NL1002440C2 - Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine. - Google Patents
Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1002440C2 NL1002440C2 NL1002440A NL1002440A NL1002440C2 NL 1002440 C2 NL1002440 C2 NL 1002440C2 NL 1002440 A NL1002440 A NL 1002440A NL 1002440 A NL1002440 A NL 1002440A NL 1002440 C2 NL1002440 C2 NL 1002440C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- coupling
- pipe
- tubes
- pipeline
- tubing
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L39/00—Joints or fittings for double-walled or multi-channel pipes or pipe assemblies
- F16L39/04—Joints or fittings for double-walled or multi-channel pipes or pipe assemblies allowing adjustment or movement
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B67—OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
- B67D—DISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B67D7/00—Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
- B67D7/06—Details or accessories
- B67D7/58—Arrangements of pumps
- B67D7/68—Arrangements of pumps submerged in storage tank or reservoir
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04D—NON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
- F04D13/00—Pumping installations or systems
- F04D13/02—Units comprising pumps and their driving means
- F04D13/06—Units comprising pumps and their driving means the pump being electrically driven
- F04D13/08—Units comprising pumps and their driving means the pump being electrically driven for submerged use
- F04D13/10—Units comprising pumps and their driving means the pump being electrically driven for submerged use adapted for use in mining bore holes
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04D—NON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
- F04D29/00—Details, component parts, or accessories
- F04D29/40—Casings; Connections of working fluid
- F04D29/42—Casings; Connections of working fluid for radial or helico-centrifugal pumps
- F04D29/426—Casings; Connections of working fluid for radial or helico-centrifugal pumps especially adapted for liquid pumps
- F04D29/4293—Details of fluid inlet or outlet
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04D—NON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
- F04D29/00—Details, component parts, or accessories
- F04D29/60—Mounting; Assembling; Disassembling
- F04D29/605—Mounting; Assembling; Disassembling specially adapted for liquid pumps
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
- Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
- Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
- Vehicle Cleaning, Maintenance, Repair, Refitting, And Outriggers (AREA)
- Reciprocating Pumps (AREA)
- Details And Applications Of Rotary Liquid Pumps (AREA)
Description
Titel: Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine.
De uitvinding heeft betrekking op een buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine, welke inrichting is uitgerust met 5 - een voorraadreservoir, - een boven dat reservoir gelegen stuur/verdeeleenheid, die door middel van een eerste buisleiding is verbonden met een in het voorraadreservoir hangende pomp/motoreenheid, - waarbij binnen deze eerste buisleiding een tweede 10 buisleiding is aangebracht voor het daarin opnemen van elektrische kabels voor het elektrisch verbinden van de stuur/verdeeleenheid met de pomp/motoreenheid.
Een inrichting van dit type is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.172.567.
15 Een vaak voorkomend probleem tijdens het installeren van een dergelijke inrichting houdt verband met de pijpen, die de pomp/motoreenheid verbinden met de verdeelinrichting. Het is gebruikelijk twee concentrische pijpen of buizen toe te passen, waarbij de pomp/motoreenheid hangt aan de 20 verdeelinrichting die boven de tank is gelegen. De binnenste van de twee buizen omvat de elektriciteitskabels die naar de elektrische motor van de pomp/motoreenheid leiden, en de ringvormige ruimte tussen de twee buizen vormt het stromingskanaal voor benzine, die vanaf de pomp/motoreenheid 25 naar de verdeler stroomt. De buizen dragen de pomp/motoreenheid in de tank, waarbij de pompinlaat ongeveer 12 cm boven de bodem van de tank is gelegen. Het probleem heeft betrekking op de lengte van het buisstelsel die noodzakelijk is om de pomp/motoreenheid op de juiste wijze 30 aan te brengen. De lengte van het buisstelsel is afhankelijk van een reeks variabelen, zoals de binnenste tankdiameter, het materiaal waaruit de tank is vervaardigd (staal of 1002440 2 fiberglas), de ingraafdiepte van de tank, de eventuele toepassing van een opvangbak en de afmetingen daarvan, de aanwezigheid van een toegang en de afmetingen daarvan, het vermogen van de pomp/motoreenheid en van de verdelerruimte.
5 De informatie over al deze variabelen is vaak niet verkrijgbaar op het moment dat een dompel-turbinepomp (STP = submerged turbine pump) wordt besteld en vaak worden de variabelen veranderd tijdens het installeren. Als gevolg daarvan is het veelal gevaarlijk om het buisstelsel ter 10 plekke aan te passen en machinaal te bewerken, hetgeen de tijdsduur verlengt en de complexiteit van het installeren verhoogt en bovendien de goedkeuringsbewijzen (UL, CSA, etc.) en mogelijke garanties ongeldig maakt. Dit op maat brengen levert een nieuw buisstelsel, dat niet is 15 onderworpen aan kritische kwaliteitscontroles die na het samenstellen door de fabrikant uitgevoerd werden.
Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een qua lengte veranderbaar buisstelsel dat snel op verschillende lengten instelbaar is en aldus de bovenstaande 20 bezwaren ondervangt.
Het buisstelsel volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat - de eerste buis leiding bestaat uit een bovenste en een onderste buis, die telescoperend in elkaar schuifbaar 25 zijn, terwijl - de tweede buisleiding eveneens bestaat uit een bovenste en onderste buis die telescoperend in elkaar schuifbaar zijn, waarbij de bovenste buizen zijn verbonden met de stuur/verdeeleenheid en de onderste buizen met de 30 pomp/motoreenheid, terwijl middelen aanwezig zijn voor het afdichten van de tweede buisleiding ten opzichte van de eerste buisleiding, alsmede middelen voor het tegen elkaar vastklemmen van de telescoperende delen van de bovenste en onderste buis van de eerste buisleiding.
35 Verder uitgewerkte uitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de volgconclusies, waarnaar wordt verwezen.
1002440 3
Het buisstelsel volgens de uitvinding wordt in het hierna volgende nader toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: fig. 1 een schematische weergave van een 5 afgiftesysteem, voorzien van een buisstelsel volgens de uitvinding; fig. 2 een aanzicht van een buisstelsels volgens de uitvinding; fig. 3 een aanzicht van het buisstelsel volgens fig. 2, 10 in in elkaar geschoven stand; fig. 4 een gedetailleerd aanzicht in doorsnede van een koppeling van het buisstelsel; fig. 5 een aanzicht overeenkomstig fig. 4 van een andere uitvoeringsvorm; 15 fig. 6 een aanzicht van een gedeelte van de uitvoeringsvorm volgens fig. 5; fig. 7 een aanzicht overeenkomstig fig. 4 van een alternatieve uitvoeringsvorm; fig. 8 een aanzicht overeenkomstig fig. 4 van nog een 20 andere uitvoeringsvorm; fig. 9 een ander aanzicht van de uitvoeringsvorm volgens fig. 8, waarbij een andere onderlinge positie van de onderdelen is weergegeven; fign. 10 en 11 aanzichten van onderdelen van de 25 uitvoeringsvorm volgens de fign. 8 en 9; en fign. 11 t/m 14 schematische aanzichten ter illustratie van de uitvoeringsvorm volgens de fign. 8 en 9.
Het buisstelsel volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor gebruik bij een benzine-30 afgiftesysteem of een benzinestation zoals weergegeven in fig. 1. Een dergelijk systeem omvat een opslagtank 20, die normaliter onder het maaiveld 21 is ingegraven en waarbij op het maaiveldniveau 21 een of meer benzine-afgifteplaatsen 22 zijn geplaatst. Een pomp/motoreenheid 23, die is opgehangen 35 in de tank 20, pompt benzine 24 uit de tank 20 naar de afgifteplaats 22. De pomp/motoreenheid 23 is in de tank 20 opgehangen aan een buisstelsel 26, waarvan het onderste 1002 440 4 einde 27 is bevestigd aan de pomp/motoreenheid 23 en het bovenste einde is verbonden met een verdeeleenheid 29. De vloeistofinlaat 31 van de pomp/motoreenheid 23 is geplaatst in de nabijheid van het bodemoppervlak 32 van de tank 20, 5 een en ander zodanig dat een kleine ruimte 33 aanwezig is tussen de inlaat 31 en het bodemoppervlak 32.
De standpijp 28 en de verdeler 29 kunnen van een gebruikelijke constructie zijn en een lekdetector 34 omvatten. Een uitlaatleiding 36 loopt vanaf de verdeler 29 10 naar de afgifteplaatsen 22 teneinde de benzine via een pompslang 37 aan een voertuig (niet weergegeven) af te leveren.
De fign. 2 en 3 tonen twee posities van de pomp/motoreenheid 23, de verdeler 29 en het buisstelsel 26 15 op vergrote schaal. Het buisstelsel 26 bevat een paar buitenste buizen 41, een paar binnenste buizen 42, en een mechanisme 43 voor het opsluiten en afdichten van de pijpen ten opzichte van elkaar. De buitenste buizen of pijpen 41 omvatten een bovenste pijp 44 en een onderste pijp 45, 20 waarbij het bovenste einde van de onderste pijp 45 telescoperend in het onderste einde van de bovenste pijp 44 steekt, terwijl het paar binnenste pijpen 42 een bovenste pijp 46 en een onderste pijp 47 omvat, waarbij het onderste einde van de bovenste pijp 46 telescoperend in het onderste 25 einde van de onderste pijp 47 steekt. De onderste einden van de twee pijpen 45 en 47 zijn op het verbindingshuis van de pomp/motoreenheid 23 bevestigd en de bovenste einden van de twee pijpen 44 en 46 zijn op de verdeler 29 aangebracht. Het binnengedeelte van het paar binnenste pijpen 42 vormt een 30 kanaal voor elektriciteitskabels, die vanaf de pomp/motoreenheid 23 via de verdeler 29 naar een stuureenheid (niet weergegeven) lopen en de ringvormige ruimte, die aanwezig is tussen de binnenste pijpen 42 en de buitenste pijpen 41, vormt een vloeistofleiding of kanaal 35 voor benzine, die door de eenheid 23 via een verdeler 29 naar de afgifteplaatsen 22 wordt gepompt.
1002440 5
De constructie van de pomp/motoreenheid 23, de verdeler 29 en de afgifteplaatsen 22 kan op conventionele wijze zijn uitgevoerd en vormt geen onderdeel van de onderhavige uitvinding.
5 Fig. 4 toont meer gedetailleerd de constructie van een mechanisme 43 dat volgens de uitvinding is uitgevoerd en de naburige telescoperende gedeelten van de pijpen 44 t/m 47. Zoals hierboven aangegeven vormt de binnenruimte 52 van de binnenste pijpen 46 en 47 een kanaal voor 10 elektriciteitskabels 51 om de pomp/motoreenheid 23 aan te drijven. De ringvormige ruimte tussen de binnenste pijpen en de buitenste pijpen vormt een vloeistofkanaal voor de benzine die wordt verpompt.
Het mechanisme 43, weergegeven in fig. 4, omvat een 15 beweegbare of glijdende afdichtverbinding tussen de twee paren pijpen. De beweegbare afdichting omvat een buisvormig verloopstuk 54 met een onderste eindgedeelte 56 met kleinere diameter dat in het inwendige van het bovenste einde van de pijp 47 steekt, waarbij het verloopstuk 54 is verbonden met 20 de pijp 47. Deze verbinding, zoals ook de verbindingen van andere onderdelen van de inrichting, kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, zoals door middel van schroefdraad, lassen, persen, solderen, etc. Een geringe glijspeling is aanwezig tussen de binnendiameter van het 25 verloopstuk 54 en het buitenoppervlak van de pijp 46 (die telescoperend in de pijp 47 steekt), zodat de pijp 46 verticaal kan glijden of bewegen (zoals weergegeven in fig. 4) ten opzichte van het verloopstuk 54 en de pijp 47, wanneer de pijpen in een gewenste positie worden vastgezet, 30 zoals hierna wordt beschreven. Een of meer ringvormige groeven 57 zijn aangebracht op de binnenomtrek van het verloopstuk 54, in welke groeven afdichtingen 58 zijn aangebracht (zoals 0-ringen, V-afdichtingen, etc.) die een lekdichte verbinding tussen de pijp 46 en het verloopstuk 54 35 verschaffen.
Het is belangrijk dat de ringvormige ruimte of speling tussen de pijp 46 en het verloopstuk 54 vlambestendig is in 1002440 6 het geval dat in de elektrische leidingen 51 een vonkoverslag of boogontlading optreedt. De glijspeling is vlambestendig gemaakt door de afdichting 57, door de nauwe ruimte tussen het verloopstuk 54 en de pijp 46 en door de 5 relatief grote lengte van het verloopstuk 54 tussen de 0-ringen 58 en het onderste einde van het verloopstuk. De grote lengte van het verloopstuk plus de kleine speling en de O-ringen 58 maken de verbinding tussen de onderdelen 54 en 46 vlambestendig.
10 Het mechanisme 43 omvat verder een koppeling 61, die op het onderste einde van de pijp 44 is bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een schroefdraadverbinding, weergegeven met het verwijzingscijfer 62. De schroefdraadverbinding vormt een vloeistofafdichting, bijvoorbeeld door het toepassen van 15 schroefdraadcompound. De pijp 45 heeft een kleinere diameter dan de pijp 44 en is telescoperend in de pijp 44 gestoken.
De koppeling 61 heeft een gedeelte 61A met kleinere boringsdiameter aan het onderste einde daarvan en een gedeelte 61B met grotere boringsdiameter aan het bovenste 20 einde daarvan, waarbij het gedeelte 61B de schroefdraadverbinding 62 met de pijp 44 vormt. Er is een nauwe of kleine glijspeling aanwezig tussen het gedeelte 61A en het buitenoppervlak van de pijp 45, waarbij deze kleine speling het mogelijk maakt om de pijp 45 verticaal in de 25 koppeling 61 te schuiven tijdens het monteren van de onderdelen (vóór het uiteindelijke vastklemmen). Een afdichting 66 in een groef 67, die in de boring van de koppeling 61 is aangebracht, vormt een vloeistofafdichtende verbinding tussen de koppeling 61 en het buitenoppervlak van 30 de pijp 45.
Teneinde de koppeling 61 stevig op de pijp 45 vast te klemmen zijn een of meer stelschroeven 68 aanwezig. Radiaal naar binnen lopende tapgaten 69 zijn aangebracht in het onderste gedeelte van de koppeling 61 onder de O-ring 66.
35 Wanneer de stelschroeven 68 in de openingen 69 en stevig tegen de pijp 45 zijn geschroefd, is de pijp 45 vastgeklemd in de koppeling 61 en de beide onderdelen kunnen noch in 1002440 7 lengterichting, noch in omtreksrichting ten opzichte van elkaar bewegen.
Wanneer de onderdelen op een bouwplaats worden geassembleerd, wordt de afstand tussen het onderste 5 oppervlak 32 van de opslagtank 20 en de verdeler gemeten. Rekening houdend met de lengte van de ruimte 33 wordt de gewenste lengte van het buisstelsel 26 met de daarop bevestigde pomp/motoreenheid 23 vastgesteld. Bij in elkaar gestoken pijpen, het verloopstuk 54 op zijn plaats en de 10 koppeling 61 op zijn plaats op het onderste einde van de buitenste pijp, wordt de totale lengte van het buisstelsel ingesteld op de gewenste lengte door het in elkaar schuiven van de pijpen 45 en 46 in of uit de pijpen 44 en 47 tot de gewenste afstand en daarna worden de stelschroeven 68 stevig 15 tegen de pijp 45 vastgeschroefd teneinde het buisstelsel op elkaar vast te klemmen.
Bij voorkeur is een borgring 70 aangebracht op het buitenoppervlak van de pijp 45 in de nabijheid van het bovenste einde daarvan om te voorkomen dat de pijp 45 uit de 20 pijp 44 en de koppeling 61 schuift tijdens het instellen van de lengte. De borgring 70 kan een gebruikelijke opsluitring zijn, die is aangebracht in een ringvormige groef in het buitenoppervlak van de pijp 45. De borgring 70 kan worden vervangen door andere mechanische borgmiddelen of door het 25 deformeren van het uiteinde van de pijp.
De elektriciteitskabels 51 lopen door de binnenste pijpen 46 en 47 en elektrische verbindingen zijn gemaakt met de elektrische motor/pompeenheid 23, waarbij de eenheid 23 is aangebracht op het onderste uiteinde van het buisstelsel 30 door middel van een verbindingshuis. De elektrische verbindingen en de koppeling van het buisstelsel met de eenheid 23 worden bij voorkeur tot stand gebracht voor de aflevering naar de bouwplaats. Nadat de lengte van het buisstelsel is ingesteld en vastgeklemd zoals hierboven 35 geschreven, wordt de eenheid 23 met het buisstelsel 26 in de opslagtank neergelaten. De elektriciteitskabels 51 worden afgeknipt en verbonden met aansluitingen in de verdeler, en 1002440 δ vervolgens wordt de eenheid 23 en het buisstelsel verbonden met en opgehangen aan de verdeler 29. Tijdens bedrijf pompt de verdeler 23 benzine naar boven via het kanaal dat door de ringvormige ruimte 53 wordt gevormd zoals hierboven 5 beschreven.
De fign. 2 en 3 tonen de maximale en minimale lengte van het buisstelsel. Afhankelijk van de gewenste totale lengte van het stelsel kan de totale lengte worden ingesteld op elk punt tussen de twee lengten zoals weergegeven in de 10 fign. 2 en 3. Bovendien kunnen extra sets buisstelsels van verschillende pijplengten worden geleverd voor toepassing bij opslagtanks met een grotere en kleinere diepte.
De fign. 5 en 6 tonen een andere uitvoeringsvorm van een opsluit- en afdichtmechanisme. De onderdelen van de 15 fign. 5 en 6, die overeenkomen met de corresponderende onderdelen in fig. 4, hebben dezelfde verwijzingscijfers, nu met de index A. De navolgende beschrijving heeft daarom in hoofdzaak betrekking op die onderdelen die op een andere wijze zijn uitgevoerd.
20 Het opsluit- afdichtmechanisme 75 uit de fign. 5 en 6 omvat een koppeling 76 met een ringvormig bovengedeelte 77 voorzien van inwendig schroefdraad, die een afgedichte schroefdraadverbinding 78 vormt met het ondereinde van de buitenpijp 44A. Het onderste gedeelte van de koppeling 76 25 heeft een boring met een kleinere diameter, die een nauwe glijpassing heeft rond de pijp 45A, waarbij een afdichting bijvoorbeeld is uitgevoerd als een O-ring 81, die aangebracht is tussen de koppeling 76 en de pijp 45A.
De onderste helft van de koppeling 75 onder de 30 afdichting 81 is voorzien van een klemmiddel dat bestaat uit een over 180° aangebrachte uitsparing 82, aangebracht in het onderste gedeelte van de koppeling, en van een over 180° verlopende klembeugel 83 (fig. 6), die in de uitsparing 82 grijpt. Het weggesneden gedeelte 82 en de beugel 83 35 omsluiten de pijp 45A. Twee of meer bouten 84 klemmen de beugel 83 op de koppeling 76, waarbij de bouten 84 door de gaten 85 van de beugel 83 worden gestoken in tapgaten 86, 1002440 9 die zijn aangebracht in de koppeling 76. De gaten 86 komen uit op het oppervlak van de koppeling 76 op het punt dat is aangegeven met het verwijzingscijfer 87, en de gaten 85 omvatten een kamer 88 voor de koppen van de bouten 84.
5 Wanneer het buisstelsel wordt samengesteld wordt de koppeling 76 op het ondereinde van de pijp 44A bevestigd en wanneer de pijpen op de gewenste lengte zijn ingesteld, wordt de beugel 83 bevestigd op de koppeling 76 door middel van de bouten 84. Wanneer de bouten zijn aangetrokken in de 10 gaten 86, ligt de binnenomtrek van de boogvormige beugel 83 aan tegen de buitenpijp 45A, waarbij de pijp 45A stevig is vastgeklemd tussen de beugel 83 en het onderste gedeelte van de koppeling 76, een en ander zodanig dat de pijpen 44A en 45A op elkaar zijn vastgeklemd.
15 In plaats van het vormen van de uitsparing 82 en het leveren van een afzonderlijke beugel 83, kunnen twee of meer in axiale richting verlopende sleuven worden aangebracht in de wand van de koppeling 76 vanaf het ondereinde daarvan om een schaalkoppeling te vormen. Een reeks schroeven, 20 aangebracht zoals in het algemeen weergegeven in de fign. 5 en 6, zouden dan nodig zijn om de sleufgedeelten tegen elkaar te drukken (en de sleuven te sluiten) om de koppeling op de pijp 45A vast te klemmen.
Fig. 7 toont een andere uitvoeringsvorm van het 25 opsluit- en afdichtmechanisme dat een samendrukking berustende koppeling omvat. Het opsluit- en afdichtmechanisme 91 omvat een koppelingslijf 92 in een koppelingsmoer 93. Het lijf 92 heeft aan de bovenzijde een afdichtende schroefdraadverbinding, weergegeven met 30 verwijzingscijfer 94, met het ondereinde van de pijp 44B, en het ondereinde 95 van het lijf 92 heeft een verkleinde binnen- en buitendiameter. De binnendiameter van het onderdeel 95 past nauwsluitend (waarbij echter glijding mogelijk is) op het buitenoppervlak van de pijp 45B en het 35 buitenoppervlak van het onderdeel 95 heeft een schroefdraadverbinding, weergegeven met verwijzingscijfer 97, met het bovenste gedeelte van de moer 93. Het onderste 1002440 10 gedeelte van de moer 93, weergegeven met het verwijzingscijfer 98, heeft een nauwe verbinding met het buitenoppervlak van de pijp 45B. Een ruimte 99 is aanwezig tussen het buitenoppervlak van de pijp 45B, de moer 93 en 5 het lijf 92. Ten minste één aanslagring, en in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld twee aanslagringen 101 en 102, zijn aangebracht in de ruimte 99. De twee aanslagringen 101 en 102 zijn ringvormige lichamen met taps toelopende uitsteeksels 103 en 104. Het taps toelopende uiteinde 104 10 steekt in een ringvormig taps toelopende groef 106, aanwezig tussen het buitenoppervlak van de pijp 45B en het lijf 92, terwijl het taps toelopende uiteinde 103 steekt in een ringvormig taps toelopende uitsparing 107, die is gevormd tussen de pijp 45B en de onder-binnenrand van de aanslagring 15 102. Wanneer de moer 93 op het lijf 92 wordt geschroefd, drukt het ondereinde 98 van de moer 93 de twee aanslagringen naar boven en beide aanslagringen worden in radiale richting binnenwaarts en bovenwaarts stevig tegen de pijp 45B en het lijf 92 gedrukt, waarbij een stevige afdicht- en 20 klemverbinding tussen de pijpen 44B en 45B wordt gevormd.
Het zal duidelijk zijn dat in alle beschreven uitvoeringsvormen waarbij een schroefdraadverbinding tussen de bovenste pijp 44B en een gedeelte van het opsluit- en afdichtmechanisme aanwezig is, bij voorkeur een pijpcompound 25 wordt toegepast in de schroefverbindingen om een afdichtende verbinding tussen de schroefdraden te vormen. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 7 is bijvoorbeeld een pijp-schroefdraad-compound bij voorkeur toegepast bij de schroefdraadverbinding 94. De aanslagring 102 is tegen de 30 pijp 45b en in het lijf 92 gedrukt om een afdichting te vormen, waarbij geen pijp-schroefdraad-compound vereist is. Daarbij kunnen in alle beschreven uitvoeringsvormen waarin een schroefdraadverbinding aanwezig is, radiale stelschroeven worden toegepast naast de 35 schroefdraadverbindingen teneinde het toevallig losraken van de onderdelen te voorkomen.
1002440 11
In de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding die is weergegeven in de fign. 8 t/m 14, is een excentrisch klemstelsel toegepast voor het onderling verbinden van de pijpen. Onder verwijzing naar fig. 8 omvat het opsluit- en 5 afdichtmechanisme 111 een bovenste excentrische koppeling 112 en een onderste excentrische koppeling 113. De bovenste koppeling 112 heeft een bovenste gedeelte 114, dat door middel van een schroefdraadverbinding 116 is verbonden met het ondereinde van de pijp 44C, en een O-ring afdichting 117 10 is aangebracht tussen het binnenoppervlak van de bovenste koppeling 112 en het buitenoppervlak van de pijp 45C. Het ondereinde van de koppeling 112 heeft een radiale uitsparing bij 118 aan het buitenoppervlak daarvan, terwijl het boveneinde van de onderste koppeling 113 een uitsparing 119 15 heeft, die op de binnenomtrek daarvan is aangebracht. De twee uitsparingen vormen een schroefdraadverbinding 121 wanneer de onderdelen zijn geassembleerd.
De bovenste en onderste koppelingen 112 en 113 zijn voorzien van cirkelvormige inwendige boringen 123 en 124, 20 die de buitenomtrek van de onderste pijp 45C omsluiten.
Terwijl de buitenomtrekken van de bovenste koppeling 112 en de onderste koppeling 113 en de schroefdraadverbindingen 116 en 121 concentrisch zijn met de pijp 44C en excentrisch ten opzichte van de pijp 45C, zoals in de fign. 12 en 13 25 weergegeven, zijn de boringen verschoven of excentrisch ten opzichte van de pijp 44C en concentrisch met de pijp 45C. Onder verwijzing naar fig. 13 duidt het verwijzingscijfer 131 het middelpunt aan van de buitendiameter van de bovenste koppeling 112, terwijl het verwijzingscijfer 132 het 30 middelpunt van de boring 123 aanduidt. Op overeenkomstige wijze is voor de onderste koppeling 113, zoals getoond in fig. 12, met het verwijzingscijfer 131 het middelpunt van het buitenoppervlak van de onderste koppeling 113 en de middelpunten van de pijpen 44C en 45C aangegeven, terwijl 35 het verwijzingscijfer 134 het middelpunt van de boring 124 aanduidt. Onder verwijzing naar fig. 14, die de twee boringen 123 en 124 en de middelpunten daarvan toont, duidt 1002440 12 het cijfer 130 de buitenomtrek van de bovenste en onderste koppeling 112 en 113 aan. In de posities, zoals getoond in fig. 14, zijn de twee koppelingen verdraaid naar de positie waarbij de middelpunten 132 en 134 aan diametraal tegenover 5 elkaar gelegen zijden van het middelpunt 131 zijn gelegen en als gevolg daarvan zijn de boringen 123 en 124 verschoven naar weerszijden van het middelpunt 131. Wanneer één koppeling ten opzichte van de andere van de twee koppelingen vanuit de positie van fig. 14 over 180° wordt gedraaid, 10 zouden de middelpunten 132 en 134 samenvallen en de boringen 123 en 124 zouden op één lijn liggen.
Ten opzichte van het middelpunt 131 vormt de zijde 141 van de boring 123 een inwaarts gericht boogvormig of excentrisch gedeelte van de koppeling 112, terwijl de zijde 15 142 van de boring 124 op overeenkomstige wijze een boogvormig of excentrisch gedeelte van de koppeling 113 vormt.
Het zal duidelijk zijn dat de grootte van de verschuiving, zoals weergegeven in de fign. 8, 9 en 14, 20 belangrijk overdreven is weergegeven om de werking en opbouw van de uitvinding te illustreren. De grootte van de verschuiving kan vrij klein zijn en de afstand van het middelpunt 131 tot elk van de middelpunten 132 en 134 kan bijvoorbeeld 0,6 mm bedragen. De totale afstand of de 25 verschuiving tussen de punten 132 en 134 zou dan twee keer zo groot zijn.
De stappen bij het assembleren van het mechanisme, zoals weergegeven in de fign. 8 t/m 14, kunnen een verschillende volgorde hebben en het navolgende is een 30 voorbeeld van een werkwijze voor het assembleren. De bovenste en onderste koppelingen 112 en 113 worden in elkaar geschroefd zoals weergegeven bij 121 en worden zodanig gepositioneerd dat de middelpunten 132 en 134 samenvallen.
In deze positie liggen de boringen 123 en 124 eveneens in 35 één lijn. De twee koppelingen 112 en 113 worden dan op de onderste pijp 45C geschoven en de koppeling 112 wordt vastgeschroefd op het ondereinde van de pijp 44C. Wanneer de 1002440 13 bovenste koppeling 112 op de pijp wordt geschroefd, draaien de boringen 123 en 124 rond het middelpunt 131 en nemen de onderste pijp 45C mee, waarbij echter voldoende speling aanwezig is tussen het boveneinde van de pijp 45C en de pijp 5 44C, zodat de draaibeweging geen probleem vormt. De bovengenoemde stappen worden bij voorkeur uitgevoerd voordat de inrichting naar de bouwplaats wordt vervoerd r bijvoorbeeld door de fabrikant.
Nadat de onderste pijp en de bovenste pijp zijn ingezet 10 op de gewenste totale lengte van het buisstelsel wordt de onderste koppeling 113 over 180* ten opzichte van de bovenste koppeling 112 verdraaid om de verschoven ligging van de boringen 123 en 124, zoals in fig. 14 getoond, te verkrijgen. Fig. 9 toont eveneens de twee 15 koppelingsonderdelen in de verschoven of klempositie, waarbij de excentrische boringen 123 en 124 ervoor zorgen dat de pijp wordt gedeformeerd zoals weergegeven bij 137 in fig. 9. Als gevolg daarvan klemmen de verschoven boringen de pijp 45C stevig vast tussen de twee koppelingsonderdelen 112 20 en 113 omdat de verschuiving 137 niet opwaarts ten opzichte van het ondereinde van de bovenste koppeling 112 en niet benedenwaarts ten opzichte van de onderste koppeling 113 kan bewegen. De deformatie verhindert tevens dat de pijp 45C kan draaien ten opzichte van de pijp 44C.
25 Terwijl de excentrische bovenste en onderste koppelingen 112 en 113 in feite twee inwaarts gerichte boogvormige of excentrische nokvormige oppervlakken vormen, zal het duidelijk zijn dat tevens een ander aantal boogvormige gedeelten kan worden aangebracht. Wanneer 30 bijvoorbeeld drie boogvormige gedeelten aanwezig zouden zijn, zouden de twee koppelingen over 120° in de klempositie worden gedraaid.
Onder verwijzing naar de fign. 10 en 11, die de koppelingen 112 en 113 tonen, kunnen gaten 138 voor 35 stelschroeven en stelschroeven aanwezig zijn om de koppelingen vast te zetten op de pijp 45C.
1002440
Claims (9)
1. Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen zoals benzine, welke inrichting is uitgerust met: - een voorraadreservoir; 5. een boven dat reservoir gelegen stuur/verdeeleenheid, die door middel van een eerste buisleiding is verbonden met een in het voorraadreservoir hangende pomp/motoreenheid, - waarbij binnen deze eerste buisleiding een tweede buisleiding is aangebracht voor het daarin opnemen van 10 elektrische kabels voor het elektrisch verbinden van de stuur/verdeeleenheid met de pomp/motoreenheid, met het kenmerk, dat - de eerste buisleiding (41) bestaat uit een bovenste (44) en een onderste buis (45), die telescoperend in elkaar 15 schuifbaar zijn, terwijl - de tweede buisleiding (42) eveneens bestaat uit een bovenste (64) en onderste buis (47) die telescoperend in elkaar schuifbaar zijn, waarbij de bovenste buizen (44, 46) zijn verbonden met de 20 stuur/verdeeleenheid (29) en de onderste buizen (45, 47) met de pomp/motoreenheid (23), terwijl middelen (54, 57, 58) aanwezig zijn voor het afdichten van de tweede buisleiding (42) ten opzichte van de eerste buisleiding (41), alsmede middelen (43) voor het tegen elkaar 25 vastklemmen van de telescoperende delen van de bovenste (44) en onderste buis (45) van de eerste buisleiding (41).
2. Buisstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afdichtmiddelen (54, 57, 58) een vloeistofafdichting als 30 ook een brandbeveiligingsafdichting vormen tussen de bovenste en onderste buizen (46, 47).
3. Buisstelsel volgens één der conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de afdichtmiddelen (54, 57, 58) een telescoperende verbinding met glijpassing vormen tussen de 35 onderste en bovenste buizen (46, 47). 1002440
4. Buisstelsel volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de bovenste en onderste buizen (44, 45) van de eerste buisleiding (41) zijn vastgeklemd, terwijl de middelen (43) voor het op elkaar vastklemmen van de 5 telescoperende gedeelten van de bovenste en onderste buizen (44, 45) beweegbaar zijn tussen een vrijgeefstand en een klemstand, waarbij in de vrijgeefstand een glijdende verbinding tussen de bovenste en onderste buizen (44, 45) bestaat.
5. Buisstelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vastklemmiddelen (43) een koppeling (61) omvatten die is bevestigd op de bovenste of onderste buis (44, 45) en die ten minste van één stelschroef is voorzien voor het vastzetten van de koppeling op de andere buis (44, resp. 15 45).
6. Buisstelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vastklemmiddelen (91) een op samendrukking berustende koppeling (92, 93) omvatten tussen de bovenste en onderste buis (44B, 45B).
7. Buisstelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vastklemmiddelen (111) een eerste koppeling (112) omvatten die is bevestigd op de bovenste buis (44C) van de eerste buisleiding en die een eerste boring (123) heeft, waarin de onderste buis (45C) is opgenomen, terwijl een 25 tweede koppeling (113) draaibaar is aangebracht op de eerste koppeling (112), welke tweede koppeling (113) een tweede boring heeft waarin de onderste buis (44C) is opgenomen en waarbij ten minste één van de eerste en tweede boringen (123, 124) een gedeelte bezit dat excentrisch is ten 30 opzichte van de andere van de genoemde buizen (44C, 45C), een en ander zodanig dat het excentrische gedeelte de andere van de genoemde buizen (44C, 45C) vastklemt wanneer de koppelingen (112, 113) ten opzichte van elkaar worden verdraaid.
8. Buisstelsel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eerste en tweede boringen (123, 124) beide van excentrische gedeelten zijn voorzien. -160 2 440
9. Buisstelsel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat één van de eerste en tweede boringen (123, 124) twee gedeeltes heeft die excentrisch zijn. 1002440
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US39618095 | 1995-02-24 | ||
US08/396,180 US5577895A (en) | 1995-02-24 | 1995-02-24 | Submerged pump unit having a variable length pipe assembly |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1002440A1 NL1002440A1 (nl) | 1996-08-28 |
NL1002440C2 true NL1002440C2 (nl) | 1997-03-25 |
Family
ID=23566191
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1002440A NL1002440C2 (nl) | 1995-02-24 | 1996-02-23 | Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5577895A (nl) |
JP (1) | JP3702024B2 (nl) |
KR (1) | KR100334760B1 (nl) |
AU (1) | AU692990B2 (nl) |
CA (1) | CA2170064C (nl) |
GB (1) | GB2298257B (nl) |
NL (1) | NL1002440C2 (nl) |
Families Citing this family (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5853113A (en) * | 1996-10-21 | 1998-12-29 | Marley Pump | Telescoping column pipe assembly for fuel dispensing pumping systems |
US5799834A (en) * | 1996-10-21 | 1998-09-01 | Marley Pump | Telescoping column pipe assembly for fuel dispensing pumping systems |
DE19737670B4 (de) * | 1997-08-29 | 2008-07-03 | Gardena Manufacturing Gmbh | Vorrichtung zur Leitung einer Flüssigkeit |
US6282943B1 (en) * | 1999-08-31 | 2001-09-04 | Basic Resources, Inc. | Apparatus and method for detecting substances |
US6240963B1 (en) * | 1999-11-08 | 2001-06-05 | Lubes Unlimited, Inc. | Roll-off self-powered fuel dispensing platform system |
AU2001235262C1 (en) * | 2000-02-24 | 2006-12-14 | Vip Plastic Packaging Pty Ltd | Variable-length dip tube for a fluid transfer container |
AUPQ590900A0 (en) * | 2000-02-24 | 2000-03-23 | Visy Steel Products Pty Ltd | A variable-length dip tube for a fluid transfer container |
US7260499B2 (en) | 2002-08-20 | 2007-08-21 | Fe Petro Inc. | Fuel delivery system with enhanced functionality and diagnostic capability |
US7874809B2 (en) * | 2003-10-07 | 2011-01-25 | Ebara Corporation | Water-lifting pump apparatus and method for controlling operation thereof |
US7059366B2 (en) * | 2004-03-24 | 2006-06-13 | Veeder-Root Company | Air bleed mechanism for a submersible turbine pump |
US7150582B2 (en) * | 2005-03-16 | 2006-12-19 | Xerxes Corporation | Form for street box in underground storage tank installation |
DE102005013684A1 (de) * | 2005-03-17 | 2006-09-21 | Flux-Geräte GmbH | Behälterpumpe, vorzugsweise zum Fördern von Harnstoff |
EP3242032B1 (de) * | 2016-05-04 | 2019-11-06 | Grundfos Holding A/S | Spaltrohrpumpe wobei sowohl der motorstator als auch das elektronikmodul vergossen sind |
Family Cites Families (23)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1786407A (en) * | 1929-02-16 | 1930-12-23 | J A Logan | Casing head |
US1816731A (en) * | 1930-02-10 | 1931-07-28 | Jr John B Hawley | Oil well pump |
US2134311A (en) * | 1936-05-22 | 1938-10-25 | Regan Forge & Engineering Comp | Method and apparatus for suspending and sealing well casings |
US2280087A (en) * | 1940-04-24 | 1942-04-21 | Byron Jackson Co | Pumping apparatus |
US2478701A (en) * | 1947-02-24 | 1949-08-09 | Hamilton J Maginniss | Electric motor operated actuator unit |
US2689529A (en) * | 1952-04-30 | 1954-09-21 | Gen Electric | Submersible pump-motor |
US2795397A (en) * | 1953-04-23 | 1957-06-11 | Drilling Res Inc | Electrical transmission lines |
US2829597A (en) * | 1953-06-03 | 1958-04-08 | Red Jacket Mfg Co | Well pumping system |
US2725824A (en) * | 1954-11-24 | 1955-12-06 | Reda Pump Company | Explosion-proof submergible electric motor and pump assembly |
US3037669A (en) * | 1956-01-26 | 1962-06-05 | Red Jacket Mfg Co | Pumping apparatus |
US3041977A (en) * | 1959-02-09 | 1962-07-03 | Sta Rite Products Inc | Submersible motor-pump unit |
US3081915A (en) * | 1960-10-12 | 1963-03-19 | Red Jacket Mfg Co | Gasoline pumping system |
US3197085A (en) * | 1963-01-16 | 1965-07-27 | Red Jacket Mfg Company | Header construction with interlock electrical disconnect |
US3172572A (en) * | 1963-02-07 | 1965-03-09 | Red Jacket Mfg Co | Header construction for underground storage tank |
US3172567A (en) * | 1963-02-25 | 1965-03-09 | Red Jacket Mfg Co | Header for gasoline pumping systems |
US3291342A (en) * | 1965-06-16 | 1966-12-13 | John Wood Company | Fluid dispensing apparatus |
DE1300380B (de) * | 1966-09-08 | 1969-07-31 | Kernforschungsanlage Juelich | Rohrleitungssystem fuer tiefkalte und/oder verfluessigte Gase mit einem evakuierten Mantelrohr |
US3716309A (en) * | 1971-05-13 | 1973-02-13 | Bennett Pump Inc | Submersible motor and pump unit |
US3980112A (en) * | 1975-03-21 | 1976-09-14 | Dayco Corporation | Conduit assembly for conveying volatile fluids |
US4400023A (en) * | 1980-08-29 | 1983-08-23 | Lucas Industries Limited | Suspension unit for a power tool |
US4603887A (en) * | 1984-10-01 | 1986-08-05 | Halliburton Company | Rigid adjustable length assembly |
US4932257A (en) * | 1987-10-01 | 1990-06-12 | Webb Michael C | Double wall piping system |
US4915427A (en) * | 1987-12-10 | 1990-04-10 | Crawford Fitting Co. | Coupling device for heavy-walled tubular members |
-
1995
- 1995-02-24 US US08/396,180 patent/US5577895A/en not_active Expired - Lifetime
-
1996
- 1996-02-21 GB GB9603664A patent/GB2298257B/en not_active Expired - Lifetime
- 1996-02-22 CA CA002170064A patent/CA2170064C/en not_active Expired - Lifetime
- 1996-02-22 JP JP03446296A patent/JP3702024B2/ja not_active Expired - Lifetime
- 1996-02-23 NL NL1002440A patent/NL1002440C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1996-02-23 AU AU45711/96A patent/AU692990B2/en not_active Expired
- 1996-02-24 KR KR1019960004528A patent/KR100334760B1/ko not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB2298257B (en) | 1998-05-06 |
CA2170064C (en) | 2008-01-08 |
JPH08324700A (ja) | 1996-12-10 |
CA2170064A1 (en) | 1996-08-25 |
AU692990B2 (en) | 1998-06-18 |
GB2298257A (en) | 1996-08-28 |
KR960031864A (ko) | 1996-09-17 |
US5577895A (en) | 1996-11-26 |
GB9603664D0 (en) | 1996-04-17 |
AU4571196A (en) | 1996-09-05 |
NL1002440A1 (nl) | 1996-08-28 |
JP3702024B2 (ja) | 2005-10-05 |
KR100334760B1 (ko) | 2002-10-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1002440C2 (nl) | Buisstelsel voor toepassing in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, zoals benzine. | |
US5265652A (en) | Multiaxial fuel transfer pipe system | |
EP1952051B1 (en) | Aircraft fuel pipe coupling | |
EP0632871B1 (en) | Environmentally safe underground piping system | |
US5975587A (en) | Plastic pipe repair fitting and connection apparatus | |
US4258742A (en) | Tapping apparatus | |
US4149568A (en) | Double walled fuel line | |
JP2003524759A (ja) | パイプ・セグメントを分離し試験する装置 | |
CA2707000C (en) | Screw connection | |
US20090246053A1 (en) | Connection between a wall and a pipe | |
US4917539A (en) | Pipeline systems | |
CA2119069A1 (en) | Gas riser apparatus and method | |
US5690368A (en) | Ultraseal sump adaptors models 54 and 541 | |
EP0597993A1 (en) | FUEL LINE CONNECTION OF AN INTERNAL COMBUSTION ENGINE. | |
JPH07253023A (ja) | 接続導管 | |
JP4002609B2 (ja) | 流体スイベルコネクタ | |
US10494888B2 (en) | Wellhead connection assembly | |
LT3292B (en) | Device for essembling of pipework and using the same | |
EP1038140B1 (en) | Connection between a wall and a pipe | |
US5141184A (en) | Universal centering support device for double containment pipe assemblies | |
MXPA96000736A (en) | Assembly of variable length pipe | |
GB2129897A (en) | Joining pipes | |
US20220403707A1 (en) | System and method for connecting a termination body to a portion of a riser | |
KR20220018841A (ko) | 관체 삽입각도 가변식 밸브실 | |
WO2001046611A1 (en) | Coupling assembly for coupling a plastic pipe with another pipe |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
RD2N | Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report) |
Effective date: 19961122 |
|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
TD | Modifications of names of proprietors of patents |
Owner name: FRANKLIN FUELING SYSTEMS, INC. Effective date: 20051116 |
|
MK | Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20160222 |