<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
Remi Emiel VAN PARYS voor : "Scharnier voor tuimel-of wentelraam".
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een scharnier voor tuimel-of wentelraam, welk scharnier een eerste blad bevat bestemd om aan het vaste raam te worden bevestigd, een tweede blad bestemd om aan de wentelbare vleugel te worden bevestigd en een verbinding tussen de twee bladen die rond evenwijdig aan elkaar gerichte scharnierassen scharnierend aan het eerste blad en aan het tweede blad is vastgemaakt.
Scharnieren van deze soort zijn scharnieren waarbij de wentelbare vleugel over nagenoeg honderdtachtig graden ten opzichte van het vaste kader kan worden gewenteld.
Dergelijke scharnieren worden vooral gebruikt bij ramen die van profiellijsten zijn vervaardigd.
Bij bekende scharnieren van de hogergenoemde soort, is de verbinding tussen de twee bladen gevormd door een tussenblad dat zich tussen de twee bladen bevindt, met één einde wentelbaar een tap omringt die op het eerste blad staat en met zijn ander einde wentelbaar een tap omringt die op het andere blad staat.
Bij het openwentelen van de vleugel, wentelt dit tussenblad samen met het tweede blad en de vleugel eerst rond de eerstgenoemde tap ten opzichte van het eerste blad.
Na een wenteling over een bepaalde hoek, wentelt dan het tweede blad met de vleugel rond de tweede tap ten opzichte van het tussenblad.
Scharnieren van deze soort zijn oneer meer beschreven in de Belgische octrooien nrs. 705.313, 709.120 en 813.474.
Het nadeel van deze bekende scharnieren is evenwel dat ze bij gesloten stand van de vleugel, op zijn minst aan één zijde en meestal zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van het raam, zichtbaar zijn.
<Desc/Clms Page number 3>
De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een scharnier voor tuimel-of wentelraam te verschaffen dat volledig verdekt in het raam kan worden gemonteerd zodat het bij gesloten stand van het raam niet zichtbaar is.
Tot dit doel bevat de verbinding tussen de twee bladen een eerste arm die met een einde met een scharnierpen scharnierend aan het eerste blad is verbonden en op zijn ander einde een scharnierpen draagt die schuifbaar in een uitsparing in het tweede blad steekt zodat de arm scharnierend en schuifbaar aan het tweede blad is verbonden, en een tweede arm die met een einde met een scharnierpen scharnierend aan het tweede blad is verbonden, die op zijn ander einde een scharnierpen draagt die schuifbaar in een uitsparing in het eerste blad steekt zodat de tweede arm scharnierend en schuifbaar aan het eerste blad is verbonden en die tussen zijn einden door een scharnierpen scharnierend aan de eerste arm, tussen zijn einden, is verbonden, waarbij de meetkundige assen van al de scharnierpennen evenwijdig aan elkaar en dwars op het hoofdvlak van de bladen zijn gericht.
De armen kunnen zeer compact worden uitgevoerd en samen met de bladen verdekt in het raam worden gemonteerd.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat het scharnier twee remmechanismen waarvan het ene op het scharnierendaanhet eerste blad bevestigde einde van de eerste arm inwerkt en het andere op het scharnierendaan het tweede blad bevestigde einde van de tweede arm inwerkt.
Doordat de remmechanismen op de gedoelde einden van de armen inwerken is er voor hen voldoende ruimte aanwezig zodat ze ook volledig verdekt in het raam kunnen ingewerkt worden.
<Desc/Clms Page number 4>
De remmechanismen blijven evenwel bij opengewentelde vleugel gemakkelijk bereikbaar. Een degelijke remming over de volledige wenteling van nagenoeg 1800 van de vleugel is verzekerd.
Een dergelijke goede remming kan moeilijk worden verzekerd bij de hogerbedoelde bekende scharnieren. De remming wordt voornamelijk verkregen gedurende het eerste gedeelte van het openwentelen waarbij dus het tussenblad wentelt ten opzichte van het eerste blad terwijl de remming gedurende de rest van de wenteling veel minder is.
Een zeer goede remming kan wel worden verkregen bij scharnieren van het type met één enkele scharnieras zoals beschreven in het Belgische octrooi nr. 705.228.
Bij deze scharnieren is het ene blad van een naaf voorzien terwijl het andere blad van een kraag is voorzien die in de naaf past. Het remmechanisme is rond de kraag in de naaf gemonteerd.
Om over 1800 te kunnen wentelen ligt de meetkundige as van deze scharnieren volledig aan de binnenkant van het raam en dus op een afstand van het zwaartevlak.
Dit brengt een onevenwicht met zich mee dat tot gevolg heeft dat een relatief grote kracht bij de aanvang van het openwentelen van de vleugel noodzakelijk is.
Vooral bij grote zware ramen kan dit nadelig zijn. Daarenboven is het scharnier aan de binnenzijde van het dichtgewentelde raam zichtbaar.
In de laatstgenoemde uitvoeringsvorm van de uitvinding is het scharnier niet alleen compact en kan het volledig verdekt in het raam worden gemonteerd maar de scharnieras ligt bij het begin van het openwentelen in het zwaartevlak van de raamvleugel en gedurende de volledige wenteling kan een doelmatige remming worden verkregen.
<Desc/Clms Page number 5>
Bij voorkeur bevatten de remmechanismen elk een remschoen en middelen om deze remschoen tegen het einde van de overeenstemmende arm te duwen.
Doelmatig bevat de buitenzijde van het scharnierend aan een blad bevestigdeeinde van elk van de armen een gedeelte dat zich nagenoeg concentrisch uitstrekt aan de scharnieras van dit einde ten opzichte van het blad, en werkt de remschoen van het overeenstemmende remmechanisme met dit nagenoeg concentrische gedeelte samen.
Dit nagenoeg concentrische gedeelte van de arm is bij voorbeeld gevormd door een segment dat op het scharnierend aan een blad bevestigde einde van deze arm, aan de van de andere arm afgekeerde zijde, uitspringt.
De middelen om de remschoen van de remmechanismen tegen het einde van de overeenstemmende arm te drukken zijn in een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding middelen om op de remschoen te drukken in een richting die nagenoeg naar de meetkundige scharnieras van het einde van de arm is gericht.
Hiertoe bevatten de middelen om de remschoen tegen het einde van de arm te drukken bij voorkeur een remblokje dat verplaatsbaar over het overeenstemmende blad is gemonteerd en middelen om dit remblokje te verplaatsen in een richting die een hoek maakt ten opzichte van de langsrichting van het blad.
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit een van de bladen een afgeschuind einde zodat het blad aan de van het andere blad afgekeerde zijde iets langer is dan aan de naar het andere blad gekeerde zijde, terwijl het scharnier een hulpstuk bevat dat bestemd is om op het raam te worden bevestigd en in overeenstemming van het eerstgedoelde blad afgeschuind is zodat dit blad met zijn afgeschuind einde achter
<Desc/Clms Page number 6>
de afschuining van het hulpstuk kan haken en slechts op het andere einde aan het raam dient bevestigd te worden.
Bij deze uitvoeringsvorm is het wegnemen en terugplaatsen van de vleugel vrij gemakkelijk te verwezenlijken.
Bij het terugplaatsen van het blad komt dit automatisch in de juiste stand om het opnieuw aan het raam te bevestigen zoals in de hiervolgende beschrijving nader zal worden uiteengezet.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een scharnier volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een scharnier volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een vooraanzicht van het scharnier uit figuur 1 gemonteerd getekend in een tuimelraam, van welk raam slechts een gedeelte is voorgesteld en de voorkant is weggesneden.
Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III-III uit figuur 2 maar zonder de wegsnijding van de voorkant van het raam.
Figuur 4 stelt een doorsnede voor volgens de lijn IV-IV uit figuur 2, eveneens zonder de wegsnijding van de voorkant van het raam.
Figuur 5 is een zijaanzicht analoog aan dit uit figuur 1 van het scharnier uit de vorige figuren, waarbij het scharnier evenwel is voorgesteld in een over 1800 opengewentelde stand en gemonteerd in een raam waarvan een gedeelte eveneens is voorgesteld.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
<Desc/Clms Page number 7>
Het scharnier volgens de figuren bestaat uit twee nagenoeg identieke helften. Overeenstemmende elementen van de twee helften werden duidelijkheidshalve met verwijzingscijfers aangeduid die juist 100 van elkaar verschillen.
Het scharnier bevat in hoofdzaak een eerste langwerpig blad (l), een tweede langwerpig blad (lord, een eerste arm (2), die met een einde door middel van een scharnierpen (3) scharnierend aan het eerste blad (D is verbonden en op zijn ander einde een scharnierpen (4) draagt die verschuifbaar steekt in een zich in de langsrichting van het tweede blad (101) uitstrekkende gleuf (105) en een tweede arm (102) die met een einde door middel van een scharnierpen (103) scharnierend aan het tweede blad (101) is verbonden en op zijn ander einde een scharnierpen (104) draagt die verschuifbaar steekt in een zich in de langsrichting van het eerste blad CL) uitstrekkende gleuf (5).
Beide armen (2 en 102) zijn tussen hun scharnierpennen (3 en 4) respectievelijk (103 en 104) door middel van een scharnierpen (6) scharnierend aan elkaar verbonden.
De scharnierpennen (3,4, 103,104 en 6) strekken zich evenwijdig aan elkaar uit. De bladen (1 en 101) zijn met hun hoofdvlak loodrecht op deze pennen gericht.
In gesloten stand van het scharnier, dit is de inde figuren 1 tot 4 voorgestelde stand, zijn de scharnierpennen (3 en 103) waarmee de armen (2 en 102) aan de bladen
EMI7.1
(1 en 101) zijn bevestigd in elkaars verlengde gelegen, en zijn ze, bij verticaal gerichte bladen (1 en 101), op dezelfde hoogte gelegen als de scharnierpen (6). De scharnierpen (4) is dan onder deze scharnierpennen (3, 103 en 6) gelegen ; de scharnierpen (104) is erboven gelegen.
In de volledig, d. i. dus over 1800 opengewentelde stand, d. i. de in figuur 5 voorgestelde stand, zijn
<Desc/Clms Page number 8>
ten opzichte van de verticale bladen (1 en 101) de scharnierpennen (3 en 103) naast elkaar op dezelfde hoogte gelegen, zijn de scharnierpennen (4 en 104) eveneens op dezelfde hoogte gelegen en is de scharnierpen (6) boven en tussen de twee scharnierpennen (3 en 103) gelegen.
Bij het openwentelen van het scharnier wentelen beide armen (2 en 102) door middel van de scharnierpennen (3 en 103) in dezelfde mate ten opzichte van de overeenstemmende bladen (2 en 102) terwijl ze ten opzichte van elkaar wentelen door middel van de scharnierpen (6). De scharnierpennen (4 en 104) schuiven daarbij ook in dezelfde mate in de overeenstemmende gleuven (105 en 5).
De scharnierpen (4 of 104) steekt met een verdikt einde draaibaar in de overeenstemmende arm (2 of 102).
Tussen deze arm (2 of 102) en het blad (101 of 1) waaraan de arm verschuifbaar bevestigd is, bezit de scharnierpen (4 of 104) een gedeelte met grotere diameter terwijl het gedeelte van de pen dat zich in de gleuf (105 of 5) van het blad (101 of 1) bevindt een vierkante doorsnede bezit.
Aan de buitenzijde van het blad (101, respectievelijk llis op de scharnierpen (4, respectievelijk 104), een nylonring (7, respectievelijk 107) geklemd terwijl tussen het gedeelte met bredere diameter van de scharnierpen (4, respectievelijk 104) en het blad (101, respectievelijk 1) eveneens een nylonring (7, respectievelijk 107) is geplaatst.
De andere pennen (3,103 en 6) zijn voorzien van verdikte einden die verzonken zitten in de overeenstemmende elementen die ze scharnierend met elkaar verbinden.
De twee armen (2 en 102) zijn gelijk aan elkaar maar zijn zo door de scharnierpen (6) tegen elkaar beves-
<Desc/Clms Page number 9>
tigd dat de ene achterste voor en, bij gesloten stand ook onderste boven, tegen de andere is gelegen.
Beide armen (2 en 102) zijn van messing vervaardigd. De scharnierpennen (3,4, 103,104 en 6) en de bladen (1 en 101) zijn van staal vervaardigd.
Beide armen (2 en 102) hebben de vorm van een langwerpige lat met afgeronde einden die in het midden van haar langste zijde, en met name de in de figuur 1 rechts gelegen zijde, van een uitsnijding is voorzien.
Op de van elkaar afgekeerde zijden zijn de twee armen (2 en 102) elk van een uitsteeksel (8, respectievelijk 108) voorzien dat de vorm heeft van een cirkelsegment waarvan het centrum op de meetkundige as van de scharnierpen (3, respectievelijk 103) is gelegen.
De gebogen opstaande zijrand van het segment (8, resp. 108) is schuin op de rest van de arm gericht zo dat dit segment naar de rest van de arm toe verkleint.
De segmenten (8 en 108) strekken zich uit vanaf het afgeronde einde van de overeenstemmende arm (2, respectievelijk 102), zonder zijdelings buiten deze arm uit te steken, tot voorbij een groot gedeelte van de hogergenoemde uitsnijding welke zich ook in dit segment uitstrekt.
De gebogen zijde van het segment strekt zich uit over nagenoeg een halve cirkel.
Elk van de segmenten (8 en 108) werkt samen met een remmechanisme dat in hoofdzaak bestaat uit een remschoen (9, respectievelijk 109) en een remblokje (10, respectievelijk 110).
De remschoenen (9 en 109) zijn cirkelvormig gebogen strookjes van harde kunststof. De breedte van deze strookjes is gelijk aan de breedte van de schuine zijrand van het segment (8 of 108).
<Desc/Clms Page number 10>
De binnenzijde van het strookje bezit een kromming die overeenkomt met de kromming van de afgeschuinde buitenzijde van het segment en de lengte van het strookje komt overeen met een vijfde van een cirkel volgens dewelke de afgeschuinde zijkant van de segmenten (8 en 108) zich uitstrekt.
EMI10.1
De remblokjes (10 en 110) zijn respectievelijk verschuifbaar gemonteerd op de bladen (1 en 101), aan het van de gleuf (5, respectievelijk 105) afgekeerde einde daarvan.
Het gedeelte van het blad (1 of 101) waarop het remblokje (10 of 110) is gemonteerd is overigens ten opzichte van de rest van het blad waarop namelijk de scharnierpen (3 of 103) staat en waarin de gleuf (5 of 105) is aangebracht, meer naar buiten gelegen en aan n zijde, namelijk de in de figuur 1 links gelegen zijde van een naar het ertegenover liggende blad gekeerde rand (11 of 111) voorzien.
De remschoen (9 of 109) zit geklemd tussen een overeenkomstig afgeronde zijde van het remblokje (10 of 110) en het segment (8 of 108) van de erbij horende arm (2 of 102). De remming van de wenteling van de arm (2 of 102) rond de scharnieras van de schanierpen (3, respectievelijk 103) is des te groter naarmate het remblokje (10 of 110) sterker de remschoen (9 of 109) tegen het segment (8 of 108) aandrukt.
Deze drukkracht kan worden ingesteld doordat het remblokje (10 of 110) niet vast maar verschuifbaar, en met name onder een hoek van 400 ten opzichte van de
EMI10.2
langsrichting van het erbij horende scharnierblad (l lOl), dit is nagenoeg in de richting van de meetkundige as van depen (3, resp. l03), opdit gemonteerd is.
Dit geschiedt doordat het remblokje (10 of 110) van een langwerpige opening (12 of 112) is voorzien,
<Desc/Clms Page number 11>
waardoor een op het overeenstemmende blad (l of 101) staande pen (13 of 113) steekt. De opening (12 of 112) is in zodanige richting langwerpig dat het remblokje (10 of 110) onder een hoek van 400 ten opzichte van de langste richting van het overeenstemmende blad (l of 101), d. i. dus ten opzichte van de verticale wanneer het scharnier gesloten is met de bladen (1 en 101) verticaal, over de pen (13 of 113) kan verschuiven.
Een inbusboutje (14 of 114) is van aan de van de rand (11 of 111) afgekeerde zijde in een loodrecht op de langsrichting van het overeenstemmende blad (l of 101) in het remblokje (10 of 110) geschroefd en duwt met zijn einde tegen de pen (13 of 113).
Naarmate het inbusboutje (14 of 114) dieper in het remblokje (10 of 110) wordt geschroefd, wordt dit blokje in de richting van de erbijhorende arm (2 of 102) geduwd.
Door de vorm van de segmenten (8 en 108) en de richting waarop de remblokjes (10 en 110) de remschoenen (9 en 109) naar deze segmenten duwen, verkrijgt men bij het dichtwentelen van het scharnier een grotere remming dan bij het openwentelen.
Het remblokje (10 of 110) steekt met uitsteeksels (15 of 115) in openingen (16 of 116) in het overeenstemmende blad (l of 101) op zodanige manier dat de voorgenoemde kleine verplaatsing van het blokje (10 of 110) voor het regelen van de remkracht niet wordt belet.
De pennen (13 en 113) zijn van verdikte koppen voorzien en houden de remblokjes (10 en 110) vast tegen de overeenstemmende bladen (1 en 101).
Het hiervoor beschreven scharnier is bijzonder geschikt voor een tuimelraam waarbij het blad (1) van het scharnier aan het vaste kader (17) van het raam wordt
<Desc/Clms Page number 12>
bevestigd en het blad (101) aan de wentelbare vleugel (18) van het raam wordt bevestigd.
In de figuren 2 tot 5 is het scharnier overigens op een dergelijk tuimelraam (17,18) gemonteerd getekend.
Zowel het vaste kader (17) als de wentelbare vleugel (18) zij. gevormd door aluminium profiellijsten.
Deze profiellijsten zijn op de gebruikelijke manier gevormd of samengesteld om het wentelen van de vleugel (18) rond een horizontale wentelas in het midden van het raam toe te laten. Dit betekent dat, indien zoals gebruikelijk de vleugel Q8) onderaan naar buiten openwentelt, de profiellijsten van het vaste kader (17) aan de binnenkant onder de twee scharnieren een aanslag vormen waartegen de vleugel (18) met zijn binnenzijde bij het dichtwentelen aansluit terwijl deze vleugel (18) aan zijn binnenzijde en boven de twee scharnieren een gedeelte bezit dat bij het dichtwentelen van de vleugel tegen de binnenzijde van het vaste kader (17) aansluit.
In het raam is een linker en een rechter scharnier geplaatst. De scharnieren worden zo gemonteerd dat bij een gesloten stand, de uitsnijdingen in hun armen (2 en 102) en ook de inbusboutjes (14 en 114) aan de binnenkant zijn gelegen terwijl de omgeplooide randen (11 en 111) van de bladen (1 en 101) aan de buitenkant zijn gelegen.
Doordat de bladen (1 en 101} ten opzichte van hun midden niet symmetrisch zijn en daarenboven een weinig verschillen in vorm, kan niet hetzelfde scharnier voor de linkerkant en voor de rechterkant van het raam worden gebruikt. Zowel het rechtse scharnier als het linkse scharnier bezitten gelijke armen (2 en 102) maar de bladen (1 en 101) en de remblokjes (10 en 110) van het linkse en het rechtse scharnier zijn elkaars spiegelbeeld.
<Desc/Clms Page number 13>
In de figuren is het rechtse scharnier voorgesteld.
De bladen (1 en 101) verschillen een weinig van elkaar doordat ze op een andere manier aan het vaste kader (17) ende wentelbare vleugel (18) zijn bevestigd om de vleugel (18) gemakkelijk uit het vaste kader (17) te kunnen nemen.
Het bevestigen van de bladen (1 en 101) aan een zijprofiellijst van het vaste kader (17), respectielijk van de vleugel (18), geschiedt door middel van een tegenlat (19, respectievelijk 119), die zich aan de tegenoverliggende zijde van het blad bevindt ten opzichte van twee, dwars op het vlak van het kader (17) respectievelijk de vleugel (18) gerichte randjes (20, respectievelijk 120) van de gedoelde profiellijst.
Door hun vorm zijn de zijprofiellijsten van de vleugel (18) boven de scharnieras meer naar het midden van het raam toe gelegen dan onder die scharnieras zodat de tegenlatten (19 en 119), evenals de bladen (1 en 101) niet volledig vlak zijn maar nagenoeg halverwege hun lengte zijwaarts over een kleine afstand verspringen.
Het blad (101) en de tegenlat (119) worden op beide einden door middel van twee bouten (121) tegen elkaar geklemd.
Het blad (1) en de tegenlat (19) worden enkel op hun bovenste einde door middel van twee bouten (21) naar elkaar getrokken.
EMI13.1
Het onderste einde van het blad (1) is afgeschuind zodat de onderste rand van het blad (1) zich naar de vleugel (18) toe opwaarts uitstrekt.
Dit onderste afgeschuinde einde van het blad (1) past in een overeenstemmende afgeschuinde bovenste rand van een hulpstuk (22) dat, op dezelfde manier als het
<Desc/Clms Page number 14>
blad (1) door middel van twee inbusbouten (22) naar de tegenlat (19) wordt getrokken zodat randjes (20) van de zijprofiellijst van het vaste kader (17) ertussen geklemd zij1.
Duidelijkheidshalve zijn de tegenlat (19 of 119), debuten (21 of 121 en 23) en het hulpstuk (22) niet in de figuur 1 voorgesteld.
Deze constructie laat een gemakkelijke montage van de vleugel (18) in het vaste kader (17) toe en laat toe op een snelle en eenvoudige manier ook na de montage van het raam de vleugel (18) te verwijderen en opnieuw te plaatsen.
Vooraleer de vleugel (18) te plaatsen, bevestigt men aan weerszijdenop deze vleugel een scharnier door het blad ! 101) ervan op de hiervoor beschreven manier met behulp van een tegenlat (119) en bouten (121) te bevestigen.
Aan de twee verticale profiellijsten van het vaste kader (17) bevestigt men met behulp van de tegenlat (19) en inbusbouten (23) een hulpstuk (22).
Ten slotte plaatst men de vleugel (18), in een over nagenoeg 1800 gewentelde stand waarbij dus de twee bladen van de scharnieren eveneens over 1800 gewenteld zijn, in het vaste kader (17) waarbij het afgeschuinde onderste einde van het blad (l) van de scharnieren in de afgeschuinde bovenste rand van het overeenstemmende hulpstuk (22) wordt geplaatst.
Het blad (1) bevindt zich daardoor automatisch in de goede stand ten opzichte van het vaste kader (17) zodat men tot slot het bovenste einde van het blad (1) van elk scharnier door middel van twee bouten (21) die men in de overeenstemmende tegenlat schroeft op de randjes (20) van de overeenstemmende profiellijst kan vastklemmen.
<Desc/Clms Page number 15>
Om nadien de vleugel (18) te verwijderen, volstaat het deze vleugel in over nagenoeg 1800 gewentelde stand te brengen en de laatstgedoelde bouten (21) van de twee scharnieren uit te schroeven. Men kan vervolgens de vleugel met de twee scharnieren naar binnen uitschuiven of oplichten waarbij dus de bladen (1) van deze scharnieren loskomen van de overeenstemmende hulpstukken (22).
De bladen (1 en 101) van de scharnieren zijn volledig verzonken in de profiellijsten van het vaste kader (17), respectievelijk de vleugel (18) terwijl ook de armen (2 en 102) zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde van het gesloten raam bedekt zijn door een gedeelte van de profiellijsten.
Uit een en ander vloeit voort dat bij gesloten stand van het raam geen enkel gedeelte van de scharnieren zichtbaar is en het raam dus een vrij esthetisch uitzicht vertoont.
Aan de buitenzijde van het raam is ter hoogte van de scharnieren zelfs geen enkele onderbreking van de profiellijsten van het vaste kader (17) of de vleugel (18) te zien. Enkel aan de binnenzijde is ter plaatse van de scharnieren een klein gleufje zichtbaar.
Het hieboven beschreven scharnier is dus vrij compact, kan volledig verdekt in het raam worden gemonteerd, laat een gemakkelijke montage toe, laat toe dat de vleugel gemakkelijk over 180 kan worden gewenteld en zorgt voor een goede remming gedurende de volledige wenteling.
De vleugel kan vrij zwaar worden uitgevoerd zonder dat er gevaar bestaat dat op het einde van het openwentelen de vleugel met relatief grote kracht tegen het vaste kader valt.
<Desc/Clms Page number 16>
Ook op het einde van de wenteling wordt de vleugel nog doelmatig afgeremd.
Bij het begin van het openwentelen is de meetkundige scharnieras in het zwaartevlak van de vleugel gelegen zodat een relatief kleine kracht volstaat om de vleugel open te wentelen.
Deze kracht is ook voor de verdere openwenteling niet overdreven groot, ook niet bij zware vleugels. Bij het dichtwentelen is wel een iets grotere kracht nodig dan bij het openwentelen aangezien de remming iets groter is.
De remming wordt trouwens iets kleiner naarmate men de volledig opengewentelde stand nadert, maar toch blijft de remming voldoende.
De uitvinding is geenzins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
In het bijzonder is het scharnier niet noodzakelijk beperkt tot ramen gevormd uit profiellijsten van aluminium of kunststof. De scharnieren zijn ook toepasbaar bij houten ramen waarbij uiteraard, in zoverre nodig, de passende uitsparingen voor het scharnier moeten worden aangebracht.
Het scharnier is ook niet uitsluitend bestemd voor een tuimelraam. Het kan ook worden toegepast in een wentelraam waarbij de vleugel rond een verticale scharnieras ten opzichte van het vaste kader wentelt. De bladen van het scharnier worden dan uiteraard niet aan verticale maar wel aan horizontale profiellijsten bevestigd.
<Desc/Clms Page number 17>
Het afgeschuinde hulpstuk dat een afgeschuind einde van een blad van het scharnier opvangt kan n geheel vormen met de tegenlat waarmee dit blad op een profiellijst van het raam wordt geklemd.
In dit geval kan het hulpstuk niet op de beschreven manier op de randjes van de profiellijst worden bevestigd. Dit geheel hulpstuk-tegenlatdat zich tussen de randjes en een dwarswand van de profiellijst bevindt kan vastgeklemd worden door erin geschroefde bouten die met hun einde tegen de dwarswand duwen en zo het geheel hulpstuktegenlat van de dwarswand weg tegen de randjes duwen.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION associated with an Invention Patent Application in the name of
Remi Emiel VAN PARYS for: "Hinge for tilt or turn window".
<Desc / Clms Page number 2>
The invention relates to a hinge for a tilting or revolving window, which hinge contains a first leaf intended for attachment to the fixed window, a second leaf intended for attachment to the revolving wing and a connection between the two blades which are round pivot axes aligned parallel to each other are hinged to the first sheet and attached to the second sheet.
Hinges of this type are hinges in which the revolving wing can be rotated about one hundred and eighty degrees relative to the fixed frame.
Such hinges are mainly used for windows made of profile frames.
In known hinges of the above-mentioned type, the connection between the two blades is formed by an intermediate blade which is located between the two blades, with one tap rotatably surrounding a tap standing on the first sheet and with its other end rotatably surrounding a tap is on the other page.
When the wing is swung open, this intermediate blade revolves together with the second blade and the wing first around the first-mentioned pin relative to the first blade.
After revolving at a certain angle, the second blade revolves with the wing around the second stud relative to the intermediate blade.
Hinges of this type have been previously described in Belgian Patents Nos. 705,313, 709,120 and 813,474.
However, the drawback of these known hinges is that they are visible at least on one side and usually both on the inside and on the outside of the window when the sash is closed.
<Desc / Clms Page number 3>
The object of the invention is to overcome this drawback and to provide a hinge for a tilting or revolving window that can be mounted completely concealed in the window so that it is not visible when the window is closed.
To this end, the connection between the two blades includes a first arm hingedly connected to the first blade with a hinge pin and carrying a hinge pin on its other end slidably inserted into a recess in the second blade so that the arm is hinged and is slidably connected to the second blade, and a second arm hingedly connected to the second blade by one hinge pin, which carries on its other end a hinge pin slidably inserted into a recess in the first blade so that the second arm is hinged and slidably connected to the first blade and hingedly connected between its ends by a hinge pin to the first arm, between its ends, the geometric axes of all the hinge pins being parallel to each other and transverse to the major plane of the blades .
The arms can be very compact and can be mounted concealed in the window together with the blades.
In a particular embodiment of the invention, the hinge includes two braking mechanisms, one acting on the end of the first arm mounted on the hinge mounted to the first blade and the other acting on the end of the second arm hinged on the second blade.
Because the braking mechanisms act on the intended ends of the arms, there is sufficient space for them so that they can also be incorporated fully concealed in the window.
<Desc / Clms Page number 4>
However, the braking mechanisms remain easily accessible with the wing opened. A solid braking over the full rotation of almost 1800 of the wing is ensured.
Such good braking is difficult to ensure with the above-mentioned known hinges. The braking is mainly obtained during the first part of the revolving, so that the intermediate blade revolves relative to the first blade, while the inhibition is much less during the rest of the revolving.
Very good inhibition can be obtained with single hinge type hinges as described in Belgian Patent No. 705,228.
These hinges have one blade with a hub, while the other with a collar that fits into the hub. The braking mechanism is mounted around the collar in the hub.
To be able to revolve around 1800, the geometric axis of these hinges lies entirely on the inside of the window and thus at a distance from the center of gravity.
This entails an imbalance, which means that a relatively great force is required at the start of the opening of the wing.
This can be disadvantageous especially with large heavy windows. In addition, the hinge is visible on the inside of the revolved window.
In the latter embodiment of the invention, the hinge is not only compact and can be mounted completely concealed in the window, but the hinge axis is in the center of gravity of the window leaf at the start of the opening and effective braking can be obtained during the complete rotation .
<Desc / Clms Page number 5>
Preferably, the braking mechanisms each include a brake shoe and means for pushing this brake shoe against the end of the corresponding arm.
Conveniently, the outer side of the hinged blade end of each of the arms includes a portion that extends substantially concentrically on the hinge axis of this end relative to the blade, and the brake shoe of the corresponding brake mechanism interacts with this substantially concentric portion.
This substantially concentric part of the arm is, for example, formed by a segment projecting on the end of this arm hinged on a blade, on the side remote from the other arm.
The means for pressing the brake shoe of the brake mechanisms against the end of the corresponding arm are, in a curious embodiment of the invention, means for pressing the brake shoe in a direction which is directed substantially towards the geometric pivot axis of the end of the arm.
To this end, the means for pressing the brake shoe against the end of the arm preferably includes a brake pad movably mounted over the corresponding blade and means for moving this brake pad in a direction angled relative to the longitudinal direction of the blade.
In another particular embodiment of the invention, one of the blades has a chamfered end so that the blade on the side facing away from the other blade is slightly longer than on the side facing the other blade, while the hinge contains an attachment intended to fixed to the window and chamfered in accordance with the first-mentioned blade so that this blade with its chamfered end at the back
<Desc / Clms Page number 6>
the bevel of the attachment can hook and should only be attached to the window at the other end.
In this embodiment, the removal and replacement of the wing can be realized quite easily.
When the blade is replaced, it automatically adjusts to reattach it to the window as will be further explained in the following description.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a hinge according to the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the accompanying drawings.
Figure 1 is a side view of a hinge according to the invention.
Figure 2 is a front view of the hinge of Figure 1 drawn mounted in a pivot window, of which only a portion is shown and the front is cut away.
Figure 3 represents a section along line III-III of Figure 2 but without the cut-out of the front of the window.
Figure 4 represents a section according to the line IV-IV of figure 2, also without the cut-out of the front of the window.
Figure 5 is a side view analogous to that of Figure 1 of the hinge of the previous figures, however, the hinge is shown in an open position about 1800 and mounted in a window, part of which is also shown.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
<Desc / Clms Page number 7>
The hinge according to the figures consists of two almost identical halves. Corresponding elements of the two halves are, for the sake of clarity, indicated by reference numerals which differ from each other by exactly 100.
The hinge mainly contains a first elongated blade (1), a second elongated blade (lord, a first arm (2), which is hingedly connected to the first blade (D) by means of a hinge pin (3). its other end carries a hinge pin (4) slidably inserted into a slot (105) extending in the longitudinal direction of the second blade (101) and a second arm (102) hinged with an end by means of a hinge pin (103) is connected to the second blade (101) and carries on its other end a hinge pin (104) slidably inserted into a slot (5) extending in the longitudinal direction of the first blade CL).
Both arms (2 and 102) are hinged together between their hinge pins (3 and 4) and (103 and 104), respectively, by means of a hinge pin (6).
The hinge pins (3,4, 103, 104 and 6) extend parallel to each other. The blades (1 and 101) are oriented perpendicular to these pins with their main face.
In the closed position of the hinge, this is the position shown in figures 1 to 4, the hinge pins (3 and 103) with which the arms (2 and 102) are attached to the blades
EMI7.1
(1 and 101) are mounted in line with each other, and with vertically oriented blades (1 and 101) they are at the same height as the hinge pin (6). The hinge pin (4) is then located below these hinge pins (3, 103 and 6); the hinge pin (104) is located above it.
In the full, d. i. so about 1800 open position, d. i. the position shown in Figure 5
<Desc / Clms Page number 8>
with respect to the vertical blades (1 and 101) the hinge pins (3 and 103) are next to each other at the same height, the hinge pins (4 and 104) are also at the same height and the hinge pin (6) is above and between the two hinge pins (3 and 103).
When pivoting the hinge, both arms (2 and 102) rotate by the hinge pins (3 and 103) to the same degree relative to the corresponding blades (2 and 102) while they rotate relative to each other by the hinge pin (6). The hinge pins (4 and 104) also slide to the same extent in the corresponding slots (105 and 5).
The hinge pin (4 or 104) rotates with a thickened end in the corresponding arm (2 or 102).
Between this arm (2 or 102) and the blade (101 or 1) to which the arm is slidably mounted, the hinge pin (4 or 104) has a larger diameter portion while the portion of the pin located in the slot (105 or 5) of the blade (101 or 1) has a square cross-section.
On the outside of the blade (101 and 11, respectively, clamped on the hinge pin (4, and 104, respectively), a nylon ring (7, and 107, respectively) while between the wider diameter portion of the hinge pin (4, and 104, respectively) and the blade ( 101, 1) also a nylon ring (7, 107) is placed.
The other pins (3,103 and 6) are provided with thickened ends which are recessed into the corresponding elements that hinge them together.
The two arms (2 and 102) are equal to each other but are thus secured to each other by the hinge pin (6)
<Desc / Clms Page number 9>
one rear and, when closed, also upside down, against the other.
Both arms (2 and 102) are made of brass. The hinge pins (3,4, 103, 104 and 6) and the blades (1 and 101) are made of steel.
Both arms (2 and 102) are in the form of an elongated slat with rounded ends which is cut out in the middle of its longest side, and in particular the side to the right in figure 1.
On the sides facing away from each other, the two arms (2 and 102) are each provided with a projection (8, 108, respectively) which has the shape of a circle segment, the center of which is on the geometric axis of the hinge pin (3, 103, respectively) located.
The curved upright side edge of the segment (8 and 108, respectively) is oriented obliquely to the rest of the arm so that this segment narrows towards the rest of the arm.
The segments (8 and 108) extend from the rounded end of the corresponding arm (2, 102, respectively), without protruding laterally outside this arm, beyond a major portion of the above cutout which also extends in this segment .
The curved side of the segment extends over nearly a semicircle.
Each of the segments (8 and 108) interacts with a braking mechanism consisting essentially of a brake shoe (9, 109, respectively) and a brake pad (10, 110, respectively).
The brake shoes (9 and 109) are circular curved strips of hard plastic. The width of these strips is equal to the width of the sloping side edge of the segment (8 or 108).
<Desc / Clms Page number 10>
The inside of the strip has a curvature corresponding to the curvature of the beveled outside of the segment and the length of the strip corresponds to one fifth of a circle along which the beveled side of the segments (8 and 108) extends.
EMI10.1
The brake pads (10 and 110) are respectively slidably mounted on the blades (1 and 101) at their end facing away from the slot (5 and 105, respectively).
The part of the blade (1 or 101) on which the brake pad (10 or 110) is mounted is incidentally relative to the rest of the blade on which the hinge pin (3 or 103) is located and in which the slot (5 or 105) is fitted, more outwards and on one side, namely the side on the left in figure 1, provided with an edge (11 or 111) facing the opposite leaf.
The brake shoe (9 or 109) is clamped between a correspondingly rounded side of the brake pad (10 or 110) and the segment (8 or 108) of the associated arm (2 or 102). The braking of the rotation of the arm (2 or 102) around the pivot axis of the hinge pin (3, respectively 103) is the greater the more the brake pad (10 or 110) the more the brake shoe (9 or 109) against the segment (8 or 108).
This compressive force can be adjusted because the brake pad (10 or 110) is not fixed, but slidable, and in particular at an angle of 400 relative to the
EMI10.2
longitudinal direction of the associated hinge leaf (10l), which is almost in the direction of the geometric axis of the pin (3 or 10), respectively.
This is done because the brake pad (10 or 110) is provided with an elongated opening (12 or 112),
<Desc / Clms Page number 11>
causing a pin (13 or 113) standing on the corresponding blade (1 or 101). The opening (12 or 112) is elongated in such a direction that the brake pad (10 or 110) is angled 400 relative to the longest direction of the corresponding blade (1 or 101), d. i. so relative to the vertical when the hinge is closed with the blades (1 and 101) vertical, it can slide over the pin (13 or 113).
An Allen screw (14 or 114) is screwed from the side facing away from the edge (11 or 111) in a perpendicular to the longitudinal direction of the corresponding blade (l or 101) into the brake pad (10 or 110) and pushes with its end against the pin (13 or 113).
As the Allen screw (14 or 114) is screwed deeper into the brake pad (10 or 110), this pad is pushed in the direction of the associated arm (2 or 102).
Due to the shape of the segments (8 and 108) and the direction in which the brake pads (10 and 110) push the brake shoes (9 and 109) towards these segments, a greater inhibition is obtained when the hinge is closed than when it is rolled open.
The brake pad (10 or 110) protrudes with projections (15 or 115) into openings (16 or 116) in the corresponding blade (L or 101) in such a way that the aforementioned small displacement of the pad (10 or 110) to control of the braking force is not prevented.
The pins (13 and 113) have thickened heads and hold the brake pads (10 and 110) against the corresponding blades (1 and 101).
The hinge described above is particularly suitable for a tilting window where the leaf (1) of the hinge is attached to the fixed frame (17) of the window
<Desc / Clms Page number 12>
and the blade (101) is attached to the revolving wing (18) of the window.
Figures 2 to 5 show the hinge mounted on such a tilting window (17, 18).
Both the fixed frame (17) and the revolving wing (18) are sideways. formed by aluminum profile frames.
These profile moldings are shaped or assembled in the usual way to allow the wing (18) to rotate around a horizontal axis of rotation in the center of the window. This means that if, as usual, the wing Q8) opens outwards at the bottom, the profile strips of the fixed frame (17) on the inside under the two hinges form a stop against which the wing (18) connects with its inner side while it is being rolled up. wing (18) on its inner side and above the two hinges has a part which, when the wing is closed, adjoins the inner side of the fixed frame (17).
A left and a right hinge are placed in the window. The hinges are mounted so that when closed, the cutouts in their arms (2 and 102) as well as the Allen screws (14 and 114) are located on the inside while the folded edges (11 and 111) of the blades (1 and 101) are located on the outside.
Because the blades (1 and 101} are not symmetrical with respect to their center and also differ slightly in shape, the same hinge cannot be used for the left and right side of the window. Both the right hinge and the left hinge have equal arms (2 and 102) but the blades (1 and 101) and the brake pads (10 and 110) of the left and right hinge are mirror images of each other.
<Desc / Clms Page number 13>
The right hinge is shown in the figures.
The blades (1 and 101) differ slightly from each other in that they are attached differently to the fixed frame (17) and the revolving wing (18) for easy removal of the wing (18) from the fixed frame (17) .
Attaching the blades (1 and 101) to a side profile molding of the fixed frame (17), respectively of the wing (18), is done by means of a counter bar (19 and 119, respectively), which is located on the opposite side of the The blade is located in relation to two edges (20 and 120, respectively) of the target profile transverse to the plane of the frame (17) and the wing (18), respectively.
Due to their shape, the side profile strips of the sash (18) above the hinge axis are located more towards the center of the window than below that hinge axis so that the counter slats (19 and 119), as well as the blades (1 and 101), are not completely flat but Jump sideways for a short distance at about halfway length.
The blade (101) and the counter bar (119) are clamped together at both ends by means of two bolts (121).
The blade (1) and the counter bar (19) are only pulled together at their upper end by means of two bolts (21).
EMI13.1
The bottom end of the blade (1) is chamfered so that the bottom edge of the blade (1) extends upward to the wing (18).
This lower beveled end of the blade (1) fits into a corresponding beveled upper edge of an attachment (22) which, in the same way as the
<Desc / Clms Page number 14>
sheet (1) is pulled by means of two Allen screws (22) to the counter bar (19) so that edges (20) of the side profile strip of the fixed frame (17) are clamped between them1.
For the sake of clarity, the counterbar (19 or 119), debuts (21 or 121 and 23) and the attachment (22) are not shown in Figure 1.
This construction allows easy installation of the vent (18) in the fixed frame (17) and allows the vent (18) to be removed and replaced quickly and easily even after the window has been mounted.
Before installing the wing (18), a hinge is attached to the wing on both sides! 101) in the manner described above using a counter bar (119) and bolts (121).
Attach an accessory (22) to the two vertical profile strips of the fixed frame (17) with the aid of the counter bar (19) and Allen screws (23).
Finally, place the wing (18), in a position rotated about 1800 so that the two blades of the hinges are also rotated about 1800, in the fixed frame (17) with the beveled lower end of the blade (l) of the hinges are placed in the beveled top edge of the corresponding fitting (22).
The blade (1) is therefore automatically in the correct position in relation to the fixed frame (17), so that the top end of the blade (1) of each hinge is finally closed by means of two bolts (21) which are corresponding counter bar screws onto the edges (20) of the corresponding profile frame can clamp.
<Desc / Clms Page number 15>
To remove the wing (18) afterwards, it is sufficient to bring this wing into an approximately 1800 revolved position and to unscrew the last-mentioned bolts (21) from the two hinges. It is then possible to extend or lift the wing with the two hinges inwards, so that the blades (1) of these hinges separate from the corresponding fittings (22).
The blades (1 and 101) of the hinges are fully recessed in the profile frames of the fixed frame (17), respectively the wing (18), while also the arms (2 and 102) on the outside as well as on the inside of the closed window are covered by part of the profile strips.
It follows from all this that no part of the hinges is visible when the window is closed and the window therefore has a free aesthetic appearance.
On the outside of the window, at the height of the hinges, there is not even any interruption of the profile frames of the fixed frame (17) or the vent (18). Only a small groove is visible on the inside at the hinges.
The hinge described above is therefore quite compact, can be mounted completely concealed in the window, allows easy mounting, allows the wing to be easily rotated through 180 ° and ensures good braking throughout the turn.
The wing can be made quite heavy without the danger of the wing falling against the fixed frame with relatively great force at the end of the opening.
<Desc / Clms Page number 16>
The wing is also effectively braked at the end of the turn.
At the start of the opening, the geometric hinge axis is located in the center of gravity of the wing, so that a relatively small force is sufficient to open the wing.
This force is not exaggerated for the further rotation, even with heavy wings. Slightly greater force is required when closing the roller than when opening the roller since the braking is slightly greater.
By the way, the braking becomes slightly smaller as one approaches the fully open position, yet the braking remains sufficient.
The invention is by no means limited to the above-described embodiment, and many changes can be made to the described embodiment within the scope of the patent application, including as regards the shape, composition, arrangement and number of the parts which are to be realized. of the invention.
In particular, the hinge is not necessarily limited to windows formed from aluminum or plastic profile strips. The hinges can also be used with wooden windows, where the appropriate recesses for the hinge must, of course, be provided if necessary.
The hinge is also not exclusively intended for a tilting window. It can also be used in a revolving window in which the wing revolves around a vertical pivot axis relative to the fixed frame. The blades of the hinge are then of course not attached to vertical but horizontal profiles.
<Desc / Clms Page number 17>
The beveled fitting that catches a beveled end of a leaf of the hinge can form a whole with the counter bar with which this leaf is clamped on a profile frame of the window.
In this case, the attachment cannot be attached to the edges of the profile frame as described. This whole fitting counter-bar, which is located between the edges and a transverse wall of the profile frame, can be clamped by means of screwed-in bolts which push their ends against the transverse wall and thus push the entire fitting counter-bar away from the transverse wall against the edges.