NL1006622C2 - Orthodontische inrichtingen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Orthodontische inrichtingen

Achtergrond van de uitvinding

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op 5 orthodontische inrichtingen en, meer in het bijzonder op vaste mandibulaire boog en maxillaire booguitzetters.

Orthodontisten die kinderen behandelen, dienen vaak ruimte te verkrijgen voor niet naar boven gekomen mandibulaire snijtanden en de onderlinge afstand te vergroten voor hoektanden voor kleine 10 boogvormen alsmede om mandibulaire eerste maaltanden op afstand te zetten zodat een totale toename van de booglengte beschikbaar is in de onderste dentale boog van de eerste maaltand tot de eerste maaltand. Bovendien kan de orthodontist ook wensen om het gehemelte overeenkomstig uit te zetten.

Vaak is er een noodzaak voor tandextractie van 15 permanente tanden ten gevolge van het samendrommen.

Mandibulaire en maxillaire booguitzetters zijn bekend in de techniek. Echter, dergelijke mandibulaire booguitzetters zijn relatief zwaar in het ontwerp, belemmeren tongmobil iteit, zijn oncomfortabel om te dragen en interfereren met goede mondhygiëne. De inrichtingen 20 moeten goed zijn ontworpen om koppel- of buigmechanismen gedurende kauwen te weerstaan.

Samenvatting van de uitvinding

Het ligt in de doelstellingen van de onderhavige uitvinding om een mandibulaire booguitzetter te verschaffen om smal 25 gevormde mandibulaire of maxillaire bogen in groeiende kinderen te ontwikkelen.

Een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding is om een mandibulaire of maxillaire booguitzetter te verschaffen die de noodzaak voor het verwijderen van permanente tanden ten gevolge van het 30 samendrommen, te verhinderen.

Het is een andere doelstelling van de uitvinding om een maxillaire booguitzetter te verschaffen om de maxillaire boog en gehemelte in groeiende kinderen uit te zetten.

Nog een andere doelstelling van de onderhavige 35 uitvinding is om een mandibulaire of maxillaire uitzetter te verschaffen tot··.·'·. ' 2 die kan worden ingesteld op een gewenste spanning voordat de inrichting op de plaats wordt vastgezet.

Nog een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding is om een maxillaire booguitzetter te verschaffen die eenvoudig 5 kan worden ingesteld nadat het op de plaats is vastgezet.

Een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding is om een mandibulaire of maxillaire uitzetter te verschaffen die klein is in het ontwerp, comfortabel en goede mondhygiëne toelaat.

Nog een andere doelstelling van de onderhavige 10 uitvinding is om een mandibulaire of maxillaire booguitzetter te verschaffen die koppel- of buigmechanismen tegen tanden gedurende kauwen weerstaat.

Een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding is om een mandibulaire of maxillaire booguitzetter te verschaffen die geen 15 weefsel ondersteunende componenten heeft, niet botst op tandvleesweefsel en de tongmobiliteit niet verhinderd.

Volgens de principes van de onderhavige uitvinding wordt een mandibulaire of maxillaire uitzetter verschaft met een middenboogvij-zelsamenstel voor de ontwikkeling van de onderlinge hoektandbooglengte 20 en bilaterale door een veer voorgespannen, telescopische stang- en buissamenstellen voor afstandvergroting van maaltanden en extra booglengte-ontwikkeling in de mandibulaire praemolarengebieden. De inrichting heeft vier orthodontische banden, een bij elke hoek, om te worden bevestigd aan geselecteerde tanden om de inrichting op de plaats te stabiliseren en te 25 bevestigen. De inrichting is bevestigd aan de onderste boog door eerste maaltand, orthodontische banden en aan de mandibulaire, tijdelijke eerste maaltanden met praemolarenbanden. Het middenboogvijzelsamenstel is gelegen tussen de voorste banden. De laterale ontwikkeling van de mandibulaire boog wordt verkregen door regelmatige activatie van de middenboogschroef. 30 Een door een veer voorgespannen, telescopisch stang- en buissamenstel strekt zich uit tussen de voorste band en de achterste band aan elke zijde. Het door een veer voorgespannen telescopisch stang- en buisontwerp laat de orthodontist toe om de gewenste spanning vooraf in te stellen door het meten van de veer indrukking. De door een veer voorgespannen, telescopische 35 stang- en buissamenstellen vergroten de mesiale distale booglengte. Er looee?? 3 zijn occlusale steunen op elke buis om extra ondersteuning te verschaffen aan het telescopisch stang- en buissamenstel.

In een alternatieve uitvoeringsvorm, wordt het middenboogvijzelsamenstel vervangen door een derde door een veer 5 voorgespannen, telescopisch stang- en buissamenstel dat zich uitstrekt tussen de twee voorste banden. Het derde, door een veer voorgespannen, telescopische stang- en buissamenstel heeft een vooraf ingestelde veerbelasting.

Een nieuwe maxi 11 ai re gehemelte-uitzetter die een paar 10 door een veer voorgespannen stangen en buizen toepast, wordt ook verschaft voor gebruik met de mandibulaire booguitzetter.

In andere uitvoeringsvormen, zijn de orthodontische banden verbonden met de verschillende gescheiden segmenten van een gevormde gehemeltepl aat en de vijzel of de door een veer voorgespannen telescopi sche 15 stang- en buissamenstellen zijn gelegen tussen de gehemel tepl aatsegementen.

De mandibulaire inrichting wordt gebruikt om ruimte te verkrijgen voor niet naar boven gekomen mandibulaire snijtanden en om de onderl inge afstand tussen hoektanden te vergroten voor smalle boogvormen en om de mandibulaire eerste maaltanden op afstand van elkaar te zetten 20 zodat de totale toename in booglengte beschikbaar komt in de onderste dentale boog van de eerste maaltand tot de eerste maaltand. De inrichting wordt gebruikt in samenwerking met de nieuwe maxi 11 ai re gehemelte-uitzetter wanneer de bovenkaak wordt ontwikkeld en de mandibulaire boog moet worden uitgezet om gecoördineerde boogvormen te handhaven. De inrichting laat 25 simultane uitrichting van de mandibulaire snijtanden toe door het toelaten dat samengebonden steunen worden toegevoegd en boogdraden worden geplaatst gedurende het uitzetten.

De mandibulaire inrichtingen worden totaal door de tand ondersteund en zijn ten gevolge van het vier-band-, vier-hoek-ontwerp 30 stabiel en weerstaan koppels.

Korte beschrijving van de tekeningen

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding bevestigd aan een vorm van de mandibulaire boog; 1006622 4 fig. 2 toont een vooraanzicht van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding bevestigd aan de mandibulaire boog; fig. 3 toont een onderaanzicht van de orthodontische 5 inrichting van de onderhavige uitvinding; fig. 4 toont een bovenaanzicht van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding; fig. 5 toont een ander onderaanzicht van de orthodontische inrichting, waarbij het linker door een veer voorgespannen 10 buissamenstel is ontmanteld; fig. 6 toont een ander onderaanzicht van de orthodontische inrichting, waarbij het rechter door een veer voorgespannen bu issamenstel is ontmanteld; fig. 7 toont een perspectivisch aanzicht van een 15 alternatieve uitvoeringsvorm van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding bevestigd aan een dentale vorm; fig. 8 toont een onderaanzicht van de in fig. 7 weergegeven orthodontische inrichting; fig. 9 is een uitgeslagen beeld daarvan; 20 fig. 10 toont een onderaanzicht van een maxi 11 ai re gehemelte-uitzetter van de onderhavige uitvinding, weergegeven als zijnde bevestigd aan een vorm van de maxi 11 ai re boog om de omgeving te demonstreren; en fig. 11 toont een ander onderaanzicht van de maxillaire 25 gehemelte-uitzetter, ontmanteld; fig. 12 toont een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding bevestigd aan een vorm van de maxillaire boog; fig. 13 toont een ander perspectivisch aanzicht van 30 de orthodontische inrichting van fig. 12; fig. 14 toont een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding, bevestigd aan een vorm van de maxillaire boog; fig. 15 toont een ander perspectivisch aanzicht van 35 de orthodontische inrichting van fig. 14; i Ü 0 6 6 2 2 5 fig. 16 toont een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding bevestigd aan een vorm van de maxillaire boog; en fig. 17 toont een ander perspectivisch aanzicht van 5 de orthodontische inrichting van fig. 16.

Corresponderende verwijzingscijfers verwijzen naar corresponderende elementen bij de verschillende tekeningen.

Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm De mandibulaire uitzetterinrichting van de onderhavige 10 uitvinding is in het algemeen weergegeven in de tekeningen door verwijzingscijfer 1. Inrichting 1 is, in fig. 1, bevestigd aan een conventionele dentale vorm M van de ondertanden weergegeven. Inrichting 1 is, in fig. 2, bevestigd aan de ondertanden T van een menselijk wezen weergegeven. Inrichting 1 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen 15 voorste orthodontische banden 3 en 5. Banden 3 en 5 zijn in het algemeen conventionele praemolare banden en aangepast om te worden bevestigd aan de mandibulaire eerste primaire maaltanden. Band 3 heeft een uitsteeksel 6 en band 5 heeft een uitsteeksel 7, beide gepositioneerd op de linguale zijde van de banden. De respectievelijke uitsteeksels zijn integraal 20 gevormd op de respectievelijke banden om een in hoofdzaak metalen lichaam te verschaffen voor de bevestiging van andere elementen die hierna worden beschreven.

De banden 3 en 5 zijn onderling verbonden door een vijzel samenstel 8. Het vijzel samenstel 8 heeft een eerste metalen blok 9 25 en een tweede metalen blok 11. Het eerste blok heeft drie boringen 13, 15 en 17 die lateraal daar doorheen zijn gevormd en het tweede blok 11 heeft drie boringen 13’, 15’ en 17* die lateraal daar doorheen zijn gevormd. De boringen 13, 15 en 17 zijn in hoofdzaak horizontaal uitgericht met de boringen 13’, 15’ en 17’. De middelste boringen 15 en 15’ zijn van 30 schroefdraad voorzien. Een eerste uitrichtpen 19 strekt zich uit door boring 13 en een tweede uitrichtpen 21 strekt zich uit door boring 17. De respectievelijke uitrichtpennen zijn iets onderbemeten met betrekking tot de respectievelijke boringen zodat de blokken 9 en 11 over de pinnen kunnen schuiven zoals hieronder zal worden beschreven.

35 Een schroef 23 is met de schroefdraad gekoppeld in de boringen 15 en 15’ gelegen. Het zal worden begrepen dat de van schroefdraad 6 voorziene schroef 23 tegengesteld geschroefde uiteinden heeft. Dat wil zeggen, het uiteinde van de schroef dat samenwerkt met boring 15 is tegengesteld geschroefd aan het uiteinde dat samenwerkt met de van schroefdraad voorzien boring 15’. Er is ten minste een gat 25 gevormd door 5 het midden van schroef 23 tussen de tegenover elkaar gelegen geschroefde uiteinden. Gat 25 maakt het mogelijk om een klein gereedschap in te brengen om de schroef 23 te roteren. Wanneer de schroef 23 wordt geroteerd in een richting worden de blokken 9 en 11 van elkaar af verplaatst en wanneer de schroef 23 wordt geroteerd in tegengestelde richting worden de blokken 10 9 en 11 naar elkaar toe getrokken. De blokken 9 en 11 schuiven op de uitrichtpennen 13 en 17 en de uitrichtpennen dienen om het vijzel samenstel te stabiliseren.

Er is een eerste gekromde arm 27 die zich uitstrekt tussen het uitsteeksel 6 en het blok 9 en een tweede gekromde arm 29 die 15 zich uitstrekt tussen het uitsteeksel 7 en het blok 11. De gekromde armen kunnen elke gewenste lengte en kromming hebben om op een geschikte wijze te worden gekoppeld met de tanden van de patiënt. De vorm M is vervaardigd volgens conventionele procedures en de armen 27 en 29 zijn vervaardigd zodat zij de geschikte lengte en kromming hebben. De armen 27 en 29 zijn 20 daarna gesoldeerd aan het betreffende uitsteeksel en aan het vijzel samenstel .

Er is een eerste stang 31 bevestigd aan het uitsteeksel 6. De stang 31 kan een smalle holle buis zijn om het gewicht te verminderen of kan een massieve stang zijn. Een tweede stang 33 is 25 bevestigd aan het uitsteeksel 7. Zoals hierboven vermeld hangt de exacte positie van de respectievelijke uitsteeksels waar de stangen worden bevestigd en de hoek waaronder de stang zich van het uitsteeksel af uitstrekt van de patiënt en diens behoefte. Het zal worden begrepen dat de arm 27 en de stang 31 een integraal deel kunnen zijn dat geschikt is 30 gebogen om de arm en de stang te vormen of de arm en de stang kunnen afzonderlijke delen zijn. Hetzelfde geldt voor de arm 29 en de stang 33.

Inrichting 1 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen achterste orthodontische banden 40 en 42. Banden 40 en 42 zijn over het algemeen maaltandbanden en zijn in gebruik bevestigd aan de 35 permanente eerste maaltanden. Band 40 heeft een integraal uitsteeksel 44 en band 42 heeft een integraal uitsteeksel 46 waarbij beide uitsteeksels 1006622 7 zijn gelegen aan de linguale zijde van de banden. Er is een eerste holle buis 48 bevestigd aan het uitsteeksel 44 en een tweede holle buis 50 bevestigd aan het uitsteeksel 46. Elke holle buis heeft een inwendige boring die bemeten is om de schuivende inbreng van een stang te huisvesten 5 zoals hieronder in detail zal worden uitgelegd.

Er is een eerste korte draad 52 haaks op de buis 48 en een tweede korte draad 54 haaks op de buis 50. De respectievelijke korte draden strekken zich buccaal uit en dienen als occlusale steunen en zijn gesoldeerd op de respectievelijke buizen bij een positie corresponderende 10 met de linguale occlusale groef van de tijdelijke tweede maaltanden, bilateraal om extra ondersteuning en stabiliteit aan de buizen te verschaffen.

Het voorste paar orthodontische banden is verbonden met het achterste paar orthodontische banden om molaire distal!isatie en 15 de ontwikkeling van extra booglengte door een paar door een veer voorgespannen telescopische stang- en buissamenstellen te bevorderen zoals hieronder in detail zal worden beschreven. Stang 29 is schuifbaar gelegen in buis 48. Stang 31 is schuifbaar gelegen in buis 51. Er is een eerste spiraalveer 55 gelegen rond stang 31 en bevestigd tussen uitsteeksel 6 20 en het uiteinde van de buis 48. Op eenzelfde wijze is een tweede spiraalveer 57 gelegen rond stang 33 en bevestigd tussen uitsteeksel 7 en het uiteinde van de buis 51. De spiraalveren zijn bemeten zodat zij afsteunen tegen de uiteinden van de buizen en niet over de buizen schuiven. De respectievelijke spiraalveren drukken daarom de voorste banden weg van 25 de buizen. De respectievelijke spiraalveren hebben een vooraf ingestelde spanning. De vooraf ingestelde spanning van de veer wordt geselecteerd door de orthodontist om de geschikte mesiale distale booglengte-ontwikkeling in het praemolare gebied te bewerkstelligen.

Een alternatieve uitvoeringsvorm van de orthodontische 30 inrichting van de onderhavige uitvinding is weergegeven in fig. 7-9 door verwijzingscijfer 60. Inrichting 60 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen voorste orthodontische banden 62 en 64. Band 62 en band 64 hebben integraal daarop gevormde uitsteeksels 66 en 68. De uitsteeksels zijn gelegen aan de linguale zijde van de banden. Er is een holle buis 70 die 35 zich uitstrekt vanaf het uitsteeksel 66 en een stang 72 die zich uitstrekt vanaf het uitsteeksel 68. De hoeken waaronder de buis 70 en de stang 72 10Of«22 δ zich uitstrekken vanaf de respectievelijke uitsteeksels hangen af van de vorm van de mond van de patiënt. Stang 72 is schuifbaar gelegen in buis 70. Er is een spiraalveer 74 rond de stang 72 en bevestigd tussen het uitsteeksel 68 en het uiteinde van de buis 70. De veer 74 is bemeten om 5 te worden gekoppeld met het uiteinde van de buis en niet over de buis te schuiven. Daarom drukt de veer 74 band 62 weg van de band 64. De veer 74 heeft een vooraf bepaalde kracht die moet worden afgeleverd tussen de maaltanden om de anteriore hoektandwijdte te vergroten.

Er is een eerste laterale stang 76 bevestigd aan het 10 uitsteeksel 66 en een tweede laterale stang 78 bevestigd aan het uitsteeksel 68. Er is een eerste spiraalveer 79 rond de stang 77 en een tweede spiraalveer 81 rond de stang 78, die afsteunen op de respectievelijke uitsteeksels. De respectievelijke spiraal veren hebben een vooraf bepaalde spanning, zoals bepaald door de orthodontist om de gewenste 15 mesiale distale booglengte-ontwikkeling te verkrijgen.

Het zal worden erkend dat de stang 72 en de stang 78 een integrale L-gevormde draad kunnen zijn, geschikt gebogen en gesoldeerd aan het uitsteeksel 68. De hoeken waaronder de respectievelijke laterale stangen zich vanaf de respectievelijke ondersteuningen uitstrekken is 20 afhankelijk van de corrigerende behoeften van de patiënt.

Inrichting 60 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen achterste orthodontische banden 81 en 82. Banden 81 en 82 hebben integrale banden 84 en 86 respectievelijk. Er is een eerste holle buis 88 bevestigd aan het uitsteeksel 84 en een tweede holle buis 90 bevestigd 25 aan het uitsteeksel 86. Elke holle buis heeft een inwendige boring bemeten om de schuivende inbreng van een stang te huisvesten, zoals eerder uitgelegd. De holle buizen zijn bemeten om de spiraalveren toe te laten om tegen de uiteinden van de buizen af te steunen zonder over de buis te schuiven, zoals eerder beschreven.

30 Er is een eerste korte draad 92 dwars op de buis 88 en een tweede korte draad dwars op de buis 90. De respectievelijke korte draden dienen als occlusale steunen en zijn gesoldeerd op de respectievelijke buizen bij een positie corresponderende met de linguale occlusale groef van de tijdelijke tweede maaltanden, bilateraal om extra ondersteu-35 ning en stabiliteit aan de buizen te verschaffen.

1006R9? 9

Het voorste paar orthodontische banden is bevestigd aan het achterste paar orthodontische banden op dezelfde wijze als eerder beschreven onder verwijzing naar inrichting 1.

De maxi 11 ai re gehemelte-uitzetter van de onderhavige 5 uitvinding is in het algemeen weergegeven door verwijzingscijfer 100 in fig. 10 en 11. Uitzetter 100 is, in fig. 10, bevestigd aan een conventionele dentale vorm M van de bovenste tanden weergegeven. Inrichting 100 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen voorste orthodontische banden 103 en 105. Banden 103 en 105 kunnen conventionele praemolare banden zijn 10 aangepast om te worden bevestigd aan de maxillaire maaltanden. Band 103 heeft een uitsteeksel 106 en band 105 heeft een uitsteeksel 107 beide gelegen aan de linguale zijde van de banden. De respectievelijke uitsteeksels zijn integraal gevormd op de respectievelijke banden. Er is een integraal gekromd element of haak 109 op uitsteeksel 106 en een 15 integraal gekromd element of haak 111 op uitsteeksel 107.

Inrichting 100 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen achterste orthodontische banden 113 en 115. Band 113 heeft een integraal uitsteeksel 117 en band 115 heeft een integraal uitsteeksel 119, beide op de linguale zijde van de respectievelijke banden. Het uitsteek-20 sel 117 heeft een integraal gekromd element of haak 121 en het uitsteeksel 119 heeft een integraal gekromd element of haak 123.

De voorste orthodontische banden zijn op de volgende wijze bevestigd aan de achterste orthodontische banden: een eerste stang 125 strekt zich uit tussen het uitsteeksel 106 en het uitsteek-25 sel 117. Een tweede stang 127 strekt zich uit tussen het uitsteeksel 107 en het uitsteeksel 119. Haken 109 en 121 zijn ingebed in een kunststoffen plaat 130. Haken 111 en 123 zijn ingebed in een kunststoffen plaat 133.

De respectievelijke kunststoffen platen zijn gevormd om te passen in het gehemelte van de patiënt. Elke plaat, met de 30 bijbehorende voorste en achterste banden, omvatten de helft van de inrichting. De helften van de inrichting worden van elkaar weggedrukt om de maxillaire boog te vergroten. Er is een in hoofdzaak U-gevormde stang 135 ingebed in plaat 133. Benen 136 en 137 van de stang 135 strekken zich daarvan uit en onder in hoofdzaak rechte hoeken aan de kunststoffen 35 plaat. Er zijn spiraalveren 138 en 140 rond respectievelijk benen 136 en 137. Er is een eerste korte buis 142 en een tweede korte buis 144 ingebed 10 in de plaat 130. De buizen strekken zich uit van de gehemelteplaat onder in hoofdzaak rechte hoeken aan de gehemelteplaat. De buizen 142 en 144 zijn in complementaire uitrichting met de benen 136 en 137. De buizen 142 en 144 zijn enigszins overbemeten zodat de benen 136 en 137 in de buizen 5 kunnen schuiven. De veren 138 en 140 steunen af tegen de uiteinden van de buizen en oefenen spanningskrachten uit om de helften van de inrichting van elkaar te drukken. De geschikte spanning kan worden uitgeoefend door het selecteren van veren met de geschikte spanning.

Een andere uitvoeringsvorm van de orthodontische 10 inrichting van de onderhavige uitvinding is weergegeven met verwijzings-cijfer 150 in fig. 12 en 13. Inrichting 150 omvat een paar op afstand van elkaar gelegen voorste orthodontische banden 152 en 154. Banden 152 en 154 omvatten integraal daarop gevormde uitsteeksels 156, 158. De uitsteeksels zijn gelegen aan de linguale zijde van de banden. Er is een 15 verbindingsdraad 159 die zich uitstrekt tussen de ondersteuningen, waardoor de band 152 en de band 154 met elkaar zijn verbonden. Het zal worden erkend dat de lengte van de draad 159 wordt bepaald door de breedte van de mandibulaire boog A. Draad 159 omvat een buiging of boog 160. Draad 159 kan worden ingebed in een kunststoffen deel 162 of ander materiaal voor 20 de acryl nance knoop dat in de boog A past voor bevestiging. Een holle buis 164 strekt zich uit vanaf het uitsteeksel 156 en een holle buis 166 strekt zich uit vanaf het uitsteeksel 158. De hoeken waaronder de respectievelijke buizen zich uitstrekken vanaf de respectievelijke uitsteeksels hangen af van de morfologie van de boog A.

25 Inrichting 150 omvat ook een paar op afstand van elkaar gelegen achterste orthodontische banden 170 en 172. Band 170 omvat een integraal uitsteeksel 174 en de band 172 omvat een uitsteeksel 176. Een stang 178 is integraal bevestigd aan het uitsteeksel 174 en is schuifbaar gelegen in de buis 164. Er is een spiraalveer 180 rond de stang 178 en 30 bevestigd tussen het uitsteeksel 174 en het uiteinde van de buis 164. De veer 180 is bemeten om af te steunen tegen het uiteinde van de buis 164 en niet over de buis te schuiven en is vervaardigd van nikkeltitaan om lage continue kracht te leveren. Dus veer 180 drukt band 170 weg van band 152. De veer 180 heeft een vooraf bepaalde kracht die wordt afgeleverd 35 tussen de tanden om de maxi 11 ai re maaltanden op afstand van elkaar te krijgen.

1006622 11

Fig. 14 en 15 tonen een andere uitvoeringsvorm van een orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding, in het algemeen weergegeven door verwijzingscijfer 190. Inrichting 190 omvat een gevormde gehemelteplaat, in het algemeen weergegeven door verwijzingscijfer 192.

5 De gehemelteplaat 192 is gevormd van een geschikt harsmateriaal dat de vorm aanneemt van en zich aanpast aan het harde gehemelte van de patiënt. De gehemelteplaat 192 is verdeeld in vier kwadraten of secties 192A, 192B, 192C en 192D. Het zal worden erkend dat de gehemelteplaat 192 is gevormd en vervaardigd als één deel en dan is gesplitst in de vier secties 192A, 10 192B, 192C en 192C door geschikte middelen. Sectie 192A omvat de orthodontische band 194 die bevestigbaar is aan een snijtand of hoektand of dergelijke. Op dezelfde wijze omvat de sectie 192B een soortgelijke orthodontische band 196. De orthodontische banden 192A en 192B omvatten elk een integrale draad of haak 198 die is gevormd in de gehemelteplaat 15 om de orthodontische plaat op de plaats te houden. Op dezelfde wijze omvatten de secties 192C en 192D orthodontische banden 202 en 204 respectievelijk. De orthodontische banden 202, 204 omvatten draden of haken 206 die zijn gevormd in de gehemelteplaat om de orthodontische band op de plaats te houden. De orthodontische banden 202, 204 zijn gepositio-20 neerd om aan de maaltanden te worden bevestigd.

De sectie 192A is bevestigd aan de sectie 192B door een vijzel samenstel 208 dat werkt zoals de eerder beschreven vijzel samenstellen. Verder zijn de secties 192A en 192C verbonden door een telescopisch stang- en buissamenstel 209. Het telescopisch stang- en 25 buissamenstel 209 omvat een buis 210 gevormd in een distale staart 212 van de sectie 192A. Op dezelfde wijze is de sectie 192B met de sectie 192D door een telescopisch stang- en buissamenstel 213 verbonden. Het telescopisch stang- en buissamenstel 213 omvat een buis 214 gevormd in een distale staart 216 van de sectie 192B. De sectie 192C heeft een in 30 een laterale sectie 220 gevormde stang 218. De stang 218 heeft een dwars gelegen sectie 219 om het op de plaats in de gehemelteplaatsectie te verankeren en om te verhinderen dat het door de sectie heen dringt onder druk. Er is een spiraalveer 222, bij voorkeur vervaardigd van nikkeltitaan met een vooraf bepaalde spanning rond de stang 218. De stang 218 rust in 35 buis 210. De sectie 192D heeft op dezelfde wijze een stang 224 gevormd in een laterale sectie 226. De stang 224 heeft een dwars gelegen sectie 225 1ÖU6622 12 om het op de plaats in de gehemelteplaatsectie te verankeren en om het te verhinderen om de gehemeltesectie te doordringen onder druk. Er is een spiraalveer 228, met een vooraf bepaalde spanning rond stang 224. De stang 224 is in buis 214 gelegen.

5 De inrichting 190 kan zowel boogverbredings- als boogverlengingskrachten uitoefenen. Het vijzel samenstel 208 kan worden gemanipuleerd om een geschikte kracht op de plaatsecties 192B en 192A uit te oefenen om hen van elkaar af te dwingen en dus een verbreding van de boog te bewerkstelligen. Verder kan het telescopisch stang- en buissamen-10 stel 209 een verlengende kracht uitoefenen tussen secties 192A en 192C terwijl het telescopisch stang- en buissamenstel 213 een geschikte verlengende kracht tussen secties 192B en 192D kan uitoefenen.

Een andere alternatieve uitvoeringsvorm van de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding is in het algemeen 15 weergegeven door verwijzingscijfer 250 in fig. 16 en 17. De inrichting 250 omvat een gevormde gehemelteplaat 252. De gehemelteplaat is geschikt gevormd en dan gescheiden in twee helften 252A en 252B. De twee helften zijn verplaatsbaar gekoppeld door een vijzel samenstel 253. Het zal worden erkend dat het vijzel samenstel 253 kan worden vervangen door een 20 telescopisch stang- en buissamenstel zonder af te wijken van de reikwijdte van de uitvinding. De eerste helft 252A omvat een eerste voorste orthodontische band 254 of bevestiging aan een snijtand of hoektand. De orthodontische band 254 omvat een integraal daarop gevormd uitsteeksel 256. Er is een holle buis 258 die zich uitstrekt vanaf het uitsteeksel 256. 25 Er is een eerste draadhaak 260 aanliggend aan het uitsteeksel 256 en een tweede draadhaak 262 aanliggend aan de holle buis die zijn gevormd in de gehemelteplaat om de orthodontische band en buis aan de gehemelteplaat te bevestigen. Een occlusale steun 264 is integraal gevormd bij het distale uiteinde van de buis 258 aan de buccale zijde.

30 De inrichting 250 omvat een eerste achterste orthodontische band 266 voor bevestiging aan een achterste maaltand. De achterste orthodontische band 266 omvat een integraal uitsteeksel 268. Een stang 270 is integraal bevestigd aan het uitsteeksel 268 en opgesteld om schuifbaar te worden gekoppeld met de holle buis 258. Er is een 35 spiraalveer 272 met een vooraf bepaalde spanning rond stang 270.

1Ü06622 13

De tweede helft 252B omvat een eerste voorste orthodontische band 274 voor bevestiging aan een snijtand of hoektand. De orthodontische band 274 omvat een integraal darop gevormd uitsteeksel 276. Er is een holle buis 278 die zich uitstrekt vanaf het uitsteek-5 sel 276. Er is een eerste draadhaak 280 aanliggend aan het uitsteeksel 276 en een tweede draadhaak 282 aanliggend aan de holle buis die in de gehemelteplaat zijn gevormd om de orthodontische band en de buis aan de gehemelteplaat te bevestigen. Een occlusale steun 284 is integraal gevormd op het distale uiteinde van de buis 268 aan de buccale zijde.

10 De inrichting 250 omvat ook een tweede achterste orthodontische band 286 voor bevestiging aan een maaltand. De achterste orthodontische band 286 omvat een integraal uitsteeksel 288. Een stang 290 is integraal bevestigd aan het uitsteeksel 288 en schuifbaar gelegen in de holle buis 278. Er is een spiraal veer 292 met een vooraf bepaalde 15 spanning rond stang 290 gelegen.

De inrichting 250 kan worden gebruikt voor zowel het verbreden als verlengen van de maxillaire boog. Bijvoorbeeld, wanneer de inrichting 250 is bevestigd aan de tanden van de patiënt, kan het vijzel samenstel 253 worden gemanipuleerd om de plaathelften 252A en 258B 20 uit elkaar te drukken, waardoor de boog wordt verbreed. Verder dienen de spiraalveren 272, 292 om de respectievelijke achterste orthodontische banden weg te drukken van de corresponderende voorste orthodontische banden en oefenen daarbij verlengende krachten uit op de maxillaire boog.

Het zal worden erkend dat verschillende veranderingen 25 en modificaties kunnen worden gemaakt in de orthodontische inrichting van de onderhavige uitvinding zonder af te wijken van de reikwijdte van de bijgevoegde cl aims. Daarom zijn de voorafgaande beschrijving en bijgevoegde tekeningen slechts bedoeld ter illustratie en moeten niet in een beperkende zin worden uitgelegd.

1006622

Claims (14)

1. Een vaste maxillaire booguitzetter omvattende: i een eerste voorste orthodontische band en een tweede 5 voorste orthodontische band; een uitzetdraad tussen de eerste en tweede orthodontische band; een eerste achterste orthodontische band; een eerste door een veer voorgespannen, telescopisch 10 stang- en buissamenstel die de eerste voorste orthodontische band met de eerste achterste orthodontische band verbindt; een tweede achterste orthodontische band; een tweede door een veer voorgespannen, telescopisch stang- en buissamenstel die de tweede voorste orthodontische band met de 15 tweede achterste orthodontische band verbindt; waarbij de uitzetmiddelen tussen de eerste en tweede voorste orthodontische banden laterale maxillaire booguitzetting bewerkstelligen en de eerste en tweede, door een veer voorgespannen telescopische stang en buissamenstellen distale booglengte-uitzetting 20 bewerkstelligen.

2. De vaste maxillaire booguitzetter volgens conclusie 1, verder omvattende een eerste occlusale steun op het eerste telescopische stang- en buissamenstel en een tweede occlusale steun op het tweede telescopische stang- en buissamenstel.

3. Orthodontische inrichting voor het uitzetten van de maxillaire boog omvattende: een eerste voorste orthodontische band; een eerste achterste orthodontische band; een eerste door een veer voorgespannen, telescopisch 30 stang- en buissamenstel dat de eerste voorste orthodontische band met de eerste achterste orthodontische band verbindt; een eerste gehemelteplaat die is verbonden met de eerste voorste orthodontische band; een tweede voorste orthodontische band; 35 een tweede achterste orthodontische band; f006622 een tweede door een veer voorgespannen, telescopisch stang- en buissamenstel tussen de tweede voorste orthodontische band en de tweede achterste orthodontische band; een tweede gehemelteplaat bevestigd aan de tweede 5 voorste orthodontische band; en een vijzel samenstel tussen de eerste gehemelteplaat en de tweede gehemelteplaat.

4. Orthodontische inrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste gehemelteplaat zich over een lengte uitstrekt tussen de eerste 10 voorste orthodontische band en de eerste achterste orthodontische band en de tweede gehemelteplaat zich over een lengte uitstrekt tussen de tweede voorste orthodontische band en de tweede achterste orthodontische band.

5. Orthodontische inrichting volgens conclusie 4, waarbij een lineaire relatie tussen de eerste en tweede gehemelteplaten door het 15 vijzel samenstel kan worden ingesteld.

6. Orthodontische inrichting omvattende: een eerste voorste gehemelteplaat met een eerste voorste orthodontische band daarop; een tweede voorste gehemelteplaat met een tweede voorste 20 orthodontische band daarop; een vijzel samenstel tussen de eerste en tweede voorste gehemelteplaten; een eerste achterste gehemelteplaat met een eerste achterste orthodontische band daarop; 25 een tweede achterste gehemelteplaat met een tweede achterste orthodontische band daarop; een eerste door een veer voorgespannen telescopisch stang- en buissamenstel dat de eerste voorste gehemelteplaat met de eerste achterste gehemelteplaat verbindt; en 30 een tweede door een veer voorgespannen telescopisch stang- en buissamenstel dat de tweede voorste gehemelteplaat met de tweede achterste gehemelteplaat verbindt.

7. Orthodontische inrichting volgens conclusie 6, waarbij de gehemelteplaten zijn vervaardigd als een enkele gevormde continue 35 gehemelteplaat en dan worden gescheiden in respectievelijk de voorste en achterste gehemelteplaten. 1006622

8. Orthodontische inrichting voor het uitzetten van de maxi 11 ai re boog omvattende: een eerste voorste orthodontische band; een tweede voorste orthodontische band; 5 een door een veer voorgespannen, telescopisch stang en buissamenstel tussen de eerste en tweede orthodontische banden; een eerste achterste orthodontische band; een door een veer voorgespannen, stang- en buissamenstel dat de eerste voorste orthodontische band en de eerste achterste 10 orthodontische band verbindt; een tweede achterste orthodontische band; en een door een veer voorgespannen stang- en buissamenstel dat de tweede voorste orthodontische band en de tweede achterste orthodontische band verbindt.

9. Orthodontische inrichting volgens conclusie 8, waarbij elk door een veer voorgespannen stang- en buissamenstel een spiraal veer met een geschikte vooraf ingestelde spanning omvat.

10. Orthodontische inrichting volgens conclusie 8 met een eerste occlusale steun op het eerste stang- en buissamenstel en een tweede 20 occlusale steun op het tweede stang- en buissamenstel.

11. Orthodontische inrichting volgens conclusie 3, verder omvattende uitzetmiddelen voorzien tussen de eerste gehemelteplaat en de tweede gehemelteplaat, de uitzetmiddelen omvatten veermiddelen voor het continue uit elkaar drukken van de gehemelteplaten.

12. Orthodontische inrichting voor het uitzetten van de maxi 11 ai re boog omvattende: een eerste voorste orthodontische band; een eerste achterste orthodontische band; een eerste gehemelteplaat die de eerste voorste en 30 eerste achterste orthodontische banden onderling verbindt; een tweede voorste orthodontische band; een tweede achterste orthodontische band; een tweede gehemelteplaat die de tweede voorste orthodontische band en de tweede achterste orthodontische band onderling 35 verbindt; 1006622 een vijzel samenstel tussen de eerste gehemelteplaat en de tweede gehemelteplaat om de platen van elkaar af te drukken voor het verschaffen van de booguitzetting.

13. Orthodontische inrichting voor het uitzetten van de 5 maxi 11 ai re boog omvattende: een eerste voorste orthodontische band; een tweede voorste orthodontische band; stangmiddelen die de eerste en tweede orthodontische banden verbinden; 10 een eerste achterste orthodontische band; een door een veer voorgespannen stang- en buissamenstel dat de eerste voorste orthodontische band en de eerste achterste orthodontische band verbindt; een tweede achterste orthodontische band; en 15 een door een veer voorgespannen stang- en buissamenstel dat de tweede voorste orthodontische band en de tweede achterste orthodontische band verbindt.

14. Orthodontische inrichting volgens conclusie 13, omvattende gehemelteplaatmiddelen die de eerste en tweede orthodontische 20 banden tussenliggend verbindt. )Üv6622 i