NL1006685C2 - Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een aantal verschillende vloeibare of pasteuze massa's. - Google Patents

Description

Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een aantal verschillende vloeibare of pasteuze massa's

De uitvinding betreft een inrichting voor het gedoseerd afgeven een aantal verschillende vloeibare of pasteuze massa's. Een dergelijke inrichting is in diverse uitvoeringen bekend en wordt wel aangeduid als 5 "kleurkeuken". De genoemde massa's zijn in dat geval verf, inkt, verdikkings- of verdunningsmiddelen en dergelijke. De massa's dienen in vooraf bepaalde hoeveelheden, althans onderlinge verhoudingen, aan een opvanghouder te worden toegevoerd. Deze opvanghouder, 10 bijvoorbeeld een emmer, een bus, of dergelijke, dient te worden gevuld met een bepaalde hoeveelheid mengsel. Daartoe worden door de inrichting successievelijk vooraf bepaalde hoeveelheden van geselecteerde massa's in de opvanghouder toegelaten. Zodra de opvanghouder met alle 15 gewenste componenten in de gewenste hoeveelheden gevuld is, wordt een volgende opvanghouder op vergelijkbare wijze met de samenstellende bestanddelen gevuld. Bij deze volgende en andere cycli kan de samenstelling anders zijn, al naar gelang de samenstelling van het 20 uiteindelijk gewenste mengsel.

Na het in een opvanghouder brengen van de samenstellende componenten vindt in het algemeen homogenisering plaats door bekende homogeniseerbewerkingen, in het bijzonder roeren en 25 schudden.

Een inrichting van het genoemde type omvat voorzieningen voor het dragen van houders voor de gedoseerd af te geven massa's. Deze houders zijn door middel van flexibele slangen of vaste leidingen 30 verbindbaar met doseerkoppen voor het steeds individueel doseren van een bepaalde hoeveelheid van een betreffende massa. Een geplaatste opvanghouder en alle relevante i!006SÖ5 2 doseerkoppen dienen zodanig onderling beweegbaar te zijn, dat elke doseerkop massa kan afgeven aan de opvanghouder. Bekend is bijvoorbeeld het op een weegschaal vast opstellen van een houder en het door middel van een 5 beweegbaar gestel telkens boven de opvanghouder brengen van de betreffende doseerkop.

Als alternatief kan een gestel dat de doseerkoppen draagt vast zijn opgesteld, waarbij de de opvanghouder dragende weegschaal daaronder beweegbaar is. 10 De weegschaal is van belang voor het in de juiste hoeveelheid afgeven van een bepaalde massa. De besturing van de doseerkoppen vindt dan ook plaats op basis van deze massa-meting. In principe kan worden volstaan met een massa- of een gewichtsverschilmeting.

15 In het geval, waarin de doseerkoppen ten opzichte van de voorraadhouder beweegbaar zijn, dient te worden gebruik gemaakt van flexibele leidingen. Het grote nadeel van flexibele leidingen is, dat ze onderhevig zijn aan ongewenste mechanische belastingen, in het bijzonder 20 torsies, die de levensduur sterk kunnen bekorten en storingen kunnen veroorzaken. Verder zijn slangen aan veroudering onderhevig. Dat is de reden, waarom veelal de voorkeur wordt gegeven aan een uitvoering met een vaste ruimtelijk relatie tussen de doseerkoppen en de 25 voorraadhouders, in welk geval vaste leidingen van bijvoorbeeld kunststof of metaal gebruikt kunnen worden. In dat geval dient de weegschaal met daarop een opvanghouder ten opzichte van de koppen verplaatsbaar te zijn opgesteld. Een dergelijke rangschikking heeft 30 evenwel het nadeel, dat de leidingen, die de elektronisch werkende weeginrichting met centrale, vastopgestelde besturingsmiddelen verbindt, eveneens aan mechanische beïnvloeding onderworpen is.

Deze mechanische beïnvloeding kan beperkt 35 blijven door gebruikmaking van een horizontale lineaire X- of XY-beweeglijkheid binnen beperkte grenzen. Een dergelijke rangschikking heeft echter het nadeel, dat het relatief veel tijd kost om van de ene zijde van een array 1006685 3 naar de andere zijde te gaan, hetgeen tijdens werking van de inrichting niettemin kan voorkomen. In dit verband wordt de voorkeur gegeven aan een ringvormige opstelling van de doseerkoppen en een corresponderende ringvormige 5 baan waarin de weeginrichting met daarop een opvanghouder zich kan bewegen.

Desgewenst kan zelfs een beweging in overwegend één richting langs een dergelijke baan plaatsvinden. Dit is echter zonder bijzondere maatregelen niet mogelijk, 10 daar anders de leidingen die de noodzakelijke elektrische energievoorziening van de weeginrichting verzorgen en de informatiekabels op torsie worden belast.

Het is een doel van de uitvinding, een inrichting te verschaffen, die alle nadelen van de 15 genoemde technieken opheft en niet behept is met de beperkingen van de bekende techniek.

In verband met het bovenstaande verschaft de uitvinding een inrichting voor het gedoseerd afgeven van een aantal verschillende vloeibare of pasteuze massa's, 20 zoals verf, inkt, verdikkings- of verdunningsstoffen, en dergelijke aan een opvanghouder, bijvoorbeeld een emmer of een bus, welke inrichting omvat: eerste draagmiddelen voor het in vaste posities dragen van houders voor de massa's; 25 een vast opgesteld ringvormig gestel, dat een aantal door vast opgestelde centrale besturingsmiddelen (PLC, PC) bestuurbare doseerkoppen draagt, die elk individueel via respectieve leidingen aan de genoemde houders aansluitbaar zijn; 30 door de genoemde besturingsmiddelen bestuurbaar tweede draagmiddelen voor het zodanig dragen van een opvanghouder, dat deze opvanghouder verplaatsbaar is in een met de ringvorm van het gestel overeenkomende ringvormige baan en tijdelijk onder een gekozen doseerkop 35 kan worden geplaatst voor het opvangen van door die doseerkop afgegeven massa; een door de tweede draagmiddelen gedragen weeginrichting, waarop een opvanghouder kan worden 1006685 4 geplaatst, welke weeginrichting aan de besturingsmiddelen signalen kan toevoeren die representatief zijn voor het gewicht van de opvanghouder met zijn inhoud of de verandering van dat gewicht; 5 welke besturingsmiddelen instelbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van programmabesturing, voor het, bijvoorbeeld in successieve cycli, afgeven van verschillende massa's in vastgestelde hoeveelheden aan successieve opvanghouders voor het maken van successieve 10 mengsels met respectieve gekozen samenstellingen; waarbij de weeginrichting via de tweede draagmiddelen door middel van kabelmiddelen zodanig met de besturingsmiddelen verbonden is, dat de netto torsie van die kabelmiddelen bij het doorlopen door de tweede 15 draagmiddelen van een zich over 360° uitstrekkende baan nul is.

Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de kabelmiddelen een vast en een met de tweede draagmiddelen meebeweegbaar deel omvatten, welke 20 twee delen door contactmiddelen met elkaar verbonden zi jn.

In een variant vertoont deze uitvoering de bijzonderheid dat het vaste deel sleepringen en het beweegbare deel met die sleepringen samenwerkende 25 sleepcontacten omvat.

Een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de twee delen capacitief met elkaar gekoppeld zijn.

Weer een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de twee delen inductief met elkaar 30 gekoppeld zijn.

Weer een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de twee delen optisch met elkaar gekoppeld zijn.

Opgemerkt wordt, dat zowel de rechtstreekse 35 elektrische samenwerking met sleepringen en sleepcontacten als een capacitieve, inductieve of optische koppeling de mogelijkheid biedt tot het overbrengen van energie naar de beweeglijke 5 weeginrichting, die elektrische energie nodig heeft om correct te werken, terwijl de omgekeerde weg overbrenging van weegsignalen naar de centrale besturingsinrichting is.

5 Een bepaalde uitvoering vertoont de bijzonderheid dat geleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden van de tweede draagmiddelen, dat de netto rotatie daarvan bij het doorlopen door die tweede draagmiddelen van een zich over 360° uitstrekkende baan 10 nul is. Begrepen dient te worden, dat de torsie niet op elk punt van de baan nul behoeft te zijn. De netto torsie over een volledige omwenteling echter dient wel nul te bedragen.

De laatst beschreven uitvoering kan zodanig 15 zijn ontworpen, dat de geleidingsmiddelen een arm omvatten die de tweede draagmiddelen schuifbaar en aldus met de vereiste variabele afstand zodanig met een punt buiten de genoemde ringvormige baan verbindt, dat de oriëntatie van de tweede draagmiddelen ten opzichte van 20 dat punt in hoofdzaak invariabel is.

Weer een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat de tweede draagmiddelen een in hoofdzaak invariabele oriëntatie bezitten.

25 Strikt wiskundig zou men deze variant zo kunnen begrijpen, dat het oriëntatiepunt volgens de hiervoor beschreven uitvoering in het oneindige gelegen is.

De laatste variant kan zodanig zijn uitgevoerd dat geleidingsmiddelen een arm omvatten die de tweede 30 draagmiddelen schuifbaar en aldus met de vereiste variabele afstand met een wagen met vaste oriëntatie verbindt, welke wagen lineair beweegbaar is in een richting die afwijkt van de langsrichting van de arm. Bij voorkeur wordt deze uitvoering zodanig geïmplementeerd 35 dat de genoemde richting en de langsrichting van de arm loodrecht op elkaar staan.

De hiervoor beschreven mechanische uitvoeringen vragen een structuur, waarbij elementen ten opzichte van 1n06685 6 elkaar beweegbaar, in het bijzonder schuifbaar zijn. Dit is niet altijd mechanisch de meest gewenste structuur.

In verband daarmee verschaft de uitvinding tevens een variant, waarin de draagmiddelen worden 5 gedragen door een eerste tandwiel dat via een transmissie-element is verbonden met een in het midden van de baan vast opgesteld evengroot tweede tandwiel.

Deze variant kan bijvoorbeeld de bijzonderheid vertonen dat het transmissie-element een tandriem of 10 ketting is.

Als alternatief kan hij zodanig zijn uitgevoerd dat het transmissie-element een derde tandwiel is, waarbij de drie tandwielen zodanig zijn opgesteld, dat hun middelpunten zich altijd op een radiale rechte lijn 15 bevinden. In alle gevallen vertonen de tweede draagmiddelen een in hoofdzaak invariabele oriëntatie.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Hierin tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken 20 bovenaanzicht, zodanig dat een deel van het inwendige zichtbaar is, van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk opengebroken vooraanzicht van de inrichting; figuur 3 een gedeeltelijk opengebroken 25 zijaanzicht van de inrichting; figuur 4 het detail IV in figuur 1 op vergrote schaal; figuur 5 het bovenaanzicht conform figuur 4 van de totale opstelling van alle doseerkoppen; 30 figuur 6 een schematische voorstelling van een uitvoering met vaste oriëntatie ten opzichte van het middelpunt van de baan; figuur 6A een dwarsdoorsnede door de centrale overbrengingsinrichting met sleepcontacten; 35 figuur 6B een met figuur 6a corresponderend aanzicht van capacitieve optische overbrenging; figuur 6C een met figuur 6a corresponderend schematisch aanzicht van een inductieve overbrenging; 'J -> 3oö5 7 figuur 7 een uitvoering met vaste oriëntatie ten opzichte van een vast punt buiten de cirkelvormige baan ; figuur 8 een schematische voorstelling van een 5 uitvoering met invariabele oriëntatie, met gebruikmaking van mechanische XY-geleidingsmiddelen; figuur 9 een variant met kantwielen en een ketting of tandriem; en figuur 10 een variant met tandwielen.

10 De figuren 1, 2 en 3 tonen een inrichting 1 voor het gedoseerd afgeven van vloeibare of pasteuze massa's aan een opvanghouder 2 boven op de inrichting 1 kunnen op een draagplateau 3 houders voor de massa's in vaste posities worden geplaatst.

15 De inrichting omvat verder een vast opgesteld gestel 4 dat een aantal door niet-getekende, vast opgestelde centrale besturingsmiddelen, zoals een PC of PLC, bestuurbare doseerkoppen draagt. Deze koppen zijn in een respectieve binnenring 5 en buitenring 6 20 gerangschikt. De binnenring 5 omvat elf doseerkoppen, die alle met 7 zijn aangeduid, terwijl de buitenring 6 tweeëntwintig doseerkoppen 8 omvat. Aangetekend wordt, dat elke doseerkop is aangesloten op twee leidingen, namelijk een toevoerleiding en een retourleiding.

25 Algemeen bekend en gebruikelijk is namelijk, dat doseerkoppen van dit type permanent doorstroomd worden door massa om bij langdurige stilstand geen problemen met vervuiling vast zitten en klonteren te krijgen. De afgifte-openingen zijn in het bijzonder in de figuren 4 30 en 5 duidelijk getekend als de centrale zones van de relatief grote ringvormige structuren.

De inrichting 1 omvat verder tweede draagmiddelen in de vorm van een roteerbaar draagplateau 9, die een weeginrichting 10 draagt. De opvanghouder 2 35 kan met deze configuratie een zodanige baan doorlopen, dat hij massa kan ontvangen uit elke doseerkop 7, 8 van zowel van de binnenring 5 als de buitenring 6. De 1006685 8 beschreven opstelling voorkomt een zeer hoge ruimteef f iciency.

De weeginrichting is zowel voor ontvangst van voedingsenergie als voor afgifte aan de 5 besturingsmiddelen van informatie met een voedingsbron en de besturingsmiddelen verbonden. Deze verbinding is zodanig uitgevoerd, dat de daarvoor noodzakelijke kabelmiddelen in deze uitvoering niet aan enige torsie worden onderworpen, ongeacht de hoekpositie van het 10 draagplateau 9. Aan de hand van figuur 6 zal dit belangrijke aspect van de uitvinding nader worden uiteengezet.

Het draagplateau 9 is draaibaar door middel van een motor 12 met daaraan aangesloten transmissiemiddelen 15 13. In het kader van de uitvinding is het niet van belang te bespreken, op welke wijze de besturing van de motor en eventuele transmissiemiddelen zodanig plaatsvindt, dat de opvanghouder 2 steeds naar de juiste plaats wordt gebracht en daar wordt stilgehouden. Bijvoorbeeld kunnen 20 tachomiddelen met het draagplateau 9 samenwerken.

Verder wordt geheel buiten beschouwing gelaten op welke wijze de doseerkoppen 7, 8 bestuurd worden. Algemeen bekend is, dat hiertoe gebruik kan worden gemaakt van elektrisch, pneumatisch of hydraulisch 25 bedienbare kleppen. Dit aspect maakt evenwel geen deel uit van de uitvinding.

Figuur 6 toont de ringvormige baan 14, waarin de weeginrichting 10 zich kan bewegen volgens pijlen 16. Door de vaste opstelling van de weeginrichting 10 op 30 draagplateau 9 vertoont hij een vaste oriëntatie ten opzichte van het middelpunt 15 van de baan 14. Symbolisch zijn twee kabels 17 aangeduid, die weeginrichting 10 verbinden met respectieve sleufringen 18 en 19 via respectieve sleepcontacten 20 en 21.

35 Figuur 6A toont de betreffende configuratie.

Figuur 6B toont een alternatief. In deze uitvoering zijn er twee mogelijkheden. Een onderste structuur 22 en een bovenste structuur 23 werken met 1006685 9 elkaar samen voor de elektrische overdracht van energie en signalen. In een praktische uitvoering omvat de onderste structuur, die vast is opgesteld een buitenring 24 en een binnenring 25, terwijl de bovenste structuur 5 daarmee samenwerkende ringen vertoont, namelijk een buitenring 26 en een binnenring 27. De bovenste structuur is met draagplateau 9 verbonden en derhalve roterend beweegbaar. De ringen 24, 25, 26, 27 kunnen parend samenwerkende condensatorplaten zijn voor capacitieve 10 overdracht, in het bijzonder onder gebruikmaking van hoge frequenties. Ook kan gebruik worden gemaakt van licht-emitterende juncties of halfgeleiderdiodes en daarmee samenwerkende lichtgevoelige receptoren. Ook met dergelijke structuren kan zowel energie als analoge of 15 digitale informatie worden overgedragen.

Figuur 6C toont een onderste structuur 28 en een bovenste structuur 29 die respectieve, met elkaar samenwerkende ringvormige spoelen omvatten voor de inductieve overdracht van voedingsenergie, bijvoorbeeld 20 met een frequentie van 10KH en de overdracht in omgekeerde richting van informatie, bijvoorbeeld informatie met een frequentie-inhoud die aanzienlijk boven de genoemde voedingsfrequentie ligt.

Figuur 7 toont een uitvoering, waarbij een 25 symbolisch aangeduide arm 30 van variabele lengte, bijvoorbeeld een uit telescopisch samenwerkende delen bestaande arm, enerzijds rotatieloos verbonden is met weeginrichting 10 en anderzijds zwenkbaar verbonden is met een scharnier 31. De in figuur 7 getoonde structuur 30 verzekert, dat de netto rotatie van weeginrichting 10 naar het afleggen van een baan van 360° nul bedraagt.

Figuur 8 toont een variant waarbij weeginrichting 10 via een arm 32 met variabele lengte met vaste oriëntatie beweegbaar is ten opzicht van een wagen 35 33, die volgens pijl 35 heen en weer beweegbaar is langs een rechte geleider 34. Zoals figuur 8 toont, wordt met deze configuratie de oriëntatie van de weeginrichting 10 1006685 10 onveranderlijk gehouden en onafhankelijk van de positie op de baan 14 van weeginrichting 10.

De figuren 9 en 10 tonen varianten, die met andere middelen hetzelfde effect realiseren.

5 In de uitvoering volgens figuur 9 wordt weeginrichting 10 gedragen door een ten opzichte van baan 14 roteerbaar tandwiel 35, dat via een tandriem of ketting 36 samenwerkt met een vast opgesteld centraal tandwiel 37. De tandwielen 35 en 37 zijn identiek. Aldus 10 wordt de oriëntatie van weeginrichting 10 over de gehele baan 14 onveranderlijk gehouden.

De configuratie volgens figuur 10 wijkt in zoverre af van de configuratie volgens figuur 9, dat de tandwielen 35 en 37 niet met een tandriem of ketting 36 15 met elkaar gekoppeld zijn maar via een derde tandwiel 38, dat zodanig is opgesteld, dat de middelpunten van de tandwielen 35, 38, 37 altijd op een gemeenschappelijke radiale rechte lijn liggen. In figuur 10 is symbolisch aangeduid, dat de afmetingen van het tandwiel 38 20 irrelevant zijn. Van wezenlijk belang is wel, dat de tandwielen 37 en 35 identiek zijn.

Opgemerkt wordt, dat ook andere transmissiemiddelen dan die volgens figuur 9 en 10 mogelijk zijn om er voor te zorgen dat de oriëntatie van 25 weeginrichting 10 invariabel is.

• JÜÖS85 I

Claims (14)

1. Inrichting voor het gedoseerd afgeven van een aantal verschillende vloeibare of pasteuze massa's, zoals verf, inkt, verdikkings- of verdunningsstoffen, en dergelijke aan een opvanghouder, bijvoorbeeld een emmer 5 of een bus, welke inrichting omvat: eerste draagmiddelen voor het in vaste posities dragen van houders voor de massa's; een vast opgesteld ringvormig gestel, dat een aantal door vast opgestelde centrale besturingsmiddelen 10 (PLC, PC) bestuurbare doseerkoppen draagt, die elk individueel via respectieve leidingen aan de genoemde houders aansluitbaar zijn; door de genoemde besturingsmiddelen bestuurbare tweede draagmiddelen voor het zodanig dragen van een 15 opvanghouder, dat deze opvanghouder verplaatsbaar is in een met de ringvorm van het gestel overeenkomende ringvormige baan en tijdelijk onder een gekozen doseerkop kan worden geplaatst voor het opvangen van door die doseerkop afgegeven massa; 20 een door de tweede draagmiddelen gedragen weeginrichting, waarop een opvanghouder kan worden geplaatst, welke weeginrichting aan de besturingsmiddelen signalen kan toevoeren die representatief zijn voor het gewicht van de opvanghouder met zijn inhoud of de 25 verandering van dat gewicht; welke besturingsmiddelen instelbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van programmabesturing, voor het, bijvoorbeeld in successieve cycli, afgeven van verschillende massa's in vastgestelde hoeveelheden aan 30 successieve opvanghouders voor het maken van successieve mengsels met respectieve gekozen samenstellingen; waarbij de weeginrichting via de tweede draagmiddelen door middel van kabelmiddelen zodanig met de besturingsmiddelen verbonden is, dat de netto torsie ' !J 066 8 R van die kabelmiddelen bij het doorlopen door de tweede draagmiddelen van een zich over 360° uitstrekkende baan nul is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de 5 kabelmiddelen een vast en een met de tweede draagmiddelen meebeweegbaar deel omvatten, welke twee delen door contactmiddelen met elkaar verbonden zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarin het vaste deel sleepringen en het beweegbare deel met die 10 sleepringen samenwerkende sleepcontacten omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de twee delen capacitief met elkaar gekoppeld zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de twee delen inductief met elkaar gekoppeld zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de twee delen optisch met elkaar gekoppeld zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 1, omvattende geleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden van de tweede draagmiddelen, dat de netto rotatie daarvan bij 20 het doorlopen door die tweede draagmiddelen van een zich over 360° uitstrekkende baan nul is.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarin de geleidingsmiddelen een arm omvatten die de tweede draagmiddelen schuifbaar en aldus met de vereiste 25 variabele afstand zodanig met een punt buiten de genoemde ringvormige baan verbindt, dat de oriëntatie van de tweede draagmiddelen ten opzichte van dat punt in hoofdzaak invariabel is.

9. Inrichting volgens conclusie 7, waarin de 30 geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat de tweede draagmiddelen een in hoofdzaak invariabele oriëntatie bezitten.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarin de geleidingsmiddelen een arm omvatten die de tweede 35 draagmiddelen schuifbaar en aldus met de vereiste variabele afstand met een wagen met vaste oriëntatie verbindt, welke wagen lineair beweegbaar is in een richting die afwijkt van de langsrichting van de arm. Ï0066Ö5

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarin de genoemde richting en de langsrichting van de arm loodrecht op elkaar staan.

12. Inrichting volgens conclusie 9, waarin de 5 draagmiddelen worden gedragen door een eerste tandwiel dat via een transmissie-element is verbonden met een in het midden van de baan vast opgesteld evengroot tweede tandwiel.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarin het 10 transmissie-element een tandriem of ketting is.

14. Inrichting volgens conclusie 12, waarin het transmissie-element een derde tandwiel is, waarbij de drie tandwielen zodanig zijn opgesteld, dat hun middelpunten zich altijd op een radiale rechte lijn 15 bevinden. f006685 1