BE1029489A1 - Een terrasoverkapping - Google Patents

Een terrasoverkapping Download PDF

Info

Publication number
BE1029489A1
BE1029489A1 BE20215460A BE202105460A BE1029489A1 BE 1029489 A1 BE1029489 A1 BE 1029489A1 BE 20215460 A BE20215460 A BE 20215460A BE 202105460 A BE202105460 A BE 202105460A BE 1029489 A1 BE1029489 A1 BE 1029489A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
headboard
corner element
terrace covering
girder
covering
Prior art date
Application number
BE20215460A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029489B1 (nl
Inventor
Kristof Lemiegre
Rycke Thomas De
Meulemeester Lennart De
Pieter Brabant
Original Assignee
Renson Sunprotection Screens
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprotection Screens filed Critical Renson Sunprotection Screens
Priority to BE20215460A priority Critical patent/BE1029489B1/nl
Priority to CA3221526A priority patent/CA3221526A1/en
Priority to US18/567,538 priority patent/US20240141670A1/en
Priority to PCT/IB2022/055103 priority patent/WO2022259088A1/en
Priority to EP22729819.7A priority patent/EP4352319A1/en
Priority to AU2022290651A priority patent/AU2022290651A1/en
Publication of BE1029489A1 publication Critical patent/BE1029489A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029489B1 publication Critical patent/BE1029489B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B7/00Roofs; Roof construction with regard to insulation
    • E04B7/16Roof structures with movable roof parts
    • E04B7/163Roof structures with movable roof parts characterised by a pivoting movement of the movable roof parts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • E04C3/04Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal
    • E04C3/06Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal with substantially solid, i.e. unapertured, web
    • E04C3/07Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal with substantially solid, i.e. unapertured, web at least partly of bent or otherwise deformed strip- or sheet-like material
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/04Roof drainage; Drainage fittings in flat roofs, balconies or the like
    • E04D13/064Gutters
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/08Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae
    • E04F10/10Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae collapsible or extensible; metallic Florentine blinds; awnings with movable parts such as louvres
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H6/00Buildings for parking cars, rolling-stock, aircraft, vessels or like vehicles, e.g. garages
    • E04H6/02Small garages, e.g. for one or two cars
    • E04H6/025Small garages, e.g. for one or two cars in the form of an overhead canopy, e.g. carports

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Building Awnings And Sunshades (AREA)
  • Medicines That Contain Protein Lipid Enzymes And Other Medicines (AREA)
  • Pharmaceuticals Containing Other Organic And Inorganic Compounds (AREA)

Abstract

De uitvinding voorziet in een terrasoverkapping omvattende een steunpilaar (70) die zich uitstrekt in een nagenoeg verticale richting; een eerste en een tweede ligger (3, 4) die zich elk uitstrekken in een hoofdzakelijk horizontale richting, waarbij elke ligger aan ten minste één uiteinde voorzien is van een kopschot; en een hoekelement (43) dat gepositioneerd is tussen en vast verbonden is met de steunpilaar en de liggers en voorzien is van een eerste en een tweede wanddeel. Het kopschot van de eerste ligger is bevestigd tegen het eerste wanddeel van het hoekelement en het kopschot van de tweede ligger is bevestigd tegen het tweede wanddeel van het hoekelement. Onderling samenwerkende uitlijnmiddelen zijn voorzien tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot, welke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van een ligger ten opzichte van de steunpilaar.

Description

Een terrasoverkapping Technisch vakgebied De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een terrasoverkapping. Stand der techniek Terrasoverkappingen worden doorgaans opgesteld om een buiten gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken. Zo worden dergelijke scherminrichtingen vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc.
om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist om tijdelijk zonnestralen binnen te laten. Deze terrasoverkappingen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd onder de vorm van een luifel, een pergola, een veranda, een carport, een paviljoen, enz.
Een dergelijke terrasoverkapping omvat typisch een dakkader dat minstens gedeeltelijk ondersteund is door kolommen. Uitzonderlijk kan het dakkader ook ondersteund zijn door een andere dakconstructie. Het dakkader is algemeen opgebouwd uit meerdere liggers die samengesteld zijn tot één of meerdere kaders waarin een dakinvulling kan worden bevestigd. De liggers zelf zijn vaak een samenstelling van meerdere individuele profielen. Een dergelijk dakkader is typisch ondersteund door vier (of meer) kolommen waartussen een wandinvulling kan worden voorzien. Eveneens kunnen er minder kolommen worden gebruikt in geval het dakkader ondersteund wordt door andere structuren, zoals een muur van een reeds bestaande structuur.
De dakinvulling kan vast of verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een openschuifbaar dak. De dakinvulling van een openschuifbaar dak kan bijvoorbeeld bestaan uit een oprolbaar doek of scherm, lamellen die rond hun as roteren, of van segmenten die over elkaar heen kunnen schuiven. De segmenten kunnen panelen zijn die deels gemaakt zijn van (gelaagd)
glas of kunststof, zoals PC of PMMA. Afhankelijk van de materiaalkeuze kan de lichtdoorlatendheid en robuustheid van het dak afgestemd worden naar de gewenste toepassing. De wandinvulling kan eveneens vast of verplaatsbaar zijn. Voorbeelden zijn een oprolbaar doek of scherm of beweegbare, i.e. verschuifbare of vouwbare, panelen.
Tevens werden er reeds verschillende soorten kolommen ontwikkeld die naast hun algemene ondersteuningsfunctie ook andere functies omvatten. Zo kunnen de kolommen aangepast zijn om tevens toevoerleidingen naar elektrische apparatuur te voorzien en/of afvoerbuizen voor afvoer van neerslag te omvatten en/of geleidingsprofielen voor een scherm te omvatten. Bij voorkeur dient de kolom alle hierboven beschreven functies te kunnen omvatten en daarbij tevens naar buiten toe zo esthetisch mogelijk te zijn afgewerkt.
BE 2014/0015 openbaart een terrasoverkapping opgebouwd uit kolommen en liggers. In het bijzonder omvat de terrasoverkapping een steunpilaar voorzien van een holte voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak en ten minste twee liggers die elk voorzien zijn van een inwendige goot voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger. Voor de verbinding van de liggers aan de steunpilaar wordt gebruik gemaakt van kopschotten. In het bijzonder is er per ligger een kopschot voorzien dat de verbinding vormt tussen elke ligger en de steunpilaar. Concreet omvat het integraal gevormde kopschot een bovenste deel dat door middel van schroeven wordt vastgezet op een kops uiteinde van de ligger, in het bijzonder door de schroeven vast te schroeven in daartoe voorziene schroefkanalen in de liggers. Vanuit het bovenste deel strekt zich neerwaarts een stift uit die aangebracht is in de holte van de steunpilaar.
Echter is gebleken dat de terrasoverkapping geopenbaard in BE 2014/0015 in bepaalde weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij een overmaat van wind en/of neerslag, kan bezwijken onder de hoge lasten.
In het kader van een dergelijke probleemstelling heeft de huidige aanvrager reeds een Belgische octrooiaanvraag ingediend onder nummer BE 2020/5265 en een internationale octrooiaanvraag onder nummer PCT/B2021/053273. Op de datum van indiening van de huidige octrooiaanvraag waren BE 2020/5265 en PCT/IB2021/053273 nog niet gepubliceerd.
Deze octrooiaanvragen openbaren het gebruik van een hoekstuk voor het verbinden van de liggers met de steunpilaar. Meer specifiek openbaren deze octrooiaanvragen een terrasoverkapping omvattende een steunpilaar die zich uitstrekt in een nagenoeg verticale richting; een eerste en een tweede ligger die zich elk uitstrekken in een hoofdzakelijk horizontale richting, waarbij elke ligger aan ten minste één uiteinde voorzien is van een kopschot; en een hoekelement dat gepositioneerd is tussen en vast verbonden is met de steunpilaar en de liggers en voorzien is van een eerste en een tweede wanddeel, waarbij het kopschot van de eerste ligger bevestigd is tegen het eerste wanddeel van het hoekelement en waarbij het kopschot van de tweede ligger bevestigd is tegen het tweede wanddeel van het hoekelement. Het hoekelement is tevens voorzien van een veelheid aan steunbenen die zich onder de wanddelen bevinden en zich naar de steunpilaar uitstrekken en daaraan vast bevestigd zijn. De steunbenen bieden de nodige ruimte om een waterafvoer van de liggers naar de steunpilaar te integreren in de terrasoverkapping. Voor de specifieke verbinding tussen de kopschotten en het hoekelement wordt gebruik gemaakt van bouten en daartoe voorziene boutopeningen.
EP 3 587 697 A1 openbaart een terrasoverkapping opgebouwd uit kolommen en liggers. In het bijzonder omvat de terrasoverkapping een steunpilaar voorzien van een holte voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak en ten minste twee liggers die elk voorzien zijn van een goot voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger. Voor de verbinding van de liggers aan de steunpilaar wordt gebruik gemaakt van kopschotten. In het bijzonder is er per ligger een kopschot voorzien dat het kopse eindvlak van de voorbalk vormt. Daarnaast is een L-vormig hoekstuk voorzien dat dient als hoekverbinding tussen een kolom en de liggers, waarbij het hoekstuk vast bevestigd is op de kopschotten en op het bovenvlak van de steunpilaar.
Een nadeel aan het bekende L-vormig hoekstuk is de complexe vormgeving nodig voor de nodige functionaliteit. Er dienen vooreerst meerdere openingen te worden aangebracht in het hoekstuk (enerzijds voor de waterafvoer en anderzijds voor kabels). Daarnaast is er ook een opstaande wand nodig op het ondervlak voor watergeleiding. Een verder nadeel aan het bekende L-vormig hoekstuk is dat dit slechts geschikt is voor het verbinden van twee hoekvormende liggers met een steunpilaar. Echter zijn er ook verbindingspunten mogelijk in een terrasoverkapping waar meer dan twee liggers samenkomen (bv. T-verbinding met drie liggers of een kruisverbinding met vier liggers) of waar twee liggers in elkaars verlengende samenkomen. Het bekende L-vormig hoekstuk is niet geschikt voor een verbinding van een dergelijk knooppunt.
Beschrijving van de uitvinding Het is een doel van de onderhavige uitvinding om de verbinding tussen de liggers en de kolom te verbeteren.
Dit doel wordt gerealiseerd door dat onderling samenwerkende uitlijnmiddelen voorzien zijn tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot, welke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van een ligger ten opzichte van de steunpilaar.
Tijdens de verdere ontwikkeling van de terrasoverkapping beschreven in BE 2020/5265 en PCT/B2021/053273 hebben de uitvinders vastgesteld dat de ligger niet altijd correct is gepositioneerd ten opzichte van de steunpilaar. In het bijzonder waren er horizontale verschuivingen en/of verdraaiingen rond de verticale as van de ligger ten opzichte van de steunpilaar.
Een mogelijke verklaring voor deze niet-correcte positionering is te vinden in de specifieke vervaardiging van de verschillende onderdelen. De 5 kopschotten zijn normaal vervaardig als gietstukken met daarin de voorziene boutopeningen. Het hoekelement is normaal vervaardigd via een extrusieproces en de boutopeningen worden achteraf geboord. Inherent zijn er toleranties aanwezig tijdens elke vervaardigingsstap. Om deze toleranties op te vangen worden de boutopeningen in de kopschotten typisch te groot gemaakt. Deze te grote boutopeningen zijn gedeeltelijk verantwoordelijk voor de niet-correcte positionering van de ligger ten opzichte van de steunpilaar.
Een dergelijk probleem deed zich minder (of niet) voor bij de terrasoverkapping geopenbaard in BE 2014/0015. Daar was elk kopschot namelijk voorzien van een verticale stift die in een holte binnenin de steunpilaar schuift. Deze stift zorgde voor een correcte positionering.
Een dergelijk probleem doet zich waarschijnlijk ook voor bij de terrasoverkapping geopenbaard in EP 3 587 697 A1 waar twee vlakke elementen (nl. het kopse eindvlak van de voorbalk en een vlak van het L- vormig hoekelement) met elkaar worden verbonden door middel van bouten die zich uitstrekken doorheen voorgevormde openingen en/of gleuven. Ook daar is aannemelijk dat de vervaardigingstoleranties van de verschillende onderdelen, openingen en gleuven aanleiding kunnen geven tot een niet-correcte uitlijning van de liggers ten opzichte van de kolom.
Door het voorzien van onderling samenwerkende uitlijnmiddelen tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot is de onderlinge plaatsing tussen het kopschot en het wanddeel correct (of minstens beter dan in afwezigheid van de uitlijnmiddelen). Omdat het kopschot een vast deel is van de ligger en omdat het hoekelement vast zit op de steunpilaar is dus ook meteen de positionering van de ligger ten opzichte van de steunpilaar correct (of minstens beter dan in afwezigheid van de uitlijnmiddelen).
Meer specifiek dienen de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen voor het onderling uitlijnen van een verticale as van een ligger ten opzichte van een verticale as van de steunpilaar en/of voor het onderling uitlijnen van een ondervlak van een ligger ten opzichte van een bovenvlak van de steunpilaar en/of voor het onderling uitlijnen van een zijvlak van een ligger ten opzichte van een zijvlak van de steunpilaar.
Het correct positioneren van een ligger ten opzichte van een kolom in een terrasoverkapping is een probleem dat ook reeds werd besproken in EP 2 351 896 A2. In de daar geopenbaarde terrasoverkapping is de ligger aan zijn uiteinde voorzien van een kopschot/eindstuk en zijn de kolommen in hun buitenoppervlak voorzien van prismavormige holtes. Door het kopschot in de prismavormige holtes te plaatsen is er een nauwe aansluiting van de ligger tegen de kolom. EP 2 351 896 A2 openbaart niets over het vermijden van horizontale verschuivingen en/of verdraaiingen rond de verticale as van de ligger ten opzichte van de kolom.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat elke ligger een hoogterichting, waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van de hoogterichting van een ligger ten opzichte van genoemde nagenoeg verticale richting. In deze uitvoeringsvorm zorgen de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen voor het vermijden (of minstens verminderen) van de verdraaiing tussen de ligger en de steunpilaar. Bij voorkeur zorgen de uitlijnmiddelen dat de hoogterichting van de ligger ten hoogste 2°, in het bijzonder ten hoogste 1°, meer in het bijzonder ten hoogste 0,5° en meest in het bijzonder ten hoogste 0,2° verdraaid is ten opzichte van de nagenoeg verticale richting.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat elke ligger een breedterichting, waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het in de breedterichting uitlijnen van een ligger ten opzichte van de steunpilaar. In deze uitvoeringsvorm zorgen de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen voor het vermijden (of minstens verminderen) van de horizontale verschuiving tussen de ligger en de steunpilaar. Bij voorkeur zorgen de uitlijnmiddelen dat de ligger ten hoogste 2 mm, in het bijzonder ten hoogste 1 mm, meer in het bijzonder ten hoogste 0,5 mm en meest in het bijzonder ten hoogste 0,2 mm verschoven is ten opzichte van de steunpilaar.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvatten de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een tand en groef. Een dergelijke tand en groef zorgen dat de uitlijnmiddelen voor een uitlijning zorgen op meerdere verschillende plaatsen van het kopschot. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een pin-gat als uitlijnmiddelen die slechts op één plaats voor een uitlijning zorgen. Door op meerdere, in het bijzonder minstens twee, afzonderlijke plaatsen van het kopschot en het wanddeel voor een onderlinge uitlijning te zorgen, wordt een draaiing tussen de ligger en de steunpilaar vermeden (of minstens beperkt).
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding strekken de tand en groef zich uit in de nagenoeg verticale richting. Dit is voordelig voor de vervaardiging van het hoekelement. Een dergelijke tand en groef zijn namelijk te meteen vervaardigen tijdens het extrusieproces voor het vervaardigen van het hoekstuk. Dit bespaart dus bijkomende vervaardigingsstappen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding hebben de tand en groef onderlinge contactoppervlakken die schuin georiënteerd zijn ten opzichte van het overeenkomstig wanddeel. Het voorzien van schuin georiënteerde contactoppervlakken biedt een gemakkelijke installatie en zorgt voor een nauwe aansluiting in vergelijking met contactoppervlakken die haaks staand op het wanddeel. In het bijzonder, bij haakse contactoppervlakken, moet het kopschot perfect gealigneerd zijn met het wanddeel van het hoekelement voor de plaatsing, wat niet eenvoudig is. Daarenboven moet er nog steeds een speling worden voorzien bij haakse contactoppervlakken voor het opvangen van vervaardigingstoleranties. Bij schuine contactoppervlakken is de initiële uitlijning niet cruciaal wat de installatie vereenvoudigt. In het bijzonder sluiten de schuine contactoppervlakken, bij het aanspannen van de verbinding (bv. de bout), automatisch goed tegen elkaar aan.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de groef voorzien in de wanddelen van het hoekelement, waarbij de tand voorzien is op elk kopschot. Deze uitvoeringsvorm is compacter in vergelijking met de omgekeerde (i.e. de groef voorzien op het kopschot en de tand in de wanddelen). Er is namelijk ruimte aan de binnenzijde van het hoekelement voor de insprong voor de groef zonder dat het hoekelement een groter dient te worden gemaakt. Een dergelijke ruimte is niet aanwezig bij het kopschot zodat de omgekeerde uitvoeringsvorm tot een minder compacte terrasoverkapping zou leiden.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvatten de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een verdere tand en verdere groef die bij voorkeur identiek zijn aan de tand en groef. Het gebruik van meerdere sets tand-groef uitlijningen zorgt voor een meer robuuste terrasoverkapping. De verdere tand-groef kan namelijk fouten opvangen die aanwezig zijn in de tand-groef. Daarenboven worden de krachten verdeeld over meerdere contactoppervlakken waardoor de druk op elk individueel contactoppervlak lager kan worden gehouden.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvatten de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een pin en opening en/of een pin en aanslagwand. Alhoewel deze onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een minder eenvoudige montage en/of een minder eenvoudige vervaardiging hebben in vergelijking met de tand-groef hierboven beschreven, kunnen dergelijke middelen ook dienen voor de gewenste uitlijning tussen de liggers en de steunpilaar. De pin en/of de aanslagwand kunnen integraal gevormd zijn met het kopschot en/of het wanddeel of kunnen later aangebracht zijn door één of meerdere aparte onderdelen te bevestigen op het kopschot en/of het wanddeel.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding vertoont het hoekelement een rotatiesymmetrie van orde drie en bij voorkeur vier of hoger. Door een dergelijke rotatiesymmetrie kan het hoekelement opgesteld worden in de terrasoverkapping onafhankelijk van de richting en is de draagkracht en sterkte ook dezelfde in minstens drie, bij voorkeur minstens vier richtingen hetgeen voordelig is omdat er in een terrasoverkapping typisch maximaal vier liggers worden bevestigd aan één steunpilaar. Typische voorbeelden zijn een hoekelement met een hoofdzakelijk driehoekige, vierkante, zeshoekige, cirkelvormige, etc. doorsnede.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de terrasoverkapping verder een derde ligger en/of een vierde ligger, waarbij het hoekelement verder voorzien is van een derde en/of een vierde wanddeel, waarbij het kopschot van de derde ligger bevestigd is tegen het derde wanddeel van het hoekelement en/of waarbij het kopschot van de vierde ligger bevestigd is tegen het vierde wanddeel van het hoekelement. In deze uitvoeringsvorm worden de voordelen van de uitlijnmiddelen tevens toegepast op de drie of vier liggers verbonden met de steunpilaar.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elk kopschot voorzien van ten minste één boutopening en is het hoekelement voorzien van een overeenkomstige boutopening in elk wanddeel voor het bevestigen van het kopschot op het hoekelement. Boutopeningen en bouten vormen een eenvoudige manier voor het verbindingen van twee elementen met elkaar.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvatten de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een tand en groef, waarbij één van genoemde ten minste één boutopening en genoemde overeenkomstige boutopening voorzien is op een bodem van de groef. Een dergelijke plaatsing van de tand-groef minimaliseert de spanningen in het kopschot en/of het hoekstuk in vergelijking met een boutopening die buiten de tand-groef ligt. Bij een dergelijke configuratie komen er namelijk zowel krachten op het kopschot en/of het hoekstuk nabij de boutverbinding en op de wanden van de tand-groef, deze krachten zorgen dan voor een interne spanning op het kopschot en/of op het hoekstuk. Dergelijke spanningen kunnen het kopschot en/of het hoekstuk beschadigen. Door de boutopeningen in de tand-groef te voorzien worden de krachten dicht bij elkaar uitgeoefend zodat er minder spanningen ontstaan.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het hoekelement integraal gevormd, bij voorkeur door middel van een extrusieproces, en/of is elk kopschot integraal gevormd, bij voorkeur door middel van een gietproces. Dergelijke processen zijn de vakman bekend en kunnen worden toegepast op commerciële schaal.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elk kopschot voorzien van ten minste één haak die geconfigureerd is om vast te haken op een bovenste uiteinde van elk wanddeel van het hoekelement voor het bevestigen van een kopschot op het hoekelement. De haken zijn gemakkelijk in gebruik en kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden tijdens de installatie om de liggers eerst vast te haken en daarna, zonder deze dus te moeten ondersteunen, vast te bevestigen met de bouten.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is ten minste één van de liggers voorzien van een goot voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger, waarbij de steunpilaar voorzien is van een holte voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak. Bij voorkeur is het hoekelement voorzien van ten minste één doorgang die genoemde goot in verbinding stelt met de holte van de steunpilaar, welke ten minste één doorgang zich in het bijzonder onder genoemde wanddelen bevindt in de nagenoeg verticale richting. Het voorzien van een goot in één van de liggers is voordelig voor het gecontroleerd afvoeren van neerslag zodat de ruimte onder de terrasoverkapping nagenoeg droog blijft. Door een doorgang te voorzien in het hoekelement is het verder mogelijk om de waterafvoer grotendeels aan het zicht te onttrekken, wat bijdraagt aan een strakke afwerking van de terrasoverkapping. Door de doorgang onder de wanddelen te voorzien kan de sterkte van de verbinding tussen de wanddelen en de kopschotten worden gemaximaliseerd, er dient namelijk geen ruimte te zijn voor de waterafvoer.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het hoekelement voorzien van één of, bij voorkeur, meerdere steunbenen die zich uitstrekken richting aan de steunpilaar. De steunbenen vormen een eenvoudige manier om het hoogteverschil te overbruggen tussen de verbinding van het hoekelement aan de liggers en de verbinding van het hoekelement aan de steunkolom met daarbij doorgangen open te laten voor waterafvoer. Dit hoogteverschil is typisch aanwezig zodat de goot van de ligger, in het bijzonder de inwendige goot van de ligger, in verbinding kan staan met de steunpilaar.
Korte beschrijving van de tekeningen De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.
Figuur 1 toont een schematisch beeld van een terrasoverkapping volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een uitvoering van de terrasoverkapping met een wandinvulling.
Figuur 3 toont een doorsnede doorheen de externe pivotbalk van de terrasoverkapping van figuur 2. Figuur 4 toont een doorsnede doorheen de kolom van de terrasoverkapping van figuur 2.
Figuur 5 toont een perspectiefaanzicht van de pivotbalk van figuur 3 met daarop een kopschot bevestigd.
Figuren GA en 6B tonen een perspectiefaanzicht van het kopschot van figuur 5.
Figuur 6C toont een horizontale doorsnede doorheen het kopschot van figuur 5.
Figuur 7 toont een perspectiefaanzicht van de kolom van de terrasoverkapping van figuur 2.
Figuur 8A toont een perspectiefaanzicht van het hoekelement van de kolom van figuur 7.
Figuur 8B toont een horizontale doorsnede doorheen het hoekelement van figuur 8A.
Figuur 9 toont een perspectiefaanzicht van de hoekverbinding van twee liggers met een ondersteunende kolom.
Figuur 10 toont éénzelfde perspectiefaanzicht als figuur 9 waarbij de liggers zijn weggenomen en waar een waterafvoer is toegevoegd.
Figuur 11 toont een perspectiefaanzicht van de waterafvoer van figuur 10. Uitvoeringsvormen van de uitvinding De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
Bovendien worden termen zoals “top”, “bodem”, “boven”, “onder”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden. De aldus gebruikte termen zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriëntaties werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.
Met betrekking tot figuur 3 zal elke verwijzing naar een oriëntatie van de liggers geïnterpreteerd worden met referentie tot de stand bij montage in de terrasoverkapping. Op die manier is sprake van vier oriëntaties, namelijk boven, onder, buiten en binnen. Daarbij verwijst “boven” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn richting het bovenvlak (de hemel, e.g. de open lucht), “onder” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn richting het grondvlak (de aarde, e.g. de terrasvloer), “buiten” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn weg het dak, i.e. weg van de dakinvulling (i.e.
de linkerzijde in figuur 3) en “binnen” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn naar de binnenzijde van het dak, i.e. gericht naar de dakinvulling (i.e. de rechterzijde in figuur 3).
De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de term “nagenoeg A” bedoeld is om ook “A” te omvatten.
Figuur 1 illustreert een terrasoverkapping 1 voor een grondoppervlak, bijvoorbeeld een terras of tuin. De terrasoverkapping omvat een veelheid aan kolommen 2 die verschillende liggers 3, 4, 5 ondersteunen. De kolommen en liggers vormen samen kaders waaraan wandinvullingen 6 en/of dakbedekkingen 7 kunnen worden bevestigd zoals hierna beschreven. De terrasoverkapping 1 omvat drie types liggers 3, 4, 5, namelijk: - een ligger 3 die aan de buitenzijde van de terrasoverkapping 1 dienst doet als externe pivotbalk 3; - een ligger 4 die centraal in de terrasoverkapping 1 dienst doet als centrale pivotbalk 4; en - een ligger 5 die dienst doet als spanbalk 5.
Het zal ook worden geapprecieerd dat de liggers 3, 4, 5 aan andere structuren, bijvoorbeeld een muur of gevel, kunnen worden bevestigd in plaats van uitsluitend steunend op kolommen 2 zoals getoond in figuur 1. Op een dergelijke manier kan de terrasoverkapping 1 algemeen ingezet worden voor het afschermen van een buitenruimte, alsook voor een binnenruimte.
Figuur 2 toont een terrasoverkapping 1 met een wandinvulling 6. De terrasoverkapping 1 heeft vier steunkolommen 2 die een kader, ook dakkader genoemd, ondersteunen. Het kader is gevormd uit twee externe pivotbalken 3 en twee spanbalken 5 waartussen een dakbedekking 7 is voorzien.
In de getoonde uitvoering wordt de dakbedekking 7 gevormd door lamellen die aan hun kopse uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan pivotbalken 3. De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten. In de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide pivotbalken 3 toe.
De lamellen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een lamel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden de lamellen vervaardigd door middel van een extrusieproces. Eventueel kunnen opvulelementen uit bijvoorbeeld polycarbonaat, glas, hout, enz. gebruikt worden om de holle lamellen ten minste gedeeltelijk op te vullen, bijvoorbeeld om een ander uitzicht van de lamel te bekomen.
In een uitvoering kunnen de lamellen daarnaast, in hun open stand, eventueel verschuifbaar in de terrasoverkapping 1 voorzien zijn, dit om de regelopties qua lichtinval, stralingswarmte en ventilatie verder te vergroten.
Meer algemeen is de dakbedekking 7 vast opgesteld of verplaatsbaar. Een verplaatsbare dakbedekking omvat, bijvoorbeeld, kantelbare en/of verschuifbare lamellen (zoals hierboven beschreven) en/of op- en afrolbare schermen en/of verschuifbare panelen. De individuele elementen van de verplaatsbare dakbedekking 7 vormen in hun gesloten stand een nagenoeg waterdicht dak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Deze dakbedekking 7 wordt typisch afgewaterd naar de pivotbalken 3, 4 en van daaruit direct of via de spanbalken 5 naar de kolommen 2. Door verschuiven en/of roteren van lamellen en/of de panelen en/of door oprollen van een scherm kan de dakbedekking 7 minstens gedeeltelijk geopend en/of gesloten worden om zo lichtinval, stralingswarmte, ventilatie, neerslag, etc. naar de ruimte onder de dakbedekking 7 toe naar keuze te kunnen bepalen.
Wandinvullingen 6 zijn typisch bedoeld om openingen onder de terrasoverkapping 1 tussen de kolommen 2 af te schermen. De wandinvullingen 6 kunnen vast opgesteld of verplaatsbaar zijn. Verplaatsbare zijwanden omvatten, bijvoorbeeld, op- en afrolbare schermen en/of wandelementen die verschuifbaar opgesteld zijn ten opzichte van elkaar, etc. Vast opgestelde zijwanden kunnen vervaardigd worden uit verschillende materialen, zoals kunststof, glas, metaal, textiel, hout, etc. Combinaties van verschillende wandinvullingen 6 zijn eveneens mogelijk.
Figuur 2 illustreert een wandinvulling in de vorm van een op- en afrolbaar scherm 6. Het scherm 6 strekt zich uit tussen twee aangrenzende kolommen 2 en is afrolbaar vanuit de externe pivotbalk 3. Het scherm 6 doet voornamelijk dienst als wind- en/of zonnescherm.
Algemeen zijn de ligger 3, 4, 5 opgebouwd uit één of meerdere profielen zoals hierna beschreven. De profielen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als profielmateriaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een profiel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort, waarbij extruderen de voorkeur draagt. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman.
Terrasoverkappingen 1 komen in verschillende maten en dimensies, alsook de liggers 3, 4, 5 daarvan. Een belangrijke dimensie is de lengte van de liggers 3, 4, 5. Enerzijds is er een vraag naar een zo lang mogelijke ligger om een zo groot mogelijk oppervlak te overspannen met de terrasoverkapping met een minimum aan kolommen. Anderzijds zijn er mechanische beperkingen op de lengte van de ligger. Namelijk, hoe langer de ligger, hoe meer doorbuiging er aanwezig is, welke doorbuiging natuurlijk niet gewenst is. De doorbuiging kan weliswaar worden gecompenseerd door de ligger te verstevigen, maar dit leidt dan weer tot een minder compacte ligger en verhoogde materiaalkosten. Daarbij dient dan ook nog rekening te worden gehouden met de dakinrichting die volledig gedragen is door de liggers. Eveneens is het mogelijk dat bepaalde wandinvullingen ook gedragen worden door de liggers. Deze bijkomende draaglasten beïnvloeden natuurlijk ook de doorbuiging van de ligger. In een uitvoering hebben de liggers 3, 4, 5 een maximale lengte van 6 meter.
Algemeen zijn de liggers 3, 4, 5 van de terrasoverkapping 1 hol uitgevoerd zoals blijkt uit figuur 3. De liggers 3, 4, 5 zijn samengesteld uit een veelheid aan profielen. Hierna wordt summier ingegaan op de verschillende profielen van de liggers en hun onderlinge verbinding. Het spreekt voor zich dat meerdere varianten voor zowel samenstelling van de liggers als de onderlinge verbinding van de profielen denkbaar zijn alsook dat de specifieke vormgeving van de profielen kan verschillen. Daarenboven is het ook mogelijk dat de functionaliteit van verschillende profielen wordt gecombineerd in éénzelfde integraal vervaardigd profiel, bijvoorbeeld is het mogelijk om het basisprofiel 12 met het extern gootprofiel 13 samen te vormen als een integraal gevormd kernprofiel.
Voor het vormen van de liggers 3, 4, 5 worden de profielen op een specifieke manier met elkaar verbonden. Algemeen wordt gebruik gemaakt van pinverbindingen en/of haakverbindingen. In een pinverbinding is typisch een elastisch element (niet getoond) aanwezig in een vrouwelijk element, bijvoorbeeld een sleufelement, waarin een mannelijk element, bijvoorbeeld een pin, aangrijpt. Vandaar omvat een pinverbinding in zijn algemeenheid een elastisch in elkaar aangrijpend mannelijk en vrouwelijk element hiertoe kan een bijkomend elastisch element worden voorzien, maar dit is niet noodzakelijk het geval. De elasticiteit kan ook voortkomen uit de vormgeving van de mannelijke en vrouwelijke elementen. In een haakverbindingen is typisch sprake van twee elementen met een zodanige vormgeving dat deze in elkaar haken. Hierbij is er geen sprake van een elastisch element en wordt de verbinding uit elkaar gehaald door de elementen in de correcte richting van elkaar weg te bewegen.
Daarenboven wordt, algemeen, per verbinding van twee profielen met elkaar, gebruik gemaakt van twee afzonderlijke verbindingen. Dit bevordert de stevigheid van de verbinding, maar draagt voornamelijk toe aan de correcte onderlinge positionering van de profielen. Het is namelijk zo dat, indien slechts één verbinding wordt gebruikt voor twee profielen, er meer speling is van de onderlinge positionering, hetgeen aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neerslaglasten.
Figuur 3 toont een doorsnede doorheen de externe pivotbalk 3 van de terrasoverkapping van figuur 2. De externe pivotbalk 3 is bedoeld om aan de buitenzijde van de terrasoverkapping 1 te worden geplaatst en dient te voorzien in waterafvoer van op de terrasoverkapping invallende neerslag. In het bijzonder kan deze neerslag bijvoorbeeld zijn opgevangen door een lamellendak 7 dat neerslag afvoert naar deze pivotbalk 3. De dakinvulling 7 voert de neerslag af naar de pivotbalk 3 waar deze wordt opgevangen in de externe goot 28. Tussen de externe goot 28 en de holte
27 is de tussenwand 211 aanwezig die voorzien is van één of meerdere openingen, bijvoorbeeld een reeks perforaties, zodanig dat de neerslag van de externe goot 28 naar de holte 27 wordt afgeleid. Vandaar dat ook de bodem van de externe goot 28 bij voorkeur hellend afloopt naar de holte 27 toe. De holte 27 doet dienst als interne goot voor de doorvoer van neerslag van één of meerdere hierop aansluitende pivotbalken 3 naar een kolom 2 waarlangs deze neerslag de terrasoverkapping 1 kan verlaten zoals hierna beschreven.
De pivotbalk 3 is opgebouwd uit een aantal profielen, namelijk een basisprofiel 12, een dubbel gootprofiel 13, een voorkap 14, een dekselprofiel 15, een verbindingsprofiel 16 en een afsluitprofiel 19. Een schermholte 25 is gevormd door het basisprofiel 12, het dubbel gootprofiel 13 en de voorkap 14. De schermholte 25 is bedoeld voor het houden van een op- en afrolbaar scherm 6 dat dienst doet als zijwand van de terrasoverkapping 1 zoals getoond in figuur 2. Het dekselprofiel 15 dient voor het afsluiten van een technische ruimte 26 in de externe pivotbalk 3. Deze technische ruimte 26 kan dienen voor het huizen van aandrijfmiddelen voor het kantelen van lamellen van de dakbedekking 7 en/of bekabeling voor bijvoorbeeld verlichting, enz. De voorkap 14 en het dekselprofiel 15 zijn beide afneembaar. Daardoor zijn de schermholte 25 en de technische ruimte 26 toegankelijk zodanig dat aanpassingen, regelingen en/of herstellingen kunnen worden uitgevoerd indien nodig. De voorkap 14 vormt typisch de buitenzijde van de externe pivotbalk 3 en is bevestigd aan het basisprofiel 12 door tussenkomst van een verbindingsprofiel 16. In de getoonde uitvoeringsvormen is de voorkap 14 verder voorzien van een verstevigingsribbe 41 en een sleuf 42. De verstevigingsribbe 41 draagt bij aan de stijfheid van de voorkap 14 en is nuttig voor het bekomen van de vereiste weerstand bij grotere belastingen, in het bijzonder bij het overbruggen van relatief grote lengtes (bv. lengtes groter dan 4 meter). De sleuf 42 is voorzien voor het hierin aanbrengen van een houder (niet getoond) die dienst doet als aanslag voor het scherm
6 bij het oprollen daarvan. Alternatief kan de sleuf 42 of een andere wand dienst doen als dergelijke schermrolaanslag. De pivotbalk 3 omvat tevens een ruimte 32 tussen het dekselprofiel 15 en een gedeelte van het basisprofiel 12. Het dubbel gootprofiel 13 is tevens voorzien van ruimten 29, 30 die worden afgesloten met behulp van het hoofdzakelijk U-vormige afsluitprofiel 19. Indien gewenst kunnen deze ruimten 29, 30, 32 ook een functionele toepassing krijgen, bv. als wandhouder en/of verlichtingshouder. Verder is de externe pivotbalk 3 nog voorzien van schroefkanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 voor het met behulp van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 3 vastschroeven van een kopschot ten behoeve van het verbinden van de ligger met een kolom van de terrasoverkapping 1. Schroefkanaal 115 is voorzien aan de onderzijde van het basisprofiel 12; schroefkanaal 116 is voorzien centraal in het basisprofiel 12 in de schermholte 25; schroefkanaal 117 is voorzien aan de bovenzijde van het basisprofiel 12 in de technische ruimte 26; schroefkanaal 208 is voorzien op het bovenste buitenste hoekpunt van de inwendige goot 27; en de schroefkanalen 219, 220 zijn voorzien onder de inwendige goot 27 aan weerszijden daarvan. Natuurlijk zijn meer of minder schroefkanalen tevens mogelijk en/of kan de plaatsing daarvan verschillen. De terrasoverkapping 1 van figuur 2 omvat tevens twee spanbalken
5. Een doorsnede daarvan wordt niet getoond aangezien deze vrij gelijkaardig is aan degene van de pivotbalk 3 met als voornaamste verschil het niet aanwezig zijn van een externe goot 28. In de spanbalk 5 zijn tevens schroefkanalen voorzien voor het met behulp van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 5 vastschroeven van een kopschot ten behoeve van het verbinden van de ligger met een kolom van de terrasoverkapping 1. Bij voorkeur hebben de schroefkanalen van de spanbalk 5 éénzelfde positionering als bij de pivotbalk 3. Een doorsnede doorheen een kolom 2 van de terrasoverkapping 1 is getoond in figuur 4. De kolom 2 omvat een integraal gevormd kerndeel (algemeen aangeduid met referentiecijfer 70). In het bijzonder is het kerndeel 70 gevormd door een profiel van hetzelfde of gelijkaardig type als de profielen van de liggers 3, 4, 5. Het profiel 70 is typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een profiel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort, waarbij extruderen de voorkeur draagt. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur is het profiel 70 geëxtrudeerd uit aluminium. Het profiel 70 doet dienst als steunpilaar voor de terrasoverkapping
1. In het bijzonder, wordt nagenoeg het gehele gewicht van de liggers 3, 4 5 en de daarmee verbonden elementen, zoals de zijwanden 6 of de dakbedekking 7, gedragen door de steunpilaar 70.
Het kernprofiel 70 heeft een nagenoeg vierkante vorm in de getoonde uitvoeringen. Vandaar heeft elk kernprofiel 70 vier zijwanden 71 met elk een buitenzijde 72 en een binnenzijde 73. Elke buitenzijde 73 is voorzien van twee aanbrengmiddelen 77, in het bijzonder aanbrengsleuven, bij voorkeur vrouwelijke pinverbindingsmiddelen. Deze sleuven 77 dienen voor de bevestiging van afwerkingsprofielen 78 door middel van een overeenkomstig verbindingsmiddel 79, bij voorkeur een pin. Het dient duidelijk te zijn dat de pinverbinding 79 slechts één voorbeeld is van een manier om de afwerkingsprofielen 78 te bevestigen op het kernprofiel 70 en dat andere manieren bekend zijn bij de vakman. Het dient ook duidelijk te zijn dat de sleuven 77 niet noodzakelijk doorlopend dienen te zijn, alhoewel dit de voorkeur draagt gezien het kerndeel 70 bij voorkeur door middel van een extrusieproces vervaardigd is. De sleuven 77 zijn symmetrisch gepositioneerd ten opzichte van het midden van een zijwand 71 waardoor de bevestigingspunten van een afwerkingsprofiel 78 aan de zijwand 71 tevens symmetrisch zijn, hetgeen voordelig is.
Alhoewel het gebruik van twee aanbrengmiddelen 77 per zijwand 71 de voorkeur verdient, gezien het gebruik van twee afzonderlijke bevestigingen tussen twee profielen minder speling toelaat in de onderlinge positionering, welke speling aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neerslaglasten, is een verbinding met slechts één aanbrengmiddel per zijwand ook mogelijk. Anderzijds kunnen ook meer dan twee aanbrengmiddelen voorzien worden per zijwand.
Het dient duidelijk te zijn dat het kernprofiel 70 zoals hierboven beschreven niet beperkt is tot een nagenoeg vierkante vorm. Eveneens kunnen de vier zijwanden 71 in een andere geometrische vorm, bijvoorbeeld een rechthoek of parallellogram, zijn opgesteld. Daarenboven is het ook mogelijk om meer of minder zijwanden 71 te voorzien per kernprofiel 70, in het bijzonder zijn drie-, zes- of achtkantige kernprofielen 70 tevens mogelijk. Verder kan het kernprofiel 70 ook ellipsvormig, in het bijzonder cirkelvormig, zijn, waarbij het gewenst aantal aanbrengsleuven dan is voorzien in de ene continue zijwand die het kernprofiel 70 omvat. Tevens kan een kernprofiel 70 een dwarsdoorsnede hebben die een niet- gesloten vorm heeft, bijvoorbeeld een U-vormige of L-vormige dwarsdoorsnede. De open zijde(n) van een dergelijk kernprofiel worden dan afgedekt door overeenkomstige afwerkingsprofielen 78.
De kolom 2 is verder voorzien van vier afwerkingsprofielen 78, namelijk één op elke zijwand 71. Elk afwerkingsprofiel 78 is voorzien van een vlakke buitenwand 81 waarvan de buitenzijde 83 het visueel uitzicht bepaalt van de kolom 2. Met andere woorden, het afwerkingsprofiel 78 onttrekt het kernprofiel 70 aan het zicht in de opgebouwde terrasoverkapping 1. Verder is elk afwerkingsprofiel 78 voorzien van pinnen 79, namelijk één pin per aanbrengsleuf 77. De pinnen 79 zijn verbonden met de buitenwand 81 door middel van wanden 82 die dienst doen als afstandshouder. In het bijzonder bepaalt de lengte van de wanden 82 de afstand D tussen de buitenzijde 72 van een wand 71 en de binnenzijde 84 van de buitenwand 81. Door het voorzien van afstandshouders 82 worden tevens holtes 85 gemaakt. Eén of meerdere van deze holtes 85 kunnen gebruikt worden voor het integreren van elektrische leidingen die dienen voor de aandrijving van de wandinvulling 6, de dakinvulling 7 en/of andere elektrisch aangedreven. Het dient duidelijk te zijn dat de afstandshouders 82 tevens kunnen worden voorzien door andere elementen dan wanden. Bijvoorbeeld dient de wand niet doorlopend te zijn in de langsrichting van het afwerkingsprofiel 78, eventueel kunnen pinnen, schroeven, bouten, e.d. gebruikt worden als afstandshouder.
De verbinding van de steunpilaar 70 met de liggers 3, 4, 5 zal worden beschreven onder verwijzing naar figuren 5 tot 9.
Figuur 5 toont de verbinding van een kopschot 60 met het uiteinde van de externe pivotbalk 3 van figuur 3. Voor die verbinding zijn de liggers 3, 5 voorzien van schroefkanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 die voor elke ligger op dezelfde plaats zijn voorzien. Op die manier kan éénzelfde kopschot 60 worden verbonden met elke uitvoering van externe pivotbalk 3 en spanbalk 5. Alternatief is het natuurlijk ook mogelijk om verschillende kopschotten 60 te voorzien voor verschillende liggers 3, 4, 5 indien de plaatsing van de schroefkanalen varieert. Tevens is het ook mogelijk om het kopschot 60 integraal te vervaardigen met de liggers 3, 4, 5.
Het kopschot 60 voor gebruik met de liggers 3, 5 is in meer detail getoond in figuren GA tot GC. Figuur GA toont de achterzijde van het kopschot 60, i.e. de kant die weg gericht is van de liggers na bevestiging. Figuur 6B toont de voorzijde van het kopschot 60, i.e. de kant die naar de liggers gericht is na bevestiging. Figuur GC toont een horizontale dwarsdoorsnede door het kopschot 60.
In het kopschot zijn er zes openingen 62 voorzien die qua positionering overeenstemmen met de schroefkanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220. Dit laat toe om door middel van zes schroeven of bouten 61 die doorheen openingen 62 steken het kopschot 60 vast te bevestigen aan de liggers 3, 5. Het dient duidelijk te zijn dat meer of minder openingen en schroefkanalen kunnen worden gebruikt indien gewenst. Alhoewel het ook mogelijk is om de schroefkanalen te voorzien in het kopschot en de bouten vanuit de liggers op het kopschot te schroeven, verdient de getoonde uitvoering de voorkeur. Het kopschot is namelijk compacter, in het bijzonder dunner, uit te voeren indien er geen lange schroefkanalen aanwezig dienen te zijn.
Zoals getoond in figuur GA is het kopschot 60 aan zijn achterzijde voorzien van vier openingen 64 en één of meerdere haken 65. Deze vormen elk een alternatieve manier om het kopschot 60 te bevestigen aan de kolom 2 zoals hierna in meer detail beschreven.
Aan de onderzijde is het kopschot 60 voorzien van tuitvormig deel 63 die aansluit op de centrale goot 27 van de liggers 3, 5. Op die manier kan neerslag verzameld in de inwendige goot 27 deze verlaten via tuit 63.
De externe goot 28 is aan zijn kops uiteinde voorzien van een afsluiting (niet getoond) opdat de neerslag verzameld in de externe goot 28 niet anders kan dan naar de inwendige goot 27 stromen. Aan de onderste wand van het kopschot 60 kan tevens een uitsparing (niet getoond) voorzien waarin een spanstuk (niet getoond) kan worden geplaatst voor het verstevigen van de verbinding met de steunpilaar 70.
Figuur 6B illustreert tevens de voorziening van een aantal houders aan de voorzijde van het kopschot. In het bijzonder is er een elektronica- houder 68 waarin de nodige elektronica kan worden geplaatst, bijvoorbeeld voor de aandrijving van het scherm 6. Langsheen de elektronica-houder 68 is een schermhouder 69 aanwezig waarin een uiteinde van de schermrol kan worden geplaatst. Er is tevens een prismavormige aanslag 100 voorzien die bijdraagt aan de uitlijning van het kopschot 60 met de ligger 3. In het bijzonder past de aanslag 100 in de holte 27. Figuur 6C toont dat het kopschot 60 aan zijn achterzijde voorzien is van twee projectieribben 101 die zich uitstrekken in de verticale richting.
Elke projectierib 101 heeft twee schuine wanden 102 en centraal daarin zijn de boutopeningen 64 voorzien.
Zoals verder beschreven vormt elke projectierib 101 een tand die samenwerkt met een groef op het hoekelement 43 en zorgt voor een onderlinge uitlijning bij het verbinden van het kopschot 60 met het hoekelement 43. Figuur 7 illustreert het kernprofiel 70 dat dienst doet als steunpilaar waarop een hoekelement 43 vast is bevestigd.
Het hoekelement 43 is afzonderlijk getoond in figuren 8A en 8B.
In het bijzonder is het kernprofiel 70 aan zijn bovenzijde voorzien van vier openingen 74 (zie figuur 4) die geschikt zijn voor het ontvangen van bouten of schroeven 44. Overeenkomstig is het hoekelement 43 voorzien van vier benen 520, in het bijzonder één been 520 per hoekpunt van het hoekelement 43. Tussen de benen 520 zijn openingen voorzien die dienst doen als doorgang 521 voor neerslagafvoer.
In het bijzonder, zoals verder beschreven, past het tuitgedeelte 63 van een kopschot 60 en/of een uiteinde 48 van de waterafvoer 46 in de doorgang 521. De benen 520 zijn hol uitgevoerd (i.e. er strekt zich een opening 130 uit doorheen elk been 520) zodat de bouten 44 doorheen de benen 520 kunnen worden geschroefd op het profiel 70 om toe te laten toe de kroon 71 direct te bevestigen op het profiel 70 zoals getoond in figuur 10. Door deze bevestiging vormen het profiel 70 en het hoekelement 43 samen de kern 76 van de kolom 2 zoals aangeduid in figuur 9. Het is deze kern 76 die dienst doet als constructief element, in het bijzonder als steun voor de liggers 3, 5. Tevens is het ook mogelijk om het hoekelement 43 integraal te vervaardigen met de steunpilaar 70. Het dient duidelijk te zijn dat andere verbindingsmiddelen ook mogelijk zijn om de benen 520 vast te bevestigen aan de bovenzijde of de buitenzijde van de steunpilaar 70, zoals het gebruik van een langwerpige staaf en deze vastzetten door één of meerdere transverse pinnen of door de onderdelen aan elkaar te lassen. Een draadstang kan ook worden gebruikt als verbindingsmiddel, waarbij deze bijvoorbeeld vast is voorzien op de bovenzijde van het profiel 70 en waar de benen 520 worden over geschoven.
Het hoekelement 43 dient voor de bevestiging van de liggers 3, 5 aan de kolom 2. Het hoekelement 43 is voorzien van een balkvormig bovendeel 120 waarvan de steunbenen 520 zich naar onder uitstrekken. Het balkvormig deel 120 omvat vier wanddelen 121 waartegen een kopschot 60 van een ligger 3 bevestigd kan worden. Elk wanddeel 121 is voorzien van een groef 122 met schuine wanden 123. Op de bodem van de groef 122 bevinden zich boutopeningen 45 waarin de bouten worden geschroefd om het kopschot 60 vast te verbinden met het hoekelement 43. Alternatief (of bijkomstig) kan de bovenzijde van het hoekelement 43 gebruikt worden om de haken 65 op te plaatsen voor het vastmaken van het kopschot 60 aan de bovenzijde van het hoekelement 43. De haken 65 zijn gemakkelijk in gebruik en kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden tijdens de installatie om de liggers 3, 5 eerst vast te haken en daarna, zonder deze dus te moeten ondersteunen, vast te bevestigen met de bouten 66. De bevestiging met bouten 66 is steviger en draagt de voorkeur. In de praktijk worden beide verbindingen tegelijkertijd gebruikt. Op die manier vormen de kopschotten 60 samen met het hoekelement 43 eigenlijk een hoekverbinding tussen de liggers 3, 5 en de steunpilaar 70.
Het voornaamste voordeel aan de opbouw van kolom 2 is dat de krachten door de liggers 3, 4, 5, bijvoorbeeld door hun gewicht of door windbelasting op een zijwand die vasthangt aan de liggers 3, 4, 5, direct worden doorgegeven aan de kern 76, in het bijzonder aan het hoekelement 43 daarvan. Met andere woorden, alhoewel de kopschotten 60 zich tussen de liggers 3, 4, 5 en het hoekelement 43 bevinden, dienen deze niet langer als draagelement om direct de krachten over te dragen naar de steunpilaar 70 in tegenstelling tot de terrasoverkapping beschreven in BE 2014/0015.
Zoals reeds hierboven beschreven is de achterzijde van het kopschot 60 voorzien van projectieribben 101. Deze zijn bedoeld om te passen in de groeven 122 voorzien op de wanddelen 121 van het hoekelement 43. De projectieripben 101 en de groeven 122 vormen onderling samenwerkende uitlijnmiddelen ten behoeve van het correct positioneren van het kopschot 60 op het hoekelement 43. Het is namelijk zo dat de boutopeningen 64 in het kopschot 60 te groot zijn gemaakt voor de overeenkomstige bout en dit om toleranties op te vangen van het vervaardigen van het hoekelement 43 en het kopschot 60. In het bijzonder worden de boutopeningen 45 geboord en/of gefreesd in het hoekelement 43 zodat er een vervaardigingstolerantie aanwezig is bij deze boutopeningen 45, in het bijzonder kan de exacte plaats van elke boutopening 45 variëren ten opzichte van de ideale positie (een zogenoemde plaatstolerantie). De boutopeningen 64 in het kopschot 60 zijn dus bewust te groot vervaardigd om de plaatstolerantie van de boutopeningen 45 op te vangen.
Het nadeel hieraan is dat het kopschot 60 zijwaarts kan verschuiven ten opzichte van het hoekelement 43. Een verder nadeel is ook dat het kopschot 60 kan kantelen (i.e. verdraaien ten opzichte van de verticale richting) ten opzichte van het hoekelement 43. De onderling samenwerkende uitlijnmiddelen 101, 122 voorkomen, of minstens verminderen, dergelijke ongewenste verplaatsingen van het kopschot 60 ten opzichte van het hoekelement 43. Zoals reeds beschreven is het voordelig om de boutopeningen 64 te voorzien tussen de schuine wanden 102 van de tand 101 om spanningen in het kopschot 60 te verminderen. Tevens is het voordelig dat de tand en groef 101, 122 voorzien zijn van schuine wanden 102, 123 voor een eenvoudige installatie in vergelijking met haaks georiënteerde wanden. Verder is het voordelig om de groef 122 te voorzien op het hoekelement 43 om te vermijden dat het kopschot 60 groter dient te worden uitgevoerd. Er kan natuurlijk ook met slechts één tand en groef worden gewerkt per kopschot 60 i.p.v. de getoonde twee tanden en groeven.
De vormgeving van de tand en groef 101, 122 is heel voordelig in combinatie met de verkozen productiewijze van de stukken 60, 43 en de montagewijze van de terrasoverkapping 1. Tijdens de montage wordt de ligger 3, 4 met daarop de kopschotten 60 namelijk vanaf de bovenzijde tussen twee reeds geplaatste kolommen 2 geschoven totdat de haken 65 vasthaken op de bovenrand van het hoekelement 43. Daarna worden bouten 522 via de geopende schermholte 25 (i.e. wanneer de voorkap 14 is verwijderd) ingebracht om het kopschot 60 vast te verbinden op het overeenkomstig wanddeel 121 van het hoekelement 43. Alternatief kunnen deze bouten 522 vanaf de bovenzijde intern in het hoekelement gebracht 43 worden om deze zo te plaatsen in de boutopeningen 45, 64 om het kopschot 60 vast te verbinden op het overeenkomstig wanddeel 121 van het hoekelement 43.
In een nietgetoonde uitvoering kunnen de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen 101, 122 tevens gevormd worden door andere middelen. Zo is het mogelijk om één of meerdere extra stukken aan te brengen op het kopschot 60 en/of het hoekelement 43 en daarmee de uitlijning te bereiken. Verder kunnen ook bijkomende gaten (bv. conische gaten) worden voorzien en overeenkomstige pinnen. Verder dienen de tand en groef niet doorlopend te zijn, er kunnen tevens openingen en/of onderbrekingen in worden voorzien.
Figuren 10 en 11 illustreren de neerslagafvoer van de liggers 3, 4, 5 naar de kolom 2. Het kernprofiel 70 is hol uitgevoerd (zie figuur 4) hetgeen toelaat om een afvoer 46 voor neerslag te voorzien. Deze holte 75 kan ook gebruikt worden voor het integreren van elektrische leidingen. Alhoewel daarvoor bij voorkeur de holte 85 tussen profiel 70 en de afwerkingsprofielen 78 wordt benut gezien deze na montage gemakkelijker toegankelijk zijn.
De getoonde afvoer 46 is uitgevoerd als een verzamelkom die aan de bovenzijde twee inbrengholtes 47 omvat gevormd door uiteinden 48
(zie figuur 11). De tuit 63 van een kopschot 60 wordt aangebracht in een overeenkomstige inbrengholte 47. De getoonde afvoer 46 is voorzien voor de koppeling van twee liggers 3, 4 in een hoek die ondersteund is door een kolom 2. Centraal in de afvoer 46 is een neerwaartse buis 49 voorzien zodat de aangevoerde neerslag naar de onderzijde van de kolom 2 kan worden afgeleid waar deze de kolom 2 kan verlaten via een opening (niet getoond).
Gezien de veelheid aan mogelijke hoekverbindingen tussen de liggers 3, 4, 5 van de terrasoverkapping (zie figuur 1) zijn er een veelheid aan verschillende afvoeren 46 mogelijk. Dit kan gaan van een eenvoudige hoekafvoer zoals getoond in figuren 10 en 11 tot een centrale afvoer waarop vier liggers uitgeven tot een doorvoer van de ene ligger naar de andere waarbij er geen neerwaartse buis 49 aanwezig is. Eventueel kan ook de neerwaartse buis 49 achterwege worden gelaten zodat neerslag doorheen de holte 75 van het kernprofiel 70 stroomt.
In een uitvoeringsvorm wordt de terrasoverkapping 1 opgebouwd door het uitvoeren van de volgende stappen. In een eerste fase worden de kopschotten 60 op de liggers 3, 5 bevestigd. In het bijzonder op het basisprofiel 12 en het gootprofiel 13. In deze fase wordt tevens het hoekelement 43 op de steunpilaar 70 geplaatst zodat de kern 76 van de kolom gevormd is. Daarna worden de kopschotten 60 (met daarop reeds een deel van de liggers 3, 5) gehaakt, via haken 65, op de kern 76, in het bijzonder op het hoekelement 43. Aangezien de voorkap 14 nog niet geplaatst is op de ligger 3, 5 is het nu mogelijk om bouten te plaatsen doorheen openingen 64 in het kopschot 60 om dit vast te schroeven op het hoekelement 43 via openingen 45 daarin. In de volgende fase kan de schermrol worden geplaatst in de liggers 3, 5 en/of een ander type wandinvulling en/of andere interne componenten zoals de dakbedekking 7, etc. Na het aanbrengen van alle interne componenten worden typisch de voorkap 14 en/of het dekselprofiel 15 en/of het afsluitprofiel 19 geplaatst ter afwerking.
Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (18)

Conclusies
1. Een terrasoverkapping (1) omvattende: - een steunpilaar (70) die zich uitstrekt in een nagenoeg verticale richting; - een eerste en een tweede ligger (3, 4) die zich elk uitstrekken in een hoofdzakelijk horizontale richting, waarbij elke ligger aan ten minste één uiteinde voorzien is van een kopschot (60); en - een hoekelement (43) dat gepositioneerd is tussen en vast verbonden is met de steunpilaar en de liggers en voorzien is van een eerste en een tweede wanddeel (121), waarbij het kopschot van de eerste ligger bevestigd is tegen het eerste wanddeel van het hoekelement en waarbij het kopschot van de tweede ligger bevestigd is tegen het tweede wanddeel van het hoekelement, waarbij onderling samenwerkende uitlijnmiddelen (101, 122) voorzien zijn tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot, welke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van een ligger ten opzichte van de steunpilaar.
2. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 1, waarbij elke ligger (3, 4) een hoogterichting omvat en waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen (101, 122) geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van de hoogterichting van een ligger ten opzichte van genoemde nagenoeg verticale richting.
3. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke ligger (3, 4) een breedterichting omvat en waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen (101, 122) geconfigureerd zijn voor het in de breedterichting uitlijnen van een ligger ten opzichte van de steunpilaar.
4. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een tand (101) en groef (122) omvatten.
5. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 4, waarbij de tand (101) en de groef (122) zich uitstrekken in de nagenoeg verticale richting.
6. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 4 of 5, waarbij de tand (101) en de groef (122) onderlinge contactoppervlakken (102, 123) hebben die schuin georiënteerd zijn ten opzichte van het overeenkomstig wanddeel (121).
7. De terrasoverkapping (1) volgens één van de conclusies 4 tot 6, waarbij de groef (122) voorzien is in de wanddelen (121) van het hoekelement (43) en waarbij de tand (101) voorzien is op elk kopschot (60).
8. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het hoekelement (43) een rotatiesymmetrie van orde drie, bij voorkeur vier of hoger, vertoont.
9. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de terrasoverkapping verder een derde ligger (3, 4) en/of een vierde ligger (3, 4) omvat, waarbij het hoekelement (43) verder voorzien is van een derde en/of een vierde wanddeel (121), waarbij het kopschot (60) van de derde ligger bevestigd is tegen het derde wanddeel van het hoekelement en/of waarbij het kopschot (60) van de vierde ligger bevestigd is tegen het vierde wanddeel van het hoekelement.
10. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elk kopschot (60) voorzien is van ten minste één boutopening (64) en dat het hoekelement (43) voorzien is van een overeenkomstige boutopening (45) in elk wanddeel (121) voor het bevestigen van het kopschot op het hoekelement.
11. Deterrasoverkapping (1) volgens conclusie 10, waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een tand (101) en een groef (122) omvatten en waarbij één van genoemde ten minste één boutopening (64) en genoemde overeenkomstige boutopening (45) voorzien is op een bodem van de groef.
12. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het hoekelement (43) integraal gevormd is, bij voorkeur door middel van een extrusieproces, en/of waarbij elk kopschot (60) integraal gevormd is, bij voorkeur door middel van een gietproces.
13. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elk kopschot (60) voorzien is van ten minste één haak (65) die geconfigureerd is om vast te haken op een bovenste uiteinde van elk wanddeel (121) van het hoekelement (43) voor het bevestigen van een kopschot op het hoekelement.
14. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de liggers (3, 4) voorzien is van een goot (27, 28) voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger en waarbij de steunpilaar (70) voorzien is van een holte (75) voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak.
15. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 14, waarbij het hoekelement (43) voorzien is van ten minste één doorgang (521) die genoemde goot (27, 28) in verbinding stelt met de holte van de steunpilaar (70).
16. De terrasoverkapping (1) volgens conclusie 15, waarbij genoemde ten minste één doorgang (521) zich onder genoemde wanddelen (121) bevindt in de nagenoeg verticale richting.
17. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het hoekelement (43) voorzien is van één of, bij voorkeur, meerdere steunbenen (520) die zich uitstrekken richting aan de steunpilaar (70).
18. De terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen (101, 122) geconfigureerd zijn voor het onderling uitlijnen van een verticale as van een ligger (3, 4) ten opzichte van een verticale as van de steunpilaar (70) en/of voor het onderling uitlijnen van een ondervlak van een ligger (3, 4) ten opzichte van een bovenvlak van de steunpilaar (70) en/of voor het onderling uitlijnen van een zijvlak van een ligger (3, 4) ten opzichte van een zijvlak van de steunpilaar (70).
BE20215460A 2021-06-10 2021-06-10 Een terrasoverkapping BE1029489B1 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215460A BE1029489B1 (nl) 2021-06-10 2021-06-10 Een terrasoverkapping
CA3221526A CA3221526A1 (en) 2021-06-10 2022-06-01 A terrace canopy
US18/567,538 US20240141670A1 (en) 2021-06-10 2022-06-01 Terrace canopy
PCT/IB2022/055103 WO2022259088A1 (en) 2021-06-10 2022-06-01 A terrace canopy
EP22729819.7A EP4352319A1 (en) 2021-06-10 2022-06-01 A terrace canopy
AU2022290651A AU2022290651A1 (en) 2021-06-10 2022-06-01 A terrace canopy

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215460A BE1029489B1 (nl) 2021-06-10 2021-06-10 Een terrasoverkapping

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029489A1 true BE1029489A1 (nl) 2023-01-11
BE1029489B1 BE1029489B1 (nl) 2023-01-16

Family

ID=76444193

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215460A BE1029489B1 (nl) 2021-06-10 2021-06-10 Een terrasoverkapping

Country Status (6)

Country Link
US (1) US20240141670A1 (nl)
EP (1) EP4352319A1 (nl)
AU (1) AU2022290651A1 (nl)
BE (1) BE1029489B1 (nl)
CA (1) CA3221526A1 (nl)
WO (1) WO2022259088A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2351896A2 (en) 2009-12-09 2011-08-03 Renson Sunprotection-Screens NV Column system and screen device comprising one or more such column systems
EP3587697A1 (en) 2018-06-22 2020-01-01 Pratic F.LLI Orioli SpA Covering apparatus and corresponding installation method
WO2021053273A1 (en) 2019-09-19 2021-03-25 Beneq Oy Transparent thin film electroluminescent device

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0630307U (ja) * 1992-09-25 1994-04-19 タキロン株式会社 フレーム状構造体の連結構造
BE1025403B1 (nl) * 2017-07-17 2019-02-15 Renson Sunprotection Screens Nv Scherminrichting
BE1028224B1 (nl) 2020-04-21 2021-11-23 Renson Sunprotection Screens Een overkapping

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2351896A2 (en) 2009-12-09 2011-08-03 Renson Sunprotection-Screens NV Column system and screen device comprising one or more such column systems
EP3587697A1 (en) 2018-06-22 2020-01-01 Pratic F.LLI Orioli SpA Covering apparatus and corresponding installation method
WO2021053273A1 (en) 2019-09-19 2021-03-25 Beneq Oy Transparent thin film electroluminescent device

Also Published As

Publication number Publication date
US20240141670A1 (en) 2024-05-02
BE1029489B1 (nl) 2023-01-16
AU2022290651A1 (en) 2023-12-21
CA3221526A1 (en) 2022-12-15
EP4352319A1 (en) 2024-04-17
WO2022259088A1 (en) 2022-12-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021793B1 (nl) Scherminrichting
US20230151614A1 (en) Terrace canopy
BE1028224B1 (nl) Een overkapping
BE1029489B1 (nl) Een terrasoverkapping
BE1029716B1 (nl) Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
WO2021214677A1 (en) Terrace canopy
BE1025403B1 (nl) Scherminrichting
BE1028221B1 (nl) Een set profielen voor het opbouwen van een overkapping
BE1028225B1 (nl) Een set profielen voor het opbouwen van een kolom voor het ondersteunen van een overkapping
US20230392408A1 (en) Roof construction for a canopy, kit of parts for assembling the roof construction, and method for placing a ledstrip in the roof construction
KR20200132210A (ko) 고정식 어닝

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230116