NL1001128C1 - Werkwijze voor het aanbrengen van een voering in een gasafvoerkanaal alsmede kous voor toepassing van de werkwijze. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het aanbrengen van een voering in een gasafvoerkanaal alsmede kous voor toepassing van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbren-5 gen van een voering in een gasafvoerkanaal, zoals bijvoorbeeld een luchtkanaal.

Wanneer luchtkanalen, die een ventilatiesysteem in een gebouw kunnen vormen, lekken vertonen, worden de luchtstroming en de ventilatie daardoor op negatieve wijze beïnvloed. Uit P.J.M. Op 't Veld, 10 Verwarming en Ventilatie, maart 199*1. nr. 3. pagina's 229-232, is bekend om lekken in luchtkanalen te dichten door plaatsing van een passende metalen koker in bestaande luchtkanalen. Het nadeel van het inbrengen van stijve elementen is dat bij aanwezigheid van oneffenheden in het luchtkanaal, de inbreng wordt bemoeilijkt. Verder zijn de 15 aanwezigheid van bochten of vernauwingen in het kanaal bij toepassing van metalen kokers problematisch. Een andere methode om luchtkanalen luchtdicht te maken is het inbrengen van een met epoxyhars doordrenkte kous aan de binnenzijde van het luchtkanaal. De epoxyhars hardt uit onder invloed van stoom en druk en geeft hierbij schadelijke gassen 20 af. Een dergelijk systeem heeft als nadeel dat voorafgaand aan het uitharden, de kous kan vervormen en kan verzakken waardoor zich plooien vormen binnen het luchtkanaal.

De uitvinding heeft als doel om in een eenvoudige en betrouwbare methode te voorzien voor het afdichten van gasafvoerkanalen, zoals 25 luchtkanalen, waarbij de bovenvermelde nadelen worden voorkomen.

De uitvinding heeft tevens als doel te voorzien in een kous waarmee op relatief eenvoudige wijze een efficiënte afdichting van luchtkanalen wordt verkregen.

Hiertoe heeft een werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk, 30 dat de voering een langwerpige kous omvat van een flexibel, nagenoeg luchtdicht materiaal, waarbij - de kous in het kanaal wordt ingébracht in een ten minste deels dichtgeklapte toestand, waarna de kous wordt ontvouwen en langs de lengte van het gasafvoerkanaal in aanraking wordt gebracht met de 35 wanden van het kanaal.

De dichtgeklapte, flexibele kous kan op eenvoudige wijze aan één zijde van een gasafvoerkanaal, dat hierna verder wordt aangeduid als "luchtkanaal", worden ingébracht. De onderhavige uitvinding is echter 10 0 1 12 8 2 niet beperkt tot luchtkanalen maar is geschikt voor het bekleden van kanalen voor het transport van damp, rook, gassen en dergelijke.

In het geval dat het luchtkanaal verticaal is georiënteerd, kan de dichtgeklapte kous onder invloed van de zwaartekracht in het lucht-5 kanaal worden neergelaten. Hierbij zijn oneffenheden op de wanden van het inwendige van het luchtkanaal, alsmede bochten geen obstakel voor de dichtgeklapte kous. Wanneer de kous op de juiste positie is gebracht, wordt deze ontvouwen. Bij voorkeur omvat het ontvouwen van de kous de stappen waarbij 10 - een opblaasbaar orgaan in de kous wordt ingébracht, hetzij voorafgaand aan inbrenging van de kous in het luchtkanaal, hetzij na inbrenging van de kous in het luchtkanaal, waarna - het opblaasbaar orgaan wordt gevuld met een gas, zodat het orgaan toeneemt in volume en de kous in aanraking brengt met de wanden 15 van het luchtkanaal, waarna - het opblaasbaar orgaan langs de lengte van het luchtkanaal wordt verplaatst en de kous langs de lengte van het luchtkanaal tegen de wanden van het luchtkanaal wordt gedrukt.

Het opblaasbare orgaan omvat bijvoorbeeld een opblaasbare zak.

20 Door het opblazen van de zak wordt de kous in een open toestand gebracht, waarbij deze aanligt tegen de wanden van het luchtkanaal. Door het opblaasbare orgaan door het luchtkanaal te verplaatsen en op ieder punt de kous tegen de wanden van het kanaal te drukken, wordt het gehele kanaal bekleed met een luchtdichte voering.

25 Het opblaasbaar orgaan kan ook voorafgaand aan het inbrengen van de kous in het luchtkanaal, in de kous zijn geplaatst. Op deze wijze kan eerst een verafgelegen uiteinde van de kous in aanraking met de wanden van het luchtkanaal worden gebracht, waarna het opblaasbaar orgaan door de kous en door het luchtkanaal kan worden getrokken.

30 Voorafgaand aan verplaatsing van het opblaasbaar orgaan, kan de druk op dit orgaan worden verminderd zodat verplaatsing wordt vergemakkelijkt.

Bij het aandrukken van de kous tegen de binnenzijde van het luchtkanaal is een druk in het opblaasbaar orgaan van tussen de 100 en 35 10.000 Pa voldoende, hoewel voor krachtig aandrukken van de kous tegen de wand hogere drukken kunnen worden toegepast. Voorafgaand aan de inbrenging van de dichtgeklapte kous, wordt bij voorkeur aan de buitenzijde daarvan een hechtmiddel aangebracht voor verlijming van de 1001128 3 kous met de wanden van het luchtkanaal. Indien het luchtkanaal van steen is, omvat het hechtmiddel bij voorkeur een emulsie op waterbasis die reageert met het kalium in de stenen van de binnenwand van het luchtkanaal hetgeen het hechtmiddel doet uitharden.

5 In een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding bevindt de kous zich bij inbrenging in het luchtkanaal in een vlakke, dichtgeklapte toestand, waarbij de kous twee V-vormige plooien omvat die in het inwendige van de kous zijn gelegen. Langs de plooien is een eerste helft van de kous op de andere helft is gevouwen. Deze symme-10 trische wijze van vouwen garandeert een gelijkmatige toename van de diameter van de kous wanneer deze wordt ontvouwen. Bij voorkeur wordt de vlakke kous aangevoerd op een rol en wordt deze bij inbrenging in het luchtkanaal van de rol afgewikkeld.

Een geschikte kous wordt gevormd uit een enkele strook materiaal 15 met een voorbepaalde breedte, die is gewikkeld met een spoed tussen 0,5 en 0,1 maal de breedte van de strook. Hierdoor wordt een kous verkregen met een twee- a tienlaagse wanddikte. Bij voorkeur is de strook materiaal een laminaat van aluminium en pvc, zoals bijvoorbeeld een drie-laags laminaat met een dikte van bijvoorbeeld tussen 10 en 30 20 micrometer. De pvc-laag bevindt zich, ten opzichte van de aluminium laag, aan de binnenzijde van de kous.

De werkwijze alsmede de kous volgens de uitvinding zullen nader worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont: 25 Figuur 1 een aanzicht van een luchtkanaal met daarbinnen de kous volgens de uitvinding in gedeeltelijk ontvouwen toestand, en

Figuur 2 een dwarsdoorsnede van de kous in het inwendige van een luchtkanaal en een opblaasbaar orgaan ter ontplooiing van de kous.

Figuur 1 toont een aanzicht van een verticaal luchtkanaal 1, dat 30 bijvoorbeeld een gemetseld kanaal omvat. Binnen het kanaal bevindt zich de kous 2, in een deels ingeklapte toestand. De kous 2 is aan een buitenzijde voorzien van hechtmiddel Het hechtmiddel kan op discrete posities op de buitenomtrek van de kous 2 zijn aangebracht, of kan zich langs de gehele lengte van de kous uitstrekken.

35 Het luchtkanaal 1 kan een verticaal of een horizontaal luchtka naal vormen. Het materiaal van de wand van het luchtkanaal kan kunststof, steen, hout of metaal omvatten. Het luchtkanaal kan een ventilatiekanaal vormen, of kan een kanaal zijn voor afvoer van waterdamp of 1 0 0 1 1 L 8 andere gassen, zoals rookgassen of verbrandingsgassen met een temperatuur die kan oplopen tot bijvoorbeeld 80°C. Doordat de flexibele kous 2 zich ten opzichte van de wanden van het luchtkanaal 1 kan bewegen, kan de kous op eenvoudige wijze worden ingébracht en kan zich langs 5 oneffenheden op de wanden of langs bochten bewegen.

Figuur 2 toont hoe de kous 2 door het opblazen van een opblaasbaar orgaan, in de vorm van een langwerpige opblaas care zak 3. in aanraking kan worden gebracht met de wanden van een verticaal luchtkanaal 1. De opblaasbare zak 3 is via een slang 10 verbonden met een 10 compressor 8. De door de compressor 8 in de zak 3 opgewekte overdruk bedraagt tussen de 100 en de 1000 Pa, bij voorkeur ongeveer 300 Pa. De zak 3 wordt bij voorkeur opgeblazen met lucht.

De opblaasbare zak 3 kan voorafgaand aan het opblazen daarvan zijn ingebracht in de flexibele kous 2. Wanneer de zich in vlakke 15 toestand bevindende kous is ingebracht in het luchtkanaal 1, bevindt in dat geval de opblaasbare zak 3 zich nabij de bodem van het kanaal. Vervolgens wordt de zak 3 opgeblazen en wordt het onderste deel van de flexibele kous in aanraking gebracht met de wanden van het kanaal. Daarna wordt de druk op de zak 3 ietwat verminderd zodat deze vrijkomt 20 van de wanden van het luchtkanaal en naar boven kan worden bewogen. Vervolgens wordt de druk in de zak 3 weer opgehoogd en wordt de kous stapsgewijs ontplooid.

De opblaasbare zak 3 kan ook na inbrenging van de kous in het luchtkanaal, daarin worden ingebracht. In dit geval wordt de kous 2 25 van boven naar onderen toe stapsgewijs ontplooid. Om het neerlaten van de kous 2 te vergemakkelijken, is aan het uiteinde daarvan een gewicht 7 bevestigd, zoals bijvoorbeeld een zandzak. De bovenzijde van de kous wordt aan het luchtkanaal bevestigd door middel van een klemring, of afwerklat 11. De kous 2 bevindt zich in vlakke toestand op een rol, 30 zodat deze op eenvoudige wijze kan worden opgeslagen of getransporteerd. Een kous die voordelig kan worden toegepast bestaat uit een strook van 5 cm breedte van een aluminium-pvc laminaat. Deze strook is gewikkeld met een kleine spoed van ongeveer 9 mm. zodat een kous van zes lagen dik wordt verkregen. De wikkelingen van de kous worden on- 35 derling bevestigd door middel van lijm. Geschikte materialen voor het laminaat zijn aluminium en pvc, waarbij de totale dikte van het laminaat ongeveer tussen 10 en 30 micrometer bedraagt.

De werkwijze volgens de uitvinding is geschikt voor het bekleden 1001128 5 vein bestaande luchtkanalen, om deze luchtdicht te maken. De werkwijze kan worden toegepast op horizontale of verticale kanalen en is geschikt om ook bochtstukken in deze kanalen te overbruggen. De doorsnede van de kanalen kan rond, rechthoekig of anderszins gevormd zijn.

5 Door het ontplooien van de kous, die nagenoeg altijd een ietwat grotere omtrek heeft dan het luchtkanaal, volgens de uitvinding vormt deze zich naar het luchtkanaal, waarbij plooien in de langsrichting van de kous kunnen ontstaan. Deze plooien hebben geen negatieve invloed op de luchtstroming door de beklede luchtkanalen. Door toepassing van vuur-10 vaste materialen zoals pvc en aluminium, zijn de kousen volgens de uitvinding geschikt voor toepassing in afvoerkanalen waarlangs rook-of verbrandingsgassen worden afgevoerd met temperaturen tot 80*0.

1001128

Claims (13)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een voering in een gasafvoerkanaal (1), met het kenmerk, dat de voering een langwerpige kous 5 (2) omvat van een flexibel, nagenoeg luchtdicht materiaal, waarbij - de kous (2) in het kanaal (1) wordt ingebracht in een ten minste deels dichtgeklapte toestand, waarna de kous wordt ontvouwen en langs de lengte van het gasafvoerkanaal in aanraking wordt gebracht met de wanden van het kanaal.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een over druk in het opblaasbaar orgaan wordt aangebracht die tussen 100 en 10.000 Pa bedraagt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een op blaasbaar orgaan (3) in de kous wordt ingebracht, hetzij voorafgaand aan inbrenging van de kous in het kanaal, hetzij na inbrenging van de kous in het kanaal, waarna - het opblaasbaar orgaan wordt gevuld met een gas, zodat het 15 orgaan toeneemt in volume en de kous in aanraking brengt met de wanden van het kanaal, waarna - het opblaasbaar orgaan langs de lengte van het kanaal wordt verplaatst en de kous langs de lengte van het kanaal tegen de wanden van het kanaal wordt gedrukt.

3· Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voorafgaand aan inbrenging van de ten minste deels dichtgeklapte kous (2), 25 een hechtmiddel (4) wordt aangebracht aan de buitenzijde daarvan, voor bevestiging van de kous aan de wanden van het gasafvoerkanaal.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3. waarbij de kous zich bij inbrenging in het gasafvoerkanaal in een vlakke, dichtgeklapte toestand bevindt, waarbij de kous twee longitudinale, V-vormige 30 plooien (5, 6) omvat die in het inwendige van de kous zijn gelegen, langs welke plooien een eerste longitudinale helft van de kous op de tweede longitudinale helft is gevouwen.

5· Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kous wordt aangevoerd op een rol, en bij het inbrengen 35 in het gasafvoerkanaal van de rol wordt afgewikkeld.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de kous wordt ingébracht in een verticaal gasafvoerkanaal, waarbij voorafgaand aan inbrenging van de kous in het kanaal, 1001128 een gewicht wordt bevestigd aan een onderzijde van de kous.

7- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat een omtrek van de kous groter is dan een omtrek van het kanaal.

8. Flexibele, nagenoeg luchtdichte kous voor inbrenging in een gasafvoerkanaal, met het kenmerk, dat de kous zich in een vlakke, dichtgeklapte toestand bevindt.

9. Flexibele kous volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de kous twee longitudinale, V-vormige plooien omvat die in het inwendige 10 van de kous zijn gelegen, langs welke plooien een eerste longitudinale helft van de kous op de tweede longitudinale helft is gevouwen.

10. Flexibele, nagenoeg luchtdichte kous voor inbrenging in een gasafvoerkanaal, met het kenmerk, dat de kous is gevormd uit een enkele strook materiaal met een voorbepaalde breedte, die is gewikkeld met 15 een spoed die tussen 0.1 en 1.0 van de breedte van de strook bedraagt.

11. Flexibele kous volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de kous zich in een vlakke, dichtgeklapte toestand bevindt.

12. Flexibele kous volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de kous twee longitudinale, V-vormige plooien omvat die in het inwendige 20 van de kous zijn gelegen, langs welke plooien een eerste longitudinale helft van de kous op de tweede longitudinale helft is gevouwen

13. Flexibele kous volgens één der conclusies 8 tot en met 12, met het kenmerk, dat de kous een laminaat omvat van ten minste één laag aluminium en een ten minste één laag pvc, waarbij de laag pvc 25 zich, ten opzichte van de aluminium laag, aan de binnenzijde van de kous bevindt. 1001128