NL1006909C2 - Transporteur. - Google Patents

Description

NL 2145-Me/hv Transporteur

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een transporteur voor transport van stukgoederen en dergelijke over een in hoogterichting verlopende schroeflijnvormige baan, voorzien van een frame, een door het frame ondersteun-5 de en door aandrijfmiddelen aangedreven, eindeloze transportband met een transportpart dat in de schroeflijnvormige baan is geleid en een terugvoerpart, welke transportband is voorzien van beweegbaar nabij hun hartlijn gekoppelde, in hoofdzaak stijve lamellen met een bovenste transportvlak, 10 welke lamellen ten opzichte van elkaar scharnierbaar zijn zowel om een eerste as evenwijdig aan het transportvlak en loodrecht op de transportrichting als om een tweede as loodrecht op het transportvlak en loodrecht op de transportrichting, waarbij het frame is voorzien van een schroeflijn-15 vormig steunvlak voor het glijdend ondersteunen van de lamellen in het transportpart, terwijl het frame voorts is voorzien van een radiaal gericht geleidingsvlak voor het in hoofdzaak radiaal geleiden van de lamellen in het transportpart .

20 Dergelijke transporteurs zijn in verschillende uitvoeringen uit de praktijk bekend. Voor het overbruggen van een betrekkelijk grote hoogte zonder al te grote spoed van de windingen van de schroeflijn dient een groot aantal windingen te worden gebruikt. Er ontstaan dan echter 25 aandrijvingsproblemen. De voor beweging van de band noodzakelijke trekkrachten nemen vrijwel exponentieel toe naarmate de boog die de band om de as van schroeflijn maakt groter wordt. De weerstand die de lamel in de transportrichting ondervindt is ten eerste een gevolg van de wrijvingskracht 30 tussen lamel en steunvlak. Ten tweede is de weerstand het gevolg van de wrijvingskracht ontstaan door de kracht waarmede de lamel tegen het radiaal gerichte geleidingsvlak wordt gedrukt. Deze laatste kracht loopt exponentieel op met de doorlopen boog en dus met het aantal windingen, het 1006909 2 zogenaamde stropeffeet; waarbij de band zichzelf vasttrekt bij een trekkende aandrijving.

In de praktijk is getracht dit probleem te overwinnen door het inbouwen van hulpaandrijvingen op verschillende 5 plaatsen langs de schroeflijn. Dit veroorzaakt uiteraard een aanzienlijke verhoging van de kostprijs van de transporteur, terwijl ook de betrouwbaarheid en het geluids- en trillings-niveau nadelig worden beïnvloed. Een andere oplossing voor het probleem is gezocht in het toepassen van een rollenwagen 10 onder elke relatief brede lamel. Deze rollenwagens zijn uitgerust met drie of vier radiaal ten opzichte van een geleidingsbuis gerichte rollen, die de lamellen zowel verticaal als horizontaal geleiden. Nadeel van deze oplossing is de ingewikkeldheid en het ontstaan van grote ruimten 15 tussen de lamellen ter plaatse van eindrollen, doordat de buigmiddellijn van de transportband (bij het aangrijpingspunt van de ketting) op grote afstand van het transportvlak van de lamellen ligt. Hierdoor is de transporteur niet meer toepasbaar voor het transporteren van kleinere en/of wekere 20 produkten. Ook is deze bekende transporteur niet compact te bouwen, terwijl verder de stabiliteit van de lamellen ten gevolge van de rollenwagens te wensen overlaat en de kettingspanning nodig is voor de stabiliteit.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het 25 verschaffen van een transporteur, waarbij de genoemde problemen op doeltreffende wijze zijn opgeheven.

Hiertoe wordt de transporteur volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat ten minste een aantal lamellen is uitgevoerd met ten minste een geleidingsrol die draaibaar is 30 om een draaias evenwijdig aan de tweede as en die kan rollen langs het radiaal gerichte geleidingsvlak.

Door deze maatregel wordt het hiervoor genoemde stropeffeet in aanzienlijke mate verminderd, doordat de wrijvingskrachten tegen het radiaal gerichte geleidingsvlak 35 veel lager liggen vanwege de rollende wrijving tegenover glijdende wrijving bij de stand van de techniek. Dit resulteert in de mogelijkheid om de transportband over een 1006909 3 groot aantal windingen te transporteren zonder dat hulpaan-drijvingen echt noodzakelijk zijn. Voorts kan de constructie eenvoudig blijven doordat alleen een rol wordt toegepast voor de geleiding langs het radiaal gerichte geleidingsvlak, 5 terwijl de ondersteuning van de lamellen door het steunvlak glijdend blijft. Indien een ketting als verbindingselement tussen de lamellen wordt toegepast, kan deze dicht onder het transportvlak van de lamel aangrijpen, waardoor ook de buigmiddellijn van de transportband op kleine afstand 10 daaronder ligt en bij eindrollen nauwelijks spleten tussen de lamellen ontstaan.

Door de eenvoudige constructie kan de uitvinding worden gecombineerd met smalle lamellen die ertoe leiden dat een compacte eindrol kan worden gebruikt, waardoor de inbouw 15 van de transporteur eenvoudiger is en ook een betere overgang ontstaat met aansluitende transporteurs. De smalle lamellen leiden ook weer tot een geringere spleet op de eindrol, terwijl tevens een kleinere spleet tussen de lamellen ontstaat bij de onderlinge verzwenking van de 20 lamellen in het spiraalvormige traject. Ook neigen kleinere lamellen minder tot trapvorming, doordat de binnenhelling stijler is dan de buitenhelling van de schroeflijnvormige baan.

Indien gebruik wordt gemaakt van een cilindrische 25 geleidingsrol en een verticaal glad geleidingsvlak ontstaan geen axiale belastingen en ontstaan ook geen krachtverhogingen door ontbonden krachten in axiale richting.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen die een uitvoeringsvoorbeeld 30 van de transporteur volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een algemeen, zeer schematisch zijaanzicht van het uitvoeringsvoorbeeld van de transporteur volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van het frame van de 35 transporteur van fig. 1.

Fig. 3 is een op grotere schaal weergegeven bovenaanzicht van de lamellen van een klein gedeelte van de « 4 transportband van de transporteur van fig. 1 en 2. in de schroeflijnvormig baan.

Fig. 4 is een op grotere schaal weergegeven doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 3.

5 Fig. 5. is een met fig. 4 overeenkomende doorsnede van een uitvoeringsvariant.

De tekening toont een transporteur die produkten, in het bijzonder stukgoederen, via een schroeflijnvormige baan in hoogterichting kan transporteren. In de praktijk 10 staan dergelijke transporteurs ook wel bekend als spiraal-transporteurs of wenteltransporteurs. Deze transporteurs kunnen produkten in een continue stroom transporteren, waarbij deze produktenstroom kan zijn bedoeld voor verticaal transport of voor het bufferen in een procestraject.

15 Toepassingsgebieden zijn bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie, distributiecentra, de grafische industrie en dergelijke.

De weergegeven transporteur is voorzien van een frame 1, dat in dit geval is voorzien van een centrale kolom 20 2 met voeten 3 en een om de kolom 2 verlopende en daaraan bevestigde, schroeflijnvormige geleidingsgoot 4. Uiteraard zijn ook allerlei andere frameconstructies denkbaar. Aan het bovenste en onderste uiteinde van de geleidingsgoot 4 is een eindrol 5, 6 aangebracht en tussen deze uiteinden van de 25 schroeflijnvormige geleidingsgoot 4 verloopt een terugvoer-goot 7 van het frame 1. In dit geval wordt derhalve de door het frame 1 ondersteunde transportband 8 in het transport-part en in het teruglooppart over een ander baan geleid. Er zijn echter ook uitvoeringen mogelijk, waarbij het 30 transportpart aan de onderzijde van de geleidingsgoot 4 wordt teruggeleid.

In het weergegeven geval omvat de schroeflijnvormige geleidingsgoot 4 vier windingen, doch dit aantal kan afhankelijk van het toepassingsgeval worden vergroot of 35 verkleind. Door de uitvinding is het nu juist mogelijk zonder aandrijfproblemen de transportband 8 over een groot aantal windingen aan te drijven. In het weergegeven geval 1006b}3 5 kan de aandrijfmotor aangrijpen op de eindrol aan het baaneinde van de transporteur, dat wil zeggen de eindrol 5 of 6, en desgewenst kunnen ook nog hulpaandrijvingen op andere plaatsen in de transportbaan worden gebruikt. Ook een 5 lineaire aandrijving voor de transportband 8 behoort tot de mogelijkheden. Bij de bovenste en onderste eindrol 5, 6 kan de transporteur worden aangesloten op verdere transporteurs.

Zoals in het bijzonder ook fig. 3 toont, is de transportband 8 voorzien van een groot aantal lamellen 9 die 10 onderling zijn gekoppeld, ofwel direct ofwel via een eindeloos verbindingsorgaan. Ook een lamel 9 heeft een bovenste plat transportvlak en de lamellen sluiten in hun transportbaan zodanig nauw op elkaar aan dat produkten door een aantal grenzende lamellen 9 kunnen worden ondersteund.

15 De lamellen 9 zijn, zoals vermeld, direct of in dit geval via een nog nader te beschrijven eindeloos verbindingsorgaan onderling scharnierbaar verbonden, zodanig dat de lamellen 9 ten opzichte van elkaar scharnierbaar zijn, zowel om een eerste as evenwijdig aan hun transportvlak en loodrecht op 20 de transportrichting, als om een tweede as loodrecht op het transportvlak en loodrecht op de transportrichting. Deze laatste scharnierbeweging maakt de spiraalbaan mogelijk, terwijl de eerstgenoemde scharnierbeweging de buiging van de transportband 8 om de eindrollen 5 en 6 mogelijk maakt.

25 Doordat de lamellen 9 vanaf hun hartlijn nabij de uiteinden enigszins taps toelopen, hinderen de lamellen 9 elkaar niet in bochten. Andere vormen, zoals een ruitvorm, V-vorm een vertande vorm, en ook overlappingen of een combinatie daarvan zijn ook mogelijk. In een bijzonder geval kunnen de 30 lamellen 9 een segmentvorm bezitten, waarbij de transportband dan wel alleen een volledig gebogen traject kan doorlopen, doch in dat geval is wel een volledig gesloten oppervlak van de transportband 8 bewerkstelligd.

Zoals in het bijzonder de fig. 2 en 4 tonen, omvat 35 de geleidingsgoot 4 van het frame 1 schroeflijnvormige profielen 10 met een bovenste steunvlak 11, waarop de lamellen 9 met hun onderzijde rusten, zodat de lamellen 9 1006909 r 6 bij hun beweging glijdend door het steunvlak 11 worden ondersteund. Door een juiste keuze van de materialen van de profielen 10 en de (kunststof) lamellen kunnen de wrijving en slijtage gering worden gehouden.

5 In fig. 4 is tevens te zien dat de lamellen 9 onderling zijn verbonden door een, bij voorkeur stalen ketting 12, bijvoorbeeld een zogenaamde "side-bow" ketting of ruimteketting die een buiging in twee richtingen en torsie toestaat, zodat de ketting 12 de schroeflijnvormige 10 baan kan doorlopen. Op gebruikelijk wijze zijn de hoofdschalmen 13 van de ketting 12 uitgevoerd met verlengde pennen die in gaten van verticale flenzen 15 van de lamellen 9 ter weerszijden van de ketting 12 zijn geklikt. Bij voorkeur zit elke hoofdschalm aan een lamel 9, zodat de 15 ketting 12 niet kan gaan uithangen tussen aangrenzende lamellen 9 en een kleine radius van de schroeflijnbaan mogelijk is zonder overbelasting van de ketting. De verticale flenzen 15 aan de onderzijde van elke lamel 9 bezitten aan hun onderzijde nog buitenwaarts wijzende, horizontale 20 voeten 16 die kunnen worden gebruikt voor het grijpen onder de profielen 10 voor het tegengaan van een bovenwaartse beweging van de lamellen 9 van hun steunvlakken 11 af.

In fig. 4 is voorts te zien dat in dit geval binnenwaarts van de hartlijn van de weergegeven lamel 9 en 25 derhalve binnenwaarts van de binnenste flens 15 (gezien ten opzichte van de schroeflijnvormige baan) een geleidingsrol 17 is aangebracht die draaibaar is om een draaias 18 die evenwijdig verloopt aan de eerder genoemde tweede as loodrecht op het transportvlak van de lamel en loodrecht op 30 de transportrichting. De geleidingsrol 17 is bij voorkeur met behulp van een niet weergegeven wentellager op de draaias gelagerd voor het verkrijgen van een lichte loop van de geleidingsrol 17. De draaias 18 van de geleidingsrol 17 verloopt door een versterkingsorgaan 19 met een in hoofdzaak 35 platliggende U-vorm, terwijl de draaias desgewenst tevens als bevestigingsorgaan voor bevestiging van de draaias 18 en de geleidingsrol 17 aan de lamel 9 kan dienen, zoals in fig.

]4)06909 7 de geleidingsrol 17 aan de lamel 9 kan dienen, zoals in fig. 4 is weergegeven. Uiteraard zijn allerlei andere wijzen van bevestiging denkbaar.

De geleidingsrol 17 werkt samen met het radiaal 5 buitenwaarts gekeerde geleidingsvlak 20 van het binnenwaartse geleidingsprofiel 10', zodat in radiale richting de transportband door een rollende ondersteuning is geleid. De geleidingsrol 17 bezit bij voorkeur een cilindrisch loopvlak dat samenwerkt met het gladde en verticale geleidingsvlak 10 20, zodat in verticale richting geen krachten ontstaan. Het versterkingsorgaan 19 is uitgevoerd met een horizontale voet 21 die de funktie van de voet 16 van de verticale flens 15 overneemt, daar de voet 16 van de binnenwaartse verticale flens 15 nu wordt gebruikt voor het opsluiten van het 15 versterkingsorgaan 19.

De weergegeven uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat gebruik is gemaakt van een standaard lamel en ten opzichte van transporteur zonder geleidingsrollen 17 hoeft alleen het binnenwaartse profiel 10 binnenwaarts te worden 20 verplaats om een transportband 8 met geleidingsrollen 17 te kunnen ondersteunen.

De geleidingsrollen 17 kunnen aan alle lamellen 9 worden aangebracht, doch ook is het mogelijk slechts een beperkt aantal lamellen van de geleidingsrol 17 te voorzien. 25 Voorts is het mogelijk twee geleidingsrollen aan een lamel aan te brengen, bijvoorbeeld indien de transportband zowel linkse als rechtse bochten dient te doorlopen.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvariant, waarbij de geleidingsrol 17, ten opzichte van de spiraalvormige baan, 30 buitenwaarts van de hartlijn van de betreffende lamel is geplaatst. Het versterkingorgaan is nu tussen het steunvlak 11 van het buitenste profiel 10" en de onderzijde van de lamel 9 geplaatst, zodat het versterkingsorgaan 19 tevens voor de geleiding op het steunvlak 11 dient. Het profiel 10" 35 heeft nu dan ook een ander vorm gekregen, temeer daar het versterkingsorgaan 19' ook voor het tegengaan van de beweging in verticale richting zorgt. Deze uitvoering heeft i U 06909 8 het voordeel dat een stabielere geleiding van de lamellen 9 wordt bewerkstellig, daar de geleidingsrol 17 buitenwaarts van het aangrijpingspunt van de ketting 12 is gelegen.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de 5 uitvinding met eenvoudige en betrouwbare middelen mogelijk maakt dat een in een schroeflijnvormige baan geleide transportband zonder aandrijfproblemen en zonder negatieve invloed op de lamelconstructie over een groot aantal windingen kan worden aangedreven. De band hoeft daarbij niet 10 te worden gespannen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoor-beelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Zo kunnen de 15 lamellen nabij hun hartlijn ook direct met elkaar om twee assen scharnierbaar zijn verbonden door speciale verbindingsdelen. Een afzonderlijke ketting of dergelijke is dan niet nodig.

10 0690 9

Claims (10)

1. Transporteur voor transport van stukgoederen en 5 dergelijke over een in hoogterichting verlopende schroeflijnvormige baan, voorzien van een frame, een door het frame ondersteunde en door aandrijfmiddelen aangedreven, eindeloze transportband met een transportpart dat in de schroeflijnvormige baan is geleid en een terugvoerpart, welke transit) portband is voorzien van beweegbaar nabij hun hartlijn gekoppelde, in hoofdzaak stijve lamellen met een bovenste transportvlak, welke lamellen ten opzichte van elkaar scharnierbaar zijn zowel om een eerste as evenwijdig aan het transportvlak en loodrecht op de transportrichting als om 15 een tweede as loodrecht op het transportvlak en loodrecht op de transportrichting, waarbij het frame is voorzien van een schroeflijnvormig steunvlak voor het glijdend ondersteunen van de lamellen in het transportpart, terwijl het frame voorts is voorzien van een radiaal gericht geleidingsvlak 20 voor het in hoofdzaak radiaal geleiden van de lamellen in het transportpart, met het kenmerk, dat ten minste een aantal lamellen is uitgevoerd met ten minste een geleidings-rol die draaibaar is om een draaias evenwijdig aan de tweede as en kan rollen langs het radiaal gerichte geleidingsvlak. 25

2. Transporteur volgens conclusie 1, waarbij de draaias van de geleidingsrol ten opzichte van het frame gezien buitenwaarts van de hartlijn van de lamellen is geplaatst.

3. Transporteur volgens conclusie 1, waarbij de 30 draaias van de geleidingsrol ten opzichte van het frame gezien binnenwaarts van de hartlijn van de lamellen is geplaatst.

4. Transporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de betreffende lamel ter plaatse van de rol is 35 versterkt door een versterkingsorgaan.

5. Transporteur volgens conclusie 4, waarbij het versterkingsorgaan voor de geleidingsrol tevens is uitge- f0 06909 ! 4 voerd met een onder de geleiding van het frame grijpend deel voor het verhinderen van het omhoog komen van de lamellen.

6. Transporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lamellen onderling zijn verbonden door een 5 rollenketting, waarvan de schalmen elk in de hartlijn van een bijbehorende lamel daaraan zijn bevestigd, en waarbij bij voorkeur elke hoofdschalm met een lamel is verbonden.

7. Transporteur volgens conclusie 4 en 6, waarbij de hoofdschalmen van de ketting telkens tussen vertikale 10 flenzen aan weerszijden van de ketting zijn geklikt, welke flenzen zijn voorzien van horizontale voeten, die bij voorkeur worden gebruikt voor insluiting van het verster-kingsorgaan.

8. Transporteur volgens een der voorgaande conclu- 15 sies, waarbij standaard lamellen zijn gebruikt, die zijn voorzien van het versterkingsorgaan, de geleidingsrol en bevestigingsmiddelen daarvoor.

9. Transporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsrol cilindrisch is en het 20 geleidingsvlak verticaal.

10. Transporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lamellen segmentvormig zijn uitgevoerd, de eindrollen van de transportbaan conisch zijn gevormd en het terugvoerpart dezelfde baan doorloopt als het transportpart. 1006sü4