"Inrichting voor het binden van een dier" De uitvinding heeft betrekking op een inrich ting voor het binden van een dier met
- een ophangelement ter ophanging bovenaan aan een vaste constructie,
- een benedenbeugel die met de vaste constructie kan verbonden worden,
- twee benen die tussen het ophangelement en de benedenbeugel voorkomen en die samen met de benedenbeugel één beugel vormen, van welke benen er minstens één bestaat uit
- een bovendeel dat scharniert in het ophangelement om een as die loodrecht staat op het hoofdbeugelvlak, en
- een lager deel dat onder tussenkomst van een eerste schar nier met het bovendeel en onder tussenkomst van een tweede scharnier met de benedenbeugel verbonden is, welke scharnieren een beweging in het hoofdbeugelvlak en daarbuiten toelaten, en
- een grendel die de benen in een sluitstand bovenaan ten opzichte van elkaar vergrendelt.
Inrichtingen van deze soort zijn in het bijzonder bestemd voor het binden van koeien.
Een inrichting van deze soort is bekend uit het Belgische octrooischrift nr. 885.292. Deze bekende inrichting biedt ten opzichte van oudere bekende inrichtingen het voordeel dat zij een gemakkelijke automatische sluiting bewerkt als het dier in de lig-en-staanplaats aankomt,terwijl de volledige inrichting zich volledig in de dwarsrichting
van deze plaats kan uitstrekken als de inrichting in sluitstand is maar ook als.ze in open stand is.
Een nadeel van de inrichting volgens het Belgische octrooischrift is evenwel dat ze niet altijd sluit bij aankomst van dieren die smal gebouwd zijn.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen
van een inrichting van de genoemde soort die een betrouwbaarder automatische sluiting verzekert.
Een nadeel van bekende inrichtingen van de genoemde soort is dat ze onvoldoende bewegingsvrijheid bieden voor de gebonden koe die wil opstaan, zodat met deze bekende inrichtingen gebonden koeien onwennig opstaan. Het
onwennig opstaan van de koe kan het kwetsen van de tepels met de hoeven tot gevolg hebben.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de genoemde soort die aan de gebonden koe meer vrijheid voor het opstaan biedt.
Tot dit doel strek t in open stand van de beugel het lagere deel zich neerwaarts uit naar het andere been
toe tot voorbij het tweede scharnier dat de verbinding met de benedenbeugel vormt.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat elk van de benen uit
- een bovendeel dat scharniert in het ophangelement om een as die loodrecht staat op het hoofdbeugelvlak, en
- een lage�eel dat onder tussenkomst van een eerste scharnier met het bovendeel en onder tussenkomst van een tweede scharnier met de benedenbeugel verbonden is, welke scharnieren een beweging in het hoofdbeugelvlak en daarbuiten toelaten, en vergrendelt de grendel de bovendelen in een sluitstand ten opzichte van elkaar.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt het lagere deel een middendeel dat op een hogere plaats ten opzichte van de benedenbeugel scharniert, terwijl een benedendeel met veranderlijke lengte sch arnierend verbonden is met dit middendeel en met een lagere plaats van de benedenbeugel.
Bij voorkeur is de benedenbeugel tussen deze lagere plaats en deze hogere plaats buitenwaarts afgebogen.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding
is het gedeelte van het lagere deel dat zich voorbij het tweede scharnier uitstrekt paletvormig.
De uitvinding betreft eveneens in het algemeen
een inrichting voor het binden van een dier die een ophangelement bevat, twee bovendelen van een beugel die scharnierend opgehangen zijn aan dit ophangelement, een uitsteeksel op elk van de bovendelen, welke uitsteeksels in een open stand en
in een sluitstand van de bovendelen respectievelijk hun
einde onder en boven de scharnierassen van de bovendelen
<EMI ID=1.1>
uitsteeksels van elkaar weg duwt zodat de bovendelen hun open stand, respectievelijk hun sluitstand bewaren, en een grendel die de bovendelen in hun sluitstand ten opzichte van
<EMI ID=2.1>
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van deze soort waarvan de beugel gemakkelijk met de hand kan geopend worden.
Tot dit doel scharniert op het ophangelement een
<EMI ID=3.1>
voorkomt waarop hij kan drukken.
Naar gelang de hefboom zich naar de zijde van de
<EMI ID=4.1>
en-staanplaats uitstrekt kan de inrichting vanaf deze of vanaf gene zijde geopend worden.
Bij voorkeur zijn de twee uitsteeksels scharnierend verbonden en heeft een van de uitsteeksels een veranderlijke lengte.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het uitsteeksel met veranderlijke lengte uit een stift die vast is op een bovendeel en een daarover schuivend buisje en drukt de veer een uitsteeksel van de stift van een uitsteeksel van het buisje weg.
Nog een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de genoemde soort waarvan de grendel gemakkelijk uit sluitstand kan worden g ebracht vanop de hendel die daarna de beugelbenen naar de open stand brengt.
<EMI ID=5.1>
tweede hefboom waarvan een arm hendel vormt en waarvan de andere arm in de sluitstand van de beugel kan bewegen volgens een baan die de grendel ontmoet.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van een inichting voor het binden van een dier volgens de uitvinding;deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een vooraanzicht van een eerste inrichting voor het binden van een dier volgens de uitvinding, waarbij de beugel in de gesloten stand is voorgesteld. Figuur 2 is een vooraanzicht van de inrichting volgens figuur 1 waarbij de beugel in open stand is voorgeste ld. Figuur 3 herneemt op een grotere schaal een gedeelte van het in figuur 1 voorgestelde. Figuur 4 is een verticale dwarsdoorsnede van een gedeelte van de inrichting volgens de vorige figuren. Figuur 5 is een bovenaanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens de vorige figuren. Figuur 6 is een vooraanzicht van een gedeelte van een tweede inrichting voor het binden van een dier, waarbij de beugel in gesloten stand is voorgesteld. Figuur 7 is een vooraanzicht vanhet in figuur 6 voorgestelde gedeelte maar waarbij de beugel in open stand is voorgesteld.
Figuur 8 is een perspectivische voorstelling van een gedeelte van de inrichting volgens de figuren 6 en 7, met weglating van sommige elementen. Figuur 9 is een zijaanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens de figuren 6 tot 8 waarbij de beugel
de gesloten stand van figuur 6 inneemt maar waarbij de grendel reeds opgelicht is.
Figuur 10 is een zijaanzicht van het gedeelte van de inrichting volgens de figuren 6 tot 9 maar waarbij de
beugel in de open stand gebracht is.
Figuur 11 is een vooraanzicht van een derde inrichting voor het binden van een dier volgens de uitvinding, waarbij de beugel in gesloten stand voorgesteld is. Figuur 12 is een vooraanzicht van de inrichting volgens figuurll waarbij de beugel in open stand is voorgesteld. Figuur 13 is een zijaanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens de figuren 11 en 12.
In de verschillende figuren hebben dezelfde ver-
<EMI ID=6.1>
De in de figuren 1 tot 5 voorgestelde inrichting voor het binden van een die�s gemonteerd in een vaste constructie waartoe de vloer 1 en de bovenbalk 2 behoren.
Deze inrichting is bestemd om een koe vast te houden in een lig-en-staanplaats. De dwarsrichting van de lig-en-staanplaats stemt overeen met de richting van de balk
2. De langsrichting staat loodrecht daarop. Dit is de richting die door het dier ingenomen wordt wanneer het normaal de lig-en-staanplaats binnentreedt.
De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een ophang element 12-13-14 en een beugel die zelf bestaat uit een benedenbeugel 3 en daarbij aansluitende beugelbenen.
Elk beugelbeen bevat een bovendeel 17-18, een middendeel
19-20 en een benedendeel met veranderlijke lengte 41-42.
Deze delen 17-18-19-20-41-42 zijn onderling,evenals met het ophangelement 12-13-14 en met de benedenbeugel 3 scharnierend verbonden op de hierna in de bijzonderheden beschreven wijze. In rust bevinden ze zich in een zelfde vlak, hoofdbeugelvlak genoemd. Ongeacht of de inrichting in de hierna beschreven open stand of in de hierna beschreven sluitstand is, in evenwicht komt de volledige inrichtin g
in elk geval met het hoofdbeugelvlak in een richting voor die overeenstemt met de dwarsrichting van de lig -en-staanplaats.
Aan een zijde van de zich in rust in de dwars-
<EMI ID=7.1>
hierna de voorzijde genoemd, heeft de lig-en-staanplaats een kribbe. De andere zijde van de inrichting wordt dus de achterzijde genoemd.
Het ophangelement waarin de bovendelen 17 en 18 van de beugel waarmede het dier gebonden wordt scharnierend opgehangen zijn,bestaat uit twee platen 13 die zich in evenwichtsstand in de dwarsrichting van de staanplaats uit-
<EMI ID=8.1>
Ter ophanging van het ophangelement 12-13-14
zitten om de dwarsbalk 2 twee bevestigingsbeugeltjes 7 die
op deze balk vastgehouden worden door bouten 8 met moeren.
Een T-ijzer 9 hangt onder tussenkomst van twee kettingen 10 aan de bevestigingsbeugeltjes 7. Aangezien
de kettingen 10 soepele hangelementen zijn, zoeken zij,
onder invloed van het gewicht van het T-ijzer 9 en van
alles wat daaraan hangt, de stand waarin hun hartlijnen evenwijdig aan elkaar zijn. In rust bepalen deze hartlijnen een verticaal vlak dat zich uitstrekt evenwijdig aan de bovenbalk 2, dus in de dwarsrichting van de lig-en-staanplaats.
Uit de volgende beschrijving zal blijken dat ook de bovendelen
17 en 18 van de beugel zich in een verticaal dwarsvlak uit-
<EMI ID=9.1>
Onder invloed van het dier kunnen de beugel en dus de beugeldelen 17 en 18 en het T-ijzer 9 uit het dwarsvlak gebracht worden maar zodra de zwaartekracht vrijkan spelen zal de beugel terug in het dwarsvlak komen.
<EMI ID=10.1>
stang 11 en met de bovenplaat 12 van het ophangelement die aan deze stang gelast is. Een oog 5 dat onderaan op de benedenbeugel 3 voorkomt, is onder tussenkomst van een ketting 6 verbonden met een oog 4 dat in de vloer 1 van
de vaste constructie ingewerkt is. De inrichting is dus gemonteerd tussen de bovenbalk 2 en de vloer 1 onder tussenkomst van kettingen 10 en 6. Wanneer de inrichting de in figuur 1 voorgestelde sluitstand inneemt, hangt de ketting 6 slap,wat binnen beperkte grenzen de beweging van het dier
<EMI ID=11.1>
perken, kan men bovenaan schakels van de kettingen 10 die geen naburige schakels zijn rechtstreeks met elkaar verbinden,
bij voorbeeld door een gewone haak , wat de speling in de ophanging vermindert.
Wanneer de inricht ing de in figuur 2 voorgestelde open stand inneemt, zijn de kettingen 10 en 6 gespannen,zodat de bewegingsmogelijkheid van de open inrichting verwaarloosbaar is.
In de platen 13 zijn pennen 15 en 16 gemonteerd waarrond de bovendelen 17 en 18 van de beugel die het dier bindt scharnieren.
<EMI ID=12.1>
15 en 16 die assen vormen die loodrecht op het hoofdbeugelvlak staan. Onder hoofdbeugelvlak wordt begrepen het dwarsvlak
van de staan-en-ligplaats waarin zich onder meer de beugeldelen 17, 18, 19 en 20 en de benedenbeugel 3 bevinden wanneer de inrichting in evenwicht hangt in sluitstand.
De hierna genoemde richtingen van de verschillende ogen die de beugeldelen onderling verbinden zijn betrokken
<EMI ID=13.1>
Op hun benedeneinden dragen de bovendelen 17 en
18 van de beugelbenen ogen 21 die evenwijdig zijn aan het langssymmetrievlak van de lig-en-staanplaats.
In de ogen 21 grijpen de ogen 22 van de boveneinden van de middendelen 19 en 20 van de beugel. De ogen 22
zijn evenwijdig aan het verticaal dwarsvlak van de lig-en-staanplaats.
Het bovendeel 18 draagt, ongeveer ter hoogte van
de pen 16, een uitsteeksel 23. Dit uitsteeksel vormt een
vaste hoek met het deel 18 en is opwaarts gericht wanneer
het deel 18 in de sluitstand van de figuren 1 en 4 is en
is neerwaarts gericht wanneer het deel 18 in de open stand
van figuur 2 is.
Ook het bovendeel 17 van het andere been draagt
een uitsteeksel. Dit laatste uitsteeksel is meerdelig en
heeft een veranderlijke lengte. Het bestaat uit een vaste enkelvoudige stift 24 en uit een buisje 25 dat over deze
stift heen en weer kan schuiven. De stift 24 en bijgevolg
het buisje 25 dat in het verlengde ervan voorkomt, vormen dezelfde hoek met het deel 17 als de hoek die gevormd wordt tussen het deel 18 en het uitsteeksel 23.
Het buisje 25 draagt op zijn einde twee lippen
28 die door een asje 26 scharnierend verb onden zijn met
het uitsteeksel 23.
Een veer 29 drukt enerzijds op de lippen 28 die
vast zijn ten opzichte van het buisje 25 en anderzijds op
een uitstekend gedeelte 27 van de stift 24.
Op het bovendeel 17 is een stuk 30 gelast. Dit stuk draagt een arm 31. Deze arm is bijgevolg vast ten opzichte van het deel 17 en strekt zich uit in een vlak
dat evenwijdig is aan de bovendelen 17 en 18 van de benen
van de beugel.
De veer 29 oefent bestendig een druk uit tussen het been 17 enerzijds en de lippen 28 en bijgevolg het asje
26 en het uitsteeksel 23 anderzijds. Hieruit volgt dat in
de sluitstand volgens de figuren 1 en 4 de veer 29 de bovendelen 17 en 18 bovenaan poogt uit elkaar te drukken maar dit wordt verhinderd doordat deze bovendelen 17 en 18 dan aansluiten tegen de afstandhouders 14 van het ophangelement.
In de standvolgens figuur 2 daarentegen, wanneer het asje 26 onder het vlak van de pennen 15 en 16 gekomen is, drukt de veer 29 de delen 17 en 18 maximaal uit elkaar zodat de veer dan de bovendelen 17 en 18 van de beugelbenen uit elkaar houdt of brengt.
De arm 31 draagt een scharnierasje 32 onder tussen-
<EMI ID=14.1>
dat het asje enigzins boven de arm 31 houdt. Om dit asje zit een hefboom 33-34. De hefboom 33-34 bevindt zich in hoofdzaak in een vlak met de arm 31. Alleen een gebogen einde van de arm 34 die tot deze hefboom behoort, strekt zich uit tot
<EMI ID=15.1>
Bovenaan is op het bovendeel 17 een scharnierasje
36 gemonteerd. Om dit scharnierasje 36 scharniert de hiervoor genoemde grendel die bestaat uit het hoekijzer 35,
een platijzer 49 en een verbindingsstuk 37 tussen de ijzers
35 en 49. Met zijn hoofdrichting strekt de grendel zich uit in het vlak dat bepaald wordt door de bovendelen 17 en 18 van de beugelbenen. In sluitstand, dit is in de in figuur 1 voorgestelde stand, sluit het bovendeel 18 tegen het verbindingsstuk 37 aan. De grendel rust dan met zijn hoekijzer
35 op een uitsteeksel 38 dat gedeeltelijk ingewerkt is in het boveneindr van het bovendeel 18 van een beugelbeen.
Het verbindingsstuk 37 belet da n dat de boven-
<EMI ID=16.1>
open stand volgens figuur 2 worden gebracht. Het boveneinde van het bovendeel 18 kan inderdaad niet voorbij het verbindingsstuk 37 komen zolang de grendel 35-37-49 niet opgelicht is. De grendel belet niet de overgang van de open stand volgens figuur 2 naar de sluitstand volgens figuur 1 doordat
het bovendeel 18 van een beugelbeen bovenaan een afgeschuinde kant 39 heeft. Deze afgeschuinde kant licht het verbindingsstuk 37 en dus de grendel 35-37-49 even op bij de overgang van de open stand volgens figuur 2 naar de gesloten stand volgens figuur 1..
Wanneer op de arm 33 die hendel vormt neerwaarts gedrukt wordt, komt de arm 34 van dezelfde hefboom naar omhoog. Het gebogen einde van deze arm 34 drukt dan tegen het hoekijzer 35 en licht bijgevolg de grendel 35-37-49 op. Het verbindingsstuk 37 belet dan niet langer dat het boveneinde van het bovendeel 18 van een beugelarm naar de stang
11 toe verplaatst wordt. Men kan dan het einde van de arm 31 dat aan de kant van het deel 18 voorkomt neerwaarts verplaatsen zodat de bovendelen 17 en 18 van de beugel uit elkaar worden gebracht en dus overgaan van de stand volgens figuur 1 naar de stand volpns figuur 2.
Daarbij komt het asje 26 onder het vlak bepaald door de hartlijnen van de pennen 15 en 16, zodat de veer 29 die eerst de beugel gesloten hield thans de beugel naar de
in figuur 2 voorgestelde open stand brengt.
Zoals hiervoor reeds beschreven werd, zijn de bovendelen 17 en 18 van de beugelbenen met de middendelen
19 en 20 van deze beugelbenen verbonden onder tussenkomst
van ogen 21 en 22 die zich respectievelijk in de langsrichting en in de dwarsrichting van de lig-en-staanplaats uitstrekken. Deze ogen vormen scharnieren die een beweging van de ver-bonden delen ten opzichte van elkaar toelaten zowel in het hoofdvlak van de beugel als buiten dit hoofdvlak.
<EMI ID=17.1>
met de benedenbeugel 3 op twee wijzen verbonden,enerzijds rechtstreeks door middel van de ogen 47 en 48 en anderzijds onder tussenkomst van een benedendeel met veranderlijke lengte bestaande uit telescoperende buizen 41 en 42.
Buitenwaarts gebogen verlengde delen 40 van de
benedenbeugel dragen bovenaan ogen 47 die zich bij benadering evenwijdig aan het langsvlak van de lig-en-staanplaats uitstrekken. Deze ogen 47 grijpen in ogen 48 die onderaan op de middendelen 19 en 20 voorkomen en die zich in de dwarsrichting van de lig-en-staanplaats uitstrekken. De binnenbuizen 41 van de benedendelen met veranderlijke lengte dragen bovenaan ogen 44 die zich in de dwarsrichting van de ligen-staanplaat s uitstrekken. Deze ogen 44 grijpen in ogen 43 die op het benedeneinde van de middendelen 19 en 20 voorkomen en zich in de lang -ichting van de lig-en-staanplaats uitstrekken. Ogen 45 an het benedeneinde van de buitenbuizen 42 van de benedendelen met veranderlijke lengte grijpen in ogen
46 van de benedenbeugel 3. De ogen 45 strekken zich in de langsrichting en de ogen 46 strekken zich in de dwarsrichting van de lig-en-staanplaats uit.
Daar de verschillende scharnieren bestaan in ogen die zich uitstrekken in twee loodrecht op elkaar staande vlakken laten de scharnierende verbindingen relatieve bewegingen toe van de verbonden delen én in het hoofbeugelvlak én buiten dit hoofdbeugelvlak.
De verbindingen tussen de benedenbeugel 3 en de middendelen 19 en 20 van de beugelbenen enerzijds onder tussenkomst van de buitenwaarts afgebogen verlengde gedeelten
40 van de benen van de benedenbeugel zelf en anderzijds onder tussenkomst van de benedendelen 41-42 met veranderlijke lengte geven een zeer grote vrijheid aan het dier als het wil rech t staan zonder dat de zekerheid van de binding verloren gaat.
Belangrijk is hierbij , zoals uit figuur 2 blijkt, dat in de open stand van de beugel het middendeel van elke beugelbeen zich neerwaarts uitstrekt naar het andere middendeel toe tot voorbij de scharnierende verbinding
47-48 tussen dit middendeel 19,20 en erzijds en de benedenbeugel 3 anderzijds.
De inrichting behoudt daarbij een grote plooibaarheid zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting van de lig-en-staanplaats. Deze plooibaarheid is vergelijkbaar met deze van een ketting of van een band in kunststof waarmee dieren gebonden worden.
Op te merken valt ook dat de middendelen 19,20
<EMI ID=18.1>
47-48,ten opzichte van de benedenbeugel 3 scharnieren terwijl de benedendelen 41-42 met veranderlijke lengte scharnierend verbonden zijn met deze middendelen 19,20 en met een lagere
<EMI ID=19.1>
benedenbeugel 3.
De uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 tot 10 verschilt in hoofdzaak van de uitvoeringsvorm volgens de <EMI ID=20.1> geopend wordt en door de wijze waarop de inrichting ontgrendeld wordt.
De plaat 13 die aan de achterzijde van de inrichting voorkomt, draagt twee lippen 50 waarin een
asje 51 gemonteerd is.' Om dit asje 51 scharniert de hefboom
52 die door sleuven 53 doorgaat tot aan de voorzijde van de inrichting , dit is tot aan de zijde waar zich de
kribbe bevindt.
De hefboom 52 bevindt zich boven het asje 26
dat de verbinding vormt tussen het uitsteeksel 23
enerzijds en het buisje 25 dat samen met de stift 24 een uitsteeksel met veranderlijke lengte van het bovendeel 17 vormt. Wanneer de hefboom 52 neerwaarts gedrukt wordt,
wat slechts mogelijk is na ontgrendelen, dan drukt deze hefboom 52 terzelfder tijd de uitsteeksels van de bovendelen 17 en 18 neerwaarts, dus van de stand volgens figuur 6 naar de stand volgens figuur 7. Daardoor wordt dus de beugel geopend.
De hefboom 52 draagt een scharnierasje 54 waarrond een tweede hefboom 55 gemonteerd is. De tweede hefboom
55 kan dus ten opzichte van de eerste hefboom 52 scharnieren. Een arm van deze tweede hefboom 55 vormt hendel en de
andere arm van deze zelfde tweede hefboom 55 draagt een opwaartse verdikking 56.
Normaal rust de tweede hefboom 55 op een steun
57 die een geheel vormt met de eerste afboom 52.
Wanneer de inrichting in sluitstand is, dit is wanneer ze de stand inneemt volgens de figuren 6, 8 en 9, kan men door te drukken op het hendelgedeelte van de tweede hefboom 55 de verdikking 56 opwaarts brengen en daardoor de grendel 35-37-49 oplichten. De verdikking 56 drukt daarbij inderdaad tegen de benedenzijde van het hoekijzer 35.
Nadat aldus de inrichting ontgrendeld is,kan
men de eerste hefboom 52 van de stand volgens de figuren
6,8 en 9 naar de stand volgens de figuren 7 en 10 brengen.
<EMI ID=21.1>
23 van een bovendeel 18 en het uitsteeksel met veranderlijke lengte 24-25 van het bovendeel 17 neerwaarts gedrukt,dus van de stand volgens figuur 6 naar de stand volgens figuur 7.
Daardoor wordt dus de inrichting met de hand geopend.
Zoals uit de Herboven gegeven beschrijving blijkt bevindt de eerste hefboom 52 zich in hoofdzaak in het symmetrievlak van de beugel dat loodrecht op het hoofdvlak van de
beugel staat.
De inrichting volgens de figuren 6 tot 10 laat een
<EMI ID=22.1>
vanaf de zijde van de kribbe. Uiteraard is het natuurlijk ook mogelijk de inrichting anders te monteren zodat de hefboom ook aan de achterzijde van de lig-en-staanplaats kan voorkomen.
Ook kan de inrichting worden uitgerust met middelen die toelaten de inrichtingen van verschillende ligen-staanplaatsen samen te openen. De inrichtingen kunnen bij voorbeeld uitgerust worden met koorden die zo verbonden zijn met de hefbomen 55 en 52, die de ontgrendeling en de opening van de beugel bewerken, en met een gemeenschappelijke
<EMI ID=23.1>
52 oplicht . In een variante van de inrichting volgens de figuren 6 tot 10 kan dit zo uitgevoerd zijn dat de hefboom
52 scharniert om een asje 51 dat zich aan dezelfde zijde van de inrichting bevindt als de hefboom 55. Een koord kan dan lopen vanaf het einde van het gedeelte van hefboom
55 dat hendel vormt, neerwaarts over een wieltje op het gedeelte van hefboom 52 dat hendel vormt en vandaar terug opwaarts naar de as die over de ganse lengte van de stal loopt. Als de koord op deze as opgerold wordt, wordt eerst de hendel van hefboom 55 neerwaarts.getrokken wat de verdikking 56 oplicht en de inrichting ontgrendelt en wordt vervolgens de hendel van hefboom 55 opwaarts getrokken wat de andere arm van deze hefboom neerwaarts brengt en op de uitsteeksels van de bovendelen 17 en 18 doet drukken om deze uit elkaar te duwen. Aldus worden alle beugels terzelfder tijd geopend.
<EMI ID=24.1>
schilt van de inrichting volgens de figuren 1 tot 5 in hoofdzaak door de wijze waarop bewerkt wordt dat de lagere delen 19 en 20 van de beugeldelen zich neerwaarts naar het andere been uitstrekken tot voorbij de scharnieren 47-48 waarmede ze met de benedenbeugel 3 verbonden zijn. In deze
uitvoering vormen de delen 19 en 20 terzelfder tijd middendelen en benedendelen van de beugelbenen. De benedeneinden
van de delen 19 en 20 die zich tot voorbij de scharnieren 47
en 48 uitstrekken vormen paletvormige stootstukken 58 die
in de gesloten stand van de inrichting plaats vinden in uitsparingen 59 die uitgespaard zijn uit de benen van de benedenbeugel 3.
Zowel in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 5 als in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 11 tot 13 zal
ook een neerwaartse beweging van de benedenhals van een dier
de sluiting bewerken.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm,de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen
die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
The invention relates to a device for binding an animal with
- a suspension element for suspension at the top of a fixed construction,
- a bottom bracket that can be connected to the fixed construction,
- two legs that occur between the suspension element and the bottom bracket and that together with the bottom bracket form one bracket, of which legs at least one consists of
- an upper part hinged in the suspension element about an axis perpendicular to the main bracket surface, and
- a lower part which is connected to the upper part by means of a first hinge and to the lower part by means of a second hinge, which hinges allow movement in the main part and beyond, and
- a bolt that locks the legs in a closed position at the top relative to each other.
Devices of this kind are particularly intended for tying cows.
An apparatus of this type is known from Belgian patent no. 885,292. This known device offers the advantage over older known devices that it performs an easy automatic closing when the animal arrives in the lying and standing position, while the complete device is completely transverse
may extend from this location when the device is in the closed position but also when it is in the open position.
A drawback of the device according to the Belgian patent, however, is that it does not always close on arrival of animals that are built narrow.
An object of the invention is to provide
of a device of the type mentioned which ensures a more reliable automatic closing.
A drawback of known devices of the aforementioned type is that they do not offer sufficient freedom of movement for the bound cow that wants to stand up, so that bound cows with these known devices stand up awkwardly. It
getting the cow up awkwardly can result in hurting the nipples with the hooves.
Another object of the invention is to provide a device of the above-mentioned type which offers the bound cow more freedom for standing up.
For this purpose, in the open position of the bracket, the lower part extends downward to the other leg
beyond the second hinge that connects to the bottom bracket.
In an advantageous embodiment of the invention, each of the legs consists of
- an upper part hinged in the suspension element about an axis perpendicular to the main bracket surface, and
- a lower part connected to the top bracket through a first hinge and to the bottom bracket through a second hinge, which hinges allow movement in the main bracket face and beyond, and the latch locks the top members in a closed position relative to each other.
In a particular embodiment of the invention, the lower part forms a middle part which hinges at a higher position relative to the lower bracket, while a variable length lower part is hingedly connected to this middle part and to a lower position of the lower bracket.
Preferably, the bottom bracket is bent outwardly between this lower location and this higher location.
In another embodiment of the invention
the portion of the lower portion extending beyond the second hinge is palette-shaped.
The invention also relates generally
a device for tying an animal containing a suspension element, two upper parts of a bracket hingedly suspended from this suspension element, a projection on each of the upper parts, which projections in an open position and
in a closed position of the upper parts and their
end below and above the hinge axes of the upper parts
<EMI ID = 1.1>
pushes the projections away from each other so that the upper parts maintain their open position or their closed position, respectively, and a latch which holds the upper parts in their closed position relative to
<EMI ID = 2.1>
An object of the invention is to provide a device of this type whose bracket can be easily opened by hand.
For this purpose, a suspension hinges on the suspension element
<EMI ID = 3.1>
prevents what he can press.
Depending on the lever, the side of the
<EMI ID = 4.1>
and standing, the device can be opened from this or from the other side.
Preferably, the two projections are hingedly connected and one of the projections has a variable length.
In an advantageous embodiment of the invention, the variable length protrusion consists of a pin which is fixed on an upper part and a tube sliding over it, and the spring pushes away a protrusion from the pin of a protrusion of the tube.
Another object of the invention is to provide a device of the above-mentioned type, the latch of which can be easily released from the closed position from the handle which then brings the stirrup legs to the open position.
<EMI ID = 5.1>
second lever of which one arm forms lever and the other arm of which can move in the closed position of the bracket according to a path meeting the bolt.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of embodiments of an animal binding device according to the invention, which description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the accompanying drawings.
Fig. 1 is a front view of a first device for tying an animal according to the invention, the bracket being shown in the closed position. Figure 2 is a front view of the device according to Figure 1 with the bracket shown in open position. Figure 3 reproduces on a larger scale part of what is presented in figure 1. Figure 4 is a vertical cross section of a portion of the device according to the previous figures. Figure 5 is a top view of part of the device according to the previous figures. Figure 6 is a front view of a portion of a second animal tying device, the bracket being shown in closed position. Figure 7 is a front view of the portion shown in Figure 6 but showing the bracket in an open position.
Figure 8 is a perspective view of a portion of the device of Figures 6 and 7, with some elements omitted. Figure 9 is a side view of a portion of the device of Figures 6 to 8 with the bracket
occupies the closed position of Figure 6 but with the latch already lifted.
Figure 10 is a side view of the portion of the device of Figures 6 to 9 but showing the
bracket has been brought into the open position.
Figure 11 is a front view of a third device for tying an animal according to the invention, with the bracket shown in closed position. Figure 12 is a front view of the device of Figure 11 with the bracket shown in open position. Figure 13 is a side view of a portion of the device of Figures 11 and 12.
The same figures in the different figures
<EMI ID = 6.1>
The device for the binding of one that is mounted in a fixed construction, which includes the floor 1 and the top beam 2, proposed in figures 1 to 5.
This device is intended to hold a cow in a lying and standing place. The transverse direction of the lying and standing place corresponds to the direction of the beam
2. The longitudinal direction is perpendicular to it. This is the direction taken by the animal when it normally enters the lying and standing area.
The device mainly consists of a suspension element 12-13-14 and a bracket which itself consists of a bottom bracket 3 and bracket legs adjoining it.
Each stirrup leg contains an upper part 17-18, a middle part
19-20 and a lower part with variable length 41-42.
These parts 17-18-19-20-41-42 are mutually hinged, as are the suspension element 12-13-14 and the bottom bracket 3 in the manner described in detail below. At rest they are in the same plane, called the headband plane. Regardless of whether the device is in the open position described below or in the closed position described below, the complete device equilibrium
in any case with the main stirrup face in a direction that corresponds to the transverse direction of the lying and standing position.
On one side of the resting in the transverse
<EMI ID = 7.1>
hereinafter referred to as the front, the lying and standing place has a manger. The other side of the device is therefore called the rear.
The suspension element in which the upper parts 17 and 18 of the bracket with which the animal is bound is hinged, consists of two plates 13 which are in equilibrium position in the transverse direction of the standing place.
<EMI ID = 8.1>
For hanging the suspension element 12-13-14
around the crossbar 2 there are two mounting brackets 7
held on this beam by bolts 8 with nuts.
A T-iron 9 hangs on the mounting brackets 7 through two chains 10
the chains are 10 flexible suspension elements, they are looking for,
under the influence of the weight of the T-iron 9 and of
everything that hangs from it, the position in which their centers are parallel to each other. At rest, these axes define a vertical plane that extends parallel to the top beam 2, i.e. in the transverse direction of the lying and standing place.
The following description will also show that the upper parts
17 and 18 of the bracket extend in a vertical transverse plane
<EMI ID = 9.1>
Under the influence of the animal, the stirrup and thus the stirrup parts 17 and 18 and the T-iron 9 can be brought out of the transverse plane, but as soon as gravity can be released, the stirrup will return to the transverse plane.
<EMI ID = 10.1>
rod 11 and with the top plate 12 of the suspension element which is welded to this rod. An eye 5, which appears at the bottom of the bottom bracket 3, is connected via an chain 6 to an eye 4 which is placed in the floor 1 of
the fixed construction has been incorporated. The device is thus mounted between the top beam 2 and the floor 1 through the intermediary of chains 10 and 6. When the device assumes the closed position shown in figure 1, the chain 6 hangs slack, which limits the movement of the animal within limited limits.
<EMI ID = 11.1>
at the top, links of the chains 10 which are not adjacent links can be directly connected to each other,
for example by a regular hook, which reduces the play in the suspension.
When the device assumes the open position shown in Figure 2, the chains 10 and 6 are tensioned, so that the movement of the open device is negligible.
Pins 15 and 16 are mounted in plates 13 around which the top parts 17 and 18 of the bracket that binds the animal hinge.
<EMI ID = 12.1>
15 and 16 forming shafts perpendicular to the main bracket plane. Main bracket plane is understood to mean the transverse plane
of the standing-and-lying position in which, among other things, the bracket parts 17, 18, 19 and 20 and the bottom bracket 3 are located when the device is in equilibrium in the closed position.
The directions of the various eyes connecting the stirrup parts mutually mentioned below are involved
<EMI ID = 13.1>
On their lower ends the upper parts 17 and
18 of the stirrup legs have eyes 21 which are parallel to the longitudinal symmetry plane of the lying and standing position.
In the eyes 21, the eyes 22 engage from the upper ends of the middle parts 19 and 20 of the bracket. The eyes 22
are parallel to the vertical transverse plane of the lying and standing position.
The top portion 18 bears approximately at the level of
the pin 16, a projection 23. This projection forms a
fixed angle with the part 18 and faces up when
the part 18 is in the closed position of figures 1 and 4 and
faces down when the part 18 is in the open position
of figure 2.
The upper part 17 of the other leg also carries
a protrusion. This last projection is multipart and
has a variable length. It consists of a fixed single pin 24 and a tube 25 that covers this
pin can slide back and forth. The pin 24 and consequently
the tube 25 which appears as an extension thereof forms the same angle with the part 17 as the angle formed between the part 18 and the protrusion 23.
The tube 25 carries two lips on its end
28 which are hingedly connected by a spindle 26
the projection 23.
A spring 29 presses on the lips 28 on the one hand
fixed with respect to the tube 25 and on the other hand
a projecting part 27 of the pin 24.
A piece 30 is welded to the top part 17. This piece carries an arm 31. This arm is thus fixed relative to the part 17 and extends in a plane
which is parallel to the upper parts 17 and 18 of the legs
of the bracket.
The spring 29 continuously exerts a pressure between the leg 17 on the one hand and the lips 28 and consequently the shaft
26 and the projection 23 on the other. It follows from this
the closed position according to figures 1 and 4, the spring 29 attempts to push the upper parts 17 and 18 at the top apart, but this is prevented because these upper parts 17 and 18 then connect against the spacers 14 of the suspension element.
In the position according to figure 2, on the other hand, when the shaft 26 has come under the plane of the pins 15 and 16, the spring 29 pushes the parts 17 and 18 apart to the maximum, so that the spring then keeps the top parts 17 and 18 of the stirrup legs apart. or brings.
The arm 31 carries a pivot shaft 32 underneath
<EMI ID = 14.1>
that the shaft holds slightly above arm 31. There is a lever 33-34 around this axle. The lever 33-34 is substantially flush with the arm 31. Only a curved end of the arm 34 belonging to this lever extends to
<EMI ID = 15.1>
At the top there is a hinge pin on the top part 17
36 mounted. The above-mentioned latch, which consists of the angle iron 35, hinges around this pivot shaft 36.
a flat iron 49 and a connecting piece 37 between the irons
35 and 49. With its main direction, the latch extends in the plane defined by the upper parts 17 and 18 of the stirrup legs. In the closed position, this is in the position shown in figure 1, the top part 18 connects to the connecting piece 37. The bolt then rests with its angle iron
35 on a projection 38 which is partially inserted into the top end of the top part 18 of a stirrup leg.
The connecting piece 37 prevents the top
<EMI ID = 16.1>
open position according to figure 2. Indeed, the top end of the top portion 18 cannot pass beyond the connector 37 until the latch 35-37-49 is lifted. The bolt does not prevent the transition from the open position according to figure 2 to the closed position according to figure 1 because
the top 18 of a stirrup leg at the top has a chamfered side 39. This chamfered side briefly lifts the connecting piece 37 and thus the latch 35-37-49 at the transition from the open position according to figure 2 to the closed position according to figure 1.
When the arm 33 forming lever is pressed downward, the arm 34 of the same lever rises. The curved end of this arm 34 then presses against the angle iron 35 and consequently lifts the latch 35-37-49. The connecting piece 37 then no longer prevents the top end of the upper part 18 from a bracket arm to the rod
11 is moved. It is then possible to move the end of the arm 31 which occurs on the side of the part 18 downwards, so that the upper parts 17 and 18 of the bracket are separated and thus move from the position according to figure 1 to the position according to figure 2.
In addition, the shaft 26 comes under the plane defined by the axes of the pins 15 and 16, so that the spring 29 that previously held the bracket closed now moves the bracket to the
open position proposed in Figure 2.
As already described above, the top parts 17 and 18 of the stirrup legs are with the middle parts
19 and 20 of these stirrup legs connected through intervention
of eyelets 21 and 22 extending in the longitudinal and transverse directions of the lying and standing position, respectively. These eyes form hinges that allow movement of the connected parts relative to each other both in the main plane of the bracket and outside this main plane.
<EMI ID = 17.1>
connected to the bottom bracket 3 in two ways, on the one hand directly by means of the eyes 47 and 48 and on the other hand through a variable length lower part consisting of telescoping tubes 41 and 42.
Outwardly bent elongated parts 40 of the
lower bracket wear top eyelets 47 which extend approximately parallel to the longitudinal plane of the lying and standing position. These eyes 47 engage with eyes 48 which appear at the bottom of the center parts 19 and 20 and which extend in the transverse direction of the lying and standing position. The inner tubes 41 of the variable length lower members carry at the top eyelets 44 which extend in the transverse direction of the recumbent plates. These eyes 44 engage with eyes 43 which appear on the lower end of the center parts 19 and 20 and extend in the long direction of the lying and standing position. Eyes 45 at the lower end of the outer tubes 42 of the variable length lower parts engage eyes
46 of the bottom bracket 3. The eyes 45 extend in the longitudinal direction and the eyes 46 extend in the transverse direction of the lying and standing position.
Since the different hinges exist in eyes that extend in two perpendicular planes, the hinged connections allow relative movements of the connected parts both in the main bracket plane and outside this main bracket plane.
The connections between the bottom bracket 3 and the middle parts 19 and 20 of the bracket legs on the one hand through the outwardly bent elongated parts
40 of the legs of the lower bracket itself and on the other hand through the variable length lower parts 41-42 give a very great freedom to the animal if it wants to stand straight without the security of the binding being lost.
It is important, as can be seen from figure 2, that in the open position of the bracket the middle part of each bracket leg extends downwards to the other middle part beyond the hinged connection
47-48 between this middle part 19,20 on the one side and the bottom bracket 3 on the other side.
The device thereby retains a high degree of foldability both in the longitudinal direction and in the transverse direction of the lying and standing place. This pliability is comparable to that of a chain or of a plastic strap with which animals are bound.
It should also be noted that the middle parts are 19.20
<EMI ID = 18.1>
47-48, pivot relative to the bottom bracket 3 while the variable length lower parts 41-42 are hingedly connected to these middle parts 19,20 and to a lower
<EMI ID = 19.1>
bottom bracket 3.
The embodiment according to Figures 6 to 10 differs mainly from the embodiment according to the <EMI ID = 20.1> being opened and by the way in which the device is unlocked.
The plate 13, which is located at the rear of the device, carries two lips 50 in which one
shaft 51 is mounted. " The lever pivots about this axis 51
52 which extends through slots 53 to the front of the device, this is to the side where the
manger.
The lever 52 is located above the shaft 26
that forms the connection between the protrusion 23
on the one hand, and the tube 25 which, together with the pin 24, forms a projection of variable length of the upper part 17. When the lever 52 is pressed down,
which is only possible after unlocking, this lever 52 at the same time presses the protrusions of the upper parts 17 and 18 downwards, i.e. from the position according to figure 6 to the position according to figure 7. Thus, the bracket is opened.
The lever 52 carries a pivot pin 54 around which a second lever 55 is mounted. The second lever
55 can thus pivot relative to the first lever 52. An arm of this second lever 55 forms handle and the
the other arm of this same second lever 55 carries an upward thickening 56.
Normally, the second lever 55 rests on a support
57 which is integral with the first barrier 52.
When the device is in the closed position, this is when it assumes the position shown in Figures 6, 8 and 9, pressing the handle portion of the second lever 55 raises the bead 56 and thereby the latch 35-37-49 lighting up. The thickening 56 does indeed press against the bottom side of the angle iron 35.
After the device is thus unlocked,
the first lever 52 of the position according to the figures
6,8 and 9 to the position according to figures 7 and 10.
<EMI ID = 21.1>
23 of an upper part 18 and the projection of variable length 24-25 of the upper part 17 is pressed downwards, i.e. from the position according to figure 6 to the position according to figure 7.
Thus, the device is opened manually.
As can be seen from the description given above, the first lever 52 is substantially in the plane of symmetry of the bracket which is perpendicular to the main plane of the
bracket is in place.
The device of Figures 6 to 10 shows a
<EMI ID = 22.1>
from the side of the manger. Of course, it is of course also possible to mount the device differently, so that the lever can also occur at the rear of the lying and standing place.
The device can also be equipped with means that allow the devices of different lying places to be opened together. For example, the devices can be equipped with cords so connected to the levers 55 and 52, which operate the release and opening of the bracket, and with a common
<EMI ID = 23.1>
52 lights up. In a variant of the device according to figures 6 to 10, this can be designed such that the lever
52 pivots about a spindle 51 located on the same side of the device as the lever 55. A cord may then run from the end of the portion of the lever
55 forming lever, down a wheel on the portion of lever 52 forming lever and then back up to the shaft running the entire length of the shed. When the cord is wound on this shaft, the lever of lever 55 is first pulled downwards which lifts the bulge 56 and unlocks the device, and then the lever of lever 55 is pulled upwards which brings the other arm of this lever downwards and onto the pushes protrusions of the upper parts 17 and 18 to push them apart. Thus all the stirrups are opened at the same time.
<EMI ID = 24.1>
differs from the device of Figures 1 to 5 mainly by the manner in which the lower parts 19 and 20 of the bracket parts are machined to extend downwardly to the other leg beyond the hinges 47-48 with which they are connected to the lower bracket 3 . In this
In the embodiment, the parts 19 and 20 at the same time form middle parts and lower parts of the stirrup legs. The bottom ends
of the parts 19 and 20 extending beyond the hinges 47
and 48 extend to form palette-shaped risers 58
in the closed position of the device, recesses 59 are recessed from the legs of the bottom bracket 3.
Both in the embodiment according to Figures 1 to 5 and in the embodiment according to Figures 11 to 13
also a downward movement of an animal's lower neck
edit the closure.
The invention is by no means limited to the above-described embodiments and many modifications can be made to the described embodiments within the scope of the patent application, including as regards the shape, the composition, the arrangement and the number of the parts
used to implement the invention.