BE889539A

BE889539A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen.

Info

Publication number: BE889539A
Application number: BE2/59250A
Authority: BE
Original assignee: Loos Joannes H
Priority date: 1981-07-08
Filing date: 1981-07-08
Publication date: 1981-11-03

Description

"Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van

een bouwspecie met cellen".

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen volgens dewelke men ten minste een poedervormig verhardbaar bindmiddel mengt met water en men door een stabiel schuim voor

de specie holle cellen vormen.

Werkwijzen van deze soort worden toegepast voor het vervaardigen van een isolerende lichte bouwspecie zoals isolerende mortel of cellenbeton. Benevens het poedervormig verhardbaar bindmiddel kunnen met het water nog toevoeg-

Bij de bekende werkwijzen van deze soort mengt men het hardbare bindmiddel, en eventueel de toevoeg- of vulstoffen, met water in een menger, die bij voorbeeld een

in deze menger een schuim vormend produkt. Deze bekende werkwijzen zijn dus discontinu met alle nadelen daarvan.

De uitvinding tot doel deze nadelen te verhelpen

met cellen te verschaffen waarbij deze specie continu kan worden vervaardigd, waarbij daarenboven de hoeveelheid cellen relatief gemakkelijk kan worden geregeld en deze cellen ook vrij homogeen in de specie worden verdeeld.

Tot dit doel mengt men eerst ten minste het bindmiddel en het water in een eerste menginrichting, voert men vervolgens het bekomen mengsel continu doorheen een tweede menginrichting,

schuim en brengt men, terw ijl men het in de eerste menginrichting vervaardigde mengsel continu doorheen de tweede menginrichting voert, continu stabiel schuim in deze tweede menginr ichting

en mengt men er cont inu dit schuim met het mengsel.

Bi j voorkeur vervaardigt men het mengsel in de eers te menginrichting ook continu door nagenoeg continu bindmiddel

en water in de menginrichting te brengen.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding <EMI ID=6.1>

continu naar de tweede menginrichting.

Bij deze uitvoeringsvorm kan men de twee menginrichtingen blijvend met elkaar in verbinding stellen.

In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding brengt men het stabiele schuim onder druk in de tweede menginrichting.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding vervaardigt men het stabiele schuim in een schuimgeneratcr door een schuim vormende stof eerst in water op te lossen

druk te mengen.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting die bijzonder geschikt is voor het toepassen van de werkwijze volgens een van de vorige ui.tvoeringsvormen.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen waarvan het kenmerkende erin bestaat dat ze een eerste menginrichting bevat voor het mengen van ten

tweede menginrichting, een pompinrichting tussen de eerste en de tweede menginrichting en een schuimgenerator voor het vervaardigen van een stabiel schuim die met de tweede menginrichting in verbinding staat.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de pompinrichting een wormpomp.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de inrichting een derde menginrichting van het doorstr oomtype met inwendig vaste hindernissen, waarvan de

ingang op de uitgang van de tweede menginrichting aansluit.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen volgens de uitvinding; deze beschrijving <EMI ID=9.1>

niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

doorsnede voor van een inrichting voor het vervaardigen van

een bouwspecie met cellen volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een schematische voorstelling van de schuimgenerator uit de inrichting uit f iguur 1.

In de twee figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

De inrichting voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen volgens de figuren bevat in hoofdzaak een eerste menginrichting 1, een tweede menginrichting 2, een wormpomp 3 tussen deze twee menginrichthgen 1 en 2, een schuimgenerator 4 die op de tweede menginrichting 2 aansluit en een derde menginrichting 5 die op de uitgang van de tweede menginrichting 2 aans lu it .

De eerste menginrichting 1 bevat een verticale mengtrommel 6 waarin een rotor, gevormd door een verticale as 7

en daarop staande mengelementen 8,draaibaar is gemonteerd. De vert ic ale as 7 is met haar bovens te einde beves t igd aan de

is gemonteerd en de rotor 7,8 continu drijft. De mengelementen 8 zijn in het onderste gedeelte van de mengtronmel 6 gelegen

of, zoals in de figuur 1 is voorgesteld, door raampjes die zich in radiale vlakken uitstrekken.

Aan zijn bovenkant is de mengtrommel 6 voorzien van een toevoeropening 10 die omringd is door een aansluitstuk 11. Op dit aansluitstuk 11 sluit men een toevoerslang aan waarlangs

verhardbaar bindmiddel zoals cement, pleister of anhydriet, eventueel samen met droge toevoeg- of vulstoffen, in de mengtrommel 6, hetzij door een pomp, hetzi] door de zwaartekracht, uit een hoger gelegen silo, brengt. Nabij zijn onderste einde.

ning 12 voert men continu water aan de mengtrommel 6 toe.

In de mengtrommel 6 maakt men bijgevolg continu

een mengsel van verhardbaar bindmiddel en water aan. De

aldus gevormde brij verlaat door de zwaartekracht langs de opening
36 het onderste einde van de mengtrommel 6 en komt terecht in

de wormpomp 3.

Deze wormpomp 3 is met haar langsas verticaal juist onder de menginrichting 1 opgesteld.

Deze wormpomp is van een op zichzelf bekend type.

Een geschikt type is de pomp die in de handel is onder de benaming "Putzmeister Type Pll" of "Putzmeister Type G78".

Deze wormpomp 3 bestaat uit een metalen schroefvormige kern

14 die draaibaar is gemonteerd in een van sleuven voorziene

bekleding 16 is voorzien. De huls 15 is omringd door een instelbare spanmantel 17 waarmee de druk waarmee de rubber bekleding 16 tegen de kern 14 duwt kan worden ingesteld.

De kern 14 is met haar bovenste einde bevestigd

aan het onderste einde van de as 7, zodat enerzijds de kern 14 door de hoger genoemde motor 9 wordt gedreven en anderzijds de kern 14 de legering van het onderste einde van de as 7

deb iet naar de tweede m enginrichting 2, welke onder het onderste einde van de wormpomp 3 is opgesteld.

De tweede menginrichting 2 bevat evenals de eerste menginrichting 1 een ronde mengtrommel 18 waarin een rotor draaibaar is opgesteld.

De mengtrommel 18 is met haar langsricht ing verticaal opgesteld onder de wormpomp 3. De diameter van de mengtrommel <EMI ID=17.1>

uitgang van de wormpomp 3.

De rotor bevat een centrale rotoras 20 die op

haar onderste einde een schijf 21 draagt en met haar bovenste einde vastgemaakt is aan het onderste einde van

de kern 14 van de wormpomp 3. Ook de rotor van de tweede menginrichting 2 wordt dus door de hoger genoemde motcr 9 gedreven. Op de centrale rotoras 20 staan zes paren tegenover elkaar liggende getorste staven 22 die zich loodrecht op

de rotatieas uitstrekken. De verschil-

lende p aren zijn in de langsrichting van de rotoras 20

een weinig ten opzichte van elkaar verschoven en de opeen-

van elkaar verdraaid. Het is vanzelfsprekend dat de centrale rotoras 20 de opening 19 niet volledig afsluit.

In de tweede menginrichting 2 wordt de door de wormpomp 3 aangevoerde brij gemengd met stabiel schuim dat

door de schuimgenèrator 4 wordt vervaardigd.

Zoals blijkt uit figuur 2 bevat de schuimgenerator 4 een open reservoir 23 waarop een afvoerleiding 24 aansluit waarin een pomp 25 is gemonteerd. In het reservoir 23 brengt men water aan waarin men een schuim vormende stof oplost. Deze schuim vormende stof moet van die aard zijn dat door toevoeging van lucht een stabiel schuim wordt geproduceerd

0,5 tot 2 mm bezitten. Dergelijke schuim vormende stoffen zijn bekend. Een geschikte schuim vormende stof wordt bij voorbeeld in de handel gebracht door de Nederlandse vennootschap T ilman onder het nummer 80-23.

aan de uitgang waarvan de persluchtleiding 27 aansluit. De pers luchtle iding 27 en de afvoerleiding 24 veren igen z ich t ot een enkele leiding 28 die op een kamer 29 uitgeeft.

leiding 30 die bovenaan, naast de opening 19, op de binnenkant van de tweede menginrichting 2,uitmondt. Het stabiele schuim wordt continu aan de menginrichting 2 toegevoegd en dus ook continu gemengd met de door de wormpomp 3 continu aangevoerde brij.

De mengtrommel 18 van de tweede menginrichthg 2 is nabij haar gesloten bodem en dwars tegenover de aansluiting van de leiding 30 van een afvoeropening 31, die door een aansluitstuk 32 is omringd,voorzien.

Tijdens de menging in de menginrichting 2 is

deze inrichting tot boven t oe gevuld. Naarmate de door de wormpomp 3 aangevoerde brij in de menginrichting 2 zakt, wordt ze meer en meer ge mengd met het bovenaan toegevoegde st abiele schuim. Langs de afvoeropening 31 wordt dus <EMI ID=24.1> <EMI ID=25.1>

Op het aansluitstuk 32 kan men rechtstreeks een slang koppelen om deze bouwspecie met luchtbelletjes daar waar gewens t te s torten.

Wanneer de door de wormpomp 3 aangevoerde brij en he t langs de leiding 30 aangevoerde schuim moeilijk mengbaar zijn, kan op het aansluitstuk 32 een derde menginrichting 5 worden aangesloten, zoals voorgesteld in figuur 1.

met st ilstaande rotor. Deze menginrichting bevat bijgevolg een mengtrommel 33 met kleine diameter die met zijn langsrichting horizontaal is opgesteld en een volgens de langsas

waarop pennen of schoepen 35 staan. De hoger genoemde slang

sluit men dan op het afvoereinde van de menginrichting 5 aan.

waarin kleine cellen of holten homogeen zijn verdeeld, zodat het bouwmateriaal goede isolerende eigenschappen bezit.

Zolang de hiervoor beschreven inric hting in werking is, werkt ze continu. Er wordt dus continu enerzijds bindmiddel en water en anderzijds schuim toegevoegd en de inrichting levert continu een homogeen mengsel van specie en schuim af.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele

vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding

Zoals reeds vermeld is de derde menginrichtina niet altijd noodzakelijk.

De pompinrichting moet ook niet noodzakelijk een

zijn.

Deze pompinrichting moet ook niet noodzakel ijk de rechtstreekse verbinding vormen tussen de eerste menginrichting en de tweede menginrichting. Tussen een van deas inrichtingen en de pomp kan b ij voorbeeld een soepele transportslang geschakeld zijn. Bij voorkeur blijft de pomp inrichting rechtstreeks op de eerste menginrichting aansluiten en monteert

men de transportslang tussen de pompinrichting en de tweede menginrichting.

Het is'vanzelfsprekend dat in dergelijke gevallen

de rotoren van de twee menginrichti&#65533;gen niet door een en dezelfde motor kunnen w orden gedreven en dus voor elke

rotor een afzonderlijke drijfmotor moet worden voorzien.

Claims

CONCLUS IES .

l. Werkwijze voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen, volgens dewelke men ten minste een poedervormig verhardbaar bindmiddel mengt met water en men door een stabiel schuim voor luchtbellen in dit mengsel zorgt die bij het harden van de specie holle cellen vormen, met het kenmerk

dat men eerst ten minste het bindmiddel en het water mengt

in een eerste menginrichting, men vervolgens het bekomen mengsel continu doorheen een tweede menginrichting voert,

men buiten deze tweede menginrichting een stabiel schuim <EMI ID=33.1>

vervaardigde mengsel continu doorheen de tweede menginrihting voert, continu het schuim in deze tweede menginrichting brengt en het er continu met het mengsel mengt.

2. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk

<EMI ID=34.1>

vervaardigt door nagenoeg continu bindmiddel en water in de menginrichting te brengen.

3. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men het in de -eerste menginrichting bekomen mengsel continu naar de tweede menginrichting pompt.

4. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men het stabiele schuim onder druk in de tweede menginrichting brengt.

5. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men het stabiele schuim in een schuimgenerator vervaardigt door een schuim vormende stof eerst in water op te lossen en de aldus bekomen oplossing vervolgens met lucht onder druk te mengen.

6. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men het mengsel van specie en schuim dat continu de tweede menginrichting verlaat nog in een derde menginrichting van het doorstroomtype met inwendig vaste hindernissen verder mengt. <EMI ID=35.1>

met cellen zoals hiervoor beschreven.

8. Inrichting voor het vervaardigen van een bouwspecie met cellen volgens de werkwijze volgens de vorige conclusies, met het kenmerk dat ze een eerste menginrichting bevat voor het mengen van ten minste poedervormig verhardbaar bindmiddel met water, een tweede menginrichting, een pompinrichting tussen de eerste en de tweede menginrichting en een schuimgenerator voor het vervaardigen van een stabiel schuim die met de

tweede menginrichting in verb ind ing staat.

9. Inrichting volgens vorige conclusie, met het

<EMI ID=36.1>

10. Inrichting volgens een van de conclusies 8 en 9,

met het kenmerk dat de tweede menginric hting een roterende rotor bevat.

11. Inrichting volgens v or ige concl us ie, met het

kenmerk dat de draaiende rotor een centrale as en daarop gemonteerde, zijdelings uitstekende getors te staven bevat.

12. Inrichting volgens de conclus ies 8 tot 10,

met het kenmerk dat ze een drijfmotor bevat en ook de eerste menginrichting eendraaiende rotor bevat welke door de drijfmotor wordt gedreven, terwijl de wormpomp rechtstreeks tussen de eerste en de tweede menginrichting is gemonteerd en de

worm van de wormp omp en de rotoren van de twee menginrichtingen zo aan elkaar zijn gekoppeld dat ze samen roteren.

<EMI ID=37.1>

met het kenmerk dat ze een derde menginrichting van het doorstroomtype met inwendig vaste hindernissen bevat, waarvan de ingang op de uitgang van de tweede menginrichting aansluit.

<EMI ID=38.1>

met het kenmerk dat de schuimgenerator een reservoir voor water en een schuim vormende stof bevat, een pomp die in de afvoerleiding van het reservoir is gemonteerd, een compressor, een leiding die op de uitlaat ervan aansluit en een kamer waarin de laatstgenoemde leiding en de afvoerleiding over een enige gezamenlijke leiding uitmonden.

15. Inrichting voor he t vervaardigen van e en bouwspec ie met cellen zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.