BE822185A - INJECTOR - Google Patents

INJECTOR

Info

Publication number
BE822185A
BE822185A BE150495A BE150495A BE822185A BE 822185 A BE822185 A BE 822185A BE 150495 A BE150495 A BE 150495A BE 150495 A BE150495 A BE 150495A BE 822185 A BE822185 A BE 822185A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fuel
injector
injector according
pump
combustion engine
Prior art date
Application number
BE150495A
Other languages
Dutch (nl)
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NLAANVRAGE7315769,A external-priority patent/NL174487C/en
Priority claimed from NL7315770A external-priority patent/NL7315770A/en
Application filed filed Critical
Publication of BE822185A publication Critical patent/BE822185A/en

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M51/00Fuel-injection apparatus characterised by being operated electrically
    • F02M51/04Pumps peculiar thereto

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Fuel-Injection Apparatus (AREA)
  • Electrical Control Of Air Or Fuel Supplied To Internal-Combustion Engine (AREA)

Description

       

  Injekteur

  
De uitvinding betreft een injekteur voor het afgeven

  
van brandstof aan ten minste één brandstofinlaat van een verbrandingsmotor, waarbij de pompkamer van ten minste één brandstofpomp een met bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume heeft, via een inlaatklep met een brandstof toevoer en via een uitlaatklep met een op de brandstofinlaat 

  
van de verbrandingsmotor aan te sluitan brandstofafvoer in

  
verbinding staat en begrensd is door ten minste één verdringingslichaam dat gekoppeld is met ten minste één anker

  
 <EMI ID=1.1> 

  
door ten minste één middels de bedieningsmiddelen verstelbare

  
aanslag is begrensd.

  
Een dergelijke injekteur is bekend. Daarbij vormt

  
het verdringingslichaam een star geheel met het anker, zodat

  
telkens bij elke pompslag een aanzienlijke massa tegen de

  
aanslag stuit, hetgeen snelle slijtage van de aanslag met zich

  
mee brengt. De pompopbrengst is van deze slijtage afhankelijk.

  
De uitvinding heeft ten doel een minder aan slijtage onderhevige injekteur te verschaffen. Daartoe heeft de injekteur van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding het kenmerk, dat het verdringingslichaam via een

  
elastische koppeling met het anker is gekoppeld. Bij deze

  
injekteur is de massa van het verdringingslichaam niet afge-

  
veerd, zodat het nauwkeurig de door de aanslag bepaalde weg

  
aflegt en aldus het ingestelde verdringingsvolume verpompt,

  
terwijl de aanzienlijke massa van het anker wel wordt afge-

  
veerd en aldus de slijtage van aanslagvlakken wordt verminderd.

  
Indien een einde van het anker om een scharnier

  
zwenkbaar is en het andere einde van het anker met het ver-dringingslichaam is gekoppeld, wordt een eenvoudige elastische koppeling verkregen, wanneer de elastische koppeling uit een pen, een bus, en een daartussen geplaatste elastische ring bestaat. Deze ring kan bijvoorbeeld van een superpolyamide zijn vervaardigd. 

  
Ten einde een degelijke bevestiging van het anker te realiseren, heeft de injekteur volgens de uitvinding een of meer van de volgende kenmerken:

  
dat het anker zwenkbaar aan ten minste één magneetplaat van de elektromagneet is bevestigd,

  
dat het anker zwenkbaar aan een oor van ten minste één magneetplaat van de elektromagneet is bevestigd,

  
dat het anker zwenkbaar is tussen twee elektromagneten en aan ten minste één magneetplaat van elke elektromagneet is bevestigd,

  
dat het anker middels een elastische koppeling aan de magneetplaat is bevestigd,

  
dat het anker in zijn langsrichting ten opzichte van de elektromagneet verplaatsbaar is, en

  
dat elke elektromagneet aan een freem van de injekteur is bevestigd middels op de magneetplaten aangrijpende bouten.

  
De uitvinding betreft in het bijzonder een injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste twee brandstofinlaten van een verbrandingsmotor, waarbij ten minste twee brandstofpompen elk een pompkamer met een middels bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume hebben, via een inlaatklep met een brandstofinlaat en via een uitlaatklep met een op de brandstofinlaten van de verbrandingsmotor aan te sluiten brandstofafvoer in verbinding staan en elk begrensd zijn door ten minste één verdringingslichaam.

  
Een dergelijke injekteur is bekend.

  
De uitvinding heeft ten doel deze injekteur zodanig te verbeteren, dat de opbrengsten van alle brandstofpompen onderling nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd. Dit doel wordt bereikt, doordat de pomphuizen van de beide brandstofpompen in axiale richting op een afstand van elkaar zijn opgesteld

  
en middels verbindingsmiddelen vast met elkaar zijn verbonden, de beide verdringingslichamen van de beide brandstofpompen onderling zijn gekoppeld en middels een koppeling gekoppeld zijn met ten minste één anker van ten minste één elektromagneet en doordat tussen de pomphuizen de bedieningsmiddelen zijn opgesteld, die de slag van de verdringingslichamen begrenzen. Bij deze injekteur bevinden alle de slaglengte van

  
de verdringingslichamen beinvloedende vlakken zich dicht bij elkaar, zodat onderlinge verschillen in verdringingsvolumen van de brandstofpompen ten gevolge van montagefouten en/of vervormingen van onderdelen verwaarloosbaar klein zijn.

  
Bij voorkeur is het anker zwenkbaar tussen twee afwisselende bekrachtigde, ter zijde van de pomphuizen opgestelde elektromagneten.

  
De voordelen van de uitvinding zijn bijzonder groot, indien de pomphuizen van ten minste vier brandstofpompen paarsgewijze in axiale richting op een afstand tegenover elkaar zijn opgesteld en twee huizenblokken uit tegen elkaar aangebouwde pomphuizen bestaan en tussen de huizenblokken gemeenschappelijke bedieningsmiddelen zijn aangebracht.

  
Indien de bedieningsmiddelen uit ten minste een of twee wiggen bestaan, is de door de bedieningsmiddelen ingenomen ruimte tussen elk paar pomphuizen gering. Indien de wiggen niet worden bediend, blijven zij in de ingestelde stand staan.Anderzijds zijn de wiggen met geringe kracht te verstellen in de richting, waarbij de pompslag toeneemt, omdat het koppelorgaan dan van de helling af beweegt. Dit brengt het voordeel met zich mee, dat de acceleratie van de verbrandingsmotor reeds bij een geringe kracht van de een door de druk

  
in het luchtinlaatspruitstuk van de verbrandingsmotor bediende wig verstellende taster wordt ingezet, waarbij het

  
door de verbrandingsmotor aangezogen mengsel brandstofrijk is.

  
Bij de bekende injekteur bestaat het verdringingslichaam uit een star met het anker van de elektromagneet gekoppelde, stijve plunjer. Deze injekteur vergt een nauwkeurige montage en een zeer nauwkeurige bewerking van diverse onderdelen.

  
De uitvinding heeft ten doel een gemakkelijker te vervaardigen, goed werkende injekteur te verschaffen. Daartoe heeft het verdringingslichaam een tegen de cilinderwand aanliggende geleidingskraag en een komvormige zuiger van elastisch materiaal. Het is gebleken, dat de komvormige zuiger van elastisch materiaal, ongeacht een kleine onnauwkeurigheid in de opstelling van het pomphuis ten opzichte van de elektromagneet met het aandrijvende anker, een afdoende afdichting tegen de cilinderwand verzekert. De slijtvastheid van het verdringingslichaam is hoog genoeg, indien het verdringingslichaam van kunststof, bij voorkeur een superpolyamide,is vervaardigd. Slijtage van het verdringingslichaam wordt praktisch volkomen vermeden, indien het verdringingslichaam in

  
een in het pomphuis opgestelde, gehard stalen cilinder is aangebracht.

  
De uitvinding heeft ten doel de konstruktie van de bekende injekteur, in het bijzonder de brandstofpompen daarvan, te vereenvoudigen en de montage en onderhoudswerkzaamheden aan deze injekteur te vergemakkelijken.

  
Daartoe is de injekteur volgens de uitvinding verbeterd, doordat de kleppen zijn aangebracht in een in het pomphuis te schroeven, afzonderlijk kleppenhuis dat met de pompkamer in verbinding staat.

  
De fabrikage van dit kleppenhuis en het afdichten van diverse pasvlakken is volgens een verdere ontwikkeling

  
van de uitvinding vergemakkelijkt, doordat het kleppenhuis

  
uit drie onderling te verbinden stukken bestaat, namelijk een inlaatstuk, een uitlaatstuk en een tussenstuk.

  
Indien de inlaat- en/of de uitlaatklep uit een kleplichaam van kunststof en een daaraan gevormde metalen steunring voor de klepveer bestaat, verzekert het betrekkelijk zachte materiaal van het kleplichaam een perfekte afdichting tussen kleplichaam en zitting, terwijl de stalen steunring voorkomt, dat de klepveer in het zachte materiaal van het kleplichaam dringt. Deze klep kan bijzonder klein zijn.

  
Bij de bekende injekteur regelen de bedieningsmiddelen de hoeveelheid brandstof in afhankelijkheid van

  
het door de verbrandingsmotor te leveren vermogen. Wanneer

  
de verbrandingsmotor wordt gedecelereerd, is de naar de verstuiver verpompte hoeveelheid brandstof gering, doordat dan een brandstofklep gesloten wordt. Tot het tijdstip dat deze klep volkomen dicht is, is er een periode, waarin nog een geringe hoeveelheid brandstof naar de verstuiver wordt gevoerd. Een geringe hoeveelheid brandstof is niet goed te verstuiven, zodat bij toepassing van de bekende injekteur

  
de verbranding van de niet perfekt verstoven brandstof onvolledig is en een aanzienlijk gehalte aan het milieu verontreinigende bestanddelen, zoals CH verbindingen en/of Co,

  
in de uitlaatgassen van de verbrandingsmotor voorkomen.

  
De uitvinding heef t ten doel bij een decelererende toestand van de verbrandingsmotor milieu verontreinigende bestanddelen in uitlaatgassen van de verbrandingsmotor en verspilling van brandstof te vermijden.

  
Dit doel wordt bereikt, doordat de bedieningsmiddelen voorzien zijn van een schakelaar voor het stopzetten van de pomp bij onderschrijding van een bepaalde druk in het inlaatspruitstuk. Deze injekteur levert spoedig na

  
het bereiken van de decelererende toestand van de verbrandingsmotor in het geheel geen brandstof meer. Hiermede wordt onvolkomen verbranding bij deceleratie van de verbrandingsmotor met zekerheid voorkomen.

  
De uitvinding verschaft tevens een verbrandingsmotor voorzien van een injekteur vo&#65533;gens de uitvinding.

  
De genoemde en andere kenmerken volgens de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van

  
een tekening worden verduidelijkt.

  
In de tekening stellen voor:
figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken bovenaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een injekteur volgens de uitvinding, figuur 2 een doorsnede over de lijn II-II van figuur 1, met een schematische aansluiting op een verbrandingsmotor, figuur 3 een doorsnede over de lijn III-III van figuur 1, figuur 4 een geëxplodeerde tekening van een detail van figuur 3, figuur 5 op grotere schaal een verstuiver, figuur 6 een schema van een elektronische schakeling, figuur 7 een bovenaanzicht van een magneetplaat met een oor, en figuur 8 een schema van de opstelling van diverse onderdelen van een injekteur voor een zes-cilinder-verbrandingsmotor.

  
Twee paar elektromagneten 2 zijn door middel van bouten 6 en om de bouten 6 aangebrachte bussen 25 stevig bevestigd aan een montageplaat 1 die het freem van de injekteur vormt. Elk der elektromagneten 2 omvat een uit een stapel magneetplaten 23 en 24 opgebouwde kern 10 en een bekrachtigingsspoel 14 om die kern 10. De bouten 6 grijpen op

  
de magneetplaten 23 en 24 aan. Elke elektromagneet 2 is gevat in een blok kunststof 36. Tussen elk paar afwisselend bekrachtigde elektromagneten 2 is een plaatvormig anker 18 zwenkbaar aangebracht. Elk anker 18 is met een einde 4 zwenkbaar bevestigd aan uitstekende oren 37 van magneetplaten 23 van

  
elk van een paar elektromagneten 2 middels een elastische koppeling, bestaande uit een ring 38 van elastisch materiaal, bijvoorbeeld een superpolyamide. Doordat de ring 38 met een speling S van bijvoorbeeld 0,2 mm in e&#65533;n uitsparing grijpt,

  
is het anker 18 enigszins in zijn langsrichting verplaatsbaar. Aan het vrije einde 5 draagt elk anker 18 een kruisvormig koppelorgaan 20 waarmede twee verdringingslichamen 22 van twee brandstofpompen 32 verbonden zijn. De slag van de verdringingslichamen wordt bepaald door aan weerszijden van de koppelorganen 20 opgestelde instelbare bedieningsmiddelen bestaande uit twee wiggen 26 en 33. Elke pomp 32 bevat een pompkamer 29 met een brandstofinlaat 27 en een brandstofafvoerleiding 28 die elk naar een verstuiver 30 van een verbrandingsmotor 31 leiden. De inlaatklep 39 en de uitlaatklep 41 zijn aangebracht in een in het pomphuis 42 te schroeven afzonderlijk kleppenhuis 43 dat uit drie onderling te verbinden stukken bestaat, namelijk een inlaatstuk 44, een uitlaatstuk 45 en een tussenstuk 46.

   Het op een brandstofvoedingspomp 40 aan te sluiten, een inlaatzitting 48 vertonende inlaatstuk 44 is in het tussenstuk 46 geschroefd en heeft een ringgroef 49 voor een afdichting 50 voor afdichting ten opzichte van het pomphuis 42. Het tussenstuk 46 heeft een uitwendige ringgroef 51 en twee kanalen 52, waarlangs de tussen de inlaatklep 39 en de uitlaatklep 41 gelegen ruimte 53 van het kleppenhuis 43 met de pompkamer 29 communiceert. Het een uitlaatzitting 54 vertonende tussenstuk 46 is in het uitlaatstuk 45 geschroefd

  
en heeft nog een ringgroef 55, waarin een afdichting 56 is opgenomen. Het uitlaatstuk 45 is in het pomphuis 42 geschroefd met tussenvoeging van een afdichtring 47. De inlaatklep 39 en de uitlaatklep 41 bestaan elk uit een kleplichaam
78 van polytetrafluorethyleen en een koperen steunring 57

  
voor een klepveer 58.

  
In elk pomphuis 42 is een gehard stalen cilinder 59 met zware perspassing geperst. Naderhand is het voorvlak 60 van de cilinder 59 en het pomphuis 42 vlak geslepen. De pomphuizen 42 staan paarsgewijze coaxiaal tegenover elkaar en

  
zijn met behulp van verbindingsmiddelen op een afstand t

  
van elkaar opgesteld. Deze verbindingsmiddelen bestaan uit paspennen 61 en bouten 62 die de pomphuizen 42 star met de montageplaat 1 verbinden. De voorvlakken 60 worden met de paspennen 61 nauwkeurig onderling evenwijdig gericht gehouden.

  
De verdringingslichamen 22 zijn elk van een kunststof, bij voorkeur een superpolyamide, vervaardigd en bestaan elk uit een komvormige zuiger 63, een tegen de pompkamer 29 aan liggende geleidingskraag 64 en een schroefstuk 65 dat met tussenvoeging van lijm in een hard stalen koppelorgaan 20 is geschroefd. 

  
De injekteur van figuur 1 heeft twee kruisvormige koppelorganen 20, waarbij de verdringingslichamen 22 van elk paar brandstofpompen 32 middels een koppelorgaan 20 onderling zijn gekoppeld. Elk koppelorgaan 20 is middels een elastische koppeling 66 met een anker 18 gekoppeld. Deze elastische koppeling 66 omvat een in het koppelorgaan 20 opgenomen,

  
om een pen 68 van het anker 18 grijpende elastische ring 67 die bij voorkeur van een superpolyamide is vervaardigd.

  
Het verdringingsvolume van elke brandstofpomp 32 wordt bepaald door de slag van het koppelorgaan 20 dat met een arm 79 tussen de wiggen 26 en 33 heen en weer beweegt. Ten behoeve van een nauwkeurige instelling van deze slag zijn zowel het koppelorgaan 20 als de wiggen 26 en 33 van hard staal, terwijl deze wiggen tegen de hard stalen cilinders 59 aan liggen. Ten einde overmatige slijtage van deze onderdelen te voorkomen, is de betrekkelijk kleine, totale massa van het koppelorgaan 20 en de beide daarmee verbonden verdringingslichamen 22 gescheiden van de betrekkelijk grote massa van het anker 18 dankzij de toepassing van de elastische koppeling 66.

  
 <EMI ID=2.1> 

  
Twee huizenblokken 69 bestaan elk uit twee tegen elkaar aan gebouwde pomphuizen 42, waartussen wiggen 26 en 33 zijn opgesteld, die als gemeenschappelijke bedieningsmiddelen voor elk van de pompen 32 dienst doen. De afstand t en de koppelorganen 20 zijn klein, zodat onnauwkeurigheden in pompopbrengsten door vervorming van koppelorganen en/of door montagefouten gering zijn.

  
Een vierde arm 70 draagt geleidingsvlakken 71 die met het anker 18 samenwerken ten einde kantelen van het koppelorgaan 20 te voorkomen.

  
Elke verstuiver 30 heeft een naald 7, waarvan een conisch einde 21 door een sterke veer 8 afsluitend op de zitting 9 wordt getrokken. Dit einde 21 wordt bij een hoge druk van brandstof in een op de brandstofleiding 28 aange-sloten kamer 11 en een daarmee via een geperforeerde kraag 12 communicerende kamer 19 tegen de werking van veer 8 in van de zitting 9 af gedrukt (zie figuur 5).

  
Elke elektromagneet 2 wordt bestuurd door een in figuur 6 schematisch weergegeven schakeling 17. De transis-

  
 <EMI ID=3.1> 

  
stabiele multivibrator. De weerstand R. en de condensator C bepalen de tijdconstante. De collectoruitgang van de

  
 <EMI ID=4.1> 

  
transistor TR3 die als versterker dienst doet voor de door

  
 <EMI ID=5.1> 

  
en K2 wordt een voedingsbron 35 aangesloten, terwijl de ingang K3 dient voor het toevoeren van een stuurimpuls, welke bijvoorbeeld afkomstig kan zijn van een pulsgever 34 die gekoppeld is met de motor 31. De pulsgever 34 is bijvoorbeeld gekoppeld met de nokkenas van de verbrandingsmotor
31 en heeft een ronddraaiend contact 15 dat beurtelings in aanraking komt met een van de vier contacten 16a, 16b, 16c en 16d voor het achtereenvolgens bekrachtigen van respektievelijk de elektromagneten 2a, 2b, 2c en 2d. Elk van deze

  
 <EMI ID=6.1> 

  
van de schakeling 17 verbonden. Op deze wijze wordt in elke cyclus van de verbrandingsmotor 31 op het vereiste tijdstip door een verstuiver 30 de voor elke verbrandingscilinder benodigde brandstof geinjekteerd. De volgorde van de bekrachtiging van de elektromagneten 2a-2d is zodanig gekozen, dat elk van de wiggen 26 en 33 bij elke cyclus even vrij komt van een koppelorgaan 20, zodat zij elk met geringe verstelkracht verstelbaar zijn.

  
Figuur 2 toont, dat de wig 26 wordt aangedreven door een tonvormgie zuiger 80 van een op het luchtinlaatspruitstuk 72 van de verbrandingsmotor 31 aangesloten cilinder 73. Een terugstelveer 74 grijpt via een veerschotel <EMI ID=7.1>  voorkomen, dat de wrijvingsweerstand ten gevolge van schranken van de zuiger 80 de verstelling van de wig 26 vertraagt.

  
Aan de cilinder 73 is een elektrische schakelaar 82 bevestigd, die middels een staaf 83 door de veerschotel 75 van de zuiger
80 wordt bediend, wanneer de druk in het inlaatspruitstuk

  
72 daalt beneden een bepaalde druk die bijvoorbeeld circa

  
200 mmHg absoluut bedraagt. De veerspanning van veer 74 en de met stippellijnen in figuur 2 getekende schakelstand van de zuiger 80 zijn dienovereenkomstig gekozen. De bepaalde druk ligt tussen de drukken van circa 250 en 150 mmHg die in het inlaatspruitstuk 72 ontstaan bij onbelast (stationnair) draaien respektievelijk bij deceleratie. Bij de schakelstand van de zuiger 80 staat de wig 26 in de minimum stand, waarbij de pompen 32 de voor een perfekte verstuiving vereiste minimale hoeveelheid brandstof afgeven. De schakelaar 82 is opgenomen tussen de accu 35 en het contact 15, zodat bij uitschakeling van de schakelaar 82 geen stuurimpulsen worden afgegeven. De andere wig 33 wordt onafhankelijk van de wig
26 onder invloed van andere faktoren, bijvoorbeeld de atmosferische druk of motortemperatuur door een stuurorgaan 77 versteld.

  
Figuur 8 toont de opstelling van drie paar brandstofpompen 32 met drie koppelorganen 20, die elk worden aangedreven door een anker 18 van een paar elektromagneten 2. Een wig 26 heeft een uitsparing 81 voor het doorlaten van het middelste koppelorgaan 20 en wordt door een zuiger 80 van een cilinder 73 ingesteld.



  Injektur

  
The invention relates to an injector for dispensing

  
of fuel to at least one fuel inlet of an internal combustion engine, wherein the pump chamber of at least one fuel pump has a displacement volume adjustable with operating means, via an inlet valve with a fuel supply and via an exhaust valve with a on the fuel inlet

  
of the combustion engine to connect the fuel outlet

  
is connected and bounded by at least one displacement body coupled to at least one anchor

  
 <EMI ID = 1.1>

  
adjustable by at least one by means of the operating means

  
attack is limited.

  
Such an injector is known. In doing so, forms

  
the displacement body is a rigid whole with the anchor, so that

  
each time with each pump stroke a considerable mass against the

  
stop bounces, which entails rapid wear of the stop

  
brings along. The pump output depends on this wear.

  
The object of the invention is to provide a less wear-prone injector. To this end, the injector of the type mentioned in the preamble according to the invention is characterized in that the displacement body via a

  
elastic coupling is attached to the anchor. Hereby

  
injector, the mass of the displacement body has not been

  
springs, so that it accurately follows the path determined by the stop

  
and thus pumps the set displacement volume,

  
while the significant mass of the anchor is removed

  
springs and thus the wear of stop surfaces is reduced.

  
If one end of the anchor around a hinge

  
is pivotable and the other end of the anchor is coupled to the displacement body, a simple elastic coupling is obtained when the elastic coupling consists of a pin, a bush, and an elastic ring placed between them. This ring can, for example, be made of a superpolyamide.

  
In order to realize a proper fixing of the anchor, the injector according to the invention has one or more of the following features:

  
that the armature is pivotally attached to at least one magnetic plate of the electromagnet,

  
that the armature is pivotally attached to an ear of at least one magnetic plate of the electromagnet,

  
that the armature is pivotable between two electromagnets and is attached to at least one magnetic plate of each electromagnet,

  
that the armature is attached to the magnetic plate by means of an elastic coupling,

  
that the armature is movable in its longitudinal direction with respect to the electromagnet, and

  
that each electromagnet is attached to a frame of the injector by means of bolts engaging the magnetic plates.

  
The invention relates in particular to an injector for delivering fuel to at least two fuel inlets of an internal combustion engine, wherein at least two fuel pumps each have a pump chamber with a displacement volume adjustable by means of operating means, via an inlet valve with a fuel inlet and via an exhaust valve with a The fuel outlets to be connected to the fuel inlets of the combustion engine are in communication and are each bounded by at least one displacement body.

  
Such an injector is known.

  
The object of the invention is to improve this injector in such a way that the yields of all fuel pumps are accurately matched to each other. This object is achieved in that the pump housings of the two fuel pumps are spaced apart in axial direction

  
and are fixedly connected to each other by means of connecting means, the two displacement bodies of the two fuel pumps are mutually coupled and are coupled by means of a coupling to at least one armature of at least one electromagnet and in that the operating means are arranged between the pump housings, which control the stroke of the limit displacement bodies. All stroke lengths are included with this injector

  
The surfaces influencing the displacement bodies are located close to each other, so that mutual differences in displacement volumes of the fuel pumps as a result of mounting errors and / or deformations of parts are negligible.

  
Preferably, the armature is pivotable between two alternately energized electromagnets arranged at the side of the pump housings.

  
The advantages of the invention are particularly great if the pump housings of at least four fuel pumps are arranged in pairs at a distance opposite each other in axial direction and two housing blocks consist of pump housings built against each other and common operating means are arranged between the housing blocks.

  
If the operating means consist of at least one or two wedges, the space occupied by the operating means between each pair of pump housings is small. If the wedges are not operated, they remain in the set position. On the other hand, the wedges can be adjusted with little force in the direction in which the pump stroke increases, because the coupling member then moves down the slope. This has the advantage that the acceleration of the combustion engine is already achieved with a low force of one by the pressure.

  
wedge adjustment feeler operated in the air intake manifold of the combustion engine, whereby the

  
The mixture drawn in by the combustion engine is fuel-rich.

  
In the known injector the displacement body consists of a rigid plunger rigidly coupled to the armature of the electromagnet. This injector requires precise assembly and very precise machining of various parts.

  
The object of the invention is to provide an easier to manufacture, properly functioning injector. To this end, the displacement body has a guide collar abutting the cylinder wall and a cup-shaped piston made of elastic material. It has been found that the cup-shaped piston of elastic material, regardless of a small inaccuracy in the arrangement of the pump housing with respect to the electromagnet with the driving armature, ensures an adequate seal against the cylinder wall. The wear resistance of the displacement body is high enough if the displacement body is made of plastic, preferably a superpolyamide. Wear of the displacement body is practically avoided if the displacement body is in

  
a hardened steel cylinder arranged in the pump housing.

  
The object of the invention is to simplify the construction of the known injector, in particular the fuel pumps thereof, and to simplify the assembly and maintenance work on this injector.

  
To this end, the injector according to the invention has been improved in that the valves are arranged in a separate valve housing which can be screwed into the pump housing and which communicates with the pump chamber.

  
The manufacture of this valve housing and the sealing of various mating surfaces is in accordance with a further development

  
of the invention, because the valve housing

  
consists of three pieces to be interconnected, namely an inlet piece, an outlet piece and an intermediate piece.

  
If the inlet and / or outlet valve consists of a plastic valve body and a metal valve spring support ring molded thereon, the relatively soft material of the valve body ensures a perfect seal between valve body and seat, while the steel backing ring prevents the valve spring penetrates the soft material of the valve body. This valve can be very small.

  
In the known injector the operating means regulate the amount of fuel in dependence on

  
the power to be supplied by the combustion engine. When

  
the combustion engine is decelerated, the amount of fuel pumped to the injector is small, because a fuel valve is then closed. Until this valve is completely closed, there is a period in which a small amount of fuel is still supplied to the injector. A small amount of fuel cannot be properly atomized, so that when the known injector is used

  
the combustion of the imperfect atomized fuel is incomplete and has a significant content of environmentally polluting components, such as CH compounds and / or Co,

  
in the exhaust fumes of the combustion engine.

  
The object of the invention is to avoid environmental pollutants in exhaust gases from the combustion engine and waste of fuel in a decelerating state of the combustion engine.

  
This object is achieved in that the operating means are provided with a switch for stopping the pump when a certain pressure in the inlet manifold is undershot. This injector will deliver soon after

  
reaching the decelerating state of the combustion engine no longer fuel at all. In this way, incomplete combustion during deceleration of the combustion engine is reliably prevented.

  
The invention also provides an internal combustion engine provided with an injector according to the invention.

  
Said and other features of the invention will be discussed in the following description with reference to

  
a drawing to be clarified.

  
In the drawing propose:
figure 1 is a partly broken away top view of a preferred embodiment of an injector according to the invention, figure 2 a cross-section along the line II-II of figure 1, with a schematic connection to a combustion engine, figure 3 a cross-section along the line III-III of figure 1, figure 4 an exploded drawing of a detail of figure 3, figure 5 on a larger scale an atomizer, figure 6 a schematic of an electronic circuit, figure 7 a top view of a magnetic plate with an ear, and figure 8 a schematic of the arrangement of various parts of an injector for a six-cylinder combustion engine.

  
Two pairs of electromagnets 2 are securely attached to a mounting plate 1 which forms the frame of the injector by means of bolts 6 and bushings 25 arranged around the bolts 6. Each of the electromagnets 2 comprises a core 10 built up from a stack of magnetic plates 23 and 24 and an excitation coil 14 around said core 10. The bolts 6 engage.

  
the magnetic plates 23 and 24. Each electromagnet 2 is contained in a block of plastic 36. Between each pair of alternately energized electromagnets 2, a plate-shaped armature 18 is pivotally arranged. Each armature 18 is pivotally attached by one end 4 to protruding ears 37 of magnetic plates 23 of

  
each of a pair of electromagnets 2 by means of an elastic coupling, consisting of a ring 38 of elastic material, for example a superpolyamide. Because the ring 38 engages in a recess with a clearance S of, for example, 0.2 mm,

  
the anchor 18 is slightly movable in its longitudinal direction. At the free end 5 each anchor 18 carries a cross-shaped coupling member 20 to which two displacement bodies 22 of two fuel pumps 32 are connected. The stroke of the displacing bodies is determined by adjustable operating means arranged on either side of the coupling members 20, consisting of two wedges 26 and 33. Each pump 32 comprises a pump chamber 29 with a fuel inlet 27 and a fuel discharge line 28, each leading to an injector 30 of a combustion engine 31. lead. The inlet valve 39 and the outlet valve 41 are arranged in a separate valve housing 43 to be screwed into the pump housing 42 and consisting of three pieces to be joined together, namely an inlet piece 44, an outlet piece 45 and an intermediate piece 46.

   The inlet piece 44, to be connected to a fuel feed pump 40, having an inlet seat 48, is threaded into the spacer 46 and has an annular groove 49 for a seal 50 for sealing against the pump housing 42. The spacer 46 has an outer annular groove 51 and two channels. 52, along which the space 53 of the valve housing 43 located between the inlet valve 39 and the outlet valve 41 communicates with the pump chamber 29. The intermediate piece 46 having an outlet seat 54 is screwed into the outlet piece 45

  
and has an additional ring groove 55 in which a seal 56 is received. The outlet piece 45 is screwed into the pump housing 42 with the interposition of a sealing ring 47. The inlet valve 39 and the outlet valve 41 each consist of a valve body
78 of polytetrafluoroethylene and a copper backing ring 57

  
for a valve spring 58.

  
A heavy duty press fit hardened steel cylinder 59 is pressed into each pump housing 42. Afterwards, the front surface 60 of the cylinder 59 and the pump housing 42 are ground flat. The pump housings 42 are coaxially opposed to each other in pairs

  
are by means of connection means at a distance t

  
lined up from each other. These connecting means consist of dowel pins 61 and bolts 62 rigidly connecting the pump housings 42 to the mounting plate 1. The front surfaces 60 are kept accurately parallel to one another with the dowel pins 61.

  
The displacement bodies 22 are each made of a plastic, preferably a superpolyamide, and each consists of a cup-shaped piston 63, a guide collar 64 abutting the pump chamber 29 and a threaded piece 65 which is screwed into a hard steel coupling member 20 with the interposition of glue. .

  
The injector of figure 1 has two cross-shaped coupling members 20, the displacement bodies 22 of each pair of fuel pumps 32 being mutually coupled by means of a coupling member 20. Each coupling member 20 is coupled to an anchor 18 by means of an elastic coupling 66. This elastic coupling 66 comprises a included in coupling member 20,

  
elastic ring 67 engaging about a pin 68 of the anchor 18, which is preferably made of a superpolyamide.

  
The displacement volume of each fuel pump 32 is determined by the stroke of the coupling member 20 which reciprocates between the wedges 26 and 33 with an arm 79. For the purpose of accurate adjustment of this stroke, both the coupling member 20 and the wedges 26 and 33 are made of hard steel, while these wedges abut the hard steel cylinders 59. In order to avoid excessive wear of these components, the relatively small total mass of the coupling member 20 and the two associated displacement bodies 22 is separated from the relatively large mass of the armature 18 by virtue of the use of the elastic coupling 66.

  
 <EMI ID = 2.1>

  
Two housing blocks 69 each consist of two pump housings 42 built against each other, between which wedges 26 and 33 are disposed, which act as common operating means for each of the pumps 32. The distance t and the coupling members 20 are small, so that inaccuracies in pump outputs due to deformation of coupling members and / or mounting errors are small.

  
A fourth arm 70 carries guide surfaces 71 which cooperate with the armature 18 to prevent the coupling member 20 from tilting.

  
Each atomizer 30 has a needle 7, a conical end 21 of which is pulled onto the seat 9 by a strong spring 8. This end 21 is pushed away from the seat 9 at a high pressure of fuel in a chamber 11 connected to the fuel line 28 and a chamber 19 communicating therewith via a perforated collar 12 against the action of spring 8 (see figure 5). .

  
Each electromagnet 2 is controlled by a circuit 17 schematically shown in Figure 6.

  
 <EMI ID = 3.1>

  
stable multivibrator. The resistor R. and the capacitor C determine the time constant. The collector output of the

  
 <EMI ID = 4.1>

  
transistor TR3 which acts as an amplifier for the through

  
 <EMI ID = 5.1>

  
and K2 a power supply 35 is connected, while the input K3 serves for supplying a control pulse, which can for example come from a pulse generator 34 which is coupled to the engine 31. The pulse generator 34 is coupled, for example, to the camshaft of the combustion engine.
31 and has a rotating contact 15 which alternately contacts one of the four contacts 16a, 16b, 16c and 16d to successively energize the electromagnets 2a, 2b, 2c and 2d, respectively. Any of these

  
 <EMI ID = 6.1>

  
of the circuit 17. In this way, in each cycle of the combustion engine 31, at the required time, an atomizer 30 injects the fuel required for each combustion cylinder. The order of the excitation of the electromagnets 2a-2d is chosen such that each of the wedges 26 and 33 is momentarily released from a coupling member 20 at each cycle, so that they are each adjustable with a small adjusting force.

  
Figure 2 shows that the wedge 26 is driven by a barrel-shaped piston 80 of a cylinder 73 connected to the air intake manifold 72 of the combustion engine 31. A return spring 74 engages via a spring cup <EMI ID = 7.1> to prevent the frictional resistance due to tilting the piston 80 slows the adjustment of the wedge 26.

  
An electrical switch 82 is attached to the cylinder 73, which switch passes through the spring cup 75 of the piston by means of a rod 83
80 is operated when the pressure in the intake manifold

  
72 falls below a certain pressure, which is, for example, approx

  
200 mmHg absolute. The spring tension of spring 74 and the switch position of the piston 80 shown in dotted lines in Figure 2 are selected accordingly. The determined pressure lies between the pressures of approximately 250 and 150 mmHg which arise in the inlet manifold 72 during no-load (idling) running or during deceleration, respectively. At the shift position of the piston 80, the wedge 26 is in the minimum position, with the pumps 32 delivering the minimum amount of fuel required for perfect atomization. The switch 82 is arranged between the battery 35 and the contact 15, so that when the switch 82 is switched off, no control pulses are generated. The other wedge 33 becomes independent of the wedge
26 is adjusted by a control element 77 under the influence of other factors, for example the atmospheric pressure or engine temperature.

  
Figure 8 shows the arrangement of three pairs of fuel pumps 32 with three coupling members 20, each driven by an armature 18 of a pair of electromagnets 2. A wedge 26 has a recess 81 for passage of the middle coupling member 20 and is driven by a piston 80. of a cylinder 73 set.


    

Claims (1)

C O N C L U S I E S C O N C L U S I E S 1. Injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste één brandstofinlaat van een verbrandingsmotor, waarbij An injector for delivering fuel to at least one fuel inlet of an internal combustion engine, wherein de pompkamer van ten minste één brandstofpomp een met bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume heeft, via een inlaatklep met een brandstoftoevoer en via een uitlaatklep met een op de brandstofinlaat van de verbrandingsmotor aan te sluiten brandstofafvoer in verbinding staat en begrensd is the pump chamber of at least one fuel pump has a displacement volume adjustable by means of operating means, communicates via an inlet valve with a fuel supply and via an exhaust valve with a fuel outlet to be connected to the fuel inlet of the combustion engine and is limited door ten minste één verdringingslichaam dat gekoppeld is met by at least one displacement body coupled to ten minste één anker van ten minste één elektromagneet en dat een slag heeft, die door ten minste één middels de bedieningsmiddelen verstelbare aanslag is begrensd, met een of meer van at least one armature of at least one electromagnet and which has a stroke, which is limited by at least one stop adjustable by means of the operating means, with one or more of de volgende kenmerken, the following features, a) dat het verdringingslichaam via een elastische koppeling met het anker is gekoppeld, b) dat een einde van het anker om een scharnier zwenkbaar is en het andere einde van het anker met het verdringingslichaam is gekoppeld middels de elastische koppeling omvattende een om een pen aangrijpende elastische ring, c) dat een einde van het anker om een scharnier zwenkbaar is en het andere einde van het anker met het verdringingslichaam is gekoppeld middels de elastische koppeling omvattende een om een pen aangrijpende ring die van een superpolyamide is vervaardigd, d) dat het anker zwenkbaar aan ten minste één magneetplaat van de elektromagneet is bevestigd, <EMI ID=8.1> a) that the displacement body is coupled to the anchor via an elastic coupling, b) that one end of the anchor is pivotable about a hinge and the other end of the anchor is coupled to the displacement body by means of the elastic coupling comprising a pin engaging elastic ring, c) that one end of the anchor is pivotable about a hinge and the other end of the anchor is coupled to the displacement body by means of the elastic coupling comprising a ring that engages around a pin and is made of a superpolyamide, d) that the armature is pivotally attached to at least one magnetic plate of the electromagnet, <EMI ID = 8.1> één magneetplaat van de elektromagneet is bevestigd, one magnetic plate of the electromagnet is attached, f) dat het anker zwenkbaar is tussen twee elektromagneten en aan ten minste één magneetplaat van elke elektromagneet is bevestigd, g) dat het anker middels een elastische koppeling aan de magneetplaat is bevestigd, f) that the armature is pivotable between two electromagnets and is attached to at least one magnetic plate of each electromagnet, g) that the armature is attached to the magnetic plate by means of an elastic coupling, h) dat het anker in zijn langsrichting ten opzichte h) that the anchor is in its longitudinal direction with respect to van de elektromagneet verplaatsbaar is, en of the electromagnet is movable, and i) dat elke elektromagneet aan een freem van de injekteur is bevestigd middels op de magneetplaten aangrijpende bouten. i) that each electromagnet is attached to a frame of the injector by means of bolts engaging the magnetic plates. 2. Injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste twee brandstofinlaten van een verbrandingsmotor, waarbij ten minste twee brandstofpompen elk een pompkamer met een middels bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume hebben, via een inlaatklep met een brandstofinlaat en via een uitlaatklep met een op de brandstofinlaten van de verbrandingsmotor aan te sluiten brandstofafvoer in verbinding staan en elk begrensd zijn door ten minste één verdringingslichaam, 2. Injector for delivering fuel to at least two fuel inlets of an internal combustion engine, at least two fuel pumps each having a pump chamber with a displacement volume adjustable by operating means, via an inlet valve with a fuel inlet and via an outlet valve with a on the fuel inlets of the combustion engine to be connected and each bounded by at least one displacement body, met het kenmerk, dat de pomphuizen van de beide brandstofpompen in axiale richting op een afstand van elkaar zijn opgesteld en middels verbindingsmiddelen vast met elkaar zijn verbonden, de beide verdringingslichamen van de beide brandstofpompen onderling zijn gekoppeld en middels een koppeling gekoppeld zijn met ten minste één anker van ten minste één elektromagneet en dat tussen de pomphuizen de bedieningsmiddelen zijn opgesteld, die de slag van de verdringings- <EMI ID=9.1> characterized in that the pump housings of the two fuel pumps are spaced apart in axial direction and are rigidly connected to each other by means of connecting means, the two displacement bodies of the two fuel pumps are mutually coupled and are coupled by means of a coupling to at least one anchor of at least one electromagnet and that between the pump housings the operating means are arranged, which control the displacement stroke <EMI ID = 9.1> 3. Injekteur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het anker zwenkbaar is tussen twee afwisselend bekrachtigde, ter zijde van de pomphuizen opgestelde elektromagneten. 3. Injector according to claim 2, characterized in that the armature is pivotable between two alternately energized electromagnets arranged at the side of the pump housings. 4. Injekteur volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de pomphuizen van ten minste vier brandstofpompen paarsgewijze in axiale richting op een afstand tegenover elkaar zijn opgesteld en dat twee huizenblokken uit tegen elkaar aangebouwde pomphuizen bestaan en dat tussen de huizenblokken gemeenschappelijke bedieningsmiddelen zijn aangebracht. An injector according to claim 2 or 3, characterized in that the pump housings of at least four fuel pumps are arranged in pairs in axial direction at a distance opposite each other and that two housing blocks consist of pump housings built against each other and that common operating means are between the housing blocks. applied. 5. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen uit ten minste één wig en bij voorkeur uit twee wiggen bestaan. An injector according to any one of the preceding claims, characterized in that the operating means consist of at least one wedge and preferably two wedges. 6. Injekteur volgens een van de conclusies 2-4, Injector according to any one of claims 2-4, met het kenmerk,dat de verdringingslichamen van elk paar brandstofpompen aan elkaar zijn gekoppeld middels een koppelorgaan, waarvan een derde arm met de bedieningsmiddelen samenwerkt. characterized in that the displacement bodies of each pair of fuel pumps are coupled to each other by means of a coupling member, a third arm of which cooperates with the operating means. 7. Injekteur volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een vierde arm van het koppelorgaan geleidingsvlakken draagt, die met het anker samenwerken. An injector according to claim 6, characterized in that a fourth arm of the coupling member bears guide surfaces which cooperate with the anchor. 8. Injekteur volgens een van de conclusies 2-7, Injector according to any one of claims 2-7, met het kenmerk, dat de naar elkaar toegekeerde vlakken van tegenover elkaar opgestelde pomphuizen nauwkeurig evenwijdig zijn. characterized in that the facing surfaces of opposing pump housings are precisely parallel. 9. Injekteur volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de naar elkaar toegekeerde vlakken geslepen zijn. Injector according to claim 8, characterized in that the facing surfaces are ground. 10. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen worden aangedreven door een tonvormige zuiger van een op het luchtinlaatspruitstuk van een verbrandingsmotor aan te sluiten cilinder, welke zuiger bij voorkeur via een centrale kogel onder invloed van een terugstelveer staat. An injector according to any one of the preceding claims, characterized in that the operating means are driven by a barrel-shaped piston of a cylinder to be connected to the air intake manifold of a combustion engine, which piston is preferably under the influence of a return spring via a central ball. . 11. Injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste één brandstofinlaat van een verbrandingsmotor,waarbij de pompkamer van ten minste één brandstofpomp een met bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume heeft, via een inlaatklep met een brandstoftoevoer en via een uitlaatklep 11. Injector for delivering fuel to at least one fuel inlet of an internal combustion engine, the pump chamber of at least one fuel pump having a displacement volume adjustable with operating means, via an inlet valve with a fuel supply and via an exhaust valve met een op de brandstofinlaat van de verbrandingsmotor aan te sluiten brandstofafvoer in verbinding staat en begrensd is door ten minste één verdringingslichaam dat gekoppeld is met communicates with a fuel outlet to be connected to the fuel inlet of the combustion engine and is bounded by at least one displacement body which is coupled to <EMI ID=10.1> <EMI ID = 10.1> een slag heeft, die door ten minste één middels de bedieningsmiddelen verstelbare aanslag is begrensd, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam een tegen de cilinderwand aanliggende geleidingskraag en een komvormige zuiger van elastisch materiaal heeft. has a stroke which is limited by at least one stop adjustable by means of the operating means, characterized in that the displacement body has a guide collar abutting the cylinder wall and a cup-shaped piston of elastic material. 12. Injekteur volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam van kunststof, bij voorkeur een superpolyamide is vervaardigd. Injector according to Claim 11, characterized in that the displacement body is made of plastic, preferably a superpolyamide. 13. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam in een in het pomphuis opgestelde, gehard stalen cilinder is aangebracht. Injector according to one of the preceding claims, characterized in that the displacement body is arranged in a hardened steel cylinder arranged in the pump housing. 14. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam een zuiger van kunststof heeft, die met een schroefstuk en/of lijm An injector according to any one of the preceding claims, characterized in that the displacement body has a piston made of plastic, which is fitted with a screw and / or adhesive. in een stalen koppelorgaan is bevestigd. is mounted in a steel coupling member. 15. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam bevestigd is aan een koppelorgaan dat middels een eerste scharnier scharnierend is verbonden met een anker van ten minste één elektromagneet, welk anker om een tweede scharnier ten opzichte van de elektromagneet zwenkbaar en ten opzichte van ten minste An injector according to any one of the preceding claims, characterized in that the displacement body is attached to a coupling member which is hingedly connected by means of a first hinge to an armature of at least one electromagnet, which armature around a second hinge relative to the electromagnet. pivotable and with respect to at least één van de beide scharnieren radiaal verplaatsbaar is. one of the two hinges is radially movable. 16. Injekteur volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat ten minste één van de beide scharnieren een ring van elastisch materiaal omvat. An injector according to claim 15, characterized in that at least one of the two hinges comprises a ring of elastic material. 17. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het pomphuis van elke brandstofpomp een gehard stalen cilinder heeft. An injector according to any one of the preceding claims, characterized in that the pump housing of each fuel pump has a hardened steel cylinder. 18. Injekteur volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de gehard stalen cilinder een aanslag voor de bedieningsmiddelen vormt. 18. Injector as claimed in claim 17, characterized in that the hardened steel cylinder forms a stop for the operating means. 19. Injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste één brandstofinlaat van een verbrandingsmotor, waarbij de pompkamer van ten minste één brandstofpomp een met bedieningsmiddelen instelbaar verdringingsvolume heeft, via een inlaatklep met een brandstoftoevoer en via een uitlaatklep 19. Injector for delivering fuel to at least one fuel inlet of an internal combustion engine, the pump chamber of at least one fuel pump having a displacement volume adjustable with operating means, via an inlet valve with a fuel supply and via an exhaust valve met een op de brandstofinlaat van de verbrandingsmotor aan te sluiten brandstofafvoer in verbinding staat en begrensd is door ten minste één verdringingslichaam, met het kenmerk, communicates with a fuel outlet to be connected to the fuel inlet of the combustion engine and is bounded by at least one displacement body, characterized, dat de kleppen zijn aangebracht in een in het pomphuis te schroeven, afzonderlijk kleppenhuis dat met de pompkamer in verbinding staat. that the valves are mounted in a separate valve housing that can be screwed into the pump housing and communicates with the pump chamber. 20. Injekteur volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het kleppenhuis uit drie onderling te verbinden stukken bestaat, namelijk een inlaatstuk, een uitlaatstuk en een tussenstuk. 20. Injector according to claim 19, characterized in that the valve housing consists of three pieces to be interconnected, namely an inlet piece, an outlet piece and an intermediate piece. 21. Injekteur volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stukken in elkaar zijn geschroefd. 21. Injector according to claim 20, characterized in that the pieces are screwed together. 22. Injekteur volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat het uitlaatstuk in het pomphuis is geschroefd. An injector according to claim 20 or 21, characterized in that the outlet piece is screwed into the pump housing. 23. Injekteur volgens conclusie 20, 21 of 22, met het kenmerk, dat het een uitlaatzitting vertonende tussenstuk in het uitlaatstuk is geschroefd en aan zijn omtrek een elastische afdichtring heeft. 23. Injector according to claim 20, 21 or 22, characterized in that the intermediate piece having an outlet seat is screwed into the outlet piece and has an elastic sealing ring on its periphery. 24. Injekteur volgens conclusie 20, 21, 22 of 23, met het kenmerk, dat het een inlaatzitting vertonende inlaatstuk in het tussenstuk is geschroefd en aan zijn omtrek een elastische afdichtring heeft. Injector according to claim 20, 21, 22 or 23, characterized in that the inlet piece having an inlet seat is screwed into the intermediate piece and has an elastic sealing ring on its periphery. 25. Injekteur volgens een van de conclusies 20-24, met het kenmerk, dat het tussenstuk een met de pompkamer in verbinding staande uitwendige ringgroef heeft, die via ten minste één kanaal met de tussen de inlaatklep en de uitlaatklep gelegen ruimte van het kleppenhuis communiceert. Injector according to any one of claims 20-24, characterized in that the intermediate piece has an external annular groove communicating with the pump chamber, which groove communicates via at least one channel with the space of the valve housing located between the inlet valve and the outlet valve. . 26. Injekteur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inlaat- en/of de uitlaatklep bestaat uit een kleplichaam van kunststof en een daaraan gevormde metalen steunring voor de klepveer. Injector according to one of the preceding claims, characterized in that the inlet and / or outlet valve consists of a valve body made of plastic and a metal support ring for the valve spring formed thereon. 27. Injekteur voor het afgeven van brandstof aan ten minste één verstuiver van een verbrandingsmotor, omvattende ten minste één op de verstuiver aangesloten pomp en van de druk in het inlaatspruitstuk van de verbrandingsmotor afhankelijke bedieningsmiddelen voor het regelen van de door de verstuiver te verstuiven hoeveelheid brandstof, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen voorzien zijn van een elektrische schakelaar voor het stopzetten van de elektrisch aangedreven pomp bij onderschrijding van een bepaalde druk 27. Injector for supplying fuel to at least one injector of an internal combustion engine, comprising at least one pump connected to the injector and operating means dependent on the pressure in the intake manifold of the internal combustion engine for controlling the amount of fuel to be atomized by the injector , characterized in that the operating means are provided with an electric switch for stopping the electrically driven pump when a certain pressure is fallen below. in het inlaatspruitstuk. in the intake manifold. 28. Injekteur volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het verdringingslichaam van de pomp is gekoppeld met ten minste één anker van ten minste één elektromagneet. 28. Injector according to claim 27, characterized in that the displacement body of the pump is coupled to at least one armature of at least one electromagnet. 29. Injekteur volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat in de minimum stand van de bedieningsmiddelen de voor een perfekte verstuiving minimale hoeveelheid brandstof wordt afgegeven. 29. Injector according to claim 27 or 28, characterized in that in the minimum position of the operating means the minimum amount of fuel for perfect atomization is dispensed. 30. Verbrandingsmotor, voorzien van een injekteur volgens een van de voorgaande conclusies. Internal combustion engine, provided with an injector according to any one of the preceding claims.
BE150495A 1973-11-16 1974-11-14 INJECTOR BE822185A (en)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NLAANVRAGE7315769,A NL174487C (en) 1973-11-16 1973-11-16 ELECTROMAGNETIC FUEL INJECTION PUMP.
NL7315770A NL7315770A (en) 1973-11-16 1973-11-16 INJECTOR.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE822185A true BE822185A (en) 1975-05-14

Family

ID=26644933

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE150495A BE822185A (en) 1973-11-16 1974-11-14 INJECTOR

Country Status (5)

Country Link
BE (1) BE822185A (en)
BR (1) BR7409597A (en)
ES (1) ES432022A1 (en)
IT (1) IT1024804B (en)
SE (2) SE419570B (en)

Also Published As

Publication number Publication date
AU7538574A (en) 1976-05-20
BR7409597A (en) 1976-05-25
SE7414325L (en) 1975-05-20
ES432022A1 (en) 1977-03-01
SE8001601L (en) 1980-02-29
SE421557B (en) 1982-01-04
SE419570B (en) 1981-08-10
IT1024804B (en) 1978-07-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA1116962A (en) Electronically controlled, solenoid operated fuel injection system
US4449507A (en) Dual pressure metering for distributor pumps
JPH0745857B2 (en) Metering valve for metering liquid or gas
US4401082A (en) Fuel injection pump for internal combustion engines
US3943892A (en) Injector
US4426977A (en) Dual solenoid distributor pump system
US20080295805A1 (en) High Pressure Fuel Injector
JPH03264761A (en) Fuel injection pump for use in self-ignition internal-combustion engine
BE822185A (en) INJECTOR
US4080949A (en) Combustion engine and injector for a combustion engine
US4345563A (en) Fuel injection pump for internal combustion engines
US4940036A (en) Fuel injection pump
US4164920A (en) Device for supplying fuel to a combustion engine and method of manufacturing said device
US3994272A (en) Injector
US4044745A (en) Injector pump
US4149505A (en) Injector for giving off fuel to combustion engine
US4266523A (en) Electromagnetically actuated pumps
NL7810629A (en) DEVICE FOR DELIVERING FUEL TO A COMBUSTION ENGINE.
JPS5815619B2 (en) Nenriyou Funshiya Sochi
NL8400980A (en) I.C. engine fuel injector pump - has three part delivery valve whose sections screw into a special housing
US4210116A (en) Electromagnetically actuated pumps
NL8400977A (en) I.C. engine fuel injector pump - has three part delivery valve whose sections screw into a special housing
NL8400981A (en) I.C. engine fuel injector pump - has three part delivery valve whose sections screw into a special housing
JPH0220460Y2 (en)
JPS62129540A (en) Fuel injection device for diesel engine

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: TUBANTOR B.V.

Effective date: 19861130