NL1008057C2 - Transportsamenstel. - Google Patents

Description

TRANSPORTSAMENSTEL

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting waarmee in het bijzonder, maar niet uitsluitend detailhandelsproducten in de voedingsmiddelenbranche getransporteerd kunnen worden bij de fabrikant en 5 de detailhandelaar.

Het is bekend om dergelijke producten in dozen of op bladen met krimpfolie omhuld te verpakken en op laadborden te plaatsen, waarna deze met behulp van een vorkheftruck in een vrachtwagen geplaatst kunnen worden. 10 Bij de detailhandelaar worden de laadborden weer met vorkhefwagens uit de vrachtwagen genomen. De verpakte voorwerpen kunnen dan uit de verpakking worden gehaald en bij de detailhandelaar in stellingen worden geplaatst, zodat klanten bij het doen van hun aankopen deze uit de 15 stelling kunnen pakken.

Ook worden de op bladen verpakte voorwerpen wel in de verpakte toestand in de winkel gezet, waarna de klanten de voorwerpen uit de verpakking nemen, of hele verpakkingen tegelijk meenemen.

20 De uitvinding beoogt het transport van de fabrikant tot uiteindelijk de klant doelmatiger en daarom kostenbesparend plaats te laten vinden.

Dit doel wordt met de transportinrichting zoals gekenmerkt in conclusie 1 bereikt. De voorwerpen kunnen 25 bij de fabrikant op de dragers worden geplaatst zodat een hoeveelheid voorwerpen eenvoudig met behulp van de drager kan worden verplaatst. Een aantal dragers met de betreffende voorwerpen kan op een laadbord worden geplaatst en in zijn geheel op voor laadborden gebruikelijke wijze met 30 een vorkheftruck worden getransporteerd naar een vrachtwagen en, op de plaats van de bestemming weer worden uitgeladen. De dragers kunnen dan afzonderlijk of in kleine aantallen direct in de winkel worden neergezet, 1008057 2 zonder dat het overpakken van de voorwerpen nodig is.

Door de omhoog uitstekende steunen van elk laadbord wordt de draagbodem van de dragers en dus de gehele drager met de voorwerpen daarop goed ondersteund, zodat het samen-5 stel van laadbord, dragers en verpakte voorwerpen een stabiel, goed transporteerbaar geheel vormt.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Hierdoor is het mogelijk om ook de afzonderlijke dragers met behulp van een vorkheftruck te ver-10 plaatsen. De vorkheftruck kan bijv. een aantal van de dragers tegelijkertijd van het laadbord af nemen en deze op een geschikte plaats weer neerzetten.

Volgens een zeer gunstige verdere ontwikkeling van de uitvinding wordt de maatregel van conclusie 3 15 toegepast. De verplaatsingsmiddelen kunnen verticaal door de uitsparing van het laadbord heen aangrijpen op de dragers en in het bijzonder de draagbodems daarvan, teneinde deze vrij te tillen van het laadbord en verder af te voeren, bijv. naar een transportband of in trans-20 portgoten in een vrachtwagen.

Bij toepassing van de maatregel van conclusie 4 kunnen de dragers opgeheven worden onder de voeten en bijv. vervolgens op hun eigen voeten van het laadbord af geschoven worden. Wanneer de voeten gevormd worden door 25 wielen, kunnen de dragers op gunstige wijze weggerold worden.

Wanneer, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, de steunen voorzien zijn van aan het steunoppervlak grenzende centreerranden, kan de positie van de dragers 30 ten opzichte van het laadbord, bij het plaatsen van de dragers makkelijk worden bepaald, hetgeen het snel werken met de transportinrichting volgens de uitvinding bevordert. Daarnaast voorkomen de centreerranden dat de dragers tijdens het transport over de steunen kunnen ver-35 schuiven.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 6 wordt daarbij bereikt dat de dragers min of meer vanzelf de juiste positie op het laadbord vinden, wanneer 1ÜÜ 8057 3 deze daarop worden neergelaten. Een goede plaatsbepaling wordt ook bevorderd met de maatregel van conclusie 7. De voeten van de dragers kunnen langs de schuine zijvlakken glijden en bijdragen aan het positioneren van de drager, 5 terwijl bovendien, wanneer de voeten van de drager zwenkwielen zijn, deze in een vooraf bepaalde positie worden gedraaid.

Daarbij kan met de maatregel volgens conclusie 7 worden bereikt dat de laadborden goed stapelbaar zijn.

10 Een geschikte verdere ontwikkeling is geken merkt in conclusie 8. De delen van de verplaatsingsmidde-len zijn in dit geval bijv. blokken die ter plaatse van de voeten van de op het laadbord opgestelde dragers beperkt verschuifbaar in het laadbord zijn opgenomen.

15 Door deze laadborden van onderaf omhoog te drukken worden de dragers onder hun voeten opgetild en kunnen deze vervolgens op hun eigen voeten over de blokken en de aangrenzende delen van het laadbord van dit laatste afgeschoven worden, of als de voeten wielen zijn, daarvan 20 afgereden worden.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 10 toegepast. Hierdoor wordt verzekerd dat de dragers niet van het laadbord af bewegen kunnen, bijv. bij transport over ruw terrein.

25 Door toepassing van de maatregel van conclusie 11 wordt bereikt dat de lading het gehele door het laadbord bepaalde oppervlak beslaat, zodat wanneer een aantal laadborden naast elkaar geplaatst wordt, een minimale ' ruimte wordt ingenomen, hetgeen in het bijzonder bij het 30 transport in vrachtwagens van belang is.

Wanneer de bodem van de drager voorzien is van een zich tussen de voeten uitstrekkende gesloten strook, kunnen de verplaatsingmiddelen op deze strook aangrijpen en de drager daardoor verplaatsen. De verplaatsingsmidde- 35 len kunnen in dit geval bijv. een transportband omvatten die onder de drager aangrijpt en deze zelfrijdend op zijn voeten in de vorm van wielen, verplaatst. Ook eventueel door uitsparingen in het laadbord aangrijpende verplaat- 1008057 4 singsmiddelen vinden een geschikt houvast op deze gesloten strook.

Ingeval het de bedoeling is een laadbord met daarop geplaatste dragers en lading in zijn geheel in een 5 verkoopruimte op te stellen, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 13 toegepast. De verdekstroken onttrekken het laadbord en de dragers aan het oog zodat een aantrekkelijk strak uiterlijk van het geheel wordt bereikt. De verdekstroken kunnen op geschikte wijze van 10 reclame-opdruk worden voorzien, bijv. betrekking hebbend op de door de dragers gedragen producten.

Volgens een verdere ontwikkeling van de transportinrichting volgens de uitvinding wordt de maatregel van conclusie 14 toegepast. Het laadbord kan al naar 15 gelang de behoefte een bepaalde vorm en/of grootte verkrijgen zodat een zeer efficiënt gebruik van beschikbare ruimte en middelen mogelijk is.

Fig. 1 toont in gedeeltelijk schematisch perspecti-20 visch aanzicht een laadbord, roldrager en ver- plaatsingsmiddelen van een transportinrichting volgens de uitvinding? fig. 2 toont de componenten van fig. 1 in samengevoegde toestand; 25 fig. 3 toont een met fig. 1 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm? fig. 4 toont een laadbord volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van de uitvinding? fig. 5 toont weer een andere uitvoeringsvorm van een 30 laadbord volgens de uitvinding; fig. 6 toont andere componenten van de transportinrichting volgens de uitvinding? fig. 7 toont een laadbord en een drager volgens een andere uitvoeringsvorm? 35 fig. 8 toont nog een andere uitvoeringsvorm van een laadbord en roldrager? fig. 9 toont een roldrager van de transportinrichting volgens de uitvinding.

1ÜU8U57 5

De in fig. 1 getoonde transportinrichting 1 omvat een aantal laadborden 2 waarop roet stippellijnen aangegeven roldragers 3 geplaatst kunnen worden. De inrichting omvat verder verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de 5 laadborden en roldragers.

Een roldrager volgens een voorkeursuitvoerings-vorm van de uitvinding is in detail in fig. 9 getoond. Te zien is dat deze roldrager 10 omvat een draagbodero 14 die nabij zijn hoeken aan de onderzijde voorzien is van 4 10 voeten in de vorm van twee bokwielen 11 en twee zwenkwielen 12. Op de draagbodem 14 van de roldrager 10 kunnen te transporteren voorwerpen worden geplaatst.

Zoals in fig. 9 met stippellijn is aangeduid hebben zes bij elkaar geplaatste roldragers 10 dezelfde 15 grondvorm als die van een laadbord. Met andere woorden op een laadbord, zoals het laadbord 2 in fig. 1 kunnen precies zes roldragers 10 worden opgenomen.

Voor het opnemen van de roldragers 10 op een laadbord zoals het laadbord 2 is dit laadbord 2 voorzien 20 van een aantal omhoog uitstekende steunen 4 die een steunoppervlak 5 bepalen voor het ondersteunen van de draagbodem 14 van de roldragers 10.

Het laadbord 2 is, op op zichzelf gebruikelijke wijze, voorzien van een aantal insteekopeningen 15 waarin 25 de vorken van een vorkheftruck uit kunnen steken, teneinde het laadbord 2 met de daarop geplaatste roldragers 10 op te kunnen nemen en te verplaatsen.

Zoals uit fig. 1 blijkt is het laadbord 2 zodanig uitgevoerd dat de wielen 11, 12 van de roldragers 30 zich boven en gedeeltelijk in uitsparingen 7 bevinden, die bestemd zijn voor het verticaal doorlaten van delen van de verplaatsingsmiddelen. Deze verplaatsingsmiddelen zijn in fig. 1 enigszins schematisch weergegeven door de blokvormige hefstukken 16, 17 die over een hefhoogte 18 35 omhoog en omlaag bewogen kunnen worden.

Fig. 2 toont de situatie waarin het laadbord 2 neergelaten is op de verplaatsingsmiddelen en de hefstukken 16, 17 in de uitsparingen 7 omhoog bewogen zijn. In 1008057 6 de omhoog bewogen toestand ligt het bovenoppervlak van de hefstukken 16, 17 in hetzelfde vlak als het bovenoppervlak van verbindingsblokken 6 van het laadbord 2. Bij het omhoog bewegen van de hefstukken 16, 17 worden de roldra-5 gers dus onder hun wielen 11, 12 opgelicht, waarna deze over de doorgaande banen die gevormd worden door de hefstukken 16, 17 en de verbindingsblokken 6, van het laadbord af, of daarop gereden kunnen worden.

Fig. 1 laat duidelijk aan de hand van de hef-10 stukken 16, 17 de uitsparingen zien in het laadbord 2 waardoorheen delen van de verplaatsingsmiddelen verticaal omhoog kunnen bewegen. Deze verplaatsingsdelen behoeven niet min of meer stilstaande blokken 16, 17 te zijn, maar kunnen ook transportbanden of -wielen zijn, waarmee de 15 roldragers aangedreven bewogen kunnen worden.

Het gebruik van de transportinrichting volgens de uitvinding heeft zowel voordelen aan de zijde van de producent als die van de detailhandelaar. Bij de producent kunnen de roldragers eenvoudig op de plaats waar de 20 te transporteren producten worden vervaardigd met deze producten worden geladen. Vervolgens kunnen deze producten op de roldragers verplaatst worden naar de inrichting waar deze geladen roldragers op het laadbord 2 worden gepositioneerd. Zoals opgemerkt, kan dit gebeuren door de 25 roldragers op het laadbord 2 te rijden in de in fig. 2 getoonde toestand of met behulp van andere transportmiddelen, zoals transportbanden en dergelijke.

Ook is het mogelijk om de roldragers met behulp van een vorkheftruck op het laadbord 2 te plaatsen. Boven 30 de insteekopeningen 15 in het laadbord 2 bevinden zich tussen de steunen telkens zodanige vrije ruimtes dat hefvorken ook daar ingestoken kunnen worden. Aldus kunnen deze hefvorken aangrijpend onder de draagbodem 14 van de roldragers 10 deze op het laadbord 2 plaatsen of daarvan 35 af nemen.

Bij de detailhandelaar kunnen de geladen roldragers eenvoudig van het laadbord 2 worden af genomen en verplaatst worden naar het magazijn of bij voorkeur de 1008057 7 verkoopstelling waarin deze direct gepositioneerd kunnen worden. De roldragers kunnen eventueel van een opbouw zijn voorzien waarin de goederen zodanig kunnen worden opgenomen dat deze voor de eindafnemers gemakkelijk 5 bereikbaar zijn.

Fig. 3 toont een enigszins ander laadbord 20, dat ook voorzien is van steunen 21 voor het ondersteunen van de draagbodem van roldragers 10. Het laadbord is hierbij voorzien van opsluitmiddelen 22, 23 in de vorm 10 van opstaande randen die zijdelings met de wielen 11, 12 van de roldrager samenwerken teneinde een zijdelingse verplaatsing van de roldragers ten opzichte van het laadbord 20 te voorkomen.

Verder zijn in het laadbord 20 delen van de 15 verplaatsingsmiddelen opgenomen. In het bijzonder worden deze delen gevormd door schuifblokken 24, 25 die verticaal beperkt verschuifbaar opgesloten zijn. In de situatie waarin het laadbord 20 vrij is van de verplaatsingsmiddelen zullen de schuifblokken 24, 25 een onderste 20 stand innemen, waardoor deze niet in dragend contact zijn met de wielen van de roldragers.

Wanneer het laadbord 20 op de verplaatsingsmiddelen wordt gepositioneerd, overeenkomstig de wijze zoals in fig. 2 is getoond, kunnen de schuifblokken 24 met 25 behulp van de hefstukken 26, 27, die over slechts de beperkte afstand 28 omhoog beweegbaar hoeven te zijn, omhooggedrukt worden teneinde de draagbodem van de roldrager 10 vrij te tillen van de steunen 21. Daarna kunnen de roldragers op de eerder beschreven wijze van het 30 laadbord af gereden worden, het laden gaat uiteraard in omgekeerde zin.

Het laadbord 30 van fig. 4, voor een transportinrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat de steunen 31 voorzien zijn van schuine zijvlakken 35 32. Deze zijn in het bijzonder nuttig wanneer de roldragers met behulp van bijv. een vorkheftruck van bovenaf op het laadbord 30 worden geplaatst. Door de centrerende werking van de schuine zijvlakken komen de roldragers 1008057 δ vanzelf bij het neerlaten in de juiste positie op het laadbord 30 terecht.

Verder zijn bij het laadbord 30 opsluitmiddelen 33 in de vorm van opstaande randen aangebracht voor het 5 zijdelings opsluiten van de roldragers en bovendien blokken 34 waar de wielen 11, 12 van de roldrager zich voor en achter positioneren zodat ook het heen-en-weer schuiven van de roldragers wordt vermeden.

Bij de getoonde uitvoeringsvorm van het laad-10 bord 30 zijn alleen twee tegenover liggende zijvlakken van de steunen 31 schuin uitgevoerd. Wanneer ook de andere twee zijvlakken schuin worden geplaatst, kan een aantal laadborden 30 van deze uitvoering ruimtebesparend opgestapeld worden. De steunen steken dan uit in de 15 ruimtes die door de wanden van de steunen 31 van het laadbord daarboven worden omsloten.

Bij het laadbord 40 zijn de steunen 41 voorzien van verdiept liggende gedeelten 42. Deze werken samen met het onderoppervlak van montagekokers 44, die onder tegen 20 de draagbodem 14 van de roldrager 10 zijn aangebracht. De verdiepte gedeelten 42 lopen via schuine vlakken 43 over in het bovenoppervlak van de steunen 41. Door deze schuine vlakken 43 zal de roldrager, wanneer deze bijv. met een vorkheftruck op het pallet 40 wordt geplaatst, auto-25 matisch gecentreerd op zijn juiste plek terecht komen.

De montagekokers 44 zijn bestemd voor het monteren van verdekstroken die zich over de gehele hoogte vanaf de onderzijde van het laadbord 40 tot aan de bovenkant van de draagbodem 14 kunnen uitstrekken. Door deze, 30 in de figuren niet getoonde verdekstroken kan het laadbord 40 en de roldrager aan het zicht worden onttrokken, zodat een aantrekkelijke, strak uiterlijk wordt verkregen, hetgeen gunstig is wanneer een laadbord met roldragers direct in een voor het kopende publiek toegankelijke 35 ruimte wordt opgesteld. De verdekstroken kunnen eventueel voorzien zijn van een geschikte opdruk, bijv. met reclame.

1008057 9

In plaats van verdekstroken die zich over de gehele hoogte van een roldrager en een laadbord uitstrekken, kunnen uiteraard ook minder hoge verdekstroken worden toegepast die alleen de roldrager afdekken, in het 5 geval de te verkopen producten op alleen een roldrager in een voor het publiek toegankelijke ruimte worden geplaatst. De montagekokers 44 kunnen bijv. in hun eind-vlakken voorzien zijn van een schroefdraad, waarin een montageschroef kan worden opgenomen. Een andere mogelijk-10 heid is om de verdekstroken met bijvoorbeeld klemmen of klittenband te monteren.

Fig. 6 toont andere delen van de verplaatsings-middelen van een transportinrichting volgens de uitvinding. Deze delen kunnen bijv. leibanen 51 in een vloerop-15 pervlak omvatten. Dit vloeroppervlak kan de vloer zijn van een opslagruimte of de laadbodem van een vrachtwagen of dergelijke, of een tafel in een logistiek transportsysteem voorzien van leibanen om de rolmodules te positioneren.

20 De verplaatsingsmiddelen omvatten verder trans portbanden 50 die zich in de langsrichting van de leibaan 51 uitstrekken en met hun bovenpart aan kunnen grijpen op de onderkant van de draagbodem 14 van roldragers 10. In het bijzonder zijn de roldragers 10 in dit verband aan 25 het onderoppervlak van de draagbodem voorzien van een zich tussen de wielen 11, 12 uitstrekkende gesloten strook 13 die een goed contact met de transportband 50 verzekert. De draagbodem kan daarbij van elke geschikte constructie zijn zoals een gesloten plaatvormige con-30 structie zoals getoond in de figuren of ook een rooster-of gaasvormige constructie hebben.

De roldragers 10 kunnen met behulp van de transportbanden 50 over de vloer worden verplaatst. Eventueel kunnen de transportbanden 50 uitschuifbaar zijn 35 en direct aangrijpen om de roldragers 10 die op een voor de vloer opgesteld laadbord aanwezig zijn. De roldragers kunnen dan van het laadbord af op de laadvloer bewogen worden.

1 0 0 3 0 δ 7 10

De transportbanden 50 kunnen verticaal beweegbaar worden uitgevoerd teneinde deze buiten contact te brengen met de roldragers. De roldragers kunnen dan met handbediening over de laadvloer worden verplaatst. Wan-5 neer de laadvloer de vloer van een vrachtwagen is kunnen de transportbanden 50 ook in contact gehouden worden met de roldragers 10, teneinde hun positie te verankeren.

Het in fig. 7 getoonde laadbord 55 wordt in principe gevormd door drie balken 56 waarop drie paren 10 latten 58 zijn aangebracht, bijvoorbeeld door spijkeren of schroeven. Aan de onderkant zijn in daarvoor aangebrachte uitsparingen in de balken 56 eveneens drie paren latten 57 aangebracht. De dragers 60 die in dit uitvoering svoorbeeld een draagbodem 62 met nabij de hoeken vier 15 voeten 61 omvatten kunnen op het laadbord 55 worden opgesteld. Daarbij vormen de latten 58 de omhoog uitstekende steunen, waarvan de bovenoppervlakken de draagbo-dems 62 van een aantal dragers 60 kunnen ondersteunen.

Tussen aangrenzende lattenparen 57 resp. 58 20 worden openingen gevormd voor het verticaal doorlaten van delen van de verplaatsingsmiddelen. Tussen de lattenparen 57 en 58 is een ruimte gevormd waar de vorken van een vorkheftruck in gestoken kunnen worden.

In plaats van dragers 60 met onbeweeglijke 25 voeten 61 kunnen uiteraard op het laadbord 55 eveneens roldragers worden opgesteld.

Het voordeel van de uitvoeringsvorm van figuur 7 is dat deze uit zichzelf een geringe hoogte heeft, zodat deze weinig ruimte inneemt.

30 De lattenparen 58 kunnen eveneens ingelaten worden in de balken 56, zoals de lattenparen 57. In dat geval kunnen de voeten 61 op geschikte wijze zodanig worden geplaatst dat deze enerzijds aanliggen tegen de twee opeenvolgende balken 56 en anderzijds tegen de 35 latten van het betreffende lattenpaar 58. Aldus wordt de drager 60 goed gefixeerd op het laadbord ondersteund.

Het laadbord 65 van fig. 8 heeft niet de vierkante of rechthoekige omtreksvorm van een gebruikelijk J008057 11 laadbord. Slechts de delen welke nodig zijn voor het aangrijpen van de vorken van een vorkheftruck en voor het bevestigen van de steunen voor het ondersteunen van de draagbodems 14 van de dragers 10 zijn in dit laadbord 65 5 aangebracht.

De basisconstructie van het laadbord 65 bestaat uit vier balken 66 die onderling verbonden zijn met latten 69. Op de latten 69 en de balken 66 zijn verbin-dings/steunplaten 67 bevestigd alsmede blokken 68 die 10 uiteraard zodanig zijn aangebracht dat de draagbodems van de dragers 10 op geschikte wijze worden ondersteund.

Zoals eerder beschreven laat fig. 7 zien dat een aantal roldragers tezamen het oppervlak van één laadbord hebben. De laadborden kunnen echter op verder 15 voor de hand liggende wijze ook zodanig zijn uitgevoerd dat deze samengesteld kunnen worden uit een aantal kop-pelbare afzonderlijke laadborddelen. Elk laadborddeel is dan qua oppervlak gelijk aan één of enkele roldragers.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier 20 beschreven uitvoeringsvormen. De roldragers kunnen bijv. een andere grootte hebben dan overeenkomt met 1/6 van een laadbord. De constructie van het laadbord zelf kan ook sterk variëren, in het bijzonder afhankelijk van het toegepaste materiaal. Zo is het mogelijk de laadborden 25 voor de transportinrichting volgens de uitvinding op min of meer gebruikelijke wijze op te bouwen van houten onderdelen, maar uiteraard is het ook mogelijk om deze te vervaardigen van plaatmetaal of te spuitgieten van kunststof.

30 De met de laadborden en roldragers samenwerken de verplaatsingsmiddelen kunnen eveneens op veel verschillende wijzen worden uitgevoerd.

Al deze variaties vallen binnen de bijgevoegde conclusies.

1008057

Claims (15)

1. Transportinrichting omvattende een aantal dragers, een aantal laadborden daarvoor en verplaatsings-middelen voor het verplaatsen van de laadborden en dragers, waarbij elke drager omvat een draagbodem en een 10 aantal daaraan aangebrachte voeten en waarbij elk laad-bord omhoog uitstekende steunen omvat die een steunopper-vlak bepalen voor het ondersteunen van de draagbodem van een aantal dragers.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, 15 waarbij in zijdelingse richting tussen de steunen ruimte vrij is voor het insteken van hefvorken.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het laadbord van het type is met uitsparingen voor het verticaal doorlaten van delen van de verplaat- 20 singsmiddelen.

4. Transportinrichting volgens conclusie 3, waarbij de uitsparingen zich ten minste bevinden ter plaatse van de voeten van de op het laadbord opgestelde dragers.

5. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de steunen voorzien zijn van aan het steunoppervlak grenzende centreerranden.

6. Transportinrichting volgens conclusie 5, waarbij de centreerranden zich schuin omhoog van het 30 steunoppervlak uitstrekken.

7. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de steunen schuine zijvlakken hebben.

8. Transportinrichting volgens één van de 35 voorgaande conclusies, waarbij delen van de verplaat- singsmiddelen verplaatsbaar in het laadbord zijn opgenomen. 1008057

9. Transportinrichting volgens conclusie 8, waarbij de verplaatsbare delen van de verplaatsingsmidde-len verticaal beperkt verschuifbaar opgesloten elementen omvatten.

10. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het laadbord voorzien is van opsluitmiddelen die zijdelings met voeten van de dragers kunnen samenwerken.

11. Transportinrichting volgens één van de 10 voorgaande conclusies, waarbij de grondvorm van het laadbord gelijk is aan die van een aantal tegen elkaar geplaatste dragers.

12. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bodem van de drager 15 voorzien is van een zich tussen de voeten uitstrekkende gesloten strook.

13. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende aan randen van het laadbord aangebrachte verdekstroken ter hoogte van het 20 laadbord en daarop geplaatste dragers.

14. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het laadbord samengesteld is uit een aantal koppelbare afzonderlijke laadborddelen.

15. Transportinrichting volgens één van de 25 voorgaande conclusies, waarbij de voeten wielen zijn. 1008057