NL1006289C2 - Besturing van zendvermogen in draadloze pakketgegevensoverdracht. - Google Patents

Description

G PEM/MB/Nokia31

BESTURING VAN ZENDVERMOGEN IN DRAADLOZE PARKETGEGEVENS-OVERDRACHT

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op zendvermogen in een cellulair radionetwerk en zij heeft in het bijzonder betrekking op een werkwijze voor het besturen van het zendvermogen, waarbij rekening 5 gehouden wordt met de speciale eigenschappen van de door pakket geschakelde verbindingen.

De meest algemene vorm van mobiele gegevensoverdracht in twee richtingen wordt gevormd door cellulaire netwerken op basis van radiocommunicatie. Verbindingen 10 tussen de aansluitinrichtingen en de basisstations worden meestal door een schakeling bestuurd, dat wil zeggen, dat een bepaalde overdrachtscapaciteit volledig gereserveerd moet worden voor het gebruik van een enkele actieve gegevensoverdrachtsverbinding, onafhankelijk van het feit 15 of de betreffende verbinding de continue gegevensoverdracht vereist of niet. Bij het GSM-systeem (Global System for Mobile Communications), dat bij deze aanvrage beschouwd wordt als een voorbeeld van een cellulair systeem, bedraagt de gegevensoverdrachtscapaciteit die 20 voor één verbinding moet worden gereserveerd een ver-keerskanaal, dat wordt gevormd door een TDMA-tijdsleuf (Time Division Multiple Access), dat cyclisch wordt herhaald, zowel op de zendfrequentie als op de ontvangst-frequentie.

25 Bij de door een schakeling geschakelde gegevensover dracht wordt een probleem gevormd door de beschikbaarheid van de radiofrequenties. Wanneer een bepaalde, door een schakeling geschakelde verbinding slechts af en toe werkelijke gegevensoverdracht vereist, is de hiervoor 30 gereserveerde capaciteit voor de rest van de tijd onnodig gereserveerd. Het probleem is bijzonder duidelijk in communicaties zoals gegevensoproepen. Als oplossing is gegevensoverdracht in pakketvorm ontwikkeld, waardoor de 1006289 2 over te dragen gegevens zijn gevormd tot afzonderlijke pakketten, die de informatie bij de ontvanger omvatten, en die kunnen worden overgedragen bij onregelmatige intervallen. Tussen de pakketten kan de capaciteit voor 5 het overdragen daarvan benaderd worden om te worden gebruikt door een andere verbinding.

Voor de besturing van het zendvermogen van de gegevensoverdracht veroorzaakt de gegevensoverdracht in de vorm van pakketten echter problemen, die niet kunnen 10 worden opgelost door de werkwijzen die bekend zijn in verbinding met door een schakeling geschakelde verbindingen. Voor het verduidelijken van de achtergrond van de onderhavige uitvinding worden de besturing van het zendvermogen en de daarop invloed hebbende factoren in een 15 bekende, door een schakeling geschakeld cellulair radio-systeem in het kort beschreven.

Het cellulaire systeem omvat centrale schakelingen en besturingsschakelingen, basisstations en aansluitsta-tions die door middel van een radioverbinding verbonden 20 zijn met de basisstations. Het heeft de voorkeur een bepaalde vermogensgrens van de radio-overdracht in te stellen voor elke basisstation en elke aansluitinrich-ting. In een aansluitinrichting poogt de beperking van het zendvermogen zowel de verstoring van andere radiover-25 bindingen te verminderen en het energieverbruik van de inrichting te verminderen. Een beslissende factor voor het beperken van het zendvermogen van het basisstation is de afname van verstoringen. Het is aantrekkelijk het zendvermogen van de uitzendende radioinrichting tot een 30 zo klein mogelijke waarde te beperken, maar echter zodanig, dat de ontvangende inrichting de uitzending kan ontvangen zonder aanzienlijke fouten en vervormingen die door ruis en storing worden gevormd. Het beperken van het vermogen is direkt verbonden met het handhaven van de 35 kwaliteit van de radioverbinding en verschillende parameters, die de kwaliteit van het ontvangen signaal aangeven, worden algemeen daarbij gebruikt. Eisen, die zijn ingesteld voor de kwaliteit van de verbinding kunnen 1006289 .

3 variëren in afhankelijkheid van welke soort informatie over de verbinding moet worden overgedragen.

De besturing van het zendvermogen kan worden gebaseerd op een open lus of op een gesloten lus. Bij de 5 besturing met een open lus, waarbij de gegevensoverdracht in twee richtingen plaatsvindt, krijgt de uitzendende schakeling geen informatie met betrekking tot de kwaliteit van het aangekomen signaal als terugkoppeling, maar maakt deze de beslissing met betrekking tot het verande-10 ren van het zendvermogen door het meten van het niveau van het signaal dat deze heeft ontvangen. De werkbaarheid van de werkwijze is gebaseerd op het feit, dat de zenden ontvangstfrequenties dezelfde zijn, zodat de traject-verzwakking in beide richtingen dezelfde is of zo dicht 15 bij elkaar gelegen is, dat de trajectverzwakkingen tenminste sterk gecorreleerd zijn. Bij de besturing volgens een gesloten lus meet de ontvangende inrichting de kwaliteit van het signaal dat deze heeft ontvangen, en levert een parameter af, die deze terug beschrijft naar de 20 zendende inrichting. De besturing met een gesloten lus is een betrouwbare werkwijze, maar de ontvangst van het signaal, de bewerking van de parameters die de kwaliteit beschrijven en het uitzenden van de informatie terug naar de zendinrichting nemen tijd in beslag. Bovendien ver-25 groot de besturing met een gesloten lus de signalerings-eisen, die voor de radioverbinding noodzakelijk zijn.

Factoren, die verbinding hebben met de vermogensbe-sturing, en die veroorzaakt worden door de signaalver-zwakking kunnen worden verdeeld in langzame factoren en 30 snelle factoren. De langzame "fading" wordt veroorzaakt door de veranderende afstand tussen de aansluitinrichting en het basisstation of door het verplaatsen van de aansluitinrichting naar dode ruimten die veroorzaakt worden door een voorwerp of door de vorm van het terrein die de 35 voortplanting van de radiogolven voorkomt. Deze factoren hebben tevens invloed op de radioverbinding naar het basisstation en vanaf het basisstation, en wel op dezelfde wijze, en de desbetreffende tijdschaal ligt in het 1006289 4 gebied van enige seconden. De langzame "fading" wordt veroorzaakt door het feit, dat een destructieve verstoring van golven die zich langs verschillende trajecten voortplanten, plaatsvindt bij de radio-ontvangers, en dit 5 vindt gebruikelijkerwijs plaats in minder dan een seconde. Tevens is de invloed van de snelle fading op de verbinding naar het basisstation niet gecorreleerd met de invloed daarvan op de verbinding vanaf het basisstation.

Bij de bekende, besturingswerkwijze met een gesloten 10 lus, die bijvoorbeeld bij het GSM-systeem wordt toegepast, moet het te ontvangen signaalniveau worden gemeten gedurende tenminste een halve seconde, waarna de aflevering van het resultaat, dat wil zeggen het meetrapport, dat vanaf de aansluitinrichting naar de besturingsschake-15 ling van het basisstation moet gestuurd worden, ongeveer een halve seconde in beslag neemt. De besturingsschake-ling van het basisstation bepaalt het gemiddelde van de ontvangen meetrapporten gedurende ongeveer 2 seconden, en neemt opnieuw een halve seconde voor het afleveren van 20 het ontvangen resultaat aan de aansluitinrichting. Aldus zal de cumulatieve vertraging enige seconden bedragen.

Bij het uitzenden van pakketgegevens is het radiokanaal gereserveerd voor een bepaalde overdracht gedurende ongeveer 50 ms in elke 5 seconden. De hierboven beschre-25 ven besturingswerkwijze met een gesloten lus is niet toepasbaar op die soort radio-overdracht, aangezien de zendinrichting geen tijd heeft enige besturingsboodschap te ontvangen voordat de uitzending wordt beëindigd. Zelfs in gevallen, waarbij de besturingsboodschap op tijd 30 arriveert, is het deel van de overdracht met het onjuiste vermogen onredelijk groot met betrekking tot de tijdsduur .

Het is voor een vakman duidelijk, dat het mogelijk is te pogen de hierboven beschreven besturing met een 35 gesloten lus te versnellen door het verkleinen van de vertragingen op een op zich bekende wijze. Bovendien kan de middeling worden bewogen van de ontvangende inrichting naar de uitzendende inrichting, zodat echter de noodzaak 1006289 5 voor signalering zal worden vergroot, waardoor de zendin-richting meer gecompliceerd wordt. Uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-5 465 398 is een werkwijze bekend, waarbij de ontvanger van een draadloos lokaal netwerk het 5 signaalvermogen meet van elk succesvol ontvangen pakket, en dit vergelijkt met de minimale vermogenswaarde die daarin is opgeslagen, om aldus te beslissen of de ontvangst van het pakket succesvol zal zijn. De ontvanger zendt informatie omtrent het verschil tussen het ontvan-10 gen signaalvermogen en het minimale vermogen naar de zendinrichting. De zendinrichting bepaalt een bewegend gemiddelde uit de ontvangen verschillen en past zijn zendvermogen aan, zodat de gemiddelde waarde van de verschillen een vooraf bepaalde grenswaarde dichter 15 benadert.

De door deze publikatie voorgestelde vermogensbestu-ringswerkwijze is echter hoofdzakelijk toepasbaar op continue overdracht of op omstandigheden, waarbij het faden van het radiosignaal niet verandert in de tijd 20 omdat de uit de ontvangen pakketten berekende grootheden niet langer geldig zijn wanneer de tijdsduur tussen de pakketten zo lang is, dat de fadingeffecten de tijd hebben significant te veranderen. Aldus is de door de publikatie voorgestelde werkwijze bedoeld voor draadloze 25 lokale netwerken, waar het toepassingsgebied in het algemeen wordt gevormd door een kantooromgeving en de aansluitende inrichtingen tijdens gebruik nagenoeg stationair zijn ten opzichte van de basisstations.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het ver-30 schaffen van een werkwijze door middel waarvan een inrichting met een door een draadloos pakket geschakelde verbinding zijn zendvermogen kan besturen, waarbij de speciale behoeften van de door een pakket geschakelde verbinding in beschouwing worden genomen.

35 Het doel van de onderhavige uitvinding wordt bereikt door het met elkaar verbinden van de maatregelen van de besturing met een open lus en die van een besturing met een gesloten lus, zodat de terugkoppelinformatie, die 1006289 6 vereist is door de gesloten lus verbonden wordt met het bevestigingspakket, dat aangeeft, dat een bepaald pakket succesvol is ontvangen, en de besturing met een open lus wordt gebruikt wanneer deze soort bevestigingspakketten 5 niet beschikbaar is.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt, doordat in de eerste toestand van de zendin-richting het zendvermogen een bepaalde uitgangswaarde heeft, en in de tweede toestand van de zendinrichting de 10 zendvermogensbesturing gebaseerd is op zowel de terugkoppel informatie met betrekking tot de kwaliteit van de gegevensoverdrachtsverbinding, die wordt uitgedrukt door de bevestigingsboodschappen van de ontvangstinrichting, als op een bepaalde uitgangswaarde. Met betrekking tot de 15 aansluitinrichting is de uitgangswaarde gebaseerd op de meting van de signalen die regelmatig door het basisstation worden uitgezonden, en voor het deel van het basisstation is de uitgangswaarde gebaseerd op het maximale vermogen en de tijdsduur die verstreken is sinds de 20 voorafgaande bevestigingsboodschap.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding evalueert een radiozendinrichting slechts periodiek, voor het aanvangen van de uitzending en tussen de uitzendingen wat het minimale vermogen is, dat vereist is voor de uitzending. 25 Het vermogen, dat door de evaluatie is vastgesteld, wordt aangeduid met de aanvangswaarde van het zendvermogen. De evaluatie kan worden gebaseerd op karakteristieken van de radio-uitzending in de omgekeerde richting of op een aanname die op een andere wijze gevormd is omtrent de 30 wijze waarop de voortplantingsvoorwaarden van de radiogolven zullen worden veranderd. Nadat de zendinrichting een bepaald gegevenspakket heeft uitgezonden, ontvangt deze volgens het in gebruik zijnde gegevensover-drachtsprotocol een bevestiging van de ontvangstinrich-35 ting met daaraan door de ontvangstinrichting gehechte informatie hoe succesvol de uitzending is geweest. De zendinrichting berekent door correctie van het zendvermogen op basis van de terugkoppeling die in de bevestiging J006289 7 is opgenomen. Tegelijkertijd evalueert deze echter continu de noodzaak voor het zendvermogen zonder enige terugkoppeling van de ontvangstinrichting. De waarde van het zendvermogen wordt bepaald door de terugkoppeling, de 5 uitgangswaarde van het zendvermogen en de tijdsduur die verstreken is sinds de ontvangst van de terugkoppeling binnen de grenzen die ingesteld zijn door bepaalde grenswaarden. Aldus heeft de werkwijze volgens de uitvinding maatregelen, die betrekking hebben met de besturing met 10 een gesloten lus en met een open lus.

Bij een cellulair systeem hangt de toepassing van de uitvinding af of het basisstation of de aansluitinrich-ting wordt beschouwd. Bij de bekende oplossingen zendt het basisstation namelijk continu of tenminste zeer 15 regelmatig bepaalde besturingsboodschappen uit, zodat de aansluitinrichting kan volgen op basis van de daardoor ontvangen besturingsboodschappen zodat het voort kan gaan met het veranderen van de voortplantingsvoorwaarden van de radiogolven en het bijwerken van de aanvangswaarde van 20 het zendvermogen dat door het station wordt gehandhaafd. Het basisstation kan niet precies dezelfde soort werkwijze gebruiken omdat de aansluitinrichtingen niet continu uitzenden. De vermogensbesturing van de uitzending in een pakketvorm, die af en toe in het basisstation wordt 25 uitgevoerd, moet numeriek worden uitgevoerd, zodat de aanvangswaarde - binnen bepaalde grenswaarden - groter is hoe langer de tijd is, die verstreken is sinds de uitzending van het voorgaande pakket.

Tijdens het volgende zal de uitvinding meer in 30 detail worden beschreven onder referentie aan de voorgestelde voorkeursuitvoeringsvormen en ingesloten tekeningen, waarin: figuur 1 in de vorm van een vereenvoudigd toestands-diagram het principe van de uitvinding illustreert, 35 figuur 2 bekende protocolreeksen in het GPRS-systeem illustreert, en figuur 3 een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding illustreert als een stroomschema.

1006289 8

De uitvinding is bedoeld om te worden toegepast in een cellulair radiosysteem, waar de mogelijkheid gereserveerd is voor tenminste de aansluitinrichting (dat wil zeggen een mobiele telefoon), en bij voorkeur tevens voor 5 het basisstation tot het besturen van het zendvermogen in verbinding met de gegevensoverdracht in de vorm van een pakket. Het beschikbare vermogensgebied wordt beperkt door bepaalde maximale en minimale waarden, en een belangrijk doel is het telkens aanpassen van het vermogen 10 opdat dit zo laag mogelijk is, echter zodanig, dat de kwaliteit van de verbinding een bepaalde vereiste norm bereikt. Bij deze toepassing wordt het GSM-systeem beschouwd als een voorbeeld van een cellulair systeem, waarbij het GPRS-pakketprotocol (Global Packet Radio 15 Service) beschouwd wordt als een uitbreiding daarvan. De afkortingen en de speciale temen die betrekking hebben op GSM en GPRS, moeten echter niet worden beschouwd als restrictief vanuit het oogpunt van de uitvinding.

Volgens de voorstellen met betrekking tot het GPRS 20 worden de pakketgegevenskanalen gescheiden in meesterka-nalen en slaafkanalen. De MPDCH-kanalen (Master Packet Data CHannel) omvatten twee afzonderlijke logische kanaaltypen, die worden gevormd door de PCCCH (Packet Common Control CHannel) en de PBCCH (Packet Broadcast 25 Control CHannel). In de laatste van deze twee zendt het basisstation regelmatig bepaalde besturingssignalen van het omroeptype uit. In het geval, dat er in een bepaalde cel geen vrij MPDCH-kanaal beschikbaar is, moeten de besturingsboodschappen die betrekking hebben op de pak-30 ketverbindingen worden uitgezonden langs de signalerings-kanalen die gedefinieerd zijn voor de schakelingsschakel-verbindingen. De SPDCH-kanalen (Slave Packet Data CHannel) omvatten tevens twee afzonderlijke kanaaltypen, die worden aangeduid met PDTCH (Packet Data Transfer CHannel) 35 en PACCH (Packet Associated Control CHannel). Van deze twee wordt de laatste gebruikt voor het uitzenden van de bevestigingen die behoren bij de ontvangen pakketten. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding vereist 1 Oub'289 9 bepaald meetresultaten, die de kwaliteit van het ontvangen signaal uitdrukken, opdat zij worden afgeleverd als terugkoppeling naar de zendinrichting. De meetresultaten kunnen gemakkelijk worden gehecht aan bevestigingen, die 5 uitgezonden worden met betrekking tot het PACCH-kanaal.

Figuur 1 is een vereenvoudigd toestandsdiagram, dat de "initiële" toestand 10 en de "continue" toestand 11 beschrijft. De eerstgenoemde hiervan heeft betrekking op een toestand volgens de onderhavige uitvinding, waarbij 10 de terugkoppelinformatie met betrekking tot de kwaliteit van het ontvangen kanaal niet beschikbaar is voor de zendinrichting voor het besturen van het vermogen, maar de besturing van het zendvermogen moet worden gebaseerd op enigerlei soort van een besturing met een open lus.

15 Een positieve of een negatieve terugkoppeling ACK/NACK van de ontvangende inrichting doet de zendinrichting bewegen naar de "continue" toestand, waarin de besturing van het zendvermogen tenminste gebaseerd wordt op de informatie die meedeelt hoe succesvol de ontvangst van de 20 voorafgaande uitzending is geweest. Bij de "continue" toestand, neemt de zendinrichting aan, dat deze regelmatig terugkoppelingsinformatie ontvangt vanaf de ontvan-gende inrichting. Wanneer binnen een bepaalde tijdsduur geen terugkoppelingsinformatie wordt ontvangen, keert 25 deze terug naar de "aanvangs"toestand 10, volgens de pijl TIMEOUT, en zal de door het toestandsschema beschreven handeling aanvangen vanaf het begin.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding gaat de evaluatie, die de aanvangswaarde vormt van het 30 zendvermogen in de "initiële" toestand 10 voort wanneer de zendinrichting zich in de "continue" toestand 11 bevindt. In dat geval wordt de waarde van het zendvermogen in de "continue" toestand bepaald volgens zowel de aanvangswaarde van het zendvermogen en volgens de terug-35 koppeling die ontvangen is van de ontvangstinrichting.

Hoe langer de tijdsduur is die is verstreken sinds de uitzending van de bevestiging door de ontvangstinrichting, hoe meer de waarde van het zendvermogen wordt J 006289 10 beïnvloed door de aanvangswaarde van het type van het open lus van het zendvermogen, en hoe minder door de terugkoppeling die door de ontvangstinrichting is uitgezonden. Een uiteindelijke TIMEOUT, die terugbeweegt naar 5 de "initiële" toestand 10, vindt plaats op basis van de tijdsduur, die verstreken is sinds de ontvangst van de voorafgaande terugkoppeling. Wanneer een bepaalde vooraf-bepaalde tijdsduur verstreken is sinds de ontvangst van de voorgaande bevestiging, heeft de in de bevestiging 10 opgenomen terugkoppeling totaal geen waarde meer, zodat de zendinrichting kan worden beschouwd volledig terug te zijn bewogen naar de "initiële" toestand 10.

Volgens de uitvinding is de "initiële" toestand een toestand, waarin geen van de ontvangstinrichting afkom-15 stige geldige terugkoppelinformatie beschikbaar is aan de zendinrichting voor het besturen van het zendvermogen. Daarentegen kan de "continue" toestand vanuit het gezichtspunt van de zendinrichting, worden beschouwd als een toestand, waarin deze gegevens zo vaak in de vorm van 20 pakketten naar de ontvangstinrichting uitzendt, dat wanneer de ontvangende inrichting, als respons op het ontvangen van een bepaald pakket, een bevestigingsbood-schap uitzendt, met inbegrip van informatie omtrent de kwaliteit van de gegevensoverdrachtsverbinding, welke 25 ontdekt is bij de ontvangst van het pakket, de tijdsduur, die verstreken is vanuit de ontvangst van een bevesti-gingsboodschap door de zendinrichting totdat het volgende pakket zal worden uitgezonden, niet langer is dan een voorafbepaalde tijdgrens. De in een bepaalde bevesti-30 gingsboodschap opgenomen terugkoppelinformatie blijft geldig gedurende de genoemde voorafbepaalde periode.

In het volgende zal de besturing van het zendvermogen worden behandeld waarbij deze zich aanvankelijk zal beperken tot de "initiële" toestand met betrekking tot 35 het deel van de aansluitinrichting. De zendinrichting bevindt zich in de "initiële" toestand, wanneer de gegevensoverdracht sverbinding nog niet actief is, of wanneer er een langdurige pauze aanwezig is tussen twee via de 1006289 11 verbinding uit te zenden pakketten. De aansluitinrichting meet regelmatig (dat wil zeggen elke twee seconden of vanaf elk ontvangen raster), wat het signaalvermogen is, dat daardoor is ontvangen op het BCCH-kanaal (Broadcast 5 Control CHannel) of op het PBCCH-kanaal (Packet Broadcast Control CHannel), dat behoort tot het pakketprotocol of op een ander overeenkomstig signaleringskanaal, waarop het basisstation regelmatig gegevens uitzendt die behoren bij de radiocommunicatie. De regelmatige ontvangst stelt 10 geen eisen aan de werking van de aansluitinrichting, aangezien deze het BCCH-signaal en/of het PBCCH-signaal in elk geval moet beheersen in het geval, dat deze een verwisseling moet uitvoeren.

Het basisstation weet wat het minimale signaalvermo-15 gen (in dB) is, dat dit zou moeten ontvangen vanaf de aansluitinrichting, wanneer de aansluitinrichting aanvangt met het uitzenden van pakketten, zodat de kwaliteitsstandaard van het ontvangen signaal op het basisstation acceptabel is. Het basisstation heeft met de meeste 20 voorkeur bepaalde verschillende niveaus van ontvangstver-mogen vastgesteld, waarvan het kleinste niveau het zogenaamde gevoeligheidsniveau is. Aangezien het vermogensni-veau, dat door het basisstation voor de ontvangst vereist is, kan variëren naar de omstandigheden, omvat deze in de 25 voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding informatie, die in de op het BCCH-kanaal en/of het PBCCH-kanaal uit te zenden gegevensrasters zijn ingevoegd omtrent het vermogensniveau dat telkens daarvoor vereist is. Wanneer het bijvoorbeeld acht niveaus zijn, kunnen zij worden 30 beschreven door een geheel getal T0, dat hier wordt aangeduid als doelniveau, waarbij de waarde 0 aangeeft, dat het basisstation tevreden is met de ontvangst op het gevoeligheidsniveau, en een waarde 1, die overeenkomt met een waarde boven het gevoeligheidsniveau, enzovoorts; de 35 waarde 7 duidt hiermee het hoogste niveau aan.

Voor het vaststellen van het doelniveau moet het basisstation inachtnemen, dat het verbindingsbudget, dat voor de radioverbinding moet worden uitgerekend, ver- 1006289 12 schillend kan zijn voor de verbinding naar het aansluit-station toe (vanaf het basisstation naar de aansluitin-richting) en voor de verbinding naar het basisstation toe (vanaf de aansluitinrichting naar het basisstation). Het 5 verschil tussen de verbindingsbudgetten kan op de volgende wijze rekening houden met de waarde TO van het doelni-veau. Wanneer wordt aangenomen, dat het aantrekkelijk is, dat het basisstation op het niveau T0=2, dat twee niveaus boven het gevoeligheidsniveau is. Verder wordt aange-10 nomen, dat de verbindingsbugdetberekening of de op het werkelijke verkeer uitgevoerde berekeningen aangeven, dat wanneer de aansluitinrichting geïnformeerd wordt omtrent een bepaald doelniveau, het kwaliteitsniveau in de ontvangst van het basisstation in werkelijkheid twee niveaus 15 lager zal zijn. Wanneer aldus het basisstation de aansluitinrichting zou informeren, dat het doelniveau T0=2 is, zou het kwaliteitsniveau van het volgende pakket, dat door de aansluitinrichting moet worden overgedragen, in het basisstation gelijk zijn aan T0=0, hetgeen overeen-20 komt met het gevoeligheidsniveau. In dat geval houdt het basisstation rekening met het effect van het verbindings-budget door de aansluitinrichting te informeren, dat het doelniveau gelijk is T0=4. Hetzelfde principe is uiteraard toepasbaar op willekeurige waarden van het doel-25 niveau en verbindingsbudgetberekeningen.

Bij de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding moet de aansluitinrichting tevens weten wat het zendver-mogen van het basisstation is op het BCCH-kanaal en/of het PBCCH-kanaal. In het geval, dat de waarde van het 30 zendvermogen niet constant is in elk basisstation van het systeem, hecht elk basisstation bij voorkeur aan elk op het BCCH-kanaal uitgezonden gegevensraster de parameter SB, die het zendvermogen in eenheden van dBm aangeeft. De absolute informatie met betrekking tot het zendvermogen 35 van het basisstation kan zodanig worden vervangen, dat de aansluitinrichting veronderstelt, dat elk basisstation een bekend nominaal standaardvermogensniveau gebruikt, en dat het verschil tussen werkelijke vermogensniveaus in 1006289 13 beschouwing wordt genomen in de parameter TO, die het doelniveau vaststelt. Wanneer het basisstation wilt, dat het doelniveau bijvoorbeeld T0=2 is, maar zijn eigen zendvermogen een doelniveau-eenheid hoger is, zendt deze 5 de doelniveauparameter T0=3 uit. Vervolgens stelt de aansluitinrichting zijn eigen zendvermogen in, opdat dit overeenkomt met de werkelijke verzwakking van de verbinding. De aansluitinrichting ziet in de ontvangst een hoger signaalniveau dan wanneer het basisstation zou 10 uitzenden met het nominale standaardvermogen, waardoor het hogere niveau van het ontvangen signaal in de aansluitinrichting zou leiden naar een lager zendvermogen dan noodzakelijk. De waarde van de doelniveauparameter T0 die een eenheid hoger is, corrigeert de situatie. Op deze 15 wijze wordt de behoefte tot het uitzenden van twee afzonderlijke parameters vermeden.

Nadat de aansluitinrichting gegevensrasters op het BCCH-kanaal en/of op het PBCCH-kanaal heeft ontvangen, meet deze inrichting het ontvangen signaalvermogen per 20 raster, en bereikt door decodering de waarden van de parameters T0 en SB die in het raster zijn opgenomen. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de aansluitinrichting de verhouding C/I van het ontvangen signaal meten (signaalstoringsverhouding) en de 25 verhouding C/l beschrijven als vermogensniveaus bij de ontvangst op de wijze die bepaald is door de norm GSM 05.08. De tijdsduur van een raster is gebruikelijkerwijs bijzonder kort (4,615 ms in het GSM-systeem) , zodat het aantrekkelijk is te compenseren voor de veranderingen die 30 veroorzaakt worden door snel fading en plotselinge verstoringen, zodat de aansluitinrichting de metingen per raster middelt gedurende de tijdsduur van verscheidene rasters. Een gebruikelijke middelingstijd ti is de zogenaamde multirastertijd, die enige honderden milliseconden 35 duurt. Voor het vermijden van een te sterke invloed op het langzaam faden van de meting is de middelingstijd echter korter dan een seconde. In het vervolg zal het ontvangen gemiddelde signaalniveau worden aangeduid met 1006289 14 RO. De aansluitinrichting verandert de TO-parameter tot dB-eenheden op een wijze, die omgekeerd is aan de wijze waarop het basisstation de TO-parameter vormt, en waarbij het effect van de verbindingsbudgetten in beschouwing 5 wordt genomen. De TO-parameter, uitgedrukt in decibels wordt aangeduid met kleine tO. Dan is de door de aansluitinrichting berekende beginwaarde Si(ti) als zijn eigen zendvermogen gelijk aan 10 Si(ti) = SB + D (1)

waarbij D = to - RO

De formule (1) is natuurlijk alleen geldig in het geval, dat het daardoor opgeleverde resultaat in ligt 15 tussen de minimale waarde en de maximale waarde die vastgesteld zijn voor het zendvermogen van de aansluitinrichting. De aansluitinrichting slaat de waarde Si(ti) op in zijn geheugen, opdat deze beschikbaar is wanneer de aansluitinrichting aanvangt met het uitzenden van het 20 gegevenspakket. Wanneer de door de formule (1) gegeven waarde voor Si(ti) kleiner is dan de minimale waarde van het zendvermogen van de aansluitinrichting, slaat de aansluitinrichting de minimale waarde op, en wanneer de waarde Si(ti) te groot is, slaat de aansluitinrichting de 25 maximale waarde op.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de aansluitinrichting in de "initiële" toestand de waarde van het zendvermogen dat door de formule (1) wordt gegeven, corrigeren met correctieco-30 efficiënten die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op de tijdsduur die verstreken is sinds de voorgaande "continue" toestand, waarop de gemeten C/I-verhouding van het BCCH-kanaal en/of het PBCCH-kanaal. Wanneer bijvoorbeeld de door de aansluitinrichting gemeten C/I-verhouding kleiner 35 is na een bepaalde drempelwaarde, kan deze het zendvermogen een niveau verhogen.

In het volgende zal een vermogensbesturingsalgoritme in overeenstemming met de onderhavige uitvinding worden 1006289 15 beschreven in een aansluitinrichting gedurende de "continue" toestand. Een pakket wordt tijdens de zending verdeeld in verscheidene blokken, die verder verdeeld worden tot in salvo's. Volgens het OSI-model (Open Structured 5 Interface), dat een model vormt van de pakketradioverbin-ding, zendt de bepaalde RLC-protocollaag (Radio Link Control) aan de zijde van het gegegevensoverdrachtsnet-werk, dat in figuur 2 met 20 is aangeduid, een bevestiging uit met betrekking tot elk pakket, dat in zijn 10 geheel is uitgezonden. Aangezien de lengte van de pakketten kan variëren tussen vier salvo's en enige honderden salvo's, kan de tijdsduur, die noodzakelijk is voor het uitzenden van een pakket in bijvoorbeeld het GPRS-systeem liggen tussen 18,46 ms als kortste, en een seconde als 15 langste waarde. De tijdsduur van het pakket zal in het vervolg worden aangeduid met tc.

De aansluitinrichting start de uitzending door gebruikmaking van het beginvermogen Si(ti), waarvan de berekening hierboven is beschreven. Wanneer het basissta-20 tion (of een andere inrichting van de gegevensoverdracht snetwerkbewerkingsbevestigingen) de eerste bevestiging vormt, hecht deze daaraan informatie omtrent het gemiddelde kwaliteitsniveau van het ontvangen signaal van de in het pakket opgenomen salvo's. De bevestigingsbood-25 schap is bij voorkeur zodanig gevormd, dat de basisstation het kwaliteitsniveau van alle salvo's meet, en de gemiddelde informatie hecht aan het pakket dat verzameld is in het basisstation op basis van de salvo's die zijn uitgezonden door de aansluitinrichting, en die verder 30 door het basisstation worden uitgezonden naar de SGSN-inrichting van het netwerk (Serving GPRS Support Node), waarvan de bevestigingsboodschap met zijn meetresultaten van het basisstation naar de aansluitinrichting worden uitgezonden.

35 In een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvin ding is de informatie met betrekking tot het kwaliteitsniveau van de door het basisstation ontvangen salvo's in plaats van de bevestigingsniveaus van het RLC-niveau 1006289 16 gehecht aan de besturingsboodschappen, die door het basisstation worden uitgezonden naar de aansluitinrich-ting, en wel tevens gedurende de uitzending van lange pakketten naar het basisstation toe. Deze uitvoeringsvorm 5 is aantrekkelijk in een situatie, waarin de gemiddelde lengte van de pakketten zo lang is, dat het afwachten van de bevestigingsboodschappen van het RLC-niveau te veel vertraging veroorzaakt voor de aflevering van terugkoppe-lingsinformatie naar de aansluitinrichting. Een eis voor 10 deze uitvoeringsvorm is, dat door de meer rasters omvattende structuur van de uitzending het zendvermogen kan worden veranderd tussen de rasters die zijn opgenomen in een bepaald pakket, en dat de noodzakelijke informatie kan worden gehecht aan de door het basisstation uitgezon-15 den besturingsboodschappen.

Op de hierboven beschreven wijze is het doelniveau tO opgeslagen in het geheugen van het basisstation, waarbij het basisstation het nagestreefde kwaliteitsniveau van de basisstationontvangst beschrijft in decibels. 20 Wanneer de aansluitinrichting de terugkoppeling van het basisstation heeft ontvangen, dat wil zeggen de informatie omtrent het gemeten kwaliteitsniveau, berekent dit het verschil van het doelniveau en het gemeten niveau in decibels. Dit verschil wordt aangeduid met Dl. Wanneer 25 het gemeten kwaliteitsniveau hoger is dan het doelniveau, is het verschil Dl negatief, en wanneer het door het basisstation gemeten kwaliteitsniveau lager is dan het doelniveau is het verschil Dl positief. Volgens de besturing met een gesloten lus zou de volgende waarde van het 30 zendvermogen van het basisstation worden gevormd door het numeriek uitgedrukte, gecorrigeerde zendvermogen, dat wil zeggen de som van het eerder gebruikte zendvermogen en Dl, gemarkeerd met Sc(tc). Met andere woorden zou de aansluitinrichting zijn zendvermogen corrigeren opdat het 35 door het basisstation ontvangen kwaliteitsniveau dichter bij het doelniveau zou komen.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding neemt de vermogensbesturing van de "continue" toestand tevens de 1006289 17 tijdsduur in overweging, die verstreken is sedert de uitzending van de pakketten. Zoals hierboven beschreven is, werkt de aansluitinrichting gedurende de "continue" toestand de aanvangswaarde Si(ti) van het type met een 5 open lus van het zendvermogen bij. De volgende waarde S(t) van het zendvermogen van de aansluitinrichting wordt bepaald door de formule die het numeriek gecorrigeerde zendvermogen Sc(tc) neemt, evenals de gemiddelde tijdsduur tc met betrekking tot het gemiddelde ontvangen 10 kwaliteitsniveau, de bijgewerkte aanvangswaarde Si(ti) van het zendvermogen en de gemiddelde tijdsduur ti, in beschouwing bij het vaststellen van de aanvangswaarde. Mathematisch uitgedrukt, geldt: 15 S(t) = f(Sc(tc), t-tc, Si(ti), t-ti) (2) met andere woorden is de volgende zendvermogenswaarde S(t) een functie van f, waarvan de argumenten gevormd worden door de hierboven genoemde factoren. De aansluit-20 inrichting berekent het zendvermogen S(t) op een willekeurig moment t, dat overeenkomt met het zendvermogen van het volgende pakket. Wanneer de waarde t van de tijdsduur groot is, en maar met andere woorden, een relatief lange tijdsduur verstreken is sinds de ontvangst van de voor-25 gaande bevestiging tot het uitzenden van het volgende pakket wordt de waarde S(t) van het zendvermogen bij voorkeur dichter bij de laatste aanvangswaarde Si(ti) van het zendvermogen. Natuurlijk moet een beperking aan de formule (2) worden gehecht, volgens welke de waarde S(t) 30 van het nieuwe zendvermogen gelegen moet zijn tussen de minimale waarde en de maximale waarde die vastgesteld zijn voor de aansluitinrichting. Er zijn twee soorten minimale en maximale vermogensgrenzen: vaste grenswaarden, die afhangen van de constructie van de aansluitin-35 richting, en grenzen per cel, die door het netwerk bepaald worden, en die veelal veranderen tussen de ene cel en de andere. In een zeer kleine cel verbiedt het basisstation de aansluitinrichtingen in het gebied van de cel 1006289 18 een vermogen uit te zenden dat hoger is dan een bepaalde vermogensgrens. Dit verbod wordt uitgezonden naar de aansluitinrichting als een op zich bekende signalering.

Een mogelijke vorm van de functie f is een functie, 5 die exponentieel de waarde Si(ti) benadert S(t) = Si (ti) + (Sc (tc) -Si (ti) *e'0f(t'tc) (3) waarin α een positieve parameter is, waarvoor de meest 10 geschikte waarde door onderzoek kan worden vastgesteld.

De aansluitinrichting slaat de vermogenswaarde S(t) op in het geheugen en zendt de salvo's uit, die de blokken van het volgende pakket uitzenden door gebruikmaking van het zendvermogen S(t). Nadat de volgende bevesti-15 gingsboodschap is ontvangen, en bij het voorbereiden voor het zenden van het volgende pakket berekent de aansluitinrichting een nieuwe vermogenswaarde. Bij een alternatieve uitvoeringsvorm kan de aansluitinrichting in de "continue" toestand een bepaald aantal van de laatste 20 vermogenswaarden in beschouwing nemen, en niet slechts alleen de laatste. Volgens een ander alternatief kan de aansluitinrichting de waarde S(t) van het zendvermogen vergroten naar het hoogst mogelijke zendvermogen Smax, voor zoverre en hoeveel malen een bepaald raster of 25 pakket reeds opnieuw heruitgezonden is.

De heruitzendingen zijn meestal het gevolg van gegevensoverdrachtsfouten die kunnen worden vermeden door het vergroten van het zendvermogen.

Wanneer meer tijd dan een vooraf bepaalde tijdsgrens 30 verstreken is sinds de ontvangst van de laatste bevestiging verliest de in de bevestiging opgenomen informatie zijn waarde, en is deze niet meer nuttig voor de aansluitinrichting die het zendvermogen corrigeert volgens de besturing met een gesloten lus, aangezien er een grote 35 waarschijnlijkheid is van een besturingsfout. In dat geval zal het volgende zendvermogen worden vastgesteld door formule (1), met andere woorden is de aansluitinrichting volgens de aanduidingen van figuur l teruggegaan 1006289 19 naar de "initiële" toestand. Mathematisch komt dit overeen voor het deel van de als voorbeeld genoemde functie, waarbij in formule (3) de aanduiding (Sc (tc)-Si (ti) *e'“(t"tc> verwaarloosbaar klein is.

5 Bij veranderingen van het zendvermogen heeft het de voorkeur een bepaalde marginale factor te gebruiken, die de grootst toelaatbare enkelvoudige verandering van het zendvermogen uitdrukt, en waarvan de grootte bijvoorbeeld gelijk aan 2 dB wordt gekozen. Door gebruikmaking van de 10 marginale factor poogt men de oscillatie van de vermo-gensniveaus te voorkomen. Snelle en grote veranderingen van het vermogensniveau veroorzaken desbetreffend snelle veranderingen in de zogenaamde co-kanaalverstoringen, die invloed hebben op de werking van de cellen die zich in 15 eikaars nabijheid bevinden op dezelfde of naburige frequenties. Een grote en snelle verandering veroorzaakt aanvankelijk een corrigerende reaktie in de andere, dichtstbijzijnde cel, en die corrigerende reaktie wordt op zijn beurt teruggereflecteerd naar de oorspronkelijke 20 cel als co-kanaalverstoring, waardoor het systeem instabiel kan worden.

De marginale factor M kan standaardafmetingen hebben, of deze kan worden aangepast aan de afmetingen van het respectievelijk uit te zenden pakket; evenals bij het 25 uitzenden van lange pakketten worden bevestigingen zelden uitgezonden, en desbetreffende correcties van zendvermogen worden zelden uitgevoerd, waarbij de correcties groter kunnen zijn (de factor M groter kan zijn), dan bij het uitzenden van korte pakketten. Bij door schakelingen 30 bestuurde GSM-verbindingen wordt de zendvermogensbestu-ring uitgevoerd in stappen van 2 dB, en wel elke 60 ms over een gebied van 30 dB. Aldus kan een bekende GSM-aansluitinrichting zijn vermogen veranderen van de ene grenswaarde van het toelaatbare gebied naar de andere in 35 ongeveer een seconde. Wanneer de in het GPRS uit te zenden pakketten een lengte hebben van maximaal drie blokken, kan de marginale factor M 2 dB bedragen. Met langere pakketten kan in elk geval, met de maximale 1006289 20 lengte van 8 blokken, de waarde M gelijk zijn aan 4 dB, en in het geval van buitengewone lange pakketten (bij -voorbeeld van 80 blokken) kan de marginale factor M zelfs 30 dB bedragen.

5 Wanneer het gegevensoverdrachtsnetwerk niet alle bij het basisstation bij zijn ontvangst gemeten kwaliteitsin-formatie levert, maken de aansluitinrichtingen automatisch slechts gebruik van de besturing met een open lus. Met de door het netwerk gevoerde parameters kan de ter-10 mijn, waarna de aansluitinrichting beweegt van de "continue" toestand naar de "initiële" toestand automatisch worden ingesteld op oneindig, zodat de aansluitinrichting zich steeds in de "continue" toestand bevindt, maar waarbij de verhouding tussen de berekende vermogenswaar-15 de, gebaseerd op bevestigingsinformatie, en die, berekend door het open-lusprincipe afhangt van de parameters van formule (3) of van enige andere functie die hiertoe wordt gebruikt. Het vermogensniveau van de eerste uitzending bij de besturing van het type met een zuiver gesloten lus 20 kan bijvoorbeeld worden ingesteld op het maximale vermogen door gebruikmaking van de maximale waarde van het doelniveau T0.

Het gegevensoverdrachtsnetwerk kan alle parameters uitzenden die invloed hebben op de vermogensbesturing via 25 de basisstations als uitzendingen van het omroeptype naar alle aansluitinrichtingen. In dat geval wordt de besturing van de vermogensbesturing in het netwerk gehouden, alhoewel het laten werken van het vermogensbesturingsal-goritme wordt uitgevoerd in de aansluitinrichtingen.

30 De zendvermogensbesturing volgens de onderhavige besturing is hierboven beschreven in een aansluitinrichting van een cellulair radiosysteem. In het vervolg behandelen we de toepassing van de werkwijze bij de zendvermogensbesturing in een basisstation van het cellu-35 laire radiosysteem. Zoals genoemd in de beschrijving van de stand van de techniek heeft de vermogensbesturing in het basisstation niet zo een significante betekenis als bij de aansluitinrichting, waarin men poogt het energie- 1006289 21 verbruik op elke mogelijke wijze te beperken. Het basisstation kan geen gebruik maken van uitzendingen van het regelmatige BCCH- of het PBCCH-type van de aansluitin-richting, zodat het geen open-lusbesturing kan baseren op 5 hetzelfde algoritme als de aansluitinrichting. Er zijn twee alternatieven bij de werkwijze volgens de uitvinding. Het basisstation kan steeds het maximaal vastgestelde vermogen gebruiken bij het begin van het uitzenden van pakketten, of het kan een bepaalde vermogenswaarde 10 handhaven die is opgeslagen in het geheugen in verbinding met een eerdere uitzending van pakketten, en deze op zichzelf, of door bepaalde aanvangswaarden gemoduleerd te gebruiken. Een aanvangswaarde van deze soort is, dat hoe langer de tijdsduur is, die verstreken is sinds de uit-15 zending van het voorafgaande pakket, hoe groter de waarschijnlijkheid is, dat de aansluitinrichting significant bewogen is, waardoor de omstandigheden kunnen zijn verslechterd, hetgeen een groter zendvermogen vereist. In dat geval moet de eerdere vermogenswaarde, die is opge-20 slagen in het geheugen van het basisstation worden gecorrigeerd met regelmatige intervallen, totdat deze overeenkomt met het maximale zendvermogen dat voor dat basisstation is vastgelegd.

Bij de besturing met een gesloten lus ontvangt het 25 basisstation van de aansluitinrichting een bevestiging volgens het RLC-niveau wanneer de aansluitinrichting een bepaald pakket heeft ontvangen. Het aantal salvo's, dat vereist is voor het uitzenden van een pakket ligt in het gebied tussen vier en enige honderden salvo's. De aan-30 sluiting omvat in de bevestigingsboodschap informatie met betrekking tot het gemiddelde kwaliteitsniveau bij de salvo's van het ontvangen pakket. Het basisstationsysteem of de basisstationbesturingsinrichting berekent de vermogenswaarde Sc(tc) op dezelfde wijze als hierboven be-35 schreven is met betrekking tot de werking van de aansluitinrichting. Aangezien het basisstation niet beschikt over het gebruik van een Si(ti)-waarde van de soort als bij de aansluitinrichting, die berekend is op een regel- 1006289 22 matig ontvangen besturingssignaal, stelt het basisstation de waarde vast van het volgende zendvermogen door gebruikmaking van een geschikte functie, waarin de waarde van het zendvermogen tenminste even groot is als de 5 waarde Sc(tc), maar welke in de loop van de tijd het maximale zendvermogen Smax benadert. Een vakman kan gemakkelijk dergelijke functies bepalen.

Refererend aan figuur 3 wordt een werkwijze beschreven in overeenstemming met de onderhavige uitvinding in 10 de vorm van een vereenvoudigd stroomschema. De aanduidingen van de figuur hebben in het bijzonder betrekking op de aansluitinrichting, aangezien de vaststelling van de waarde Si(ti) daarin is beschreven. Wanneer deze wordt toegepast op het basisstation, moet de waarde Si(ti) 15 worden vervangen door de waarde Smax in de figuur, waardoor de blokken 30 en 31 overbodig worden. In de "initiële" toestand beschrijft de aansluitinrichting de lus die gevormd wordt door de blokken 30, 31, 32 en 33. Nadat in blok 34 een pakket is uitgezonden, en de bevestiging 20 van het RLC-niveau in blok 35 is ontvangen, wordt voortbewogen naar de "continue" toestand. In blokken 36 en 37 zal de numeriek gecorrigeerde vermogenswaarde Sc(tc) volgens de besturing met een gesloten lus worden berekend. Hier is het gemeten resultaat van de ontvangen 25 signaalkwaliteit, die samen met de bevestigingsboodschap is uitgezonden, aangeduid met de term RXQUAL. Wanneer er een korte pauze is tussen het uitzenden van de pakketten gaat de aansluitinrichting door met het beschrijven van de lus die wordt gevormd door de blokken 38 en 40, die 30 verbroken wordt door het uitzenden van een nieuw pakket, of wanneer de termijn, die voorspeld is voor de "continue" toestand, verstrijkt. Ter verduidelijking is het feit, dat het bijwerken van de waarde Si(ti) ook voortgaat in de "continue" toestand, niet opgenomen in het 35 stroomschema, maar, op basis van hetgeen hierboven gesteld is, zal duidelijk zijn, dat in blok 39 steeds de laatste, bijgewerkte waarde van Si(ti) zal worden gebruikt voor het berekenen van het zendvermogen.

1006289 23

Tevens kan het herstel van fouttoestanden door het vergroten van het zendvermogen gevoegd worden bij de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. In dat geval veronderstelt de boodschappen uitzendende inrichting 5 automatisch, dat, wanneer de overdracht van een bepaald pakket faalt, het zendvermogen onvoldoende is geweest, en het naar boven zal worden gecorrigeerd met de grootst toelaatbare correctiestap (dezelfde als de marginale factor M). In dit geval worden tevens de kanaaltoeken-10 ningsaanvragen, dat wil zeggen de zogenaamde vrij willekeurige benaderingsboodschappen die door de aansluitinri-chting voorafgaand aan de werkelijke overdracht van pakketten worden uitgezonden, uitgezonden worden met het vermogensniveau, dat is vastgesteld door de besturing met 15 een open lus in overeenstemming met de uitvinding, zodat de automatische prioriteitsbepaling van de belangrijke kanaaltoekenningsaanvragen aan de werkwijze kunnen worden toegevoegd. Wanneer de aansluitinrichting een kanaaltoe-kenningsaanvrage moet uitzenden, die betrekking heeft op 20 bijvoorbeeld een noodboodschap, of die anders bijzonder belangrijk is, kan deze automatisch het zendvermogen enige decibels hoger stellen dan de geldige uitgangswaarde van het zendvermogen dat door de formule (1) is vastgesteld.

25 De termijn, waarna de aansluitinrichting terugkeert naar de "initiële" toestand, kan tevens dynamisch worden vastgesteld, dat, wanneer het zendvermogen vele malen gedurende een door pakketten geschakelde verbinding gecorrigeerd is, de termijn korter zou worden ingesteld, 30 dan in het geval waarin het zendvermogen gedurende een lange tijd hetzelfde is gebleven. Dezelfde dynamische veranderingsmogelijkheid heeft betrekking op alle parameters A, B, a, β van de formule (3) , of, in het geval een andere uitdrukking van de functie f in plaats van de 35 formule (3) gebruikt wordt, van andere parameters, die invloed hebben op de significantie van de diverse soorten correctiefactoren.

1006289 24

De onderhavige uitvinding is aantrekkelijk in vergelijking met de stand van de techniek, aangezien de zend-inrichting steeds op de hoogte is van de uitgangswaarde van het zendvermogen voor het uitzenden van het volgende 5 pakket, onafhankelijk van de tijdsduur die verstreken is sinds het uitzenden van het voorafgaande pakket, zodat de zendinrichting direct kan aanvangen met de uitzending wanneer het uit te zenden pakket gereed is. Dit is een significante verbetering ten opzichte van systemen waarin 10 het basisstation aanvankelijk de kwaliteit van de gegevensoverdracht sverbinding moet meten en aan de aansluit-inrichting een vermogensbesturingscommando moet geven op basis van de metingen, in overeenstemming waarmee de aansluitinrichting zijn zendvermogen moet besturen opdat 15 dit juist is voordat het pakket wordt uitgezonden. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding verbindt nuttige maatregelen van de besturing met een open lus met die van de besturing met een gesloten lus.

1006289

Claims (20)

1. Werkwijze voor het besturen van het zendvermogen in een aansluitinrichting van een cellulair radiosysteem, waarbij de radioverbinding van de aansluitinrichting met een bepaald basisstation een alternatieve eerste toestand 5 (10) en een tweede toestand (11) omvat, waarbij in de eerste toestand de aansluitinrichting (30) signalen ontvangt, die regelmatig door het basisstation worden uitgezonden, en waarbij in de tweede toestand de aansluitinrichting bovendien (34) gegevens in de vorm van 10 pakketten naar het basisstation uitzendt, met het kenmerk, dat in de eerste toestand de besturing van de uitgangswaarde van het zendvermogen in de aansluitinrichting gebaseerd is op het meten (31, 32) van de signalen die regelmatig door het basisstation worden uitgezonden, en 15 in de tweede toestand de besturing van het zendvermogen in de aansluitinrichting gebaseerd is op zowel de terugkoppeling die uitgezonden wordt door het basisstation met betrekking tot de kwaliteit van de gegevensoverdrachts-verbinding (35, 36, 37, 39) als op het meten van andere 20 signalen die regelmatig door het basisstation worden uitgezonden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de eerste toestand de besturing van de uitgangswaarde van het zendvermogen in de aansluitinrichting 25 gebaseerd is op het meten van het signaalvermogen (R0) van de signalen die regelmatig door het basisstation worden uitgezonden.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat, wanneer: 30. het zendvermogen (SB), waarmee het basisstation de signalen uitzendt, die het regelmatig uitzendt, en - het streefniveau (tO) van de verbindingskwaliteit, waarbij het aantrekkelijk is voor het basisstation om door de aansluitinrichting uitgezonden pakketten te 35 ontvangen, bekend zijn bij de aansluitinrichting, deze de uitgangswaarde van zijn zendvermogen corrigeert opdat 1006289 deze waarde overeenkomt met de waarde Si(ti), die vastgesteld wordt door de formule Si(ti) = SB + (tO - RO), 5 waarbij SB het zendvermogen van het basisstation is, tO het streefniveau van de verbindingskwaliteit is en RO het signaalvermogen is, dat bij de ontvangst van het signaal in de aansluitinrichting wordt gemeten.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de eerste toestand de besturing van de uitgangswaarde van het zendvermogen in de aansluitinrichting gebaseerd is op het meten van de C/I-verhouding van de signalen, die regelmatig door het basisstation worden 15 uitgezonden.

5. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de tweede toestand de betekenis van de terugkoppeling, die wordt meegevoerd door een bepaalde bevestigingsboodschap, die door het 20 basisstation wordt uitgezonden, en die de kwaliteit van de gegevensoverdrachtsverbinding uitdrukt, voor de besturing van het zendvermogen van de aansluitinrichting kleiner is naarmate de tijdsduur langer is, die verstreken is sedert de ontvangst van de desbetreffende terug-25 koppeling door de aansluitinrichting.

6. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aansluitinrichting, die in de tweede toestand beweegt naar de eerste toestand wanneer een voorafbepaalde termijn voor ontvangst van de 30 terugkoppeling met betrekking tot het laatst uitgezonden pakket verstreken is, zonder dat de aansluitinrichting begonnen is met het uitzenden van het volgende pakket (TIMEOUT).

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, 35 dat de voorafbepaalde termijn langer wordt naarmate het zeldzamer wordt dat het zendvermogen eerder gecorrigeerd is gedurende dezelfde, door een pakket geschakelde radioverbinding . 1006289

8. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de tweede toestand de waarde van het zendvermogen, die berekend is voor het volgende pakket op een bepaald moment voldoet aan de 5 formule S(t) = Si (ti) + (Sc (tc) -Si (ti) *e'0,<t~tc) waarin Si(ti) de aanvangswaarde van het zendvermogen is, 10 die berekend is op basis van de meting van de signalen, die regelmatig door het basisstation zijn uitgezonden, ti een gemiddelde tijdsduur is, die gebruikt is voor het berekenen van Si(ti), Sc(tc) het zendvermogen is, dat berekend is op basis van de door het basisstation uitge-15 zonden terugkoppeling, tc een gemiddelde tijdsduur is, die gebruikt is voor het Sc(tc), en a een positieve parameter is.

9. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat, wanneer de aansluitinrichting 20 de waarde van een bepaald nieuw zendvermogen heeft vastgesteld, deze het zendvermogen verandert van de voorgaande waarde van het zendvermogen naar de nieuwe waarde van het zendvermogen met niet meer dan een bepaalde marginale factor.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de marginale factor bepaald wordt op basis van de afmetingen van de in de gegevensoverdrachtsverbinding uit te zenden pakketten.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, 30 dat de marginale factor groter is naarmate de pakketten die in de gegevensoverdrachtsverbinding zijn uit te zenden langer zijn.

12. Werkwij ze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat, wanneer de aansluitinrich- 35 ting niet in de tweede toestand komt, deze zijn zendvermogen vergroot bij enige bevestiging van een zeker pakket, die het heeft uitgezonden. 1006289

13. Werkwijze voor het besturen van het zendvermogen in een basisstation van een cellulair radiosysteem, waarbij de radioverbinding tussen het basisstation en ten minste één aansluitinrichting een alternatieve eerste 5 toestand (10) en een tweede toestand (11) omvat, waarbij in de eerste toestand het basisstation regelmatig bestu-ringssignalen uitzendt, en in de tweede toestand het basisstation bovendien gegevens uitzendt in de vorm van pakketten naar een bepaalde aansluitinrichting, met het 10 kenmerk, dat in de eerste toestand de aanvangswaarde van het zendvermogen in het basisstation hetzelfde is als het maximale zendvermogen van het basisstation, en in de tweede toestand de besturing van het zendvermogen in het basisstation gebaseerd wordt op zowel de terugkoppeling 15 van de kwaliteit van de gegevensoverdrachtsverbinding (35, 36, 37, 39), waarbij de terugkoppeling wordt uitgezonden door de aansluitinrichting, als op de tijdsduur, die verstreken is sedert de ontvangst van de voorafgaande bevestigingsboodschap door het basisstation naar de 20 aansluitinrichting.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in de tweede toestand de betekenis van een bepaalde terugkoppeling, die door de aansluitinrichting is uitgezonden, en die de kwaliteit van de gegevensoverdrachts- 25 verbinding aangeeft kleiner is naarmate de tijdsduur langer is, die verstreken is sedert de ontvangst van de desbetreffende terugkoppeling in het basisstation.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het basisstation, dat zich in de tweede toe- 30 stand bevindt, beweegt naar een eerste toestand, wanneer een bepaalde voorafbepaalde termijn sedert de ontvangst van de terugkoppeling van het laatst uitgezonden pakket verstreken is, zonder dat het basisstation begonnen is met het uitzenden van het volgende pakket (TIMEOUT).

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde tijdsduur langer is, naarmate het zendvermogen minder vaak eerder gecorrigeerd is gedurende dezelfde, door een pakket geschakelde radioverbinding. 1006289

17. Werkwijze volgens één van de conclusies 13 tot 16, met het kenmerk, dat, wanneer het basisstation de waarde heeft bepaald van een bepaald nieuw zendvermogen, deze zijn zendvermogen verandert van de voorafgaande 5 waarde van het zendvermogen naar de nieuwe waarde van het zendvermogen met niet meer dan een bepaalde marginale factor.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de marginale factor bepaald wordt op basis van de 10 afmetingen van de in de gegevensoverdrachtsverbinding uit te zenden pakketten.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de marginale factor groter is naarmate de in de gegevensoverdrachtsverbinding uit te zenden pakketten 15 langer zijn.

20. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat, wanneer het basisstation niet in de tweede toestand komt, het zijn zendvermogen vergroot bij enige bevestiging van een bepaald door het 20 basisstation uitgezonden pakket. 1006289