dit betekent in feite dat de kanalen 22.i een onderling lengteverschil hebben dat overeenkomt met de hoogteverschillen van de bijbehorende vulhoogten.
In dit voorbeeld is de vulkamer aan zijn buitenzijde nog voorzien van een zichtbare verdikking 54 die de rotatiestand 35 van de vulkamer ten opzichte van de basisbodem 16 aangeeft. Op de buitenwand 48 kan bijvoorbeeld een schaalverdeling zijn 1 0 09 u 1 16 aangebracht die overeenkomt met een hoeveelheid vloeistof die in een bepaalde rotatiestand van de vulkamer ten opzichte van de basisbodem 16 wordt afgegeven. De verdikking 54 geeft dan op de schaal aan welke hoeveelheid vloeistof is geselecteerd.
5 In figuren 14 en 15 is in detail een gedeelte van de vulkamer getoond en wel de vulkamerbodem 12 met de kanalen 22.i die tezamen het genoemde rotatie-element vormen. Hieruit blijkt dat de vulkamer is voorzien van een kokervormige behuizing 56, die zich vanaf de vulkamerbodem 12 naar boven toe uitstrekt en 10 vast aan de vulkamerbodem 12 is verbonden. De kokervormige behuizing 56 is voorzien van een rondlopende binnenwand 58 en een rondlopende buitenwand 60. De kanalen 22.i bevinden zich in de kokervormige behuizing 56 tussen de binnenwand 58 en de buitenwand 60. Hiermee wordt een bijzonder stevige constructie 15 verkregen. Bovendien geldt dat in gebruik de vulkamer wordt gevuld in een ruimte 62 (zie figuur 12) die tussen de opstaande wand 14 van de vulkamer en de buitenwand 60 van de kokervormige behuizing in ligt. Tevens wordt de vulkamer gevuld in een ruimte 64 die door de binnenwand 58 van de kokervormige 20 behuizing 56 wordt omsloten. Op deze wijze wordt derhalve optimaal gebruik gemaakt van het volume van de vulkamer.
Voor de doseerinrichting volgens de uitvinding geldt derhalve dat alleen de opstaande zijwand 14 en de vulkamerbodem 12 van de vulkamer 10 de grenzen vormen van de binnenruimte 4 25 van de vulkamer die wordt gevuld met de vloeistof. De kokervormige behuizing begrenst deze binnenruimte niet omdat de gehele behuizing in feite in een vloeistofbad, dat zich in de vulkamer bevindt, wordt opgenomen en gedeeltelijk wordt ondergedompeld. Hiermee wordt zoals gezegd optimaal gebruik 30 gemaakt van de binnenruimte van de vulkamer. Een verder voordeel van het samenstel volgens de uitvinding is dat de vulkamerbodem 12 en de opstaande zijwand 14 in feite een komvormige component vormen die niet roteerbaar is ten opzichte van de kanalen 22. i. De kanalen 22.i roteren immers mee met de 35 komvormige behuizing van de vulkamer. Voorts geldt dat de bovenwand 28 eveneens meedraait met de opstaande zijwand 14 1009141 17 simpelweg omdat de opstaande zijwand 14 en de bovenwand 28 vast met elkaar zijn verbonden. Dit heeft weer als voordeel dat bij het schenken geen risico aanwezig is dat vloeistof de vulkamer via een andere opening verlaat dan de genoemde schenkopening.
5 De vulkamer is aan zijn bovenzijde immers niet voorzien van ten opzichte van elkaar roterende delen met een onderlinge afdichting.
De kans dat de kanalen verstopt raken, is nagenoeg uitgesloten doordat de in- en uitstroomopening van elk kanaal 10 in principe bij het begin en het einde van het betreffende kanaal liggen. Dit brengt met zich dat het gehele kanaal in gebruik door de vloeistof zal worden doorstroomd. Dit heeft weer tot gevolg dat de kans gering is dat de kanalen door ingedroogde vloeistofresten verstopt raken.
15 Zoals in figuur 14 te zien is, is de vulkamerbodem 12 op een bepaalde positie 66 niet voorzien van een kanaal 22.i. Wanneer dit gedeelte 66 van de vulkamerbodem 12 boven de doorstroomopening 20 wordt gemanipuleerd door rotatie van de vulkamerbodem 12 en in dit voorbeeld door rotatie van de gehele 20 vulkamer 10 ten opzichte van de basisbodem 16, wordt de doorstroomopening 20 afgesloten. Bovendien kan de schenkopening 30 nog met behulp van de dop 42 worden afgesloten.
Volgens een nadere uitwerking van het samenstel volgens de uitvinding is in de doorstroomopening 20 een restrictie 68 25 aangebracht. Deze restrictie heeft in dit voorbeeld een doorstroomoppervlak dat kleiner is dan 2 vierkante millimeter. De doorstroomopening heeft derhalve een doorstroomoppervlak dat kleiner is dan 2 vierkante millimeter. Bovendien geldt dat de doorstroomopening 26, dat wil zeggen de restrictie 68 die in de 30 basisbodem 16 is aangebracht een hoogte heeft die kleiner is dan 2 mm en groter is dan 1 mm. Het grote voordeel van het aldus gedimensioneerde doorstroomoppervlak is dat de grootte van de vloeistofstroom vanuit de houder naar het geselecteerde kanaal 22.i door de restrictie is beperkt. Ook wanneer zeer 35 sterk in de houder 2 wordt geknepen, zal de grootte van de vloeistofstroom beperkt blijven. Hiermee wordt voorkomen dat de 1 0091 4 1 18 vulkamer 10 zich dermate snel kan vullen dat deze overstroomt. Anderzijds heeft de gekozen grootte van de doorstroomopening geen nadelig effect op het laten terugstromen van de in de vulkamer aanwezige overdosis aan vloeistof wanneer na het 5 knijpen de houder zijn oorspronkelijke vorm weer wenst aan te nemen. Dit zal nog steeds binnen enkele seconden zijn voltooid. Doordat de restrictie 68 in de doorstroomopening 20 is aangebracht, is deze voor elk kanaal 22.i te gebruiken. De restrictie heeft bovendien als voordeel dat in de vulkamer geen 10 schuimvorming optreedt wanneer deze met vloeistof vanuit de houder wordt gevuld. Dit is van bijzonder belang wanneer de houder is gevuld met geconcentreerde koffie. Het is immers ongewenst dat geconcentreerde koffie gedoseerd wordt afgegeven die is voorzien van een grote hoeveelheid schuim. Het blijkt 15 dat dit een negatieve invloed heeft op de uiteindelijke smaak van de koffie wanneer het koffieconcentraat wordt verdund met heet water.
1 0 091 4 1

Claims (17)

1. Samenstel voorzien van een flexibele houder met een binnenruimte waarin vloeistof kan worden opgeslagen en een op de houder aangesloten doseerinrichting voor het gedoseerd afgeven van vloeistof uit de houder waarbij de 5 doseerinrichting is voorzien van een vulkamer en middelen voor het vanuit de houder, met een selectief instelbare vulhoogte, vullen van de vulkamer door in de houder te knijpen, met het kenmerk, dat de doseerinrichting verder is voorzien van een basisbodem die met de houder is 10 verbonden, waarbij een vulkamerbodem van de vulkamer roteerbaar op de basis-bodem is bevestigd, de vulkamer is voorzien van tenminste een eerste en tweede kanaal die zich elk vanaf een vulkamerbodem van de vulkamer omhoog uitstrekken en die elk zijn voorzien van een 15 instroomopening en een uitstroomopening en waarbij de basisbodem is voorzien van een doorstroomopening die via een toevoerleiding in fluïdum verbinding staat met de binnenruimte van de houder waarbij naar keuze de introomopening van het eerste of tweede kanaal in fluïdum 20 verbinding met de doorstroomopening kan worden gebracht door rotatie van de vulkamerbodem ten opzichte van de basisbodem waarbij de uitstroomopening van het eerste kanaal zich op een eerste hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem bevindt wanneer de instroomopening van het 25 eerste kanaal met de doorstroomopening is verbonden en de uitstroomopening van het tweede kanaal zich op een tweede hoogte ten opzichte van de vulkamerbodem bevindt wanneer de instroomopening van het tweede kanaal met de doorstroomopening is verbonden en waarbij de eerste en 30 tweede hoogte van elkaar verschillen.
2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vulkamer voorts is voorzien van een opstaande zijwand die vast met de vulkamerbodem is verbonden zodat de gehele 1 0091 4 1 vulkamer roteerbaar is uitgevoerd ten opzichte van de basisbodem.
3. Samenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in de vulkamer een kokervormige behuizing is aangebracht die 5 zich vanaf de vulkamerbodem naar boven toe uitstrekt en ' vast met de vulkamerbodem is verbonden waarbij de kokervormige behuizing is voorzien van een rondlopende J binnenwand en een rondlopende buitenwand waarbij het eerste en tweede kanaal in de kokervormige behuizing 10 tussen de binnenwand en de buitenwand zijn aangebracht en waarbij, in gebruik, de vulkamer wordt gevuld in een tussen de opstaande wand van de vulkamer en de buitenwand van de kokervormige behuizing gelegen ruimte van de vulkamer alsook in een door de binnenwand van de = 15 kokervormige behuizing omsloten ruimte van de vulkamer.
: 4. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de instroomopeningen van het eerste en tweede kanaal in de vulkamerbodem van de vulkamer zijn aangebracht.
5. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vulkamer aan zijn bovenzijde is voorzien van een bovenwand met een schenkopening waarbij de bovenwand vast is verbonden met de zijwand van de vulkamer.
6. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de doseerinrichting verder is voorzien van een dop voor het afsluiten van de schenkopening.
7. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en tweede kanaal een 30 lengteverschil hebben dat overeenkomt met het hoogteverschil tussen de eerste en tweede hoogte.
8. Samenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eerste en tweede uitstroomopening respectievelijk nabij een bovenzijde van het eerste en tweede kanaal zijn 35 aangebracht. 1 0091 4 1
9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vulkamerbodem roteerbaar rond een loodrecht op de basisbodem gerichte rotatieas met de basisbodem is verbonden.
10. Samenstel volgens conclusies 9 en 9, met het kenmerk, dat het eerste en tweede kanaal aan hun bovenzijde elk, ten opzichte van de rotatieas van de vulkamerbodem,, in radiale richting naar buiten toe afbuigen.
11. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat bij tenminste een rotatiepositie van de vulkamerbodem geen een van de kanalen met de doorstroomopening is verbonden zodat de houder is afgesloten van de vulkamer.
12. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat de basisbodem en de vulkamerbodem evenwijdig aan elkaar zijn gericht.
13. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorstroomopening een doorstroomoppervlak heeft dat kleiner is dan 2 vierkante 20 millimeter.
14. Samenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de doorstroomopening een doorstroomoppervlak heeft dat kleiner is dan 1.5 vierkante millimeter.
15. Samenstel volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, 25 dat de hoogte van de doorstroomopening in de basisbodem kleiner is dan 2 mm en groter is dan 1 mm.
16. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vulkamer is voorzien van meer dan twee kanalen die elk zijn voorzien van een 30 uitstroomopening.
17. Doseerinrichting geschikt voor gebruik in een samenstel volgens een der voorgaande conclusies. 1009141
NL1009141A 1997-08-01 1998-05-12 Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel. NL1009141C2 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009141A NL1009141C2 (nl) 1997-08-01 1998-05-12 Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
DE29813556U DE29813556U1 (de) 1997-08-01 1998-07-31 Anordnung, versehen mit einem flexiblen Behälter mit einer Dosiereinrichtung und Dosiereinrichtung einer solchen Anordnung
ES98939003T ES2186200T3 (es) 1997-08-01 1998-07-31 Conjunto que comprende un envase flexible con un dispositivo dosificador y dispositivo dosificador de dicho conjunto.
EP98939003A EP1000326B1 (en) 1997-08-01 1998-07-31 Assembly comprising a flexible container having a dosing device and dosing device of such assembly
DE69809061T DE69809061D1 (de) 1997-08-01 1998-07-31 Anordnung mit zusammendrückbarem behälter mit dosiervorrichtung und dosiervorrichtung dafür
DK98939003T DK1000326T3 (da) 1997-08-01 1998-07-31 Aggregat med en sammentrykkelig beholder og med en doseringsindretning og doseringsindretning til et sådant aggregat
PCT/NL1998/000444 WO1999006803A1 (nl) 1997-08-01 1998-07-31 Assembly comprising a flexible container having a dosing device and dosing device of such assembly
US09/463,928 US6253967B1 (en) 1997-08-01 1998-07-31 Assembly comprising a flexible container having a dosing device and dosing device of such assembly
AU87517/98A AU756489B2 (en) 1997-08-01 1998-07-31 Assembly comprising a flexible container having a dosing device and dosing device of such assembly

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006707 1997-08-01
NL1006707 1997-08-01
NL1009141 1998-05-12
NL1009141A NL1009141C2 (nl) 1997-08-01 1998-05-12 Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1009141A1 NL1009141A1 (nl) 1999-02-02
NL1009141C2 true NL1009141C2 (nl) 1999-02-25

Family

ID=26642635

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009141A NL1009141C2 (nl) 1997-08-01 1998-05-12 Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE29813556U1 (nl)
NL (1) NL1009141C2 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1075967B (de) * 1956-05-07 1960-02-18 Walter Schaedler Elastische Dosierungs- und Transportflasche aus transparentem, elastischem Kunststoff
DE2752669A1 (de) * 1977-11-25 1979-05-31 Henkel Kgaa Dosierer fuer fluessigkeiten
EP0087016A2 (de) * 1982-02-06 1983-08-31 Wella Aktiengesellschaft Flasche mit Dosiervorrichtung
GB2183217A (en) * 1985-11-14 1987-06-03 Merck & Co Inc Dosage device
DE3940534A1 (de) * 1989-12-07 1991-06-13 Zeller Plastik Koehn Graebner Fluessigkeits-dosiervorrichtung
DE4305390C1 (de) * 1993-02-22 1994-01-27 Design Udo Suffa Gmbh S Flüssigkeitsbehälter mit aufgesetzter Dosierkammer
WO1996003625A1 (en) * 1994-07-22 1996-02-08 Taplast Spa Dosing cap for dispensing liquids from deformable containers

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1075967B (de) * 1956-05-07 1960-02-18 Walter Schaedler Elastische Dosierungs- und Transportflasche aus transparentem, elastischem Kunststoff
DE2752669A1 (de) * 1977-11-25 1979-05-31 Henkel Kgaa Dosierer fuer fluessigkeiten
EP0087016A2 (de) * 1982-02-06 1983-08-31 Wella Aktiengesellschaft Flasche mit Dosiervorrichtung
GB2183217A (en) * 1985-11-14 1987-06-03 Merck & Co Inc Dosage device
DE3940534A1 (de) * 1989-12-07 1991-06-13 Zeller Plastik Koehn Graebner Fluessigkeits-dosiervorrichtung
DE4305390C1 (de) * 1993-02-22 1994-01-27 Design Udo Suffa Gmbh S Flüssigkeitsbehälter mit aufgesetzter Dosierkammer
WO1996003625A1 (en) * 1994-07-22 1996-02-08 Taplast Spa Dosing cap for dispensing liquids from deformable containers

Also Published As

Publication number Publication date
NL1009141A1 (nl) 1999-02-02
DE29813556U1 (de) 1998-11-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4471689A (en) Disposable cartridge for use in beverage extracting and dispensing machines
US6119582A (en) Apparatus for preparing coffee having a small-bubbled foam layer
CA2596020C (en) Method for preparing a beverage suitable for consumption from at least two ingredients to be dissolved and/or extracted and an amount of liquid
EP1699329B1 (en) A beverage maker incorporating multiple beverage collection chambers
JP4339358B2 (ja) ブリュー容器並びにこのようなブリュー容器を有するフォームユニット及び飲料メーカー
US4421014A (en) Beverage preparation assembly
KR970001761Y1 (ko) 과립상 재료의 분배 장치
CA2614912C (en) System and method for preparing a beverage suitable for consumption, and a use of such a system, a receiving chamber and a holder
JPH04502871A (ja) コーヒー・茶淹れ器具
WO2006080843A9 (en) Method and apparatus for preparing a beverage suitable for consumption
JP2007503274A5 (nl)
EP1092377B1 (en) Apparatus for preparing a coffee extract with a fine-bubble froth layer
CN112027301B (zh) 玻璃壶盖和延长组件、***和方法
US6425317B1 (en) Coffee maker filter basket with steeping feature
EP1000326B1 (en) Assembly comprising a flexible container having a dosing device and dosing device of such assembly
NL1009549C2 (nl) Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
NL1009141C2 (nl) Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
US20150150405A1 (en) Sediment filter
NL1007030C2 (nl) Samenstel voorzien van een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
JP2023507604A (ja) 流動性物質を分注するための給配装置および方法
NL1003067C2 (nl) Samenstel voor het bereiden van koffie met de magnetron.
NL1003895C1 (nl) Samenstel omvattende een flexibele houder met een doseerinrichting en een doseerinrichting van een dergelijk samenstel.
CN209629474U (zh) 酿造机构和饮品机
US2043478A (en) Liquid dispenser
NL2019217B1 (en) Beverage apparatus provided with a beverage preparation unit for providing a beverage

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20041201