BE900787A

BE900787A - Kraan voor het afleveren van vloeistof o.m. bier.

Info

Publication number: BE900787A
Application number: BE0/213808A
Authority: BE
Original assignee: Molinet Atel Const
Priority date: 1984-10-10
Filing date: 1984-10-10
Publication date: 1985-02-01
Also published as: CN1003007B; ES8609644A1; JPH0325673B2; IE852479L; IE56808B1; EP0180259B1; ES547540A0; PT81273B; CA1274219A; EP0180259A1; AU4767585A; CN85107453A; JPS61171971A; DE3566107D1; PT81273A; ATE38506T1; AU589138B2; US4821764A

Abstract

Deze uitvinding betreft een verdeelkraan voor een vloeistof met een toevoerleiding 4 en een verdeelleiding 12 die bestaan uit een buis uit roestvrij staal of een gelijkaardige inerte stof en die, door de struktuur van het kraanlichaam en leidingen, in elkaars verlengde kunnen worden gebracht om een grondige reinging hiervan mogelijk te maken.

Description

Deze uitvinding heeft betrekking op een verdeelkraan voor een vloeistof, o. m. bier.

De uitvinding heeft tot doel een kraan te verwezenlijken : - met een zeer grote levensduur en sterkte en die geen onderhoud vergt ; - waarvan de toevoer- en verdeelleidingen, met een constante doorsnede, geen nadelige curven. noch- bruuske---richtingswijzigingen, noch
EMI1.1
hoeken vertoont - -- - de scheikundige of mechanische reiniging van de toevoer- en verdeelleidingen mogelijk maakt doordat het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd niet door reiniging-en spoelprodukten kunnen worden aangetast ; - in de gesloten stand, zonder enig demonteren noch deconnecteren van de kraan, de mechanische of scheikundige reiniging van die delen van de kraan die met de lucht in contact zijn geweest, mogelijk maakt ; - de mechanische of scheikundige reiniging in tegenstroom van de ganse vloeistofleiding, o. m. bierleiding, mogelijk maakt.

Om deze objecten volgens de uitvinding te verwezenlijken bevat de verdeelkraan volgens de uitvinding een nagenoeg cilindrisch kraanlichaam, waarin een toevoerleiding uitmondt en die daarenboven dienst doet als lagering enerzijds voor een draaibaar stuk waarin een verdeelleiding is gelagerd en, anderzijds, voor twee platen die elk twee openingen vertonen, welke platen in het kraanlichaam zijn gemonteerd tussen de toevoerleiding en de verdeelleiding, waarbij de dichtst bij de toevoerleiding gelegen plaat vast is ten opzichte van het kraanlichaam, met in van zijn openingen in het verlengde van de toevoerleiding, terwijl de andere plaat, die vast

is t. o.

v. hogerbedoeld draaibaar stuk, bij middel van een handvat rondom de geometrische as van het kraanlichaam kan worden verdraaid om beurtelings de verdeelleiding met de toevoerleiding en met een opening die het kraanlichaam volgens een as doorkruist die met het bovendeel van de as van de verdeelleiding kan samenvallen, in verbinding te stellen om, na verwijdering van een stop, de reiniging doorheen hogerbedoeld kraanlichaam, van de verdeelleiding mogelijk te maken.

Een merkwaardig detail van de uitvinding bestaat hierin dat het vrij uiteinde en het stroomopwaarts hiervan gelegen gedeelte van hogerbedoelde verdeelleiding in de hartlijn van hogerbedoeld draaibaar stuk liggen, terwijl het tegenoverliggend uiteinde van dezelfde verdeelleiding excentrisch uit hogerbedoeld draaibaar stuk uitmondt om zieh, hetzij in de hartlijn van de toevoerleiding, hetzij in de hartlijn van hogerbedoelde opening, te plaatsen, waarbij het eerste gedeelte van de verdeelleiding in de hartlijn van het draaibaar stuk komt te staan.

Om een essentieel object van de uitvinding te beantwoorden, bestaan hogerbedoelde leidingen uit een buis uit roestvrij staal.

Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een verdeelkraan voor een vloeistof volgens de uitvinding.

Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur l is een langsdoorsnede van de kraan, in de gesloten stand.

Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn lI-lI uit figuur 1.

Figuur 3 is een langsdoorsnede van de kraan in de gesloten stand, maar volgens een snijvlak dat met 900 verschilt t. o. v. dit vati figuur l.

Figuur 4 is een langsdoorsnede in hetzelfde

vlak als dit van figuur 3 maar in een stand waarin de verdeling van de vloeistof mogelijk is.

Figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V uit figuur 4.

De door deze figuren voorgestelde kraan bevat een kraanlichaam l dat een nagenoeg cilindrische vorm vertoont en bovenaan met een bovenste sluitstuk 2 eindigt, waarbij een lichaam 3 aansluit dat de vorm van een mof vertoont. Deze drie onderdelen vormen hetgeen hierna het kraanlichaam zal worden genoemd.

Het cilindrisch gedeelte van het kraanlichaam 1 omsluit een cilinder 5, die tegelijkertijd het draaibaar stuk 6 en twee platen 7 en 8 weerhoudt.

Het draaibaar stuk 6 is met de kroon 10 verbonden waarop het handvat 9 is bevestigd, en omsluit de verdeelleiding 12.

Er valt op te merken dat de plaat 8 met het draaibaar stuk 6 is verbonden terwijl de plaat 7 verbonden is met het inwendig vlak van het kraanlichaam l.

Elk van deze platen 7 en 8 vertoont twee openingen die respectievelijk aangeduid werden met 13 en 14, in de plaat 8, en 15 en 16 in de plaat 7.

Hoewel om constructieve redenen, de platen 7 en 8 bij voorkeur schijven zijn, zou dezelfde rol kunnen verzekerd worden door platen met andere afmetingen, bij voorbeeld door platen in de vorm van halve manen.

Vooraleer de werking van de kraan volgens de uitvinding en de merkwaardige voordelen die deze kraan kenmerken te beschrijven, zal men nog opmerken dat het uiteinde van de toevoerleiding 4 die naar de plaat 7 is gericht, uitgerust is met een ringvormige afdichting 17 terwijl, omgekeerd, het uiteinde van de verdeelleiding 12 die naar de plaat 8 is gericht eveneens voorzien is van een ringvormige afdichting 18.

Omwille van de excentrische schikking, zowel van de ringvormige afdichting 17 en van de toevoerleiding 4 als van de ringvormige afdichting 18 en van de verdeelleiding 12, ten opzichte van het cilindrisch gedeelte of kraanlichaam 1, moeten de platen 7 en 8 door twee andere dichtingen 17'en 18'worden uitge-

balanceerd en dit zowel t. o. v. het draaibaar stuk 6 als t. o. v. het inwendig oppervlak van het kraanlichaam 1. Deze details van constructieve aard zijn noodzakelijk om de platen 7 en 8 in hun juiste stand te houden en deze te beletten schuin te komen staan in de behuizing die hen wordt toegewezen.

Bij het bestuderen van de figuren zal men opmerken dat de verdeelleiding 12, waarvan het onderste gedeelte met zijn geometrische as precies in de hartlijn van het draaibaar stuk 6 ligt, over zijn traject in de richting van de platen 7 en 8 is afgebogen en wel zodanig dat het bovenste deel van de verdeelleiding 12 in de hartlijn van de opening waardoorheen de toevoerleiding 4 in het kraanlichaam uitmondt, komt te liggen. In een andere stand komt de verdeelleiding 12, na een rotatie over 90 van het handvat 9, met haar bovenste opening in de hartlijn te staan van de opening 19. Deze opening 19, die door het kraanlichaam l gaat, is van een stop 20 voorzien, welke stop kan worden weggenomen om de reiniging van de verdeelleiding 12 mogelijk te maken. De stop 20 is doorboord om de volledige evacuatie van de vloeistof mogelijk te maken.

Aangezien de platen 7 en 8 elk twee openingen vertonen, respectievelijk 15 en 16, enerzijds, en 13 en 14, anderzijds, begrijpt men dat door rotatie van het handvat 9, en rekening houdend met de onbeweeglijkheid van de plaat 7 t. o. v. het kraanlichaam l, terwijl de plaat 8 met het draaibaar lichaam 6 wordt verdraaid, men de volgende standen kan bekomen : a) verdeelstand die beantwoordt met het in lijn brengen van de toevoerleiding 4, de opening 15 in de plaat 7 en de opening 13 in de plaat 8 ; b) stopzetting van de verdeling en volledige lediging van de verdeelleiding 12 door het doen samenvallen van de opening 14 in de plaat 8 met de opening 16 in de plaat 7, alsook met de opening 19.

In de laatste, onder b) besproken, stand en na verwijdering van de doorboorde stop 20, bevindt men zieh in

de ideale stand om naar een volledige en gemakkelijke reiniging van alle elementen die deel uitmaken van de kraan en die om welke reden ook in contact zijn geweest met de lucht, te reinigen.

In de reinigingsstand die overeenstemt met de stand volgens punt b), wordt het debiet stopgezet aangezien de opening van de toevoerleiding 4 in verbinding wordt gebracht noch met de opening 14, noch met de opening 13 van de plaat 8. Er is dus een totale onafhankelijkheid van de twee leidingen, nl. de toevoerleiding en de verdeelleiding en kan men onmogelijk van de ene naar de andere leiding overgaan.

Zowel de toevoerleiding 4 als de verdeelleiding 12 bestaan uit een stof die noch met zuurstof, noch met scheikundige reinigings-of spoelprodukten reageren. Bij voorkeur zal men beroep doen op roestvrij staal maar het is duidelijk dat andere inerte stoffen toepassing kunnen vinden.

De structuur van de kraan volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door het feit dat de toevoerleiding 4 en de verdeelleiding 12 in een stof zijn ingebed die kan worden gegoten of geinjecteerd. Hierdoor biedt de leiding veelvuldige voordelen die niet in andere kraanstructuren worden teruggevonden, waar de toevoerleiding en verdeelleidingen worden verwezenlijkt door het boren van doorgangen in de stof, leidingen die omwille van de voor het verwezenlijken van deze leidingen toegepaste technieken hoeken en scherpe kanten vertonen. Deze structuren die eigen zijn aan de tot nog toe toegepaste technieken inzake produktie van kranen zijn er de oorzaak van dat schuim ontstaat vooral wanneer het gaat om het verdelen van bier en analoge dranken.

Daarenboven wordt het reinigen ten zeerste bemoeilijkt wanneer gebruik wordt gemaakt, zoals dit regelmatig het geval is, van kleine sponsen die in tegenstroom in de leidingen met een spoelvloeistof circuleren.

Integendeel, bieden de constante doorsnede en de kurven die de leidingen, zoals buizen uit roestvrij staal, kunnen vertonen geen enkel van de zopas beschreven nadelen.

De platen 7 en 8 komen meestal voor in de vorm van schijven. Om een perfekte afdichting te bekomen, is het bijzonder voordelig deze schijven uit een keramische stof te produceren. Wel te verstaan kan voor deze platen beroep worden gedaan op elk andere synthetische of natuurlijke stof die het mogelijk maakt een rugositeit, een parallellisme of een vlakheid te bekomen die minstens gelijk is aan de met een keramische stof bekomen eigenschappen.

Uit de zopas gegeven beschrijving van een kraan volgens de uitvinding zal men de originele wijze noteren waarmede het reinigen van het gedeelte van een dergelijke kraan die regelmatig in contact staat met lucht wordt bekomen, t. w. het gedeelte van de leiding die zich stroomafwaarts van de verdeelorganen bevindt.

Tijdens het reinigen van de verdeelleiding 12 en van de daarmede overeenstemmende opening in de plaat 8, blijft de dichtheid van de kraan onberispelijk en blijft het bier of de te verdelen vloeistof onder druk.

Buiten deze evidente voordelen is het verwezenlijken van de kraan volgens de uitvinding uiterst eenvoudig aangezien het includeren van een buis uit roestvrij staal of uit een analoge stof in een stof die kan worden ingespoten of gegoten, een technische oplossing is die tegelijkertijd eenvoudig en helder en daarbij gemakkelijk te verwezenlijken is.

Daarenboven laat deze oplossing toe de vorming van schuim tegen te werken wanneer de vloeistof, i. e. bier, in leidingen circuleert waarvan de kurven bijzonder zacht zijn en anderzijds de reiniging mogelijk te maken van de ganse leiding van het ene uiteinde naar het andere, in de stroom-of tegenstroomrichting.

Deze structuur van de kraan werkt een integrale reiniging van de leidingen in de hand waardoor men gemakkelijk elke haard van bacteri n kan bestrijden. Dit is essentieel te danken aan het profiel en aan de constante doorsnede van de leidingen van

de kraan.

Het is duidelijk echter dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat hieraan wijzigingen zouden kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van deze aanvrage te treden.

Claims

CONCLUSIES l. Verdeelkraan voor een vloeistof, met het kenmerk dat zij een nagenoeg cilindrisch kraanlichaam 1 bevat, waarin een toevoerleiding 4 uitmondt en die daarenboven dienst doet als lagering enerzijds voor een draaibaar stuk 6 waarin een verdeelleiding 12 is gelagerd en, anderzijds, voor twee platen 7 en 8 die elk twee openingen 15, 16, resp. 13,14, vertonen, welke platen in het kraanlichaam l zijn gemonteerd tussen de toevoerleiding 4 en de verdeelleiding 12, waarbij de dichtst bij de toevoerleiding 4 gelegen plaat vast is t. o. v. het kraanlichaam, met een van zijn openingen in het verlengde van de toevoerleiding 4, terwijl de andere plaat, die vast is t. o.

v. hogerbedoeld draaibaar stuk 6 bij middel van een handvat 9 rondom de geometrische as van het kraanlichaam kan worden verdraaid om beurtelings de verdeelleiding 12 met de toevoerleiding 14 en met een opening 19, die het kraanlichaam l volgens een as doorkruist, die met het bovendeel van de as van de verdeelleiding 12 kan samenvallen, in verbinding te stellen, om, na verwijdering van een stop 20, de reiniging, doorheen hogerbedoeld kraanlichaam, van de verdeelleiding 12 mogelijk te maken.
2. Kraan volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vrije uiteinde en het stroomopwaarts hiervan gelegen gedeelte van hogerbedoelde verdeelleiding 12 in de hartlijn van hogerbedoeld draaibaar stuk 6 liggen, terwijl het tegenoverliggend uiteinde van dezelfde verdeelleiding 12 excentrisch uit hogerbedoeld draaibaar stuk 6 uitmondt om zich, hetzij in de hartlijn van de toevoerleiding 4, hetzij in de hartlijn van hogerbedoelde opening 19, waarbij het onderste gedeelte van de verdeelleiding 12 in de hartlijn van het draaibaar stuk 6 komt te staan.
3. Kraan volgens een van de conclusies l en 2, met het kenmerk dat de verdeelleiding 12 en de toevoerleiding 4 gevormd zijn uit een stof die noch met de verdeelde vloeistoffen, noch met de reiniging-en spoelprodukten reageren, en elke leiding in een gietbare of inspuitbare stof is ingebed die hogerbedoeld draai- <Desc/Clms Page number 9> baar stuk 6 en kraanlichaam vormt, waarbij deze twee leidingen over hun ganse lengte eenzelfde diameter en slechts zachte curven vertonen.
4. Kraan volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de toevoerleiding 4 en de verdeelleiding 12 uit roestvrij staal zijn vervaardigd.
5. Kraan volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de toevoerleiding 4 en de verdeelleiding 12 uit glas zijn vervaardigd.
6. Kraan volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de toevoerleiding 4 en de verdeelleiding 12 uit een synthetische stof zijn vervaardigd.
7. Kraan volgens een van de conclusies l tot 6, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen 7 en 8 met hun openingen 15,16, resp. 13,14, schijven zijn.
8. Kraan volgens een van de conclusies l tot 6, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen 7 en 8 de vorm van halve manen vertonen.
9. Kraan volgens een van de conclusies l tot 8, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen uit een keramische stof bestaan.
10. Kraan volgens een van de conclusies I - 8, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen uit glas bestaan.
11. Kraan volgens een van de conclusies I - 8, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen uit een synthetische of natuurlijke stof bestaan.
12. Kraan volgens een van de conclusies 1-8, met het kenmerk dat hogerbedoelde platen uit metaal bestaan.
13. Kraan volgens een van de conclusies 1 - 12, met het kenmerk dat de afdichting enerzijds tussen het kraanlichaam met de toevoerleiding 4 en de stof waarin deze leiding is ingebed, en de bovenste plaat 7, en, anderzijds, tussen de onderste plaat 8 en het draaibaar stuk 6 met de verdeelleiding 12 en de stof waarin deze is ingebed, wordt verwezenlijkt door twee ringvormige <Desc/Clms Page number 10> afdichtingen die concentrisch zijn t. o. v. de in de platen 7 en 8 voorziene openingen.
14. Kraan volgens conclusie 13, met het kenmerk dat hogerbedoelde afdichtingen 0-ringen zijn.
15. Kraan volgens een van de conclusies 1-14, met het kenmerk dat het uitbalanceren van de platen 7 en 8 t. o. v. het onderste gedeelte van het draaibaar stuk 6 enerzijds door de ringvormige afdichtingen 17, 17' en 18, 18'en, anderzijds, door minstens een steunpunt uit een stof met een elastische structuur van dezelfde natuur als deze van hogerbedoelde ringvormige afdichtingen, wordt verzekerd.
16. Kraan volgens een van de conclusies 1 tot 15, met het kenmerk dat de stop 20 doorboord is ten einde het afvloeien van vloeistof uit de verdeelleiding 12 toe te laten.