<Desc/Clms Page number 1>
PALEN .
De uitvinding heeft betrekking op palen.
De uitvinding heeft tot doel enkele typen van palen, in het bij- zonder voor ophanging van luchtlijnen voor trams of trolleybussen en voor de bevestigingen van lichtbronnen voor straatverlichting, te verwezenlijken.
In de eerste plaats heeft de uitvinding betrekking op palen uit dubbele T-profielen waarvan de verschillende elementen, ten opzichte van el- kaar, doorsneden vertonen van verminderende afmetingen.
De verbinding van de verschillende onderdelen van dergelijke pa- len biedt moeilijkheden onder meer doordat, bij lassing, dergelijke verbindin- gen inwendig en uitwendig moeten gebeuren, wat met gesloten profielen onuit- voerbaar is. Met dubbele T-profielen worden analoge moeilijkheden ondervon- den.
Om deze nadelen te verhelpen, wordt volgens de uitvinding de-ver- binding van deze elementen uitgevoerd door middel van een tussenstuk, dat tus- sen de naar elkaar gekeerde uiteinden van de elementen geplaatst wordt, haaks op de hartlijn van deze laatsten en er door lassing aan bevestigd is.
Volgens een andere verwezenlijkingsvorm en wanneer gewerkt wordt met gesloten profielen, wordt een element van geringere breedte aan een ele- ment van grotere breedte bevestigd door middel van een tussenstuk dat eerst rond het uiteinde van het element met geringere breedte en nadien op de rand van het element met grotere breedte wordt bevestigd.
De uitvinding heeft nog betrekking op, palen uit dubbele T-pro- fielen waaraan, door middel van een arm, een lichtbron kan bevestigd worden..
Het doel van de uitvinding is een paal voor te schrijven waarvan de hangarm voor de lichtbron zó geplaatst is ten opzichte van de maximale weer- standsas, dat de gecombineerde uitwerkingen van wring- en buigkrachten tot een minimum herleid worden.
<Desc/Clms Page number 2>
Te dien einde wordt bedoelde arm met zijn hartlijn in het ver- lengde van de maximum weerstandsas van de paal aangebracht.
De uitvinding heeft verder betrekking op palen waaraan een licht- bron, in een lichtbak, door middel van een hangarm bevestigd is.
Bij de verlichting van open ruimten zoals werven of meer nog van los- of laadplaatsen, moet de te verlichten oppervlakte, naargelang tij- delijke behoeften, min of meer uitgebreid kunnen worden. Het is dus wense- lijk over lichtbronnen te kunnen beschikken waarvan de draagwijdte regel- baar is.
Te dien einde zijn middelen voorzien om de hoek, gevormd door de lichtbak met de paal., naar believe tussen zekere grenzen te doen varië- ren.
Volgens een voordelige verwezenlijkingsvorm worden hogerbedoel- de middelen gevormd door een hefboom waaraan twee stangen bevestigd zijn die met een verbindingsstuk en een deel van hogerbedoelde hefboom een vervorm- baar parallelogram vormen, terwijl in de scharnierpunten van hogerbedoelde stangen met het verbindingsstuk scharnierende staafjes aangebracht zijn die op de lichtbak met lichtbron inwerken.
Ten slotte heeft de uitvinding nog betrekking op palen,van gro- te weerstand voor laterale wegverlichting en analoge doeleinden.
Deze laatste uitvinding heeft tot doel palen te'verwezenlijken met vergrootte weerstand tegen doorbuigen en wringen, waarbij hangarmen van grote afmetingen zonder bezwaar kunnen gebruikt worden voor het bevesti- gen van de lichtbron.
Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van palen volgens de uitvinding. Deze be- schrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet.
De referentietekens hebben betrekking op de hieraantoegevoegde figuren.
Figuur 1 is een zicht half in vooraanzicht, half in doorsnede van een paal in gesloten profiel volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een analoog zicht op een zelfde paal met gewijzigd verbindingsstuk.
Figuur 3 is een doorsnede door het vlak III-III uit figuur 1.
Figuur 4 is een doorsnede door een paal uit gesloten profiel gevormd door het aaneenlassen van vier platijzers.
Figuur 5 is een zicht half in vooraanzicht, half in doorsnede van een paal in open profiel volgens de uitvinding.
Figuur 6 is een doorsnede door het vlak VI-VI uit figuur 5.
Figuur 7 tot 10 vertonen schematisch de twee verschillende ma- nieren hoe lichtbronnen aan de palen moeten worden opgehangen, volgens de uitvinding in verband met de wringing tot het verkrijgen van de kleinste schommeling der lichtbron.
Figuur 11 vertoont een paal met verstelbare lichtbron.
Figuur 12 is een variante van de paal met verstelbare licht- bron uit figuur 11.
,Figuur 13 vertoont een paal uit gesloten profiel,.
Figuur 14 is een doorsnede door het vlak XIV-XIV uit figuur 13, maar op een andere schaal.
Figuur 15 vertoont een variante van de paal uit gesloten pro- fiel.
Figuur 16 vertoont, in doorsnede, een paal uit gesloten pro- fiel volgens een variante.
<Desc/Clms Page number 3>
De palen door figuren 1, 2, 3 en 4 voorgesteld vertonen hoek- ijzers 1 en 2 die door een las 3 met elkaar verbonden werden om een geslo- ten profiel te vormen.. Hiervoor kunnen ook vier platijzers 36, zoals blijkt uit figuur 4, of twee U-ijzers 37 (zie figuur 16) gebruikt worden. Het op die wijze bekomen element 5, van kleinere afmetingen, wordt met het volgen- de element 6 verbonden door een driedubbele las 7, 8, 9, door middel van een tussenstuk 10. Dit tussenstuk wordt eerst aan het element 5 bevestigd door de lassen 7 en 8, waarna de las 9 aangebracht wordt, ter verbinding met het element 6. De verbinding tussen het element 6 en het volgende ele- ment, van grotere afmetingen, gebeurt op een analoge wijze door een tussen- stuk, waarvan de afmetingen aangepast zijn aan de afmetingen van het element 6.
Een gelijkaardige constructie wordt toegepast in de palen met afnemende doorsnede in open profiel volgens figuren 5 en 6, met dit ver- schil, dat de verschillende elementen uit deze palen gevormd worden door dubbele T-profielen 11 en 12,terwijl het tussenstuk 13 hier gevormd wordt door een plaat, die niet rond de profielen is aangebracht maar tussen de elementen 11 en 12 gelast wordt.
In figuren 7 tot 10 worden enkele palen in doorsnede aangege- ven, terwijl de hartlijn 16 van de hangarm van de lichtbron 17 door een puntstreeplijn aangeduid werd.
Deze palen 15, uit dubbele T-profielen, werden tot hiertoe met hun maximale weerstandsas haaks op.de as van de hangarmgeplaatst, zo- als door figuur 8 weergegeven. Om het horizontaal schommelen van de licht- bron 17 te beperken wordt echter aan de opstelling volgens figuur 7 de voorkeur gegeven.. Inderdaad volgt bedoelde schommeling van de lichtbron uit een vervorming van de paal ten gevolge van de wringing en deformatie inge- volge het buigen. Hierbij beïnvloedt de wringkracht de opstelling van de paal niet, maar de doorbuiging ingevolge windstoten is groter volgens de minimum weerstandsas dan volgens de andere.
De opstelling volgens figuur 7 is te verkiezen boven deze volgens figuur 8, wanneer de lichtbronnen geen te grote afmetingen vertonen, zoals dit het geval is bij fluorescerende lampen. In dit laatste geval zullen de masten bij voorkeur opgesteld wor- den volgens figuur 9 en niet volgens figuur 10. Indien de schommelingen bij dergelijke masten toch te groot moesten worden., zal de voorkeur gege- ven worden aan de palen die verder zullen beschreven worden.
De palen uit figuren 11 en 12 worden voorzien van verstelba- re lichtbronnen ingebouwd in lichtbakken 18, scharnierend in 19 aan de arm 20 bevestigd. In het geval door figuur 11 voorgesteld, is een handvat of hefboom 21 voorzien waarop de stangen 22 en 23 scharnierend zijn bevestigd; een verbindingsstuk 24 scharniert in 25, waar het met de paal 26 is verbon- den,en vormt met de stangen 22 en 23 en het deel van dit handvat 21, dat er tussen is gevat, een vervormbaar parallelogram. De beide uiteinden van het verbindingsstuk 24 bewegen de staafjes 27 en 28 die op hun beurt met de lichtbak 18 in verbinding staan en de instelhoek van deze laatste bepa- len.
Een op de figuren niet voorgestelde vergrendeling kan het handvat 21 in een bepaalde stand houden=
De variantedoor figuur 12 voorgesteld bevat geen regelhefboom maar een stang of geleidstuk 29 waarover een beugelvormig sluitstuk 30 kan schuiven;, sluitstuk dat door de stang 31, waaraan de lichtbak 18 is beves- tigd, gedragen wordto Deze laatste scharniert in 19 met een vinger 32, die enerzijds rond de scharnieras grijpt en anderzijds op de stang 31 is beves- tigd.
De regeling van de hoek wordt bekomen'door het los- of aan- schroeven van een bout, die de beugel van het sluitstuk min of meer op het geleidstuk geklemd kan houden.
De figuren 13. 14, 15 en 16 vertonen ten slotte palen uit ge- sloten profielen, bekomen door het aaneenbrengen van twee hoekijzers 33 en 34 door een las 35, door lassing van vier platijzers 36 of nog door de
<Desc/Clms Page number 4>
verbinding van twee U-ijzers 37. Deze palen bieden zeer grote weerstand, zowel ten opzichte van de wringing als van de doorbuiging. Zij worden bij voorkeur gebruikt voor het bevestigen van lichtbakken van grote afmetingen, bij voorbeeld voor bakken van de aard van degene die gebruikt worden voor fluorescerende lampen of ook nog wanneer de schommeling van de paal de 2% van de hoogte-vanaf de lichtbron overtreft.
Men begrijpe dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat menige verandering eraan kan aangebracht worden onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, het aantal en de ligging der onderdelen die in haar verwezenlijking voorkomen, zonder bui- ten het raam van deze octrooiaanvrage te vallen.
EISEN.
1. Palen uit dubbele T-profielen waarvan de verschillende elementen, ten opzichte van elkaar, doorsneden vertonen van verminderende afmetingen, met het kenmerk, dat de verbinding van deze elementen wordt uitgevoerd door middel van een tussenstuk, dat tussen de naar elkaar ge- keerde uiteinden van de elementen geplaatst wordt,haaks op de hartlijn van deze laatsten en er door lassing aan bevestigd is.
2. Palen volgens vorige eis, met het kenmerk dat de breedte van hogervernoemd tussenstuk minstens zo groot is als deze van het ele- ment van grootste afmeting waaraan het verbonden is.
3. Palen uit gesloten profielen, gevormd onder meer door ele- menten van afnemende breedte, met het kenmerk dat een element van geringe- re breedte aan een element van grotere breedte bevestigd wordt door mid- del van een tussenstuk, dat eerst rond het uiteinde van het element met geringere breedte en nadien op de rand van het element met grotere breed- te wordt bevestigd.
4. Palen uit dubbele T-profielen waaraan, door middel van een arm, een lichtbron kan bevestigd worden, met het kenmerk dat bedoelde arm met zijn hartlijn in het verlengde van de maximum weerstandskas van de paal wordt aangebracht.
5. Palen waaraan een lichtbron, in een lichtbak, door middel van een hangarm bevestigd is, met het kenmerk dat middelen voorzien zijn om de hoek, gevormd door de lichtbak met de paal, naar believe tussen zekere grenzen te doen variëren.
6. Palen volgens vorige eis, met het kenmerk, dat hogerbe- doelde middelen gevormd worden door een hefboom waaraan twee stangen be- vestigd zijn, die met een verbindingsstuk en een deel van hogerbedoelde hefboom een vervormbaar parallelogram vormen, terwijl in de scharnierpun- ten van hogerbedoelde stangen met het verbindingsstuk scharnierende staaf- jes aangebracht zijn, die op de lichtbak met lichtbron inwerken.
7. Palen volgens eis 5, met het kenmerk dat hogerbedoelde middelen gevormd worden door een aan een hangarm scharnierend bevestig- de lichtbak, terwijl de lichtbak zelf van een kleminrichting en de hangarm van een geleidstuk, waarover deze inrichting kan verplaatst worden, voor- zien zijn.
8. Palen van grote weerstand voor laterale wegverlichting en analoge doeleinden, met het kenmerk dat zij gevormd worden door hoekijzers, die met hun beide langse randen aan elkaar gelast werden.
9. Palen van grote weerstand, met het kenmerk dat zij gevormd worden door platijzers door lassing van hun overlangse randen aan elkaar verbonden. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.