NL1002182C2 - Doseerinrichting voor vloeistof. - Google Patents

Description

DOSEERINRICHTING VOOR VLOEISTOF

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het doseren van een vloeistof, omvattende een houder met een bodem, een aantal daarop aansluitende zijwanden en een bovenwand, welke houder ten minste twee 5 afsluitbare uitstroomopeningen vertoont, waarbij in één van de openingen een uitstrijkorgaan plaatsbaar is, en de andere opening een uitstekend stiftvormig doseerorgaan vertoont. Een dergelijke doseerinrichting is bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 10 94.00126, en dient bijvoorbeeld voor het opnemen en doseren van een correctievloeistof.

Deze bekende doseerinrichting vertoont ten opzichte van conventionele doseerinrichtingen voor correctievloeistof, die in het algemeen slechts voorzien 15 zijn van een enkele uitstroomopening, waarin een aan een kap bevestigde kwast gestoken wordt, het voordeel dat hij op meerdere wij zen te gebruiken is. Zo kan voor het corrigeren van grotere fouten gebruik gemaakt worden van het uitstrijkorgaan, in de vorm van een kwast, waarmee 20 een relatief grote hoeveelheid correctievloeistof in één keer kan worden opgebracht, terwijl voor het corrigeren van kleinere fouten de correctievloeistof nauwkeurig gedoseerd kan worden door middel van het stiftvormig doseerorgaan, dat bijvoorbeeld uitgevoerd kan zijn als 25 een penpunt.

De bekende inrichting heeft echter het nadeel dat het risico van lekkage van vloeistof uit de houder relatief groot is. In de praktijk blijkt namelijk de opening waarin het uitstrijkorgaan gestoken wordt niet 30 altijd volledig afgesloten te worden, waardoor er vloeistof door deze opening zal kunnen ontsnappen wanneer het stiftvormig doseerorgaan van de inrichting op een ondergrond, zoals bijvoorbeeld een blad met tekst of een afbeelding, geplaatst wordt voor het doseren van een 35 kleine hoeveelheid vloeistof uit de houder. Aangezien de 1002182 2 correctievloeistof uit zijn aard moeilijk verwijderbaar is, zal een dergelijke lekkage vaak onherstelbare schade aan de ondergrond met zich meebrengen.

De uitvinding beoogt derhalve een doseerinrich-5 ting voor vloeistof te verschaffen van de hiervoor beschreven soort, waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de uitstroomopeningen in hoofdzaak aan tegenover elkaar gelegen zijden van de houder zijn aangebracht, en de 10 bodem zich tussen de uitstroomopeningen bevindt. Door zo de uitstroomopeningen tegenover elkaar aan te brengen, wordt gewaarborgd dat wanneer het stiftvormig doseeror-gaan op een ondergrond aangebracht wordt, de andere uitstroomopening zich boven het niveau van de in de 15 houder aanwezige vloeistof zal bevinden, waardoor lekkage dus uitgesloten is, zelfs wanneer deze uitstroomopening onverhoopt onvoldoende afgesloten zou zijn.

Bovendien kan de doseerinrichting, wanneer deze niet gebruikt wordt, stabiel op zijn bodem geplaatst 20 worden. Opgemerkt wordt nog dat uit het Duitse "Offenle-gungsschrift" 3044223 een doseerinrichting voor een vloeistof, zoals een sneldrogende lijm of een correctievloeistof bekend is die voorzien is van twee recht tegenover elkaar gelegen uitstroomopeningen, één met een kwast 25 en één met een penpunt. Deze doseerinrichting vertoont echter geen bodem, maar is zuiver cilindrisch en derhalve niet geschikt om rechtop gezet te worden.

Bij voorkeur vertonen de uitstroomopeningen elk een hartlijn, en sluit tenminste de hartlijn van de het 30 uitstrijkorgaan opnemende uitstroomopening met het vlak van de bodem een hoek, waardoor met name de uitstroomopening waarin het uitstrijkorgaan geplaatst dient te worden goed bereikbaar is.

Bij voorkeur steekt het stiftvormig doseeror-35 gaan uit tot nabij het vlak van de bodem. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het stiftorgaan meestentijds onder het niveau van de in de houder aanwezige vloeistof gelegen is, waardoor uitdroging voorkomen wordt. Daarbij 1002182 3 kunnen de hartlijnen van de uitstroomopeningen in hoofdzaak evenwijdig zijn.

Bij voorkeur is in de het uitstrijkorgaan opnemende uitstroomopening een dit uitstrijkorgaan nauw 5 omsluitende, veerkrachtige rekbare huls aangebracht.

Hierdoor kan lekkage van vloeistof langs het uitstrijkorgaan voorkomen worden. Teneinde ook een goede afdichting door de huls te waarborgen wanneer het uitstrijkorgaan niet volledig in de houder geplaatst is, omvatten de huls 10 en het uitstrijkorgaan bij voorkeur zich over een bepaalde lengte uitstrekkende, samenwerkende cilindrische delen, waarbij de diameter van het cilindrisch deel van de huls ten hoogste gelijk is aan die van het cilindrisch deel van het uitstrijkorgaan.

15 De huls vertoont verder een eindrand welke dient om aan het uitstrijkorgaan hechtende vloeistof daarvan af te strijken en de opening af te sluiten wanneer de kap met het uitstrijkorgaan van de houder genomen is. Teneinde een goede afstrijkwerking van deze eindrand 20 van de huls te waarborgen vertoont het uitstrijkorgaan bij voorkeur een deel met kleine diameter voor het opnemen van die eindrand van de huls wanneer het uitstrijkorgaan volledig in de houder geplaatst is. Hierdoor is de eindrand van de huls meestentijds ontspannen, waardoor 25 geen relaxatie van het materiaal van de huls ontstaat. De huls kan overigens losneembaar in de uitstroomopening geklemd zijn.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de teke-30 ning, waarin: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht is van de doseerinrichting volgens de uitvinding in een ruststand, fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht is 35 van de doseerinrichting in een eerste gebruiksstand, fig. 3 een deelaanzicht is van de doseerinrichting in een tweede gebruiksstand, met uitgenomen uitstrijkorgaan, 1002182 4 fig. 4 een perspectivisch aanzicht is van een in de uitstroomopening van de doseerinrichting aan te brengen huls, en fig. 5 een met fig. 4 overeenkomend aanzicht is 5 van de huls met het daardoor gestoken uitstrijkorgaan.

Een inrichting 1 (fig. 1) voor het doseren van een vloeistof omvat een houder 2 met een bodem 3, een aantal daarop aansluitende zijwanden 4 en een bovenwand 5. In de houder 2 zijn in het getoonde voorbeeld twee 10 uitstroomopeningen 6, 7 aangebracht, waarbij in de uitstroomopening 6 een uitstrijkorgaan 8 gestoken kan worden, terwijl de uitstroomopening 7 voorzien is van een daarop aangebracht, uitstekend stiftvormig doseerorgaan 9 van op zich bekend ontwerp.

15 Beide openingen 6, 7 kunnen worden afgesloten door middel van een kap 10, 11, waarbij de kap 10 een schroefdop is, die over een de uitstroomopening 6 begrenzende hals 12 geschroefd kan worden, terwijl de kap 11 over het doseerorgaan 9 geschoven kan worden en door 20 middel van een klikrand 13 met de houder verbonden wordt. De kap 10 is zoals gebruikelijk met het uitstrijkorgaan 8 tot één geheel verbonden.

De uitstroomopeningen 6 en 7 zijn in hoofdzaak tegenover elkaar aangebracht, terwijl de bodem 3 zich 25 tussen de uitstroomopeningen 6, 7 bevindt. Door deze opstelling van de uitstroomopeningen 6 en 7 wordt lekkage door de uitstroomopening 6 wanneer het doseerorgaan 9 gebruikt wordt voorkomen. De plaatsing van de bodem 3 maakt het daarbij mogelijk de doseerinrichting 1 weg te 30 zetten wanneer deze niet gebruikt wordt. Teneinde een optimale toegankelijkheid van met name de uitstroomopening 6 te bereiken, en toch het gevaar van lekkage zoveel mogelijk te beperken, is de hartlijn Cl van de uitstroomopening 6 onder een hoek ten opzichte van het vlak van de 35 bodem 3 geplaatst. Ook de hartlijn C2 van de uitstroomopening 7 is in het getoonde voorbeeld onder een hoek met de bodem 3 geplaatst, waarbij de hartlijnen Cl en C2 nagenoeg evenwijdig zijn, waardoor het doseerorgaan 9 1002182 5 zich uitstrekt tot nagenoeg in het verlengde van de bodem 3. Op deze wij ze wordt gewaarborgd dat het doseerorgaan 9 onder nagenoeg alle omstandigheden onder het niveau 14 van de in de houder 2 opgenomen vloeistof gelegen is 5 (fig. 2) .

Het uitstrijkorgaan 8 omvat een in de kap 10 bevestigd einddeel 15, een daarop aansluitende steel 16 en een strijkkop 17. Teneinde mogelijke lekkage van vloeistof langs de steel 16 naar de kap 10 zo veel moge-10 lijk te voorkomen, is in de hals 12 van het uitstroomor-gaan 6 een veerkrachtig rekbare huls 18 geklemd. Deze huls 18 vertoont een cilindrisch deel 19, dat samenwerkt met een cilindrisch deel 20 aan de bovenzijde van het uitstrijkorgaan 8, teneinde een afdichting te vormen die 15 ook werkzaam is wanneer de kap 10 met het daaraan bevestigde uitstrijkorgaan 8 niet volledig op de houder 2 geschroefd is. De cilindrische delen 19, 20 strekken zich daartoe uit over een lengte die nagenoeg overeenkomt met de hoogte van het schroefdraaddeel op de hals 12, en 20 vormen zo een klemmende afdichting die tot stand gebracht wordt op het moment dat de kap 10 aan het begin van de schroefdraad op de hals 12 geplaatst wordt.

De huls 18 is verder voorzien van een gekartelde eindrand 21, welke zeer nauw om de steel 16 van het 25 uitstrijkorgaan 8 sluit en waardoor eventueel aan de steel 16 hechtende vloeistof bij het uit de houder 2 nemen van het uitstrijkorgaan 8 wordt afgestreken (fig.

5). Deze eindrand 21 wordt in feite gevormd door een aantal afzonderlijke flappen, die in hun ontspannen 30 toestand, wanneer zij niet om de steel 16 van het uitstrijkorgaan 8 geklemd zijn, tegen elkaar rusten (fig.

4), en zo fungeren als afsluiter van de uitstroomopening 6 (fig. 3). Teneinde de noodzakelijke spanning in deze eindrand 21 te waarborgen, is de steel 16 van het uit-35 strijkorgaan 8 voorzien van een deel 22 met verkleinde doorsnede, waarin de eindrand 21 komt te rusten wanneer het uitstrijkorgaan 8 volledig in de houder geschroefd 1002182 6 is. Zo wordt overmatig oprekken van de rand als gevolg van relaxatie van het veerkrachtig materiaal voorkomen.

De doseerinrichting 1 volgens de uitvinding kan zo dus op twee wijzen gebruikt worden. Door het los-5 schroeven van de kap 10 en het uitnemen van het daarmee verbonden uitstrijkorgaan 8 kunnen relatief grote hoeveelheden van de vloeistof gedoseerd worden, waarbij de doseerinrichting l stevig met zijn bodem 3 op een ondergrond kan zijn geplaatst, zodat het risico van omvallen 10 van de houder 2 en daarmee het optreden van lekkage minimaal is (fig. 3). Door anderzijds de houder 2 op te pakken en het stiftvormig doseerorgaan 9 met de ondergrond in aanraking te brengen, kan daardoor nauwkeurig een relatief kleine hoeveelheid vloeistof gedoseerd 15 worden. Deze dosering geschiedt onder invloed van de zwaartekracht, zodat daartoe de houder 2 tot boven het doseerorgaan 9 gebracht moet worden (fig. 2). Daarbij zal zich dan de andere uitstroomopening 6 als gevolg van zijn plaatsing tegenover de uitstroomopening 7 onder alle 20 omstandigheden boven het vloeistofniveau 14 in de houder 2 bevinden, waardoor lekkage nagenoeg uitgesloten is.

1002182

Claims (8)

1. Inrichting (l) voor het doseren van een vloeistof, omvattende een houder (2) met een bodem (3), een aantal daarop aansluitende zijwanden (4) en een bovenwand (5), welke houder (2) ten minste twee afsluit- 5 bare uitstroomopeningen (6, 7) vertoont, waarbij in één (6) van de openingen een uitstrijkorgaan (8) plaatsbaar is, en de andere opening (7) een uitstekend stiftvormig doseerorgaan (9) vertoont, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen (6, 7) in hoofdzaak aan tegenover elkaar 10 gelegen zijden van de houder (2) zijn aangebracht en de bodem (3) zich tussen de uitstroomopeningen (6, 7) bevindt .

2. Doseerinrichting (l) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen (6, 7) elk een 15 hartlijn (Cl, C2) vertonen, en ten minste de hartlijn van de het uitstrijkorgaan (8) opnemende uitstroomopening (6) met het vlak van de bodem (3) een hoek insluit.

3. Doseerinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het stiftvormig doseerorgaan (9) 20 uitsteekt tot nabij het vlak van de bodem (3).

4. Doseerinrichting (l) volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de hartlijnen (Cl, C2) van de uitstroomopeningen (6, 7) in hoofdzaak evenwijdig zijn.

5. Doseerinrichting (1) volgens één der voor-25 gaande conclusies, gekenmerkt door een in de het uitstrijkorgaan (8) opnemende uitstroomopening (6) aangebrachte, het uitstrijkorgaan (8) nauw omsluitende, veerkrachtig rekbare huls (18).

6. Doseerinrichting (l) volgens conclusie 5, 30 met het kenmerk, dat de huls (18) en het uitstrijkorgaan (8) zich over een bepaalde lengte uitstrekkende, samenwerkende cilindrische delen (19, 20) omvatten, waarbij de diameter van het cilindrisch deel (19) van de huls (18) ten hoogste gelijk is aan die van het cilindrische deel 35 (20) van het uitstrijkorgaan (8). 1002182

7. Doseerinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het uitstrijkorgaan (8) een deel (22) met verkleinde diameter vertoont voor het opnemen van een eindrand (21) van de huls (18) wanneer het uit- 5 strijkorgaan (8) volledig in de houder (2) geplaatst is.

8. Doseerinrichting (1) volgens één der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat de huls (18) losneembaar in de uitstroomopening (6) geklemd is. 1002182